De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 1 maart pagina 3

1 maart 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1601 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. genie een ontwikkelingsgang moest doorma ken, alvorens te komen tot de ontzaggelijke hoogte, waarop wij hem kennen als componist van den Hing, Tristan, Meietersinger en Parsifal. Allerminst is Wagn^r een wonder kind geweest zooals Mozart. *' Hebben Rienzi", der Fliegende Hollan der" en Tannbauser" dan ook nog karakter trekken der groote en romantische opera en vormt Lohengrin" een schakel die deze kunstvormen met het muziek-drama ver bindt in de latere werken van den grooten meester bewonderen wij ten volle zijn machtig genie dat een nieuwe taal heeft uit gevonden, ons een nieuwe wereld heeft ge opend van nooit gedroomde schoonheid, dat het uitdrukkingsvermogen der muziek zoo enorm heeft verrijkt door zijn groote har monische veelzijdigheid, tiet ver fangen van de italiaansche operadeun door het melos zijner muzikale kunst en de kleuren pracht van zijn inssrumentaa! palet, dat met vaste hand al de ongerijmdheden van de oude conventioneele opera, heeft weggerukt en door de universeele kracht van zijne gaven in de zusterkunsten, het Gesamt-kunstwerk" heeft tot stand gebracht, hetgeen thans eerst door het groote publiek volkomen op zijn juiste waarde wordt geschat. Wagner sprak van het Kunstwerk der Zukunft". Nog is de uitdrukking toekomst muziek" blijven voortleven. Zoo ooit een uitdrukking recht van bestaan heeft gehad al was er misechien eer. een spottende bettekenis aan te hechten, ten minste Wagner spreekt er van als eine Erfindung des Gespen8tes;' dan mag het zeker wel deze zyn. Thans zijn al de smaadschriften welke bij het leven des meesters het licht zagen naar een rariteiten-museum verhuisd. De stemmen die zich tegen zijn kunst verhieven, zijn reeds allen verstomd. Zy die den grooten reformator slechts een ephemeer bestaan voorspelden, zijn reeds allen vergeten; de meesten nog tijdens hun leven. Hij alleen steekt als een machtige bergreua boven allen en alles uit. In den vollen zin des woords is Wagner thans tot het volk doorgedrongen. Wenn Sie wollen, so haben wir eine deutsche Kunst". Zoo sprak Wagner in 1870. Die duitsche kunst is er, want geen naam heeft op het duitsche volk grooter aantrek kingskracht dan die van Wagaer. Doch niet alleen Duitschland maar heel de wereld huldigt thans het universeele genie van den grooten meester en niet alleen bij zijne landgenooten, maar bij alle volkeren der aarde ia de naam Wagner in staat herinneringen aan heerlijke, ideale cogenblikken van kunstge not op te wekken. Groot is het lijden geweest, waarmede deze man is y^rvolgd. Zijn natuur, zijn zelfstan digheid, zyne weinige plooibaarheid, kortom al zijn karaktereigenschappen mogen daarvan de oorzaak geweest zijn; het verandert niets aan den omvang van het leed zelf. Is het niet roerend te moeten lezen de bittere klacht die zijne lippen ontvliedt, in den tijd zijner ballingschap, toen zijn Lohengrin" een zegetocht maakte over al de ..Bütnien" van Duitschland en Oostenrijk: Weldra zal ik de eenige Duitcher zijn die den Lohengrin" van Richard Wagner niet gezien heeft" ? Het moet echter ook gezegd, geen kun stenaar heeft grootere lauweren geoogst van zijn werk. Een zoo verheffend schouwspel als na den laatsten Ring-eyelua in 1876, het tooneel te Bayreuth opleverde, is eenig in de geschiedenis. Wie zou hier niet denken aan den grooten vorst, den edelen koning, Lodewijk II van Beieren? In waarheid groot was deze mo narch. Niet in den krijg, niet in regeeringsdaden, maar in kunst-,in, en in de vreugde om hetgeen hij als koning kon zijn voor den kunstenaar, ook werkelijk te willen zijn. Ondanks de bescherming die hij in de tweede, in de rypste helft zijns levens van zyn koninklijken Gönner" genoot, was het Wagner niet eer beschoren zijn zwervend leven vaarwel te zeggen, dan nadat teBayreuth in de villa Wahnfried" zijn Wahnen f rieden fand". Toch was het niet daar dat de dood hem bereikte, maar te Venetië, waar hij woonde in het paleis Vendramin". Vorstelijke eer werd aan zijn stoffelijk overschot bewezen toen het van de Lagunenstad werd overgebracht naar de maikgrafelijke residentie. In een hoek van Wahntriei's park, grenzende aan den koninklijken Hofgarten" is zijn lijk bijgezet. Dui zenden van Festspiel-bezoekers maken een pelgrimstocht naar die rustige, stille plaats onder het hooge geboomte, waar des meesters Wahnen" in waarheid Frieden fand-" Is het wonder dat op een 13en Eebruari, vijf en twintig jaren na 's meesters verscheiden, deze en dergelijke herinneringen opduiken in iemands gemoed, tecneer daar overal deze sterfdag herdacht wordt ? Ook iu het Concertgebouw had men het ..Nee" zei die sterke blonde jonden beleefd, dat kan ik niet doen . .. moet ik me bij den hoofdonderwijzer melden?' Ja ... dadelijk." Zooveel te beter ... wie er er bij u uitge zet wordt, dat is juist een aanbeveling... maar eerst wil ik u vragen, of u dat artikel gelezen hebt in Eigen Haard over de on breekbare lampeglazen?'' Nadat de jongen dat beleef! en welwillend zeide, barstte die geheel overspannen klas in lachen, lachen en lachen los. Kor Koster lachte niet. Hij zat rustig in de bank terug, want hij dacht er niet eens meer aan naar den hoofdonderwijzer toe te gaan, want het werd nu juist eerst heel aardig. Ka als het Fransche mannetje hem hand of vinger aan raakte, dan gooide hij hem met zijn hoofd tegen de banken aan. Hij zeide nu vriendelijk tegen zijnen onderwijzer: Wat zijn die jongens flauw hè?.. /.e lachen om alles... toe Géo Geertsma hou nou op met lachen . .. mijnheer kan heelemaal niet opschieten vanmiddag ... zal ik maar gaan vertalen ?" Dank-je, doe me 'n plezier en ga heen. Nico van Neerrijnen, wil jij dat laatste stuk maar lezen. Nico van Neerrijnen wil alles, mijnheer" antwoordde die jongen: als Nico nog maar wat kon zien, maar 't is nu te donker bij Nico in 't hoekie". Eer nu de klas weer lachen kon gilde die overwerkte en zeer mishandelde man; En nu stilte ... geen mond meer open, of ik laat hier de heele klas nablijven... Kor Koster, je zwijgt of je gaat heen ... zwijgen, en de eerste die z'n mond open doet, die kan de heele Aboe-Karem voor mij vertalen.. . . Van Vere de With, leest u verder." Johan begon toen vlotweg te lezen. Er was werkelijk nog wel licht genoeg, en hij had programma ingericht ter gedachtenis aan den Bayreuther meester. Niet echter was men bij de keuze van het programma met juist oordeel te werk gegaan. In den tijd dat de dramatische werken van Wagner weinig of niet bij ons werden uitgevoerd, mocht men steeds iedere gelegen heid., om een of ander werk van Wagner te hooren, gaarne aangrijpen. Thans, nu de werkzaamheid der Wagner yereeniging ook sedert een kwart eeuw dateert, verdient de keuze van Wolfrain's Bliek' ieh umher" en het voorspel uit de derde acte van .,Tannhiiuser" benevers het Wal Iweben" uit Siegfried" wel aangevochten te wordsn. Voor den bariton-solist ware wel een passender stuk te vinden geweest en uit de instrumen tale werken had men ook wel iets geschikters kunnen vinden. De Faust-ouverture h.v. en het Meistersiuger- of Tristan- voorspel. Hoe wel de laatstgenoemde werken herhaaldelijk gespeeld worden zou hunne verschijning op het programma ditmaal geheel gerechtvaar digd zijn. Ook had de voor Parijs bijgecomponeerde Venusberg-muziek direct achter de Tannhauser-ouverture moeten komen en niet daarvan gescheiden moeten zyn geweest, door de bovengeEoernde werkeii uit Tannhiiuser." Een dergelijke samenstelling is niet in over eenstemming te brengen met een goeden stijl. De heer C. Bronsgeegt. een landgenoot, lid van de opera te Hamburg, was d» solist des avonds. De heer Bronsgeest is een voor naam zanger. Hij heeft een fraai, mooi getimbreerd orgaan dat in alle registers schoon klinkt. Zijn uitspraak der dubbelklanken is echter niet correct; zulks doet af oreuk aan de klankschoonheid zijner stem. Behoudens een zekere neiging tot het sleepen der tem pi, zingt hy ook met smaak. Jammer was het dat niet altijd de zuiverheid boven beden king was, vooral in Wotan's Abschied" ; maar van mija plaats af gehoord, wist de zanger zich zeer wel boven de golven van het orchest te verheflen. In dit nummer was het orchest weelderig van klank en de leiding van den heer Mengelberg meesterlijk. De Trauermarsch" uit Götterdammeruüg" kon mij dit naai niet boeien. In verband met het milieu waarin dat fragment voorkomt, maakt heteenoverweldigenden indruk. In alle deelen virtuoos en schitterend van klank en kleur was de magistrale uitvoering der Tannhiiuser-ouverture. Meesleepend wist de heer Mengelberg die vooi te dragen. Een herinneringsdag als welke thans gehou den werd, geeft aanleiding om ons heen te zien. De kracht van Wagner's genie leeft nog steeds bij ons voort. Het is nog niemand gelukt een plaats in te nemen naast Wagner en gelijk met hem in rang. Wat zal de toekomst ons brengen? Maar laat ik de ge schiedenis niet vooruitloopen. 21 Febr. ANT. AVKRKAMV. Minnestral, door FKEDEIÏIK VAN EEDEX. Amsterdam l'.)07. W. Versluys, Wij kunnen met ons oordeel over het latere werk van Frederik van Eeden niet voorzichtig genoeg zijn ; wij en ik spreek hier niet als recensent, want critici worden door de praktijk heel voorzichtig met hun eerste opwellingen wij, gewone lees-menschen laten ons al gauw door een eersten indruk ver schalken en zijn gewoon 'n werk maar zoo zoo" te vinden als we bij een begin-lezing wel iets van schoonheid vermoeden maar het schoone zelve nog niet geheel begrijpen Slechts weinige gewone" menschen zijn er, die dit onbegrepen schoon door meerdere lezing of bestudeerin* ook inderdaad gaan zoeken en zoo voldoet menig werk aan de groote menigte niet, omdat de eerste indruk het schoone niet kon omvat houden. Het wil mij voorkomen dat het met Minnestrai" OOK zoo zal gaan ; Van Eeden durft van zijn lezers heel wat vergen ; ware hij schilder, men zou bij ieder volgend schilderij moeite hebben direct den goeden hoek te vinden, waar onder men zijn werk zou moeten bezien. Hij wordt in zijn kunst zeer singulier" ; hij heeft vlagen van ... sehoonheidsverbijstering; hij is ze^r ongelijk en tracht schoonheid te geven duYir, waar het niet te brengen is; dan doet Van Eeden zoo gewichtig, dat je er werkelijk iets buoniers achter gaat zoeken; er gaat een lief verhaal, hoe Christin buiten de muren van Jeruzalem een dooJen hond zag liggen, dien iedere voorbijganger met wal ging verafschuwde; hoe Jezus alleen zijn metgezellen opmerkzaam maakte op het eenigrnooie aan het kreng : «.Is peerlen zijn die tandjes" epnsk Jezus zacht. Van Eeden doet mij soms aan dit kinderverhaal denken : ook hij zoekt in het leelijke naar iets incois alleen hij vindt het niet altijd en wijst dan maar iets leelijks aan ; door lang staren en zoeken is hij zich gaan inbeelden, dat het leelijke toch werkelijk mooi is. het vlakop uit de ruiten van links. Johan vond Kor Koster en zijne duivelsche jongens lat, dat zij niet hun allen opraasden tegen nen onder wijzer van wien iedereen wist, dat hij machteloos en moedeloos was. Maar den onderwijzer vond hij minderwaardig, dat die zijn klasse niet eens baas kon. Ten slotte deed het hem toch genoegen, dat hij uu dien zwakken man nog behulpzaam was. In de kias was toen volstrekt geene stilte, maar er was toen ook geene lui Je en lachende wanorde meer. Al'e jongens zaten aandachtig boven een open boek gebogen. Onderwijl bromden zij veel. Zij deden dat sarrend en zacht, met hunne lippea dicht. Niet een van de jongens bromde langen tijd. Z>odra een ophield nam een ander het geluid over. Dus was het onmogelijk te weten, wie precies meededen. De Fransche onderwijzer probeerde in maclitelooze verlamming niets meer. Hij wilde het vrije uur van vijven zien te halen, zonder moeite. Later nam hij wraak op de jongens tnrtomvaiigryke herhalingsoefeningen met vervoegingen van zeer onregelmatige en rjceerstammige werkwoorden. Ook gaf hij lage cijfers en vacantiewerk. Johau had zijn deel Fransch afgelezen, en daarna las hij de Hollandsuhe vertaling gelijk matig zouder fouten voor. Den vorigen avond hadden de vader van Johan en hij dat stuk vertaald, en zorgvuldig hadden zij samen de Hollandsche woorden gevonden, die gelijk waardig waren aan de Fransche. Terwijl Johan nu al die woorden weder zeide, dacht hij met ontroering aan zijnen vader in hun huis. De onderwij'.er in het Fransch verwonderde zich over de bij zonder (i j ne woordeukens, waarmede Johan van Vere de With vertaalde. Ook ver heugde hij zi :h daarover, terwijl hij Johans kennis en verfijnde vaardigheid aan de d-mgd van zijne Fransche lessen toeschreef. De ouderwijzer dacht: als ze maar willen dan leeren ze bij mij evengoed en beter soms dan bij anderen." Ook dit Minnestral" is een werk, waarin veel vreemds voorkomt, waar schoonheid, heel teere schoonheid plots aangebonsd wordt door iets leelijks en ruws- teere sprookjes stemming in ns gebroken door afschuwe lijke realiteit. Ik weet niet of u wel eens aandachtig hebt bezien de maan aan wolken hemel ; eeret het zachte, blatke, groen-bleeke maanlicht, ttil glanzend door den nacht, rustig en zoo heel kalm, verglijdend geluk; plots komt een wolk en het licht verdwijnt; even schrik je van de duisternis, vraagt jezelf af: hoe /óó donker intens nadat stille licht; i je wacht in schuw verlangen, dat v, r /al glanzen het licht, dat weer de aarde en de lucht zoo vredig-sluimerend "al schijnen or.der den bloi-ken uia^e glan?. En weer even plot seling als bet li,:ht verdween, glanst hit uuur j achter de voorbijdrijvende wolk uit. Zoo is Van Eeuen's Miunestral": telkens kleine verrukkingen, telken-: een heel innige schoon heid, die je bang bent dat breken '.al en dan v, i'ér iets leelijks, iets goors, i«ts plats, iets wanstaltigs : hoe zoo donser ineens na dat stille licht? * * * In diepste wezen acht ik Van Eeden een schrijver van poë/.iec/m der poê':-.ie alleen; in zijn hoogste momenten is Van Eeden de zingende vogel, die zingt omdat hij zingen moet; hij is de eenzame nachtegaal, de stille, om eigen geluid gelukkige zanger; zijn eerste werken droegen allen ook het teeken van de water lelie : wijl die zoo blank is en zoo stil haar kroon uitplooit in het licht." Maar de ineaseh van Eedeu is een rusteloos her /omi&r : eerst den inemch zelf, toen de geneeskunde, toen de maatschappij, eindelijk nu zelfs het tooneel. En het wil mij voorkomen, dat in Van Ecden's gecomp'iceerd mensch zijn alleen de artiest geslaagd is en de hervormer altijd on overal gefaald heeft. Al zijrj laatste werkjii willen dragers ziju \an ideëu, willen verkondigen een. nieuwe leer, willen hervorming aan brengen, willen iets bixonders wezen tot bizar wordens toe. En ze doen allemaal heel gewichtig en wij willen gaarne een eerlijktn wil erin erkennen, maar . .. Van Et-den als hervormer doet mij altijd deuken aan zijn eigen vergelijking in zijn Studies" van den koning, die zijn komngsniantel over het hek hangt en zelf gaat spitten en den boer zoo onnoozel mogelijk vraagt: doe ik het zóó goed?" In diezelfde pose van zeif-vernedering zie ik Van Eederj, aristocraat als hij is en in zijn werk zoo onhaudig-dernocratisch mogelijk, Van Eeien posee t uit t zijn varstands begrippen, met zijn economisch studie materiaal en meent zonder de dingen zelf artistiek-mooi te zien de meesl practische en prozaïsche gegevens tot kuutt te ver heflen ais hij ze omhangt met wat schoonen schijn en ze gewichtig poëtisch laat dotn. Nu weet ik wel, dat ik onder dit licht Minnest?!'' met mag bezien ; immers Van Eeden begint ?.ijn voorwosrd al direct met te zeegen: Dit schouwspel is geschreven om vertoond te worden." Het ware dus wenschelijker geweest, dat wij het stuk direct als vertoond hadden aangezien, dan dat het ons uu eerst als lectuur wordt voorgelegd.' Nu moet de lezer weten, dat Van Eeden met Minnestral" ieis grootsch voor heeft: niet min of meer dan een hervorming van de opera ; het voorwoord althan? geeft een massa wenken in deze materie aan';is een verbazend interessante studie over de opera, maar heeft met Minrestral" zelf niets te maken; net heele voorwoord is een uit goudan wil voortgesproten güwichtigheiiis-doeniug, waarmee Van Ee;'en uitzicht wil openen op iets gevveldigs dat niet komt. Het is te hopen, dat Van Eeden een theateidirectie, een componist en een coulissen-schilder zal vinden, die zullen kunnen voldoen aan de eischen door l cm gestel i. Als dan dit muziekschou vspe! succes heeft zai het meer liggen aan de muziek die de sch jonheid van het geziene verhoogt" dan aan de diepte, den opbouw, de woordeukeus en ... de strek king, die Van Eeden in zijn werk heeft trachten aan te ge;en. Ik treed niet in beschouwing, wat er nog van kan worden gemaakt a/s het ontbrekende naar w.'nsch is aangevuld en is aangevuld kunnen worden maar zooals hei werk ;.óó voor me ligt en zooals ik het voor mijn geüsteiijiie oo*en zie spelen en in mijn ooihoor klinken en in mijn geda :hten voel loven zie is er geen werk in, dat in alle deelen subtiel en bizonder is, no ik alleen <j<"?' ?'?/£. n eu dat zijn voor het spel zelf de minst impor tante?die den vroegeren, zuiver-iingeiiden, zuiver-beeldendeu dichter Van E-den weer in al zijn kalme, majestatelijke kunst voor mij doen leven. * * * Het eerste tafereel zet wonderschoon ia; Van Keien geeft in Minnestral" evenals in De Broeders"' de tooivel-aanwij .ing in vers: zóó teekent hij ons iu 't eerste tafereel liet landschap : Het was nu stil iu de lea geworden en die rust gaf den onderwijzer en gevoel van overwinningen vane i gen .vaarde. Toen Johan klaar was zei do onderwijzer verademd en verruimd: Merci, Van Vere ... je vertaling was heel goed . . . ziet Van Neerrijnen wel, dat het nog licht genoeg was?" Daarna zei Kor Koster met zijne uitmun tende stem en bedaarde manieren : Pardon mijnheer... u kunt Hans van Vere niet meerekenen... die zijn vader is van adel, en zijn moeder heeft zich van kant gemaakt." Daarover werd niet gelachen, behalve door uen jongen, en diens lach klonk vervalscbt. Johan was zóó bleek geworden, alsof hij dood was gedaan. Zijne hersens werden duizelig. Maar daarna beheerschte hij zich goed eu wel. Johan sloot zijne Fransche boeken en schrif ten, on hij ging eigenmachtig aan een ander leervak werken, want hij beschouwde zijne les bij zulk eeiien onderwijzer geëindigd. De Fransche onderwijzer zag het, wat Johan nu deed, maar hij gaf geene opmerking of aan merking, want hij waardeerde het in Johau, dat deze zich goed en wel kalm had inge houden. d. Kor Koster was stil geworden, want hij gevoelde zich ziek, want het speet hem nu, dat hij dit van den vader en de moeder van Jyhan had gezegd. De les was voortgezet. Maar do duisternis was nu onleesbaar dicht geworden. Toch s:ak de onderwijzer geen lam pen on. Hij gevoelde ,dat dis klas nu verlamd was, vernederd, zonder macht tot verzet. Hij liet l'aul Mmsfeid lozen, die dicht bij het luttele licht van een raam zat. Fransch lezen was voor den hali-indischeu jongen e-eu moei lijk leervak, want hij vergrofde alle lijne klinkers en medeklinkers. Op dien middag las hij op onduldbare wijze slecht. De overIn vizioen, en klank herkent ge 't gehoon, dat op Italie's bodem ten tijde van Florence's oudsten bloei, de kunst'n aarsziel verrukt heef t en bewogen. Een bouwwerk fijn en wonderbaar voltooid, niet groot, maar s'ank en edel van verhouding, gansch van blank marmer, rijk'lijk ingelegd met zwarte, roode en grauwe steen figuren, rond de kolommen purp're passie-bloemen. en in de verte, door lichte openingen der :uiv're bojen, lacht ten zoet verschiet, een :omti</ stroomdal, tusschen groenbewassen, booinrijke heuv'ien onder blauwen trans. Duur t;el men siatige gestalten gaan tri kinderen spelen op bebloem ie wei met schaap en hond, en ooi; nog mtn'tg Uiapd heft e:' d'j> llankf zullen 't gouden dak, Edoch, vjaag ik mij af, waartoe zoo edel pchoon, dienen ie sUchts als toonetl-aan wijzing, als dit tci:uuwspel toch alleen geschreven is om vertoond te wordec." Waarom aldus zou een wedervraag kunnen luiden waarom mag tot zelfs het kleinste, tot zelfs het onr.oodige niet zoo mooi gemaakt worden als het kan ? Ik stem dit gaarne toe, ma ir moet dun opmerken, dat het voor Van Eeden wel een tragitch noodlot is, dat juist dit onnoodise zoo schoon, het noodige en op den voorgrond tredende in sommige gedeelten zoo ón-gchoon doet zijn. Het et-rste tafereel de samenspraak tuische.n Daute, tn Reatrice, met aan het slot De Engel" die de boodschap van God over brengt is meesterlijk en een hoog kunst genot. D tin, in het twee ie tafereel begint het aarde-ieven van Minnistral", die eigen lijk 'n gewone Hoïlaudsche boerenjongen is, Joost genaamd ; te middt-n der zeer vele alle :aagi-che voorvallen, komen eventjes nog Woudvader en Elven op het tooneel uit die «pio ikjes-wereld heeft het sociale leven Van lv:di-n toch nog niet losgewerkt dan gaan wij weer terug naar de aarde, komen ineen bankierswoniiig, hooren daardrukfinaccieren, tot eindelijk Joosf. door Dante tot Minnestral" gewijd, uitgaat om een koning te kiezen en zijn keuze laat vallen op den bankier Rolland. Het gebeuren is alles nog al vaas;; men ver moedt, dat er bizondere openbaringen zullen komen, maar het loopt heel gewoon en Miunestral blijft ten nog al vrouwelyk wezen, 'n Jeanne d'Aic in jongensklêsren, die alleen met 'n overdreven bravour tijdens een samen.-:cliolir,g van werkloozen voor de Beurs, zich venhens^üjic maakt en den ban kier Kollau l k-idcT maakt der werkloozen; dan komt er la:;ttrr iu het spel om Rolland van Joost te scheidyn en eindelijk wordt Joost door een werklooze en een makelaar type van 'n shabbv\eQi vermoord. Dan komen natuurlijk de Elven er weer bij te pas en de nagelaten betrekkingen" beklagen den, ver moorde. Er komen mooie gedeelten in voor; ik zei reeds: in de tooneel-aanwijzingen, ik voeg er bij, ook in de gesprekken. En daarom is de teleurstelling in het geheel dubbel groot, omdat we rneenen telkens een aanwijzing te vinden, dat er werkelijk nog komen zal een bizondere oplossing, waardoor het troebele in het voorafgaande plotseling helder zal worden. Maar die schoonheden zijn vleugjes van licht, en het troebele blijft troebel en hoe verder men komt hoe meer naen ziet, dat al die echoouheidsverrassingen slechts openingen waren waardoor men wel lichtere werelden kon vermoeder, maar wier aanblik zelve ons toch niet wordt gegund. En zooda aig tracht van Eeden het gewone" te wringen in een schijnbaar artistiek keurslijf, dat hij niet zelden een zin onnatuurlijk maakt, een zinb >uw forceert alleen om het te kunnen rijmen. Dat zijn trucs, die men in een Gottbegnadeten zanger ah van Eeden niet zou hebben verdacht. We komen dan voor rijmen als volgt: Prins V'ictsir: Mevrouw Rolland, zulke grappen beu ik niet gewend, Ik prêteer me niet tot zulk vulgair amu sement.. Is de auto v Oor, graaf Werïer, wij gaan. Viola Holland: Kom ! kom ! Prins Victor, neem het niet te serieus. WaHer Rolland: 't Is maar een kwajongen, het spijt mij luusch. * * * Frederik van Eeden heeft den laatsten tijd veel gewerkt voor het tooneel; twee tooneelstukken worden van hem opgevoerd en dit nog niet vertoon bare bij gebrek aan muziek veipchec-n in druk. Ook dit sebied heeft Van Eeden niet betreden zonder zijn hervoruiingg-geeet; hij het ft in zijn voorwoord aangetoond dat het oule niet deugt en hoe het nieuwe moet worden; maar Van Eeden is geen katheder-hervormer; hij zelf zal met de daad het voorbeeld geven Hij deel het op economisch gebied; hij faalde daar en schreef, als nagelaten bekentenis: ik heb geleerd ..." en dan volgde een viertal bittere ondervindingen. Wij vreezen dat het met zijn tooneelhervormingen evenzoo gaat: prachtige theorie, minder-mooie practische toepassing en ten slotte inzien, dat de uitvoering van ideeën nog afhankelijk is van duizenderlei omstandig heden, in theorie niet voorzien. En wél ontmoedigend zal het dan zijn hem ook op dit gebied te hooren zeggen: ,.Ik heb geleerd . .. dasz alle Theorie grau ist." W. GEAADT VAX ROGGEN. i i , 1111 i i nillHJiin.il nul n miiim e c l a. zn e s. BOUWT te NÜNSPEET op de VELUWE Inlichtingen bij de Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Xunspeet. ineen u'ijn!<nn-/e/(«tr uuur /iroefPrij:''ii nu, f 2.5O tut ?8. 5O. <j('/ii>i'<i(tl-.ii/i-i't<'it : Koopmans & Bruinier, Amsterdam. Normaal-Oiutóleeilin van Prof.DrG. Eenige Fabrikanten rW.BengerSühne Stuttgart Hoofddepót te AMSTKUUAM: Kalvjr-,tr.lr>7 K. P. DEÜSCHLE-BENGEK. spannen onderwijzer trilde van woede, en hij snauwde: S.:hei uit met da: lezen . . . zóó spreken ze Frausch ac iter de vischniarkt . . . je hebt weer niets a.ai je lessen gedaan." D.U heb ik wel. maar ik kan hut niet beter." Dat heb je niet... je leert je! lessen nooit... no )if. Pui! b^.vo:>g met zijnen mond, maar de onderwijzer gilde: Hou dicht je mond... je hebt er niets aan »(? laan . . . niet Ie premier mot." ..Ik heb hut '.'.cl bestudeerd" zeide Paul met ten-i divpc breekbare stem. De kia-' werd woedend. Tegen Mansfeld, | die bij ?.'.?iicii ;ln-ii-_ren ('"in in huis woon Ie, dien h -f, Fransche mannetje kende, (laar dorst hij tegen op te ko:nen. Maa-- de jon gens diirl'Jen nu niet goed met handen en voeten te slaan, en ze schreeuwden niet, omdat ze vermoeid waren, want er was op dezen dollen middag al zoo veel gebeur-.!. Verder hadden zij gezien, dat d-e hoofdonder wijzer eenige malen langs de glazen deur van hunne kias had geloopen, en dat hij toen had ingekeken. De onderwijzer ston-1 vlak bij Paul, dreigende. Hij was zelf ten dooie vermoeid, wi hij gevoe.de dof.vea; spijt over zijnen aanval op dien jongen, die het goede anders meestal wel wvde. Maar nu moest hij dien koppigen k!eurlin<r buigen, of hij | moest hem toch breken. De leeraar zei Ie moe leloü-r', vermoeid, vervallen na zijne boosheid: ..(iaat mijnheer l'aul ie:cn, of gaat mijn heer Paul niet lezen?'1 Do jongen antwoordde mot geen woord. Ga je Jan bij don directeur melden" zei de man dcciimoew ..die is hier naast.'' Toen bewoog Paul niet iüzijn koppig neerzitten. De onderwijzer stond zóó bij hem, alsof hij dien gchaten jongen opnemen en uitwerpen wilde. Ja" dacht Kor Kos'er, d?e zich inspande: dat moet hij dur/en do.^n . . . dan gooi ik hem in jt zijn hoofd tegen de banken aai." Johan dacht snel en onbe';eer-cht: l'aul ben ik zeer genegen ... ik moet mij daarmee bemoeien." Toen stond Johan op, en hij toonde te willen heengaan, terwijl hij zeide, hoog eu beheerscht : l!et spijt mij wel. dat ik mij hiermee bemoeien moet, maar in les--en, waar het zóó gaat, wil ik beslist niet blijven.., ik ga naar mijn huis." De overspanning van <le klasse brak toen los in luiiweg juichen en lachen, /'ij vonden Van Vere toen veel flinker, dan zij gedacht hadden, dat hij was. De onderwijzer had zich van Pau! afgewend, en hij zeid", wanhopig, eu met eene stem, die hij wilde, dat vlij mend zou zijn : Zoo . . . gaat Johan van Vere zich óók bij de kwajongens voegen?'' Ik ga naar huis" zeidj Johan. A's jij een aanmatigende kwajongen wilt zijn, dan moet je dat zelf weten ... ik wil j -j alleen maar zeggen, als je nu durft heen te gaan, dan kom je in mijne lessen niet weer terug." Heel gojd" zeide Johan ik was toch van plan den directeur te vragen, mij van uwe lessen vrij te stellen, en als hij dat niet wil toestaan, dan ga ik heeleinaal hier van school at." Toen kv/a;n de hoofdonderwijzer binnen. Wat is er Van. Vere?" vroeg hij niet voorbijgaan van den jongen onderwijzer, die huiverig en beschaamd was. Johan deed plotseling of hij niet verstaan had, dat de hoofdonderwijzer hem vroeg en den onder wijzer toch voorbijging. Hij antwoordde dus niet, en ging snel onderweg naar huig.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl