Historisch Archief 1877-1940
Ut 1002
DE AMSTERDAMMER \V E E K B L A D V O O R £ ?£ K ft L A N D.
Van Hoytema. Blauwe papega i.
Van Hoytema. Jachtvalk.
Van Hoytema. Aap en jong aapje.
vTentoonstelliDg Tb. m Hoytema. *>
Is het toeval, dat een kunstenaar als van
Hoytema, die er zoo zeer op uit is om het
lerende,
natuurljjke, frigsche dat zijn
oogen zagen, vast
te houden in lijn
en kleur, zoo graag
vogels afbeeldt?
Het vrije, levenslustige
wezen van het gevleu
geld gediert,
't Wild ^egeltje dat zingr,
daar 't oabeknipt is,
Al d'open lucht is mijn,
moet dunkt me bij uitne
mendheid de aandacht gaan
de houden en dékunst blij
en wakker houden van ieder,
die bet gade slaat.
En van Hoytema is, door zijn
ontwikkelingsgang heen, gebleken
n van die in onzen tijd zeldzame
«li sympathieke kunstenaars te znn, die
nooit uit het oog hebben verloren, dat het
beeld van levende dingen in eerste en
laatste instantie leven en nog eens leven
moet. Karakteristiek zijn de titels van die
prentenboeken in den beginne niet
heel mooi, maar steeds fraaier wordend
?wa'Srin h\j vele van zijn opmerkelijkste
prenten gaf: Hoe de vogels aan een
koning kwamen", Het leelijke j mge
«endje", Uilengeluk," Een boek vol vogel
vreugd, al voor de lieve jeugd." Zit in al
die benamingen niet de prettige neiging, om
van zijn vogels veel avontuurlijks, lustigs,
vreugdigs te vertellen, om ze bijna als per
soonlijkheden te doen zien, ons belang in ze
1) Kunsthandel Wed. G. Dorens en Zn.,
Rokin.
De jawhe voorstel togen.
Ik heb de Japaneche vertooningen met een
dubbele belangetelling bezien. Want niet
«Heen als vreemde, als niet-Europeesche, als
nog maar heel weinig gekende
tooneelspeelkunst zijn zij curieus. Maar ook en dit
misschien voorop als een in het ver leden
heel ver teruggaand, buiten de herinnering
wan gansch het tegenwoordig beschaafde
Europa liggend, ur-oud historisch voorbeeld.
Deze tooneelspeelkunst is fan andere landen
n van andere tijden. Van tijden o a de r
dan onze middeleeuwen, ja misschien
ouder dan het Nibelungenlied of Homerus.
Ik hoop hét hiergeiegde zoo dadelijk met
voorbeelden toe te lichten. Maar vooraf zij
xnfj de opmerking veroorloofd dat ik niet
beweer dat de deze avonden opgevoerde
dramatje? en comedietjes in dezen vorm zulke
oude litteratuur zijn. Noch pretendeer ik
<iit te kunnen beweren. Ik zie als ieder
ander in sommige de moderniseering en
de nieuwer w etsene détails, zou echter niet
in staat zijn aan te wijzen tot welk fond
van oude Japansche litteratuur ze zelve
behooren of op welke oude reminiscensen ze zijn
geïnspireerd. Het lijkt my wel dat dit alles
.wonder nauw verwant zijn moet aan bescha
vingsperiodes ah van de duizend en een nacht
?of de oude indische verhaaltjes, maar ik heb
er geen wetenschap, d. i. geen Japansche
wetenschap van. Aan deze stukjes heb ik
echter mijn intuïtie gewet.
Onder de karakterisiieke bijzonderheden zal
ik eerst noemen de om hun oudheid
mer&waardige, en daarna de typisch-Japansche.
De oorlogsdans in Les trois soeurs", uit
gevoerd voor den generaal, door drie met
lange p l ui nistaart en en baard-tressen omhan
gen krijgers. Dit is een oorloggdans die
moget^k op het Japansche toonetl opgevoerd
werd om soortgelijke redenen van sierlijkheid
«n behagen-in-sierlykheid als waarom wij
EuropeërS; op het tooneel nog al eens scher
men' en dab al ierlei fraaie standen aannemen,
maar voor wie goe l toezag moet in wat de
drie genoemde krijgers daar deden en in hun
onderlinge wjegingen nog een gansch ander
?element aanwezig zijn geweest. Want zoo op
ons bnn^buitensporige los een potsierlijken
indruk maakte, even zeker is het dat die
indruk ktdarld is als een vreigaanjaging. Een
te doen stellen? Hoe de vogels aan een
koning kwamen" was een merkwaardig
debuut, maar er zat nog veel conventioneel»,
illustrator-achtigs in, die vogels waren zoo
netjes en studieus en saai uitgeteekead.
Dat zou anders worden!
Wie wel eens kinderen meenam naar den
dierentuin, weet welke beeiten ze het eerst
opmerken en waarvan ze het meest vervuld
blijven. Meestal niet die zonderlinge schep
selen, die ons om hun onwaarschijnlijke,
grillige vormen als spelingen der natuur
het meest verbazen, interesseeren den voora:,
doch de menschelijkste. Apen, papegaaien,
uilen. Bij deze dieren nu is dat, wat ik
het menschelijke noemde het meest
onmiddelijk ta herkennen. Van Hoytema, als
ieder die een onderwerp nader bestudeert,
ziet subtieler karaktertrekken, weet dat
menschelijke of liever dat rijker leven in
allerlei dieren te vinden en vertoont het
ons op allerlei wijzen. Meer en meer ging
hij getuige zijn uitgaven, teekeningeo
en aquarellen in vogels en andere dieren
het vreugdige, levende, individueele zien.
Hij wist de vormen langzamerhand zoo goed,
dat hij ze als iets vanzelfsprekends kon
aangeven, zonder ze ons met natuur
vorsehersnadrukkelijkheid onder den neus te
duwen. Men zegt wel eens, dat sommigen
door het staren op eiken boom het bosch
niet zien, van Hoytema daarentegen ziet
altijd eerst, ook in de meest curieuze en
gecompliceerde exemplaren van dieren, het
levende wezen.
Vandaar het frissehe, het boeiende van
een verzameling dierteekeningen van hem.
Men voelt dat hij ze kent, ze lief heeft, al
die schepselen, wien hjj altijd zulk een
frappante expressie weet te geven, die ons
zoo gemeenzaam aandoen, en waarvan hij
dan toch waarlijk ook nog het stoffelijk
mooie zoo smaakvol en overtuigend ken
schetst. Het is niet om niets, dat zoovelen
en mogen er steeds meer komen!
cenige vaa zijn smakelijke en dikwijls zoo
guitige composities als wandverciering be
zitten, want welk een opwekkend
levenabeeld bieden schier al zij a verscheiden
prenten en andere werken!
En dan, wat zijn ze technisch fijn en
aantrekkelijk. Steenteekenaars als van
Hoytema zijn er waarlijk niet te over. Hij
heeft van de kleurenlitografie iets heel
bizonders, iets zeer rijks gemaakt. Met
slechts n of twee kleuren weet hij aan
zooveel prenten, door geestig exploiteeren
van de verschillende mogelijkheden der
behandelin? van den steen een prachtige,
fleurige fijnheid te geven, het landschap
en buitenmilieu, de bloemen en planten om
zijn dieren heen aan te duiden. Dit zelfde
ziet men in de aquarellen, waar door
wasschen van slechts weinig mooie kleuren
een fraaie leven ligheid is verkregen, die
nog te meer aantoont hoe bewust de
precieuze en behagelijke tinten ook in de drukken
opgeroepen zijn.
De catalogus van de tentoonstelling ver
toont ons nog een minder befcende, niet ie
onderschatten verdienste van Van Hoytema.
Het vogeltje buiten op vooral, doch ook het
prentje met den ooievaar binnenin, behooren
tot de volmaakste en origineelste zuiver
zwart en wit teekeningen, die men zoo al
te zien krijgt. Ze zien er uit als een merk,
een stempel, gemaakt naar een geniaal ge
vonden formule voor het lijnzinco-procédé.
Steeds minier ging in den loop der jaren
zijn uitbeelden gelijken op wat men
gewojnlijk teekenen noemt: omlijnen en
precizeeren van vormen; uit een geheel van
sobere charme dat het karakteristiek milieu
overtuigend aanduidt, rijzen die belang
wekkende en fraaie persoonlijkheden op, die
zijn dieren zijn. Hij doet als portrettisten,
die hun m>lel bij voorkeur in zijn eigen
omgeving en in zijn eigen doen
cofltervreesaanjaging in den krijg door een gelijkenis
met een wild beest of een onbekend monster,
maar in beide gevallen onderstellend een
naieve vatbaarheid voor indrukken bij den
tegenstander als waarop zelfs de vreeselijke"
Achilleus noch de grimmige" Hagen meer
rekenen mochten. Eén van de drie krijger*
overwon, deed zijn tegenstanders terugdeinzen,
en zeker was hij de meest vreeswebkende!
Hij zwaaide zonder tvqfel het meest schrik
barend met zijn pluimstaart en trok zich het
verwoedst aan zijn baard-tressen.
Le demon et Ie sabre japonnais". Dit
schoone, in zijn schijnbare symboliek, van
zoo prachtige barbaren-werkelijkheid, is in
zijn geheel als een oud document te nemen.
Da strijd van prins Korémotchi met den
daemoH wordt wel een sprookje genoemden
zal hét ook wel zijn, maar gaat terug op deze
werkelijkheid dat de held, vechtend met een
of ander wild beest onder omstandigheden die
zijn bijgeloovige vrees gaande maakten, door
zyn moed ondier n bijgeloof overwon. Zoo is
dit sprookje van een naieve, maar ernstige
schoonheid. Doch in het bygeloovige ligt
zijn karakter van hooge oudheid. Prins Kor
motchi is, denk ik, een vóór-feodale prins; en
zijn bijgeloof is een veel dieper, en veel mear
aan de gansche natuur onderge-chikt bijgeloof
dan dat van de uit onze middeleeuwec'ie
epiek bekende ridders. Of op andere wijze
gezien: tusschen de mimiek van
deMacbethheksen en de drie berggeesten van dit sprookje
is een verschil, moeilijk te overschatten. Zuo
wel de maskers van deze, als het ongewoon
erge, onherkenbaar gegrimeerde gezicht vao
de daemon wijzen in die richting.
Dit zijn wel de voornaamste bijzonderheden
van de eerste soort. Bij een preciese kennis
van de Japansche litteratuur waren er, gis
ik, meerdere te noemen. Zoo lijkt mij de
bode, die de scheiding aanzegt in Les trois
soeur»", en de generaal zelf van een grijze
oudheid, van de oudheid der vet halen t-n
overleveringen. Het derde stuk van dit
repertoir is gemoderniseerd.
\an het Japansche karakter is in de eerste
plaats eige i de kleur*). Deroode. geele, zwar e
en de vonkend blauwe kleur- van het decor,
van de linten, van de gewaden en vau de
sieraden. Dit wisten wij al, doch als een
*) Van uit de zaal was lang niet allee goed
te zien. De Japanners spelen veel zittend op
den grond en ook voor de kleur was het
gezicht op den he!-reflei;teerenden bodem
onontbeerlijk.
feiten, f moest men hem niet, liever dan
met een portretschilder, met een genre
schilder vaa de beste sport vergelijken ?
Mij heeft altijd zijn voorliefde voor groepen
van dieren getroffen, de humor waarmee hij
het niet onder woorden te brengen boeiende
vertelsel dat in hun met elkaar opwandelen,
hun keuvelen, hun konkelen, hun flir
ten en weet ik veel wat meer voor
onder onsje i zit, mededeelt. Bij die groepen
van kippen, uilen, apen, zijn er, die ik ook
als stukken kjeur, als vroolijke en fijne
noot in een grijs landschap, superbe vindt.
Zij maken de gansche compositie tot een
dinar, dat tot ons spreekt, zijn eigen stem
heeft en volstrekt vrij is van school
prentenwijsneuzigheid. Het is verwonderlijk en wel
zeer kenmerkend voor van Hoytema's kunst,
dat wij nooit zijn portretten en afbeeldingen
vaa zelfs heel exotische en grillige dieren
als curiosa, opgezette rariteiten onthouden en
nooit vragen, zooals bij prenten in zoölo
gische boeken, of zooals het kindje in Artis :
bestaan er wel werkelijk zulke beesten? ...
Neen, wij zeggen tot ons zelf, wat is een
dier toch mooi laat ik voortaan eens
opletten!... wat is het leven van een dier
toch rijk! En wij gevoelen hoe deze kunste
naar de dieren bespiedde in hun intieme
leven, zooals weinige van zijn huidige
confraters het de menschen doen en dat hij,
naar den uiterlijken schijn zoozeer specialist,
inderdaad een zeer rijk en afwisselend
oeuvre te toonen heeft. ,
Bij enkele dieren, treffend genoeg in hun
eigenaardigheden om ons alleen aan hun
naam al een familiare beteekenis te doen
hechten, valt het ons gemakkelijker deze
subtiele karakteristiek te verstaan, dan bij
anderen. Een haan, een uil, een aap, een
pauw, zijn voor ons zinnebeelden van
allerlei overigens menschelijk geachte
eigensehappen. Het doet goed te zien, hoe
van Hoytema toch ook deze dieren als het
kleine treffende bijzonderheid mag misschien
nog opgemerkt worden de kleur va i Sada's
kroon in Le demon et Ie sabre japonnais".
Want deze gouden kroon was rood, van
hetzelfds roode goud waarvan de middeleeuwen
verbalen. Verder de beweging, de fijne,
sierlijke beweging: van de buiging, ook de
zittende buiging met het hoofd tusschen de
steunende handen op den grond ; van de han
den, van de spichtige, de wringende en de
gesperde- vingers-handen; van de kleine,
haastige, schrikachtig-coquette pasjes; van
den lief valscben glimlach en den schellen
oogblik Dit is de kleine sierlijkheid. Ma r
grooter bleek zij in de uitvoerige gevechten.
De Japansahe tooneelspeler(ster) is een acro
baat. Tot zijn lichamelijk^ ontwikkeling
schijnen ook de acrooatische worstelmethodes
te behooren. En hij vecht nooit, ook niet
in de bartstochtelijkste oogenblikken, zonder
de sierlijkheid van zijn bewegingen te doen
zien. Dit schijnt mij de verklaring van de
eindelooze lengte van die gevechten en de
zekere naie?e, ongegeneerde duidelijkheid,
waarmee de slagen telk ns o, zettelijk mis
zijr. Hij vecht niet in de eerste plaats om
het doel van den strijd, maar om den strijd
zelf. Zoo is er ook sierlijkheid in de hou
dingen van het sterben. Als in Lee Trois
Soeurs" het verwoede gevecht tusschen den
generaal en Tsjiejo eindigen gaat met den
dool van beid n, staan zij, minuten lang
tej>en elkaar aangeleund, als in een san
enspel-?an het sterven. Deze Hand, die in zijn
rauwe op zei lelijkheid het heroïsche nadert,
blyft er toch verre van door een zekere
convenance van distinctie en fijnheid.
In de djrde plaats is het spel der Japan
ners intelligent. Van een intelligentie, die de
ruwheden in ds flauwe grappen aannemelijk
maakt: zoo het scheeren, de Hkeurbesproeiing
over den verliefden Itaari, het met roet en
krijt in wrijven van de gezichten,en de venijnig
heid van Tchi^f, die Itami «en nijdnagel
aftrekt. Al dit, hoewel een beetje inferieir,
had door de wij/.e waan p het werd vertoond,
door e-n ze;ere intelligente bedoeling in
gelaat en houding, veel bekoring. De
kamerecène in Miaulementsdes Chats" het meest.
Maar indien ik den honfdindruk van de
Japan'che opvoeringen in een enkel woord
moest weergeven, noemde ik toch nog iets
anders dan fijnheid. Want dan noemde ik de
kleine fijnheid, de petiiesse. het popachtige,
de t-'erileinde afmeiing. Vooral van de vrouw,
van het vrouwtje, het kleine, poeslieve,
stoutgemeene weeldediertje, maar ook van de
verhouding van den man tot de vrouw. Zoo
is het eigenaardig dat de eerste actrice van
de troep is de kleinste, en al haar kwaliteiten
te samen de volkomenheid vormen van het
sierlyk-kleine. Haar handjes zijn het mooist,
en haar voetjes, haar pasjes het kleinst en
bet schynbiM-onschuldigst, haar felle be
doelingen bet geniépigat verborgen, zij zelve
het broost en altijd bescherming vragend.
Haar dansen is een miniatuurtje; een
rainiatuurtje van klein-volttptueuse, en klein-felle
bartstochtjes; als een bloemetje, met scherp
doorntje of gemeen vergiftje. En ja, ook haar
groote hartstochten zijn klein. Sada Yacco
heeft het masker van den haat en van d«n
doodstrijd, zooals ik het wellicht nimmer
zag, maar toch hoe klein in het ernstige,
hoe deerniswekkend klein in het
onmeedoogenlooze. Ook een kleine dolk doodt, en
het sterven van een kleiner menacDBoortje
moet ernstig zijn, maar, och, zoo klein als het is!
Indien wij mogen aannemen, da1; in het
moderne Japan, aan den oeconomischen bloei
een mo lerne geestelijke ontwikkeling even
wijdig loopt, dan geloof ik, dat het hier
vertoonde Japansche tooneelrepertoir met
die ontwikkeling al zeer weinig gemeen
heefi. Want dit repertoir is m. i. deels
ouderwetsch, deels van een ridicule
modernifeering. Doch indien-al dit volk een nieuwe
tooneelliteratuur schiep, hoe zou het de
groote vrouw en de groote actrice nu dadelijk
verwekken anders dan door een wonder!
STELLWAGEN JR.
MtlHIIIIIIIMIIHIIHIIItmilllllltlllllllHHIIIIIMIIIIHIIHIIIIIIlmlIllltllllllll
M. Maris.
Bij Voskuijl op het Spui. Als vergoeding
voor de afwezigheid van Matthys Maris op
de tentoonstelling van Arti, heeft deze firma
een klein tentoonsteliinkje van dezen
zeldzamen kunstenaar en mensch willen arran
geer en. De onderneming verdient alle waar
deering; al is de hoeveelheid niet ruim, er
werd toch wel zooveel bijeengebracht om
het ontsag en de bewondering voor deze
eminente kuns! uiting weer eens op te wekken.
Bewonderenswaardig is een schilderstudie
»an een manskop met schouderstuk, uit Maris'
prille jeugd Er zijn zulke verbazingwekkende
swaliteiten in, dat men het zon kunnen hou
den voor een kopie naar een oud meester
stuk. Het is een phenomenale proeve van
zeer vroegtijdige technische bekwaamheid,
e eenals het schilderij van iets later, de
dronkaard, die bij zijn thuiskomst verbijsterd
ware onbevangen genaderd heeft, hun
houding en passen en expressieve vormen
intiem kent en dan toch weer heel sterk
Iaat zien, wat wij wenschen te zien: het
begrip aap, uil, pauw, haan. Zijn deftige,
professorale uilen zijn verrukkelijk grappig
niettemin heeft hij ze niet altijd in
de traditioneele houding, die wij van
prentjes kennen, maar op alle mogelijke
manieren gegeven. Zoo ia het met
de apen van allerlei soort,- in elk
exemplaar van het levendig en neuswijs
ras doet bij ons in een anderen vorm die
eigenaardigheden zien, die zoo bijzonder op
den lachtlust van ons, hun verwanten werken.
Maar dit alles moge ons niet afleiden
van een zeldzame kwaliteit dezer natuurlijk
niet steeds irnpeccabele kunst, haar aange
naamheid. Daartoe werkt van zelve niet
voor het minste deel die open frischheid
mee waarmee elk motief is aangepakt
een opgewektheid bij het «wk behouden
en door het werk meegédèetd; waar wij in
onze dagen van dikwijls schoon bedoeld doch
wrang aandoend pogen niet te dankbaar voor
kunnen zijn. Niet minder echter de schoon
heid der kleuren en luchtig aangeduide
vormen ik spreek van het mooie werk
dat ongetwijfeld in de meerderheid is onder
van Hoytema's praestaties en dan vooral
die benijdenswaardige gave van hem, om
een boeiend, expressief en fraai geheel te
te maken tot prenten, die nu eens inder
daad, verblijdende in tegenstelling van veel
dat zoo heet decoratief' zijn. Een decora
tief, dat evenmin als sommige zeer mooie
exotische stoffen of oude behangsels, ooit
verveelt, omdat het zoo gemotiveerd, zoo
opwekkend en zoo sober is.
CORNELJS VETH.
IMIIMUHItmilHIII
raakt bij het aantrefien zijner gestorven vrouw.
Maar treffender nog is het, naast de reeds
meesterlijke uitvoeringswijze van den aanko
meling, er een volheid van superieure kunst
inzichten te ontmoeten, die eerst op rijper
leeftijd zich ontwikkelen, bij het laatste
werk vooral, met zijn adel van teekeoing,
kwam me in gedachten het gezegde van Rodin
smaak is even zeldzaam als genie." De
meesterschap van schilderen in het werk uit
vroeger tijd is hier ook vooral kennelijk in de
studie van een ramskop. Uit iets later tijd is er 'n
landscbapje met een bekoring zooals het nooit
door een hollandschen landschapschilder ge
droomd is. Het is een sprookje. Wat heeft de
smaak" van dit genie zich weten te vergaderen
uit Duitsche romantiek en uit de
Barbisonschool, om er uit op te bouwen een zoo
glorievolle zelfstandigheid. Het kan dienen
als een aanwijzing van de richting waarheen
het streven der tegenwoordige en aankomende
landschapschilders zich te bewegen heeft tot
vernieuwing van den geest. Van laatsten tijd
is de vertegenwoordiging schaarscher, maar
toch vindt men er in een paar etsjes, en
teekening, aanduiding van den gestadigen
opgang van dezen zichzelf steeds zuiverenden
geest.
Een teekening, klein als een albumblaadje,
van een kindje, is van een wonderjijke innig
heid als het werk van een middeleeuwer.
Deze expositie U een der merkwaardigste
verschijningen in het tegenwoordig zoo drukke
tentoonstellingsleven. In deze enkele werken
uit vroeger en middentij l alleen, vloeit het
reeds over van kostelykheden voor het fijnste
proefvermogen van schilderkunst genietbaar.
Nog zij kennig gegeven van de aanwezig
heid van een drietal schilderyen van Vincent
van Gogh, wijl wel zelden een gezelschap yan
twee schilders, maar met zoo wijd verschil
lend streven, eltaar dus waard is. Wie toch alfi
dese twee heeft het beginsel van zijn kunst
zoo zuiver weten te houden, bleef zoo vlekke
loos van wandel in zijn schilderslcopbaan? Het
zyn drie schilderijtjes uit vroeg-franschen
tijd; een, 'n landschap ('k geloof Mont-Martre)
ia eea overgang van hoöpjadschen op
Parjjschen tijd. Dit kunnen,-;(Jer jegens Van Gogh
bo vooroordeelden, toch.wel mooi vinden ! Dan
eeu bloemstuk van een bloedrijke kleur en
milde uitvoering. Strakker, hènger van
kleurexpreïsie is een iaantje| 't is wonderlijk hoe
dit vlechtwerk van kleur als 't ware, tot uit
drukking der bladerpartijen, van zonlicht
doorsprankeld, getezk nd is
W. SXEENHOW.