Historisch Archief 1877-1940
No. 1602
DE A M S T E R O A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
vervuld voor een genie, dat znlks gewrocht
heeft. Ademloos luistert men naar de verruk
kelijk klinkende figuren die elkaar omjtren-,
gelen in rein gespeel en die toch nooit de
leidende gedachte op den achter grond dringen.
Het eerste gedeelte, met zijn matig, vrien
delijk karakter geeft m. i, volkomen weer het
gemoed van den man, die zich, zijn onuit
puttelijke scheppingskracht bewust, met een
klare ziel, in bljjheid des levens, aan den
arbeid zet; het Adagio heeft een meer wee
moe g karakter. In het Finale vindt men
echter den overm:edigen koenen Bach. Eeu
grandiose fuga, waarin de meest gecompli
ceerde compositietechniek met de grootste
gemakkelijkheid beheerscht wordt en waarin
steeds een bevallige gratie te bespeuren valt l
Wij mogen den heer Mengelberg wel dank
baar zijn voorde gelegenheid ons geschonken
met dat werk kennis te maken. Eerste uit
voering stond op het programma. Is dat niet
sprekend voor een werk dat in 1720 gecom
poneerd is? Nu zullen er meer uitvoeringen
van volgen; vooral omdat men in de heeren
Heinrich Fiedler, Karel Willeke en Nic.
Klagen, kunstenaars heeft, die aan de hoogste
eischen voldoen en die wij hoogst dankbaar
mogen zijn, voor het buitengewone genot,
dat zy ons met dezen Bach geschonken hebben.
Daarna kwam Fiedler met de Ciacona.
'Rein als kristal ontstroomden de tonen
aan zijn instrument. Met groot technisch
meesterfchap werd de polyphonie van het
stuk beheerscht, maar vooral met groote en
overtuigende waarheid en ongekunstellen
eenvoud werd de spiritueele inhoud van het
Stuk weergegeven. Het Benige wat ik niet
kon goedkeuren is het doen ineenvloeien
van de verschillende variatiën. Een
ademhalingsteeken" hier en daar, voor zoover
men dit mag zeggen bij de viool, zou hierin
hebben voordien.
Fiedler is eenige weken ongesteld geweest.
Na het slot der Ciacona gaf het.publiek den
jongen meester op ondubbelzinnige wijze te
kennen, hoezeer h.et zich verheugde in zijn
herstel.
Handel werd twee dagen later gevierd door
de zangvereeniging van Toonkunst". Inder
daad mag ik spreken van gevleid; want het
koor zong zoo voortrefl'elijk, dat aan het
genie van dezen anderen meester uit
Thuringen daardoor de schitterendste hulde werd
gebracht. Buitendien bleek opnieuw, dat ons
publiek nog steeds de kunst van een Handel
sympathiek gezind blijft, oi.danks de werken
uit de moderne school, die in den laatsten
tijd zoo vaak worden uitgevoerd; zoodat de
toehoorders herhaaldelijk vol geestdrift koor
en solisten toejuichten en daardoor tevens
den componist eerden.
Bij de uitvoering ten vorigen jare heb
ik in den breede uitgeweid over de
voordeelen van Chrysander's bewerking. Ik heb
mij toen verheugd over de instrumentatie,
waarin de oboëu, fagotten, het klavier en
het orgel weder de aanzienlijke plaats innemen,
die zij in Handel's tijd bekleedden. Thans
heb ik wederom genoten van den
orchestklank; het is inderdaad prachtig hoe die
instrumenten hun kleur mededeelen aan het
geheel. Dat men nu ook weder met
onverilauwie belangstelling het werk kon ten einde
hooren, zonder ook maar een oogenblik het
gevoel van gerektheid te bespeuren, is mede
aan Chrysander te danken, die talrijke cou
pures heeft aangebracht. Toch acht ik de
Chrysander-uitgave nog niet de ideale en
wel omdat iedere diligent zelf de vrijheid
moet kunnen hebben, weg te laten wat hem
goeddunkt. Waren dus enkele nummers, die
thans gecoupeerd zijn, in de partituur opge
nomen, desnoods met de bemerking dat
zij gevoegelijk kunnen "worden weggelaten,
dan zou de dirigent meer de vrije hand in
deze kunnen hebben.
Over de cadensen is verleden jaar uitvoerig
van gedachten gewisseld. Sedert dien tijd
heeft Dr. Max Seitfert in het maandblad
Caecilia een lans gebroken voor de versierin
gen in Handel's Messias. Niet geheel
daarmede in overeenstemming is de meening
van Dr. llugo Goldscamidt in het lang ver
wachte straks aangehaalde boek. Hij schrijft
daarover o. a. In keinem der Htindel'schen
Handexemplare, die er bei der Auflührung
benutzte, steht auch nur eine
Verzierungsnote. Die Sanger Handel's entwarfen sie iür
jeden Fal', der Sitte der Zeit gemiiss, von
ihrem Recht der freien Interpretation
Gebrauch machend. Sicherlich setzten sie sich
mit Handel in Verbindung. Die berlitferten
Verzierucgen sind mithin als Kompromiss
zidtchen den Beproduzierendeit uni dem
Koraponisten an zu selun. Dass sie in all und
jeder Hinsicht Handel's Beifall batten, ist
nicht nachweisbar; Ueberdies verkannt man
das Verbiiltnis der erganzenden Kunst jener,
zum Kunstwerk selbst, wenn man, wie
Seiifert geneigt scheint, ihr irgendwie
bindende Kraft auch für die Auftührungen
jener Zeit zuerkennt. Sie war ur.d ist noch
heute improvisatorischen Charakters. Alle
Dokumente des Hacdelschen Siingerkreises
kimnen also nur lehrreiche Beispiele liefern,
wie damals g"e3ungen wurde, aber ewingend
für die Art wie wir heut gingen sollen, sind
eie nicht".
Zooals men ziet, Goldschmidt pleit voor
e? n zeer «groote mate van vrijheid, die men
den dirigent moet laten ten opzichte van het
gebruik der versieringen.
De uitvoering was een waarlijk schitte
ren Ie. Koor en orchest noemde ik reeds.
Inderdaad de heer Mengelberg heeft met de
instudeering en leiding daarvan prachtige
resultaten bereikt. Het koor steeds mooi,
vol en zuiver van klank en ook zorgvuldig
aeht gevende op de nuances.
Als men nu weet dat de sopraansolo's door
mevrouw Nooriewier gezongen werden, kan
men begrijpen dat iedereen van vreugde ver
vuld was over het herstel van deze begaafde
vrouw na langdurige ziekte; een vreugde die
nog zooveel te grooter werd, nu het, door
haar meesterlijke voordracht, vooral van haar
aria Dann der Laut' und Harfenklang"
scheen, alsof haar stem in glans en haar
voordracht in diepte van uitdrukking nog
gewonnen hadden. Het was in n woord su
bliem! De toejuichingen na genoemde aria,
namen terecht het karakter eener ovatie aan.
Mevrouw de Haan-Manifarges zong haar
partij eveneens prachtig. Hoe onbeschrijfelijk
delicaat klonken o. a. de woorden Vater im
Himmel!" Beide dames hebben ons in het.
duet O holder Friede reich an Lust" een
voorbeeld van samenzang gegeven, gelijk men
het zich schooner nies denken kan. Al de
verschillende stemmingen van het omvang
rijke nummer kwamen heerlijk tot uitingen
de stemmen... wat pasten die schoon bij
elkander! Inderdaad een triomf der gezangs
kunst I
Tegenover twee zulke coryphëen had de
tenor, de heer Goldsteen, een z waren stand.
Men mag het hem, den beginneling, niet ten
kwade duiden dat hij tegen de beide dames
niet opgewassen was. De heer Goldsteen
schijnt my toe muzikaal te zijn, ook beijvert
hij zich duidelijk en correct uit te spreien.
Met zyn zangkunst is het echter nog niet
zóó gesteld dat hij een rol als de titel party
uit Handel's oratorium naar «isch kan weer
geven. Voor alles zal zijn toon mooier moeten
worden. Die is nog te kaal, te vlak, te open ;
hem ontbreekt nog resonnans, en dat is juist
de eigenschap die de stemmen der beide
dames zoo goed deed samenklinken; zijn duet
met de sopraan Vor diesera Schlag" liet
dan ook dit ge nis aan samenklinken zeer
gevoelen. Ook is er bijna geen enkele toon
die staat; het aanzetten van den toon op
vocalen is evenmin fraai ; toegegeven mag
worden dat, in zijn groote ai ia, de cadens
naar de hooge bes zeer goed gelukte.
De heer Denijs (Simon) zong met mooi ge
luid, echt mannelijk en toch sober. Waarom
hij zijn eerste aria Fromrne An lacht" niet
meer legato"zong ? Dergelijke Largo'smoeten
steeds gebonden worden gezongen.
Het knapenkoor was, jammer genoeg niet
geheel rein en mooi van klank. De jongens
waren misschien wat vermoeid. Ik vond dat
overigens niet zoo heel erg. De vlek werd
uitgewischt door den iaarop volgenden climax.
Ten slotte zij nog vermeld dat de heeren
F. Hendriks en Evert Cornelis veidienstelyk
de orgel- en klavierpartijen vertolkten.
D& heer Mengelberg die het werk met
groote levendigheid en bezieling dirigeerde,
mag met groote voldoening op de uitvoering
terugzien.
ANT.
Het NachtlicLl van de Zee, door .VI. J.
BRUSSE. Rotterdam, W. L. & J. Brusse.
't Is eigenaardig, hier den ouden Israëls,
die altijd, meer dan teekening, naar innigheid
"van atmosfeer, naar het onzienlijke zocht,
met een van hem niet vaak geziene, vlot
gekrabbelde penechets deze journalistiek van
Brusse, wiens werk en wiens kracht juist
het schetsen, het schetsen in woorden is, in
te zien leiden. Den ouden, raadselachtigen,
weemoedigen droomer en den jongen,
lustigen, onvervaarden zoeker naar curiositeit.
Want d;lt is Brusse voor alles, dat wil voor
alles het jachtend, leesgraag publiek. En dat
dit hem graag leest, liever dan wie ook, dat
in de 'Rotterdammer telkens terugkeerend
Onder de Menschen", vertellingen van alles
en nog wat uit de maatschappy, dat komt,
omdat Brusse mér geeft dan curiositeit,
omdat hij hier of Jaar, al naar het hem
invalt, op afgaat en dit zoo frisch, zoo levendig
en kleurig vertelt, dat ge meeleeft en
het u bijblijft. Hij zoekt, schreef hij eens in
een brief aan Jan Feith, wat hij zelf gehoord
en gezien en getast heeft zóó te beschrijven,
dat het ook voor den lezer gaa' leven, dat
het wordt te zien, te hooien en te betasten.
Ms ar daarvoor inoet hij dat complex van
feiten wel innig hebben waargenomen en
niet diezelfde innigheid in woorden geven.
Wie dat wil, moet dieper dan het curieuze,
het uitteraard oppervlakkige, graven, om te
boeien, moet zoo scherp op lederen indruk
reageeren, dat voor dien klank, die kleur in
die omgeving dat en geen ander woord past.
Hij moet een zeer gevoelig mensch zijn en
met een ragfijn taalgevoel begaafd. En wat
is een litterair kunstenaar anders dan eeii
zeer lijn voelend mensch met meer of minder
taalknapheid?
Men heeft nu eens virtuoozen en onbeholpen
hartstochtelijken. Maar in Brusse, den kunste
naar-journalist, den hartstochtelijken virtuoos,
weet men niet, wilt meer te bewonderen : de
warmte en de fijnheid van den hartstocht,
van het temperament of de enorme virtuosi
teit, waarmee hij zijn instrument, de onder
zijn handen al klank voller wordende taal
bespeelt.
Misschien lijkt dat eerigen vreemd kun
stenaar" eu journalist" zoo met een nuchter
streepje aan elkaar te binden. Er is immers
vaak gezocht naar d in grens tusschen kunst
en journalistiek, en hier, in dezen
merkwaardigen man, zou de grens... een streepje,
dus niets zijn ? O, dat haidnekkige, verdwaasde
zoeken naar grenzen! Wie heeft ooit in de
natuur een grens, een bepü/ilde grenslijn
gezien ? Wie heeft ooit de grens tusschen de
zee en het strand, tusschen lucht en water
getrokken-? . . . Alles stroomt, panta rei", het
is haast zoo oud als de, ons bekende, wereld.
Die grens, ze bestaat immers niet, want beide,
n kunst n journalistiek, zijn uitingen van
hetzelfde op verschillend plan. Evenmin te
vergelijken als een karpet met de kamer,
waar het ligt. Journalistiek is kunst of het
is het niet, al naar de auteur een kunstenaar
was, ja of neen, al naar hij mij, lezer, dit of
dat als iets schoons doet ondervinden. ..Kunst"
duidt op een bijzondere bijzonder ook om
de zeldzaamheid kwaliteit, op iets innerlijks
dus, journalistiek" op een standpunt, op
bedoeling.
Zoo heeft men gewone journalistiek
curiositeitswork zonder meer maar kunst
volle ook, die behalve dit iets meer, iets
diepers geeft, zooals Israëls in zijn binnen
huizen, ook in zijn penkrabbel die dit bun
deltje opent, mér, diepers geeft dan enkel
teekening. En zoo hebben we toch, ondanks
aanvankelijk schijnbaar heftig onderscheid,
eet zelfde kwaliteit bij beiden gevonden, een
verzoening, hoe beider werk ook overigens
uiteenloopt: het kunstvolle, de schoonheid.
Ja, verschil blijft er, niet alleen tusschen
Israëls en Brusse, tusschen den in d/oorn
van halve kleuren buiten het leven levende
en den etser naar het leven : algemeener
onderscheid ook tusschen den artiest en
den artistieken journalist. Een verschil van
graad. Zet twee menschen ?oor een zelfde
schilderij: ziet de ten dit niet heel anders
dan de ander ? Zoo maakt de een van een
geval een werk, zwaar van schoonheid,
een ander, kunstgevoelig evenals de eerste,
een brok artistieke journalistiek. Dit is
ten slotte maar een kwestie van aanleg, iets
zeer persoonlijks of, oppervlakkiger genomen,
een vraag van doel: de pers wacht en het
publiek vraagt meer of minder prettig ver
telde zakelijkhei i, maar het laatste vooral.
Wat er bijkomt, is toegift, veraangenaamt
de lezing. Ge hoort toch liever eenzelfde
verhaal van een sonore dan van een schrille
stem ?
Goede journalistiek is kuust met het accent
op het zakelijke, het curieuze, op de teekening,
de virtuositeit. Kunst heeft het doel in zich
zelf, journalistiek wordt met bedoeling ge
maakt. Bij de eerste overheerscht het onbe
wuste, bij de tweede het tegendeel. Wie deze
verschillende kwaliteiten nu maar tot een
stabiel geheel kan binden, komt het verst
binnen de grenzen van het metier.
Goede journalistiek is de ver ??loeiïng
tussehen litteratuur en alle ander geschrijf,
tusschen het sentiment en de zakelijkheid,
geen metier en toch eigenlijk weer wel.
Hoeveel moois er binnen die toch niet al
te wijde grenzen mogelyk is, Brusse leert
het ons slag op slag. H^t is verwonderlijk,
hoe deze man van het eerste het beste of
liever het eerste het slechtste en hoeveel
slechts maakt hij niet mee! iets
sroakelijks, iets genottelrks om te lezen maakt.
Nu dit boekje weer. Bewerkt naar Op het
Lichtschip Maas" in het voorjaar van 1903
verschenen in de rubriek Onder de
Menschen1' van de X. R. C."
Evenals de krabbel van Israëls verhaalt
het, maar uitvoeriger, van verlitenheid op
zee. Van die bemanning, die, op zich zelf
een maatschappij -van een handvol koppen,
!k zich naar de anderen schikkend, om het
althans niet al te ondragelijk te maken, daar
op dat schip, als o? een Duive'.seiland, op
een andere, niet minder spookachtige
Vliegende Hollander, zóó veel weken moet
zitten, dan soms nog niet eens weg mag,
omdat de boot, die ze oppikt, het lichtschip
door den storm niet bereiken kan. Van die
martelende eentonigheid, zoo eentonig,
dat het geen marteling meer is van «ie
verstornping en de mal lijkende zorg en alles,
wat ze zoeken om de verveling te breken,
van hun vertrouwen en lijdzaamheid ook,
hoe ze vlassen op het end, als ze moeder
de vrouw en de kinderen weer terugzien,
hoe daar alles léft voor het licht, dat 's nachts
de schepen koerswijs maakt naar Rotterdam,
Brusse vertelt dat alles, wanhopig weinigs
eigenlijk voor wie hier dor verslag van doet
als een inspecteur van het loodswezen b.v.,
hier in de ontroering van Brusse tot iets
groots van ellende geworden met een
innigheid vaii observatie, met een kracht
van beschrijvingsplasuek, dat het als journa
listiek niet gaver mogelijk is.
En dit niet alleen: het eigenaardige en
het superieure van Brusse i', dat, wat hij
schrijft, zoo eii niet andsrs kan. Dat het
iets heel gaaf3 is, en dat, verandert ge n
woord, n rhytme, ge die gaafheid schendt.
En hoe veel zwaarder was dit voor hem dan
voor een ander! In hoe weerbarstiger omstan
digheden schreef hij dit alles niet dan wie
een roman zin voor zin aan zijn schrijftafel
bouwt! Brusse, die vast twee keer in de week
móet leveren - de meesterknecht is onver
biddelijk, die met de smaak en de ver
scheidenheid van het publiek moet rekener,
die door weer en wind trekt, alles, ook de
goorste ellende, dóór moet en dóór is geweest
en niettegenstaande dat, alles blijft reageeren
op het aliergeringst'.
Brusse heeft dit klaar gespeeld en dat is
een hardnekkigheid van idealisme, die we be
wonderen. Gij en ik, we hebben onze lagen :
soms lukt het niet, lukt niets, wat we be
ginnen, zijn we door de miezerigste kleinig
heid gesard. Hoe veel te eer een kunstenaar,
als Brusse toch is, een mensch immers
met een zeer lijn gevoel. Dan doen wij wat
anders, of we doen het eerste en slecht. Brusse
heeft zich daar boven uit gewerkt: die buien,
hij kent ze schijnbaar niet.
Als journalistiek, in een krant is dit niet
gaver mogelijk, schreven we. Want, hoe vol
komen ook, in een krant hoort dit thuis.
Om de bedoeling: iets te vertellen nl. van
het lichtschip, van het leven dier mannen
op het schip, niet van die mannen zelf. En
al geeft Brusse, meer en dieper, ook iets van
het innerlijk dier tobbers, het andere bleef
hoofdzaak. Dit moest. Brusse heeft dit alles
geobserveerd, en die observatie ve-telt hij,
vertelling dus van oppervlakkigheid in een,
o natuurlijk prachtig kernigen, niettemin
oppervlakkig blijvenden toon. Een werkje
eer kunstig dan kunst, mér van virtuositeit
dan van geest of ziel of hoe ge't wilt noemen,
al is die er óók in. Vandaar dat ons, lezend,
met de herinnering aan het benijdbaar mate
riaal van Brusse's krantwerk, dit relaas, nu
het zich als boek, als litteratuur aanbood,
buiten zijn milieu te leur stelde.
H. VAN L<x>x.
Bet M m Keiups.
Ik zou er niet graag op aangezien worden
de oorlog in 't algemeen, en de
pacificatietochten op Atjeh in 't bizonder, goed te
spreken, maar ik acht 't wel een bescheiden
ei?, te wensen dat het oordeel over de per
sonen die er bij betrokken zijn, evenals dat
over hun handelingen, billik zij en vooral
gedokumenteerd. Hoe bitter siecht het grote
publiek in ons land op de hoogte is van
toestanden en gebeurtenissen in onze kolo
niën 't is bekend genoeg. Hoe weinigen
trouwens stellen er belang in en doen hun
best er iets van te weten te komen! Toch
is datzelfde grote publiek merkwaardig snel
en beslist in 't be- en veroordelen dier zaken,
waarvan 't weinig of niets weet, en zelfs in
de Kamer, waar men beter kon verwachten,
wordt door menig lid zonder voldoende kennis
over dat onderwerp meegesproken.
Het is waar, dat er speciaal over Atjeh
niet genoeg gemakkelik te verwerken lite
ratuur bestaat, en dat heel wat ambtenaren
en oilicieren, die het volk en het leven te
velde aldaar grondig kennen, er niet toe
schijnen te kunnen komen hun ervaringen
te boek te stellen, om zodoende aan veel
misverstand, dwaalbegrip en onwetendheid
een eind te maken. Geen romantics aan
geklede krijpsverhalen zijnvaunode?zuivere,
objektieve historie is gewenst.
Nu doet zich 't geval voor, dat we in een
onzer artillerie-officieren, de eerste-luitenant
3. C. J. Kempees, een man blijken te hebben
die als z'n stijl wat leniger, z'n taal wat
meer literair wil worden alle eigenschappen
bezit die een hislorikus nodig heeft: beheer
sing van zijn onderwerp en van zichzelf in de
eerste plaats. En het boek over een der
merkwaardigste perioden van onze indie?e
krijgsgeschiedenis: de tocht van Overste Van
Dalen door de Gajoe-, Alas- en Bataklanden,
dat die oiliuier in 1905 publiceerde 't ligt
in een haagse tweede-hands-boekwinkel, waar
't voor 'n appel en 'n ei wordt opgeruimd.
Ben ik goed ingelicht, dan bedroeg de
oplaag van dit boek 1-00 exemplaren; 700
werden er geplaatst, de overige 500 kwamen
in de tweede-hand. Het is mogelik, dat de
uitgever, de boekhandel ook, meer voor de
verspreiding had kunnen doen I), maar de
onverschilligheid van ons publiek spreekt in
elk geval uit deze cijfers. Neem aan, dat de
boekhandel alle exemplaren verkocht, dat
elk der 700 kopers zijn exemplaar ns uit
leende; neem aan dat ik 't geval 100 pCt.
te ongunstig stel ? daa ia 't boek van
Kempees door 2800, zeg 3000, Nederlanders
gelezen 2). Nu 't kloeke deel, waarin tal
van goede en belangwekkende illustraties,
voor 'n simpele gulden te krijgen is,
komen er misschien nog enkele honder
den lezers bij; maar zelfs wanneer zodoende
5000 mensen kennis nemen van wat daar
in onze koloniën aan plichtsbesef, offervaar
digheid, aan krachten van lichaam en geest
gegeven, ja verkwist wordt, dan blijft er nog
daartegenover een onverschilligheid in het
moederland te konstateren, die kort en slecht
'n schande is.
Het engelse imperialisme, zoals 't zich uit
tegenover schitterende krijgsbedrijven gelijk
aan die waarvan nu sprake is, is mij door
gaans een gruwel; maar ik kon toch niet
nalaten fe overdenken hoe men zich in
Engeland gehouden zou hebben tegenover
een sukses als dat van Overste Van Daalen
en een verdienste als die van Kempe?s. Want
beiden kunnen niet licht te hoog aangeslagen
worden. Wie het verhaal van deze merk
waardige tocht leest een tocht dies echts
'n goede maand korter duurde dan de
fransduitse oorlog, die dikwels onder uiterst ver
zwarende omstandigheden moest doorgezet
worden en soms van alle deelnemers de
grootste inspanning en de wreedste ontberin
gen vergde weet niet wat hij mér be
wonderen moet: de kunde, het beleid van
de aanvoerder, die de beste en hoogste eigen
schappen van krijgsman, politikup, ethnoloog
en mens in zich verenigde, of de beradenheid
van geest, het uithoudingsvermogen en de
opgewekte toewijding van zijn troepen, die
zonder aarzelen het uiterste deden wat van
hen verlangd werd. En wie zich rekenschap
geeft van de omstandigheden, waaronder de
gegevens voor dit stuk krijgsgescbiedenis ver
zameld moesten worden, wie bedenkt welke
geweldige indrukken zelfs later, bij het
schrijven de man bestormd moeten hebben
die zo schijnbaar onïewogen dit relaas samen
stelde, die schenkt zijn eerbied beurtelings
aan de soberheid, de cnpartijdigheid waarmee
hij te werk ging, en aan de kennis van zijn
onderwerp, de nauwge '.etheid der behandel!nf".
Het boek van Kempees is in de eerste
plaats het werk van een soldaat: van de
man die zwijgen! zijn plicht doet, uiterlike
schijn versxaalt en de voldoening in zich
zelf vindt; maar het is ook de arbeid van
een historikus. die slechts zijn overgrote be
scheidenheid enigermate beeft terug te drin
gen, zijn ingehouden emotie wat meer in het
bseld dat hij geeft te doen weerspiegelen,
oai een wegwijzer te worden op een bij ons
nog weinig begaan gebied, een wekker uit
een nog te zelden gestoorde onverschilligheid.
Wie zijn boek nog niet gelezen heeft, die
leze het! J. TEHSTEKO,
1) De prijs vva* in elk ge?al veel te hoog;
het wordt trouwens tij l dat we in ons land
over 't algemeen, wat boeken betreft, beter
waar voor inindur geld krygen.
2) Hoeveel Kamerleden zouden daaronder
zijn?
* *
*
"Wij voor ons zouden ook meer belang
stelling wensohen voor do
krijgsverrichtingen in Indiü. Kn niet alleen voor de
krijgsverrH'htingon. Het Nederlandscho
publiek is immers niet onverschillig voor
ons Indis'.-h leger allén, maar voor al wat
Indisch i?, li gur of niet leger (zekere
papieren uitgezonderd). Wij betreuren deze
algemeene onverschilligheid, daar zij het
oorkussen is voor een duivel van
itie.ts«ntzu'nilv /?üo/'i>nlit<i'k. En Idt-r op die
roofiioliliek moet zon-Ier ophouden den nadruk
gelegd worden, l/ii-r zit d>iizrn<hnaul meer
onrecht, dan in de misschien te kleine
waardcering onzer trcepen, waaraan wij,
zegt onze geachte- inzender, schuldig zijn.
En dan . .. waardéring ...
Het moét oi;s van het hart: 't .Mag
krijgsdeugd van den eersten rang hebben
vereischt die vreeslijke slachtingen aan te;
richten in de (.Jajoe- en Alaslanden, wij
kunnen niet zóó volkomen ae u i levering
scheiden van de /,-nnci'i, de militaire kun
digheden van de ..expeditie". KKI>.
NIEUWE UITGAVEN.
-Dr Z'tktin- ran ilen Mnucli. Beschrijving der
meest voorkomende ziekten en hunne oor
zaken. Bewerkt raar Bauer und Frey's Atlas
der Krankhciteu de" Menschen, door dr. L.
S. MÏ;UEI;. Met -?"> p aten in kleurendruk en
Uil afbeeldingen in den tekst. Zutphen, W.
J. Thieme iV ('ie.
l>f Schilder!:",,*!, v';n 1400 tot LSOO, door
M.A \ R.IOSKS, all S. Amsterdam, uitgeversmij.
Else»ier.
1)>' M/m en ''> Yrunw, all. 7. Ams'.erdam,
H. Meu'enhf.'ll'.
/v/.' liftlffaür hi Ai/u'i'ikit, d x r H. S. S.
Ki'Yi'Ki: Hottordaji, I). A. Daimen.
Criliiirht' Si/iii'iiKitifi'/ic Commentaar ap de Wel
f>/> i> f l Aïli(iil?cij'itln«-t, door mr. S. G. CASUS,
all. '_' en :!. Groningen. P. Xoordholl'.
??. t .S'f.ïucfi/i- Vraagstuk, door prof. dr. AUGL>T
FOHKL, all. 1-5 en .<>. Amsterdam, uitgeversmij.
Vivat."
II *'/? ? hlyeschiedfiiis, door dr. H. E. HEI.MOLT,
all. '-'. Amsterdam, uitgeversmij. ..Vivat."
J/'.ss" pro Dtfancli* Requiem" ad 4 Voces
Virile.s Oi-gano (.'omitante, auctore J. G. VAN
BAI.I:N-. Utrecht, wed. J. R. van Rossum.
EKKKI.MAX, 1'aurdefnsitn. Een serie van 41
prentbrief kaarten, bemerkt naar de platen in
het groote werk van 'JL'ADEKKKR. Gouda, J.
T. warteenbnrp'.
Inhoud van Tijdschriften.
D? .VA'e Eeuw, 33 all. : Gedichten, door Tb.
van Ameide. De Heilige Tocht, door Ary
Prins. Moewe jaren, door dr. A. Aletrino.
Gedichten, door s. Bonn. Het Ivoren Aapje,
door Herman Teirlinck. De scheiding van
Kerk en Staat in Frankrijk, door jhr. mr. C.
W. van Vierssen Trip. Staatkundige Kro
niek, door mr. II. P. Marchant.
Groot Nederland, Maart '08 : J. A.
SimonsMees, Sint Elisabeth. Louis Couperus,
De hoogere onbewustheid. Karel van d6
Woestijne, Christophorus, (slot). Dramati
sche Kunst (Erederik van Eeden, IJsbrand).
Literatuur,
De Beweging, Maart '08 : Amaniëen Brodo
II, door Nine v. d. Schaaf. Sociologie in
Dicht en Ondicht, door Th. van Ameide.
Mist, door Is. P. de Vooys. Herfstverzen,
door Alex Gutteling. De Dichter en de
Jonge Vrouw, door P N. van Eijck. < ra
dicalen, dcor Th. van Ameide. De Ziekte
verzekering, door J. Molenmaker. O, blauwe
parelen van den Nacht, door mevr. Henr.
Labberton-DrabVx'. Boeken, Menschen en
Stroomingen, door Albert Verwey.
Boekbeoordeelingen, door Maurits Uyldert en
Albert Verwey.
Onze Eeuw, 3e afl.: Ida Westerman, door
Gerard van Eckeren. Crisis-Bespiegeling,
door mr. L. J. Plemp van Duiveland. De
Beteekenis van de Tweede Vredesconferentie,
door jhr. J. C. C. den Beer Poortugael.
Ellen Key, door prof. jhr. B. H. C. K. van
der Wijck. -- Bestrijding van Woeker in
Indië, door mr. J. C. Kielstra. Verzen van
Edward B, Koster. Onze leestafel.
Europa, ail. 3: Verzen van Engelsche dich
ters, door Helene Lapidoth- Swarth. Muziek,
door Top Naeif. Ik weet niet waar ik ster
ven zal, door Torn Schilperoort. Eengedicht,
dopr Henri van Booven. Proza van Novalis
vertaald, door Dirk Coster. De Aarde, door
Valeri Brjoesaof. Levensverhoudingen, door
Daan van der Zee. Dina van Rooien, door
J. de Meester.
Belang en Recht, Maart '68: Over beroeps
keuze in het algemeen. Over beroepskeuze
van meisjes in het bijzonder, door H.
Goudsmit. Shakegpeare lezingen, door G.
Nederlandsch Tooneel, door Bona Fidp.
Op den uitkijk.
Eigen Haard: Het feest van den turf Irager,
door L. v. W. De laatste der Bragianen,
(A. Winkler Prins, 1817?1908), door Jei«. de
Vries, U, met portretten. De jonge ama
teur-fotograaf, (oy' de piaat), fotografische op
name van O. D. te H. De lotgevallen van
het Compagnieschip Prins Willem," (1649
1662), (naar aanleiding van een scheepsimdel
in het Rijksmuseum), door J, F. L, de Balbian
Verster, 11, slot met af b. Feuilleton. ?
Visscherijschool te IJ m uiden. De hut van
Hendrik Haa-t op de Veluwe. Het ongeluk
met het Koninklijk rijtuig. Het
WesterViaduct. Jongelinger-Vereeniging Geloof,
Hoop en Liefde.' Aan de Oosterdoksluis,
alles met afb.
i O santép s r rsgsi.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE,
Inlichtingen bij de Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet
Piano-, Orgel- en Muziekliandel
Meyroos «Jt Halshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Zoop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEX.
fiüDÜNTIP IEDER STUK DAT KRIMT
UrtNHIl 111 WORDT TERUGQENOMEH
FABRIKANTEN VALTON ZONEN AMSTERDAM
Verkrijgbaar by :
Hirsch eii Cïe., //»?., Leidscheplein.
A«ir. tScliakel, llojl., Heiligenweg.
H. Meycr, llojl.. Koningsplein.
Au Bon Marclié, Kalverstraat.
3Iajt. Kciasershof, Xieuwendijk,
K. H. Dik, Leidschestraat 10.
Allen te Amsterdam.
H. J. I^oor, Lijnmarkt 2A, Utrecht.
K. H. Reiisson & Co., Middelburg.