De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 8 maart pagina 3

8 maart 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1602 DE A M S T E R O A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vervuld voor een genie, dat znlks gewrocht heeft. Ademloos luistert men naar de verruk kelijk klinkende figuren die elkaar omjtren-, gelen in rein gespeel en die toch nooit de leidende gedachte op den achter grond dringen. Het eerste gedeelte, met zijn matig, vrien delijk karakter geeft m. i, volkomen weer het gemoed van den man, die zich, zijn onuit puttelijke scheppingskracht bewust, met een klare ziel, in bljjheid des levens, aan den arbeid zet; het Adagio heeft een meer wee moe g karakter. In het Finale vindt men echter den overm:edigen koenen Bach. Eeu grandiose fuga, waarin de meest gecompli ceerde compositietechniek met de grootste gemakkelijkheid beheerscht wordt en waarin steeds een bevallige gratie te bespeuren valt l Wij mogen den heer Mengelberg wel dank baar zijn voorde gelegenheid ons geschonken met dat werk kennis te maken. Eerste uit voering stond op het programma. Is dat niet sprekend voor een werk dat in 1720 gecom poneerd is? Nu zullen er meer uitvoeringen van volgen; vooral omdat men in de heeren Heinrich Fiedler, Karel Willeke en Nic. Klagen, kunstenaars heeft, die aan de hoogste eischen voldoen en die wij hoogst dankbaar mogen zijn, voor het buitengewone genot, dat zy ons met dezen Bach geschonken hebben. Daarna kwam Fiedler met de Ciacona. 'Rein als kristal ontstroomden de tonen aan zijn instrument. Met groot technisch meesterfchap werd de polyphonie van het stuk beheerscht, maar vooral met groote en overtuigende waarheid en ongekunstellen eenvoud werd de spiritueele inhoud van het Stuk weergegeven. Het Benige wat ik niet kon goedkeuren is het doen ineenvloeien van de verschillende variatiën. Een ademhalingsteeken" hier en daar, voor zoover men dit mag zeggen bij de viool, zou hierin hebben voordien. Fiedler is eenige weken ongesteld geweest. Na het slot der Ciacona gaf het.publiek den jongen meester op ondubbelzinnige wijze te kennen, hoezeer h.et zich verheugde in zijn herstel. Handel werd twee dagen later gevierd door de zangvereeniging van Toonkunst". Inder daad mag ik spreken van gevleid; want het koor zong zoo voortrefl'elijk, dat aan het genie van dezen anderen meester uit Thuringen daardoor de schitterendste hulde werd gebracht. Buitendien bleek opnieuw, dat ons publiek nog steeds de kunst van een Handel sympathiek gezind blijft, oi.danks de werken uit de moderne school, die in den laatsten tijd zoo vaak worden uitgevoerd; zoodat de toehoorders herhaaldelijk vol geestdrift koor en solisten toejuichten en daardoor tevens den componist eerden. Bij de uitvoering ten vorigen jare heb ik in den breede uitgeweid over de voordeelen van Chrysander's bewerking. Ik heb mij toen verheugd over de instrumentatie, waarin de oboëu, fagotten, het klavier en het orgel weder de aanzienlijke plaats innemen, die zij in Handel's tijd bekleedden. Thans heb ik wederom genoten van den orchestklank; het is inderdaad prachtig hoe die instrumenten hun kleur mededeelen aan het geheel. Dat men nu ook weder met onverilauwie belangstelling het werk kon ten einde hooren, zonder ook maar een oogenblik het gevoel van gerektheid te bespeuren, is mede aan Chrysander te danken, die talrijke cou pures heeft aangebracht. Toch acht ik de Chrysander-uitgave nog niet de ideale en wel omdat iedere diligent zelf de vrijheid moet kunnen hebben, weg te laten wat hem goeddunkt. Waren dus enkele nummers, die thans gecoupeerd zijn, in de partituur opge nomen, desnoods met de bemerking dat zij gevoegelijk kunnen "worden weggelaten, dan zou de dirigent meer de vrije hand in deze kunnen hebben. Over de cadensen is verleden jaar uitvoerig van gedachten gewisseld. Sedert dien tijd heeft Dr. Max Seitfert in het maandblad Caecilia een lans gebroken voor de versierin gen in Handel's Messias. Niet geheel daarmede in overeenstemming is de meening van Dr. llugo Goldscamidt in het lang ver wachte straks aangehaalde boek. Hij schrijft daarover o. a. In keinem der Htindel'schen Handexemplare, die er bei der Auflührung benutzte, steht auch nur eine Verzierungsnote. Die Sanger Handel's entwarfen sie iür jeden Fal', der Sitte der Zeit gemiiss, von ihrem Recht der freien Interpretation Gebrauch machend. Sicherlich setzten sie sich mit Handel in Verbindung. Die berlitferten Verzierucgen sind mithin als Kompromiss zidtchen den Beproduzierendeit uni dem Koraponisten an zu selun. Dass sie in all und jeder Hinsicht Handel's Beifall batten, ist nicht nachweisbar; Ueberdies verkannt man das Verbiiltnis der erganzenden Kunst jener, zum Kunstwerk selbst, wenn man, wie Seiifert geneigt scheint, ihr irgendwie bindende Kraft auch für die Auftührungen jener Zeit zuerkennt. Sie war ur.d ist noch heute improvisatorischen Charakters. Alle Dokumente des Hacdelschen Siingerkreises kimnen also nur lehrreiche Beispiele liefern, wie damals g"e3ungen wurde, aber ewingend für die Art wie wir heut gingen sollen, sind eie nicht". Zooals men ziet, Goldschmidt pleit voor e? n zeer «groote mate van vrijheid, die men den dirigent moet laten ten opzichte van het gebruik der versieringen. De uitvoering was een waarlijk schitte ren Ie. Koor en orchest noemde ik reeds. Inderdaad de heer Mengelberg heeft met de instudeering en leiding daarvan prachtige resultaten bereikt. Het koor steeds mooi, vol en zuiver van klank en ook zorgvuldig aeht gevende op de nuances. Als men nu weet dat de sopraansolo's door mevrouw Nooriewier gezongen werden, kan men begrijpen dat iedereen van vreugde ver vuld was over het herstel van deze begaafde vrouw na langdurige ziekte; een vreugde die nog zooveel te grooter werd, nu het, door haar meesterlijke voordracht, vooral van haar aria Dann der Laut' und Harfenklang" scheen, alsof haar stem in glans en haar voordracht in diepte van uitdrukking nog gewonnen hadden. Het was in n woord su bliem! De toejuichingen na genoemde aria, namen terecht het karakter eener ovatie aan. Mevrouw de Haan-Manifarges zong haar partij eveneens prachtig. Hoe onbeschrijfelijk delicaat klonken o. a. de woorden Vater im Himmel!" Beide dames hebben ons in het. duet O holder Friede reich an Lust" een voorbeeld van samenzang gegeven, gelijk men het zich schooner nies denken kan. Al de verschillende stemmingen van het omvang rijke nummer kwamen heerlijk tot uitingen de stemmen... wat pasten die schoon bij elkander! Inderdaad een triomf der gezangs kunst I Tegenover twee zulke coryphëen had de tenor, de heer Goldsteen, een z waren stand. Men mag het hem, den beginneling, niet ten kwade duiden dat hij tegen de beide dames niet opgewassen was. De heer Goldsteen schijnt my toe muzikaal te zijn, ook beijvert hij zich duidelijk en correct uit te spreien. Met zyn zangkunst is het echter nog niet zóó gesteld dat hij een rol als de titel party uit Handel's oratorium naar «isch kan weer geven. Voor alles zal zijn toon mooier moeten worden. Die is nog te kaal, te vlak, te open ; hem ontbreekt nog resonnans, en dat is juist de eigenschap die de stemmen der beide dames zoo goed deed samenklinken; zijn duet met de sopraan Vor diesera Schlag" liet dan ook dit ge nis aan samenklinken zeer gevoelen. Ook is er bijna geen enkele toon die staat; het aanzetten van den toon op vocalen is evenmin fraai ; toegegeven mag worden dat, in zijn groote ai ia, de cadens naar de hooge bes zeer goed gelukte. De heer Denijs (Simon) zong met mooi ge luid, echt mannelijk en toch sober. Waarom hij zijn eerste aria Fromrne An lacht" niet meer legato"zong ? Dergelijke Largo'smoeten steeds gebonden worden gezongen. Het knapenkoor was, jammer genoeg niet geheel rein en mooi van klank. De jongens waren misschien wat vermoeid. Ik vond dat overigens niet zoo heel erg. De vlek werd uitgewischt door den iaarop volgenden climax. Ten slotte zij nog vermeld dat de heeren F. Hendriks en Evert Cornelis veidienstelyk de orgel- en klavierpartijen vertolkten. D& heer Mengelberg die het werk met groote levendigheid en bezieling dirigeerde, mag met groote voldoening op de uitvoering terugzien. ANT. Het NachtlicLl van de Zee, door .VI. J. BRUSSE. Rotterdam, W. L. & J. Brusse. 't Is eigenaardig, hier den ouden Israëls, die altijd, meer dan teekening, naar innigheid "van atmosfeer, naar het onzienlijke zocht, met een van hem niet vaak geziene, vlot gekrabbelde penechets deze journalistiek van Brusse, wiens werk en wiens kracht juist het schetsen, het schetsen in woorden is, in te zien leiden. Den ouden, raadselachtigen, weemoedigen droomer en den jongen, lustigen, onvervaarden zoeker naar curiositeit. Want d;lt is Brusse voor alles, dat wil voor alles het jachtend, leesgraag publiek. En dat dit hem graag leest, liever dan wie ook, dat in de 'Rotterdammer telkens terugkeerend Onder de Menschen", vertellingen van alles en nog wat uit de maatschappy, dat komt, omdat Brusse mér geeft dan curiositeit, omdat hij hier of Jaar, al naar het hem invalt, op afgaat en dit zoo frisch, zoo levendig en kleurig vertelt, dat ge meeleeft en het u bijblijft. Hij zoekt, schreef hij eens in een brief aan Jan Feith, wat hij zelf gehoord en gezien en getast heeft zóó te beschrijven, dat het ook voor den lezer gaa' leven, dat het wordt te zien, te hooien en te betasten. Ms ar daarvoor inoet hij dat complex van feiten wel innig hebben waargenomen en niet diezelfde innigheid in woorden geven. Wie dat wil, moet dieper dan het curieuze, het uitteraard oppervlakkige, graven, om te boeien, moet zoo scherp op lederen indruk reageeren, dat voor dien klank, die kleur in die omgeving dat en geen ander woord past. Hij moet een zeer gevoelig mensch zijn en met een ragfijn taalgevoel begaafd. En wat is een litterair kunstenaar anders dan eeii zeer lijn voelend mensch met meer of minder taalknapheid? Men heeft nu eens virtuoozen en onbeholpen hartstochtelijken. Maar in Brusse, den kunste naar-journalist, den hartstochtelijken virtuoos, weet men niet, wilt meer te bewonderen : de warmte en de fijnheid van den hartstocht, van het temperament of de enorme virtuosi teit, waarmee hij zijn instrument, de onder zijn handen al klank voller wordende taal bespeelt. Misschien lijkt dat eerigen vreemd kun stenaar" eu journalist" zoo met een nuchter streepje aan elkaar te binden. Er is immers vaak gezocht naar d in grens tusschen kunst en journalistiek, en hier, in dezen merkwaardigen man, zou de grens... een streepje, dus niets zijn ? O, dat haidnekkige, verdwaasde zoeken naar grenzen! Wie heeft ooit in de natuur een grens, een bepü/ilde grenslijn gezien ? Wie heeft ooit de grens tusschen de zee en het strand, tusschen lucht en water getrokken-? . . . Alles stroomt, panta rei", het is haast zoo oud als de, ons bekende, wereld. Die grens, ze bestaat immers niet, want beide, n kunst n journalistiek, zijn uitingen van hetzelfde op verschillend plan. Evenmin te vergelijken als een karpet met de kamer, waar het ligt. Journalistiek is kunst of het is het niet, al naar de auteur een kunstenaar was, ja of neen, al naar hij mij, lezer, dit of dat als iets schoons doet ondervinden. ..Kunst" duidt op een bijzondere bijzonder ook om de zeldzaamheid kwaliteit, op iets innerlijks dus, journalistiek" op een standpunt, op bedoeling. Zoo heeft men gewone journalistiek curiositeitswork zonder meer maar kunst volle ook, die behalve dit iets meer, iets diepers geeft, zooals Israëls in zijn binnen huizen, ook in zijn penkrabbel die dit bun deltje opent, mér, diepers geeft dan enkel teekening. En zoo hebben we toch, ondanks aanvankelijk schijnbaar heftig onderscheid, eet zelfde kwaliteit bij beiden gevonden, een verzoening, hoe beider werk ook overigens uiteenloopt: het kunstvolle, de schoonheid. Ja, verschil blijft er, niet alleen tusschen Israëls en Brusse, tusschen den in d/oorn van halve kleuren buiten het leven levende en den etser naar het leven : algemeener onderscheid ook tusschen den artiest en den artistieken journalist. Een verschil van graad. Zet twee menschen ?oor een zelfde schilderij: ziet de ten dit niet heel anders dan de ander ? Zoo maakt de een van een geval een werk, zwaar van schoonheid, een ander, kunstgevoelig evenals de eerste, een brok artistieke journalistiek. Dit is ten slotte maar een kwestie van aanleg, iets zeer persoonlijks of, oppervlakkiger genomen, een vraag van doel: de pers wacht en het publiek vraagt meer of minder prettig ver telde zakelijkhei i, maar het laatste vooral. Wat er bijkomt, is toegift, veraangenaamt de lezing. Ge hoort toch liever eenzelfde verhaal van een sonore dan van een schrille stem ? Goede journalistiek is kuust met het accent op het zakelijke, het curieuze, op de teekening, de virtuositeit. Kunst heeft het doel in zich zelf, journalistiek wordt met bedoeling ge maakt. Bij de eerste overheerscht het onbe wuste, bij de tweede het tegendeel. Wie deze verschillende kwaliteiten nu maar tot een stabiel geheel kan binden, komt het verst binnen de grenzen van het metier. Goede journalistiek is de ver ??loeiïng tussehen litteratuur en alle ander geschrijf, tusschen het sentiment en de zakelijkheid, geen metier en toch eigenlijk weer wel. Hoeveel moois er binnen die toch niet al te wijde grenzen mogelyk is, Brusse leert het ons slag op slag. H^t is verwonderlijk, hoe deze man van het eerste het beste of liever het eerste het slechtste en hoeveel slechts maakt hij niet mee! iets sroakelijks, iets genottelrks om te lezen maakt. Nu dit boekje weer. Bewerkt naar Op het Lichtschip Maas" in het voorjaar van 1903 verschenen in de rubriek Onder de Menschen1' van de X. R. C." Evenals de krabbel van Israëls verhaalt het, maar uitvoeriger, van verlitenheid op zee. Van die bemanning, die, op zich zelf een maatschappij -van een handvol koppen, !k zich naar de anderen schikkend, om het althans niet al te ondragelijk te maken, daar op dat schip, als o? een Duive'.seiland, op een andere, niet minder spookachtige Vliegende Hollander, zóó veel weken moet zitten, dan soms nog niet eens weg mag, omdat de boot, die ze oppikt, het lichtschip door den storm niet bereiken kan. Van die martelende eentonigheid, zoo eentonig, dat het geen marteling meer is van «ie verstornping en de mal lijkende zorg en alles, wat ze zoeken om de verveling te breken, van hun vertrouwen en lijdzaamheid ook, hoe ze vlassen op het end, als ze moeder de vrouw en de kinderen weer terugzien, hoe daar alles léft voor het licht, dat 's nachts de schepen koerswijs maakt naar Rotterdam, Brusse vertelt dat alles, wanhopig weinigs eigenlijk voor wie hier dor verslag van doet als een inspecteur van het loodswezen b.v., hier in de ontroering van Brusse tot iets groots van ellende geworden met een innigheid vaii observatie, met een kracht van beschrijvingsplasuek, dat het als journa listiek niet gaver mogelijk is. En dit niet alleen: het eigenaardige en het superieure van Brusse i', dat, wat hij schrijft, zoo eii niet andsrs kan. Dat het iets heel gaaf3 is, en dat, verandert ge n woord, n rhytme, ge die gaafheid schendt. En hoe veel zwaarder was dit voor hem dan voor een ander! In hoe weerbarstiger omstan digheden schreef hij dit alles niet dan wie een roman zin voor zin aan zijn schrijftafel bouwt! Brusse, die vast twee keer in de week móet leveren - de meesterknecht is onver biddelijk, die met de smaak en de ver scheidenheid van het publiek moet rekener, die door weer en wind trekt, alles, ook de goorste ellende, dóór moet en dóór is geweest en niettegenstaande dat, alles blijft reageeren op het aliergeringst'. Brusse heeft dit klaar gespeeld en dat is een hardnekkigheid van idealisme, die we be wonderen. Gij en ik, we hebben onze lagen : soms lukt het niet, lukt niets, wat we be ginnen, zijn we door de miezerigste kleinig heid gesard. Hoe veel te eer een kunstenaar, als Brusse toch is, een mensch immers met een zeer lijn gevoel. Dan doen wij wat anders, of we doen het eerste en slecht. Brusse heeft zich daar boven uit gewerkt: die buien, hij kent ze schijnbaar niet. Als journalistiek, in een krant is dit niet gaver mogelijk, schreven we. Want, hoe vol komen ook, in een krant hoort dit thuis. Om de bedoeling: iets te vertellen nl. van het lichtschip, van het leven dier mannen op het schip, niet van die mannen zelf. En al geeft Brusse, meer en dieper, ook iets van het innerlijk dier tobbers, het andere bleef hoofdzaak. Dit moest. Brusse heeft dit alles geobserveerd, en die observatie ve-telt hij, vertelling dus van oppervlakkigheid in een, o natuurlijk prachtig kernigen, niettemin oppervlakkig blijvenden toon. Een werkje eer kunstig dan kunst, mér van virtuositeit dan van geest of ziel of hoe ge't wilt noemen, al is die er óók in. Vandaar dat ons, lezend, met de herinnering aan het benijdbaar mate riaal van Brusse's krantwerk, dit relaas, nu het zich als boek, als litteratuur aanbood, buiten zijn milieu te leur stelde. H. VAN L<x>x. Bet M m Keiups. Ik zou er niet graag op aangezien worden de oorlog in 't algemeen, en de pacificatietochten op Atjeh in 't bizonder, goed te spreken, maar ik acht 't wel een bescheiden ei?, te wensen dat het oordeel over de per sonen die er bij betrokken zijn, evenals dat over hun handelingen, billik zij en vooral gedokumenteerd. Hoe bitter siecht het grote publiek in ons land op de hoogte is van toestanden en gebeurtenissen in onze kolo niën 't is bekend genoeg. Hoe weinigen trouwens stellen er belang in en doen hun best er iets van te weten te komen! Toch is datzelfde grote publiek merkwaardig snel en beslist in 't be- en veroordelen dier zaken, waarvan 't weinig of niets weet, en zelfs in de Kamer, waar men beter kon verwachten, wordt door menig lid zonder voldoende kennis over dat onderwerp meegesproken. Het is waar, dat er speciaal over Atjeh niet genoeg gemakkelik te verwerken lite ratuur bestaat, en dat heel wat ambtenaren en oilicieren, die het volk en het leven te velde aldaar grondig kennen, er niet toe schijnen te kunnen komen hun ervaringen te boek te stellen, om zodoende aan veel misverstand, dwaalbegrip en onwetendheid een eind te maken. Geen romantics aan geklede krijpsverhalen zijnvaunode?zuivere, objektieve historie is gewenst. Nu doet zich 't geval voor, dat we in een onzer artillerie-officieren, de eerste-luitenant 3. C. J. Kempees, een man blijken te hebben die als z'n stijl wat leniger, z'n taal wat meer literair wil worden alle eigenschappen bezit die een hislorikus nodig heeft: beheer sing van zijn onderwerp en van zichzelf in de eerste plaats. En het boek over een der merkwaardigste perioden van onze indie?e krijgsgeschiedenis: de tocht van Overste Van Dalen door de Gajoe-, Alas- en Bataklanden, dat die oiliuier in 1905 publiceerde 't ligt in een haagse tweede-hands-boekwinkel, waar 't voor 'n appel en 'n ei wordt opgeruimd. Ben ik goed ingelicht, dan bedroeg de oplaag van dit boek 1-00 exemplaren; 700 werden er geplaatst, de overige 500 kwamen in de tweede-hand. Het is mogelik, dat de uitgever, de boekhandel ook, meer voor de verspreiding had kunnen doen I), maar de onverschilligheid van ons publiek spreekt in elk geval uit deze cijfers. Neem aan, dat de boekhandel alle exemplaren verkocht, dat elk der 700 kopers zijn exemplaar ns uit leende; neem aan dat ik 't geval 100 pCt. te ongunstig stel ? daa ia 't boek van Kempees door 2800, zeg 3000, Nederlanders gelezen 2). Nu 't kloeke deel, waarin tal van goede en belangwekkende illustraties, voor 'n simpele gulden te krijgen is, komen er misschien nog enkele honder den lezers bij; maar zelfs wanneer zodoende 5000 mensen kennis nemen van wat daar in onze koloniën aan plichtsbesef, offervaar digheid, aan krachten van lichaam en geest gegeven, ja verkwist wordt, dan blijft er nog daartegenover een onverschilligheid in het moederland te konstateren, die kort en slecht 'n schande is. Het engelse imperialisme, zoals 't zich uit tegenover schitterende krijgsbedrijven gelijk aan die waarvan nu sprake is, is mij door gaans een gruwel; maar ik kon toch niet nalaten fe overdenken hoe men zich in Engeland gehouden zou hebben tegenover een sukses als dat van Overste Van Daalen en een verdienste als die van Kempe?s. Want beiden kunnen niet licht te hoog aangeslagen worden. Wie het verhaal van deze merk waardige tocht leest een tocht dies echts 'n goede maand korter duurde dan de fransduitse oorlog, die dikwels onder uiterst ver zwarende omstandigheden moest doorgezet worden en soms van alle deelnemers de grootste inspanning en de wreedste ontberin gen vergde weet niet wat hij mér be wonderen moet: de kunde, het beleid van de aanvoerder, die de beste en hoogste eigen schappen van krijgsman, politikup, ethnoloog en mens in zich verenigde, of de beradenheid van geest, het uithoudingsvermogen en de opgewekte toewijding van zijn troepen, die zonder aarzelen het uiterste deden wat van hen verlangd werd. En wie zich rekenschap geeft van de omstandigheden, waaronder de gegevens voor dit stuk krijgsgescbiedenis ver zameld moesten worden, wie bedenkt welke geweldige indrukken zelfs later, bij het schrijven de man bestormd moeten hebben die zo schijnbaar onïewogen dit relaas samen stelde, die schenkt zijn eerbied beurtelings aan de soberheid, de cnpartijdigheid waarmee hij te werk ging, en aan de kennis van zijn onderwerp, de nauwge '.etheid der behandel!nf". Het boek van Kempees is in de eerste plaats het werk van een soldaat: van de man die zwijgen! zijn plicht doet, uiterlike schijn versxaalt en de voldoening in zich zelf vindt; maar het is ook de arbeid van een historikus. die slechts zijn overgrote be scheidenheid enigermate beeft terug te drin gen, zijn ingehouden emotie wat meer in het bseld dat hij geeft te doen weerspiegelen, oai een wegwijzer te worden op een bij ons nog weinig begaan gebied, een wekker uit een nog te zelden gestoorde onverschilligheid. Wie zijn boek nog niet gelezen heeft, die leze het! J. TEHSTEKO, 1) De prijs vva* in elk ge?al veel te hoog; het wordt trouwens tij l dat we in ons land over 't algemeen, wat boeken betreft, beter waar voor inindur geld krygen. 2) Hoeveel Kamerleden zouden daaronder zijn? * * * "Wij voor ons zouden ook meer belang stelling wensohen voor do krijgsverrichtingen in Indiü. Kn niet alleen voor de krijgsverrH'htingon. Het Nederlandscho publiek is immers niet onverschillig voor ons Indis'.-h leger allén, maar voor al wat Indisch i?, li gur of niet leger (zekere papieren uitgezonderd). Wij betreuren deze algemeene onverschilligheid, daar zij het oorkussen is voor een duivel van itie.ts«ntzu'nilv /?üo/'i>nlit<i'k. En Idt-r op die roofiioliliek moet zon-Ier ophouden den nadruk gelegd worden, l/ii-r zit d>iizrn<hnaul meer onrecht, dan in de misschien te kleine waardcering onzer trcepen, waaraan wij, zegt onze geachte- inzender, schuldig zijn. En dan . .. waardéring ... Het moét oi;s van het hart: 't .Mag krijgsdeugd van den eersten rang hebben vereischt die vreeslijke slachtingen aan te; richten in de (.Jajoe- en Alaslanden, wij kunnen niet zóó volkomen ae u i levering scheiden van de /,-nnci'i, de militaire kun digheden van de ..expeditie". KKI>. NIEUWE UITGAVEN. -Dr Z'tktin- ran ilen Mnucli. Beschrijving der meest voorkomende ziekten en hunne oor zaken. Bewerkt raar Bauer und Frey's Atlas der Krankhciteu de" Menschen, door dr. L. S. MÏ;UEI;. Met -?"> p aten in kleurendruk en Uil afbeeldingen in den tekst. Zutphen, W. J. Thieme iV ('ie. l>f Schilder!:",,*!, v';n 1400 tot LSOO, door M.A \ R.IOSKS, all S. Amsterdam, uitgeversmij. Else»ier. 1)>' M/m en ''> Yrunw, all. 7. Ams'.erdam, H. Meu'enhf.'ll'. /v/.' liftlffaür hi Ai/u'i'ikit, d x r H. S. S. Ki'Yi'Ki: Hottordaji, I). A. Daimen. Criliiirht' Si/iii'iiKitifi'/ic Commentaar ap de Wel f>/> i> f l Aïli(iil?cij'itln«-t, door mr. S. G. CASUS, all. '_' en :!. Groningen. P. Xoordholl'. ??. t .S'f.ïucfi/i- Vraagstuk, door prof. dr. AUGL>T FOHKL, all. 1-5 en .<>. Amsterdam, uitgeversmij. Vivat." II *'/? ? hlyeschiedfiiis, door dr. H. E. HEI.MOLT, all. '-'. Amsterdam, uitgeversmij. ..Vivat." J/'.ss" pro Dtfancli* Requiem" ad 4 Voces Virile.s Oi-gano (.'omitante, auctore J. G. VAN BAI.I:N-. Utrecht, wed. J. R. van Rossum. EKKKI.MAX, 1'aurdefnsitn. Een serie van 41 prentbrief kaarten, bemerkt naar de platen in het groote werk van 'JL'ADEKKKR. Gouda, J. T. warteenbnrp'. Inhoud van Tijdschriften. D? .VA'e Eeuw, 33 all. : Gedichten, door Tb. van Ameide. De Heilige Tocht, door Ary Prins. Moewe jaren, door dr. A. Aletrino. Gedichten, door s. Bonn. Het Ivoren Aapje, door Herman Teirlinck. De scheiding van Kerk en Staat in Frankrijk, door jhr. mr. C. W. van Vierssen Trip. Staatkundige Kro niek, door mr. II. P. Marchant. Groot Nederland, Maart '08 : J. A. SimonsMees, Sint Elisabeth. Louis Couperus, De hoogere onbewustheid. Karel van d6 Woestijne, Christophorus, (slot). Dramati sche Kunst (Erederik van Eeden, IJsbrand). Literatuur, De Beweging, Maart '08 : Amaniëen Brodo II, door Nine v. d. Schaaf. Sociologie in Dicht en Ondicht, door Th. van Ameide. Mist, door Is. P. de Vooys. Herfstverzen, door Alex Gutteling. De Dichter en de Jonge Vrouw, door P N. van Eijck. < ra dicalen, dcor Th. van Ameide. De Ziekte verzekering, door J. Molenmaker. O, blauwe parelen van den Nacht, door mevr. Henr. Labberton-DrabVx'. Boeken, Menschen en Stroomingen, door Albert Verwey. Boekbeoordeelingen, door Maurits Uyldert en Albert Verwey. Onze Eeuw, 3e afl.: Ida Westerman, door Gerard van Eckeren. Crisis-Bespiegeling, door mr. L. J. Plemp van Duiveland. De Beteekenis van de Tweede Vredesconferentie, door jhr. J. C. C. den Beer Poortugael. Ellen Key, door prof. jhr. B. H. C. K. van der Wijck. -- Bestrijding van Woeker in Indië, door mr. J. C. Kielstra. Verzen van Edward B, Koster. Onze leestafel. Europa, ail. 3: Verzen van Engelsche dich ters, door Helene Lapidoth- Swarth. Muziek, door Top Naeif. Ik weet niet waar ik ster ven zal, door Torn Schilperoort. Eengedicht, dopr Henri van Booven. Proza van Novalis vertaald, door Dirk Coster. De Aarde, door Valeri Brjoesaof. Levensverhoudingen, door Daan van der Zee. Dina van Rooien, door J. de Meester. Belang en Recht, Maart '68: Over beroeps keuze in het algemeen. Over beroepskeuze van meisjes in het bijzonder, door H. Goudsmit. Shakegpeare lezingen, door G. Nederlandsch Tooneel, door Bona Fidp. Op den uitkijk. Eigen Haard: Het feest van den turf Irager, door L. v. W. De laatste der Bragianen, (A. Winkler Prins, 1817?1908), door Jei«. de Vries, U, met portretten. De jonge ama teur-fotograaf, (oy' de piaat), fotografische op name van O. D. te H. De lotgevallen van het Compagnieschip Prins Willem," (1649 1662), (naar aanleiding van een scheepsimdel in het Rijksmuseum), door J, F. L, de Balbian Verster, 11, slot met af b. Feuilleton. ? Visscherijschool te IJ m uiden. De hut van Hendrik Haa-t op de Veluwe. Het ongeluk met het Koninklijk rijtuig. Het WesterViaduct. Jongelinger-Vereeniging Geloof, Hoop en Liefde.' Aan de Oosterdoksluis, alles met afb. i O santép s r rsgsi. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE, Inlichtingen bij de Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet Piano-, Orgel- en Muziekliandel Meyroos «Jt Halshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Zoop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEX. fiüDÜNTIP IEDER STUK DAT KRIMT UrtNHIl 111 WORDT TERUGQENOMEH FABRIKANTEN VALTON ZONEN AMSTERDAM Verkrijgbaar by : Hirsch eii Cïe., //»?., Leidscheplein. A«ir. tScliakel, llojl., Heiligenweg. H. Meycr, llojl.. Koningsplein. Au Bon Marclié, Kalverstraat. 3Iajt. Kciasershof, Xieuwendijk, K. H. Dik, Leidschestraat 10. Allen te Amsterdam. H. J. I^oor, Lijnmarkt 2A, Utrecht. K. H. Reiisson & Co., Middelburg.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl