Historisch Archief 1877-1940
N*. 1603
DE AMSTERDAMMER
A°. 1908.
WEEEBLAD VOOE NEDERLAND
On-cLer recLaotie ^rsun.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
. EC. F. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, K-izerssrracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1B81 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/
Zondag )5 Maart
Advertenticn van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer / 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitsclilanil, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOI-F MOSSE te Keulen en iloor alle filinlei e<er firma. De prijs per regel i 40 Pfennig.
INHOUL»:
VAN VEKEE ES VAN NABIJ: Hun eerste
daad. De Kabinetsrede, door d. K. Het
kiesrecht en de katholieke partij, door
XXX. Gemeentebelangen, door L. Si
mons. Das Freie Wort. Expansie
politiek, door H. Doeff, met Naschrift.
Opvoeding tot tucht, door Frits v. Kaalte.
FEUILLETON: De pot kaviaar, II,
door A. Conan Doyle. KUNST EN
LETTEKEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Aveikanip. Vertellingen, door Georges
Eekhoud, vertaald door Lode Baekelmans,
beoordeeld door Dirk Coster. VOOR
DAMES: Marie Jungiu>, met portret, I, door
J. A. Tours. ALLERLEI, door Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Oude
binnenhuizen in Amsterdam, met af b., door J.
H. W. Leliman. De graven in de Nieuwe Zg ds
Kapel, door J. H. R. Eenige prenten uit
hét boek van LeonarduaMaiius:
Amstelredams Eer ende opcomen", 1639, met afb.,
door J. F. M. Sterck. Een markt op de
grondslagen der Nieuwe Zyds Kapel, door J.
H. R. Van der Valfc, II, door Pit. - Een
tentoonstelling, door Haeschaert. Tentoon
stelling Larensche kunsthandel, door W.
Steenhofl'. Chineesche spoorwegen, met
afb door M C. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, d >or V. d. S.
Besliste volzinnen, door Jacob Israël de Haan.
SCHETSJE. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES.
Hun eerste daad.
Wij kunnen eigenlijk niet het woord
vinden, dat de houding van het
kabinetHeemskerk ten opzichte van het blij vend
gedeelte precies karakteriseert.
De mannen van de lichting 1907, die
op 12 Juli van dat jaar naar huis werden
gestuurd met de belofte, dat zij van een
opkomen voor het ^blijvend gedeelte"
waren vrijgesteld, en die dus hun zaken
daarnaar hadden geregeld, zagen in eene
memorabele zitting, toen de vorige mini
ster van oorlog zijn belofte op het punt
stond in te trekken, hunne belangen ver
dedigd door de heeren van de oppositie,
waaronder de heeren Heemskerk, Talma,
Kolkman en De SavorninLohman. Deze
heeren, thans ministers of tenminste
ministerieelen, betoogden de onwettig
heid van een dusdanige herroeping,
en zeiden: wilt gij de op 12 Juli naar
huis gestuurde mannen in de kazerne
terug hebben, zoo blijft u niets anders
over dan art. 110 van de Militiewet toe
te passen, dat de buitengewone oproeping
van verlofgangers toelaat, wanneer dit
ter handhaving of tot herstel van de
openbare rust of orde, tot uitvoering van
wettelijke voorschriften of om andere
overwegende redenen noodig is."
En niet zonder leedvermaak kan de
heer Talma daaraan in de rustige
tijden, die we beleven hebben toege
voegd: Wanneer de minister behoefte
heeft aan manschappen, dan moet hij
volgens art. 110 bij de Kamer komen
en waaf hebben te maken, dat hij die
manschappen werkelijk noodig heeft." *)
Wat doen nu deze heeren, die het zoo
billijk en zoo wettelijk verstonden in de
dagen hunner oppositie, thans ?
Zij voeren uit, wat zij minister Van
Rappard hebben verboden: zij komen
op de gedane belofte terug; zij schenden,
want daarop komt het neer, een als perti
nent gevoelde belofte, na te hebben ge
protesteerd tegen zulk een schending...
toen een ander aan 't roer zat.
En om hun treurigen draai aannemelijk
te maken, rinkelen ze met rijksdaalders
('s Rijks daalders), zeggende: wie van
de lichting 1907 zich vrijwillig aanmeldt
krijgt acht en veertig van die mooie
muntstukken, en wie zich niet aanmeldt
en behoort tot de derde ploeg, wordt, als
zijn nummer dat meebrengt (en niemand
kan van te voren weten in hoeverre dit
zoo zijn zal) TOCH ingelijfd zonder zoo'n
douceur.
Welnu, dit is politiek, die het
ministerieDe Meester niet smaller had kunnen
uitdenken.
Dit is immoreele pressie, hoe men 't ook
wendt.
Er moeten nu talrijke manschappen
thuis kalm in hun zaken zitten en zich
voor allerlei dingen hebben verbonden
in goed vertrouwen op een vroeger
gedane regeeringsbelofte, die zich
nu voelen als een muis voor een
muizenval, waaraan zou worden gezegd: zie
dat lekkere spek daar hangen. Ik zou
er maar heen wandelen en toehappen,
want doe je het niet, tien tegen een, dat
je toch gepakt wordt."
*) Het Volk van 11 Maart 1908.
Mannen voor zulk een keus te stellen
achten wij beneden de waardigheid van
een regeering.
Een troost is het intusschen te weten,
dat de heeren, die aan 't bewind zijn,
eerst sedert eenige weken een dergelijke
schending van belofte verdedigbaar vin
den, en ook sedert eenige weken pas in
staat kunnen worden geacht tot die immo
reele pressie mede te werken.
Dat wij van 't zomer zoo vaak deugd
zame trillers aan hunne kelen hebben
hooren ontsnappen, geeft ons goeden
moed, dat zij op hun voornemen terug
zullen komen, al zal dat den
voortvarenden commandant Froger spijten,
die in wilden ijver reeds bezig was
's Rijks daalders aan te bieden!
De Kabinetsrede.
Zoo heeft dan Heemskerk ge
sproken. En wij weten, dat we een
rechtsch kabinet hebben. De leden van
dat kabinet willen het bewind voeren
overeenkomstig de beginselen levende
in de partijen der rechterzijde". Door
toepassing dier beginselen wil het trach
ten zooveel mogelijk bevrediging te
schenken." Principieele tegenstellingen
Z'jl het niet mogen ontwijken", maar
zonder verzaking van beginselen", hoopt
het, dat in de Kamer een voldoende
overeenstemming kan worden verkregen.
Nietwaar, dat spreekt van beginselen
genoeg.
Zooals wij in ons artikel De kleur van
het Kabinet'' te kennen gaven, hadden wij
ons voor te bereiden op het ontvangen
van een algemeene Kabinets-verklaring;
een verklaring dus van het negental.
Ook toen wij dat schreven, namen wij
aan, dat er drie oud-liberalen in het
Kabinet zitting hadden en wij be
toogden, hoe het nuttig zou zijn, nu n
dier drie, De Marees van Swinderen, om
licht te begrijpen redenen, als
Christelijkhistorisch werd gepresenteerd, dat deze
zijn kerkelijke geloofsbelijdenis eens over
legde.
Thans mogen wij aannemen, dat hij
dit, op negatieve wijs, door Ds. de Visser
heeft laten doen.
A.1 is de chr.-hist. partij niet in het Kabi
net vertegenwoordigd, spreker zou het Kabi
net, neemt het dezelfde vriendschappelijke
houding tegenover die partij aan als het
ministerie Kuyper, als een kabinet van chris
telijke beginselen willen begroeten. Da kleur
van een ministerie moet niet in de eerste
plaats bepaald worden naar de mannen, die
er in zitting nemen, maar naar de beginselen,
die het zich voorneemt, ten uitvoer te bren
gen. Het verleden van mannen als Heems
kerk en Talma, Kolkman en Nelissen, Van
Swinderen en Idenburg levert den waarborg,
dat het een kabinet van Christelijke begin
selen zijn zal. De Christelijk-Historischen,
die het Kabinet met algemeene sympathie
en enorme belangstelling verwelkomen, moe
ten het daarom steunen en vooruithelpen."
Dat de diplomaat Van Swinderen
Christelijk-historisch zou zijn, kon men
dus niet volhouden. Nu legt Ds. de
Visser aanstonds een pleister op de wond,
door hem een christelijk verleden toe te
schrijven, als zoodanig n met....
Idenburg. Juist dat christelijk" verleden
van Van Swinderen, zal het publiek niet
weinig verrassen, daar niemand daarvan
ooit iets gelezen of gehoord had, en de
herinneringen aan des gezants verle
den meer een bepaald mondain karakter
droegen.
Wij gaven in ons artikel den raad
eenige mededeeling te verstrekken b.v.
omtrent de volgende punten: of de
Marees een orthodoxe geloofsbelijdenis
heeft afgelegd en deze getrouw is ge
bleven; of hij zoo dikwijls mogelijk aan
het Heilig Avondmaal heeft deelgenomen;
of hij Zondags een gestaag kerkganger
is, en 's morgens aan zijn huisgenooten
voorleest uit de Heilige Schrift. Inder
daad, indien Ds. de Visser ons omtrent
deze of dergelijke punten iets naders had
verteld, we zouden'daarin een beteren
grondslag ter beoordeeling van Van Swin
deren's christelijk verleden ontvangen
hebben, dan nu door hem in n adem
te noemen met Idenburg, zonder ook
maar het geringste bewijs. Hiermede
bedoelen wij volstrekt niet twijfel te
opperen aan de mogelijkheid, dat op dit
oogenblik onze Minister van
Buitenlandsche Zaken een Christelijk" staatsman
zou zijn. Immers, evenals het verstand,
komt het geloof menigmaal met het ambt,
tot zelfs bij de hoogste personen, vorsten
en vorstinnen in cluis.
Intusschen, zooveel is nu zeker: een
cortWie-Kabinet is het Kabinet-Heems
kerk niet, al stelt het zich dan ook voor
de beginselen levende in de Christelijke
partijen" als kracht van bewindvoering
in toepassing te brengen.
De Christel ijk-historischen ontbreken
en ook niet-kerkelijken maken deel uit
van het ministerie.
Hoe kon nu Heemskerk uit naam van
zijn ambtgenooten" spreken, terwijl er
minstens twee zijn, die als aanstaande
.leden van den Ministerraad, onmogelijk
zich verplicht konden achten het bewind
te aanvaarden, om dit te voeren over
eenkomstig de beginselen, levende in de
partijen der rechterzijde?"
Wat men ook beproeve deze woorden,
mede gebezigd uit naam van liberalen
goed te praten, het is en blijft een feit,
dat de Christelijke staatsman Heemskerk
zijn ministerieelen arbeid in het openbaar
begonnen is met het uitspreken van een
leugen; on dat volkomen zelfbewust. Een
Kabinetsformateur, die een gemengd
Kabinet samenstelt, heeft het recht
verbeurl dergelijke principieele
kabinetsverklaringen af te leggen: hij kan als
icaarheidslievend man onmogelijk verder
gaan dan rot het houden van een toe
spraak, waarin het gemengd karakter van
het Kabinet uitkomt. Was hem dit beneden
zijn waardigheid, kon hij het niet over
zich verkrijgen er melding van te maken,
dat het hem mislukt was een zuiver
rechtsch Kabinet te formeeren, waarom
dan niet over beginselen gezwegen en een
voudig eene opsomming gegeven van de
te verwac ,ten wetsontwerpen?
Van een man als Heemskerk hadden
wij iets beters verwacht. Hij stond, meen
den, wij, daarvoor te hoog. Maar wat van
liberalen" te zeggen, die openlijk, tot een
bespotting van hun overtuiging, dermate
met zich laten sollen, zoodat een Kabinets
formateur, die eigen geestverwanten niet
wist te vinden, en dus in- verlegenheid
hen als helpers en redders heeft uitver
koren, hen nog bovendien voor den mal
houdt, als waren zij om hem te believen,
dan maar rechtsch.
Helaas, dat eerste woord van Heems
kerk, waarheidschennend als het is, noe
men wij een treurig begirr. Iloe gemak
kelijk ware het door iets onschuldigs, d. i.
iets beters, te vervangen geweest.
* *
*
De heer Heemskerk heeft den door
Dr. Kuyper aanbevolen leefregel: eerst
een krachtige beginselverklaring en dan
een werken in neutrale zone, gevolgd.
Alleen, krachtig klonk die beginselver
klaring nu juist niet. In haar algemeen
heid: de beginselen, levende in de
partijen der rechterzijde", was zij uiterst
vaag, en daar zij elk kernwoord miste,
zelfs Onze lieve Heer bleef ongenoemd,
had het al den schijn, als ware de be
ginselredenaar ietwat beklemd door het
gevoel van zelf met een Kabinet te ver
schijnen, dat toch niet heelemaal naar
die beginselen kon gedoopt en genoemd
worden. Maar zooals hij begonnen is met
een beginsel-regoering: het Kabinet
wil trachten door toepassing zijner be
ginselen zooveel mogelijk bevrediging.
te schenken" heeft hij zijn rede ook
geëindigd met het aankondigen der
ni'idrale zone. Immers aldus luidden de
slotwoorden: de regeering meent te
mogen vertrouwen, dat de Kamer met
wederzijdsch behoud van beginsel tot
samenwerking bereid zal wezen". Welnu,
waar de Regeering staat tegenover een
meerderheid van linkschen, kan zij bij
?irederzijdsch behoud ;:«n beginsel alleen
op een samenwerking doelen in neutrale
zone. En zoo zal het ook gebeuren. Men
zal nu en dan over beginselen praten;
en onder de rechterzijde zullen de
principieele praatvaars tusschenbeide, ter
vertroosting van de wantrouwige buiten
wacht, een principieel spectakel maken
maar uit de neutrale zone komt men
zoo goe<l als niet 't zal al veel zijn
wanneer men 't randje daarvan nadert.
Het geheele lijstje van de nu aange
kondigde wetsontwerpen bevat reeds niets
specifiek Christelijks meer, of het zou
moeten zijn een subsidie-wetje ten bate
der bijzondere middelbare scholen. Maar
het is bekend, dat de liberalen, sedert
Kuyper's bijzonder lager- en hooger
onderwijs-bedeeling niet meer tot fel ver
zet daartegen te bewegen zijn. En bepalin
gen tot bestrijding van de openbare onze
delijkheid, zij zullen ook den paganisten
niet onwelkom ziju, indien het den wet
gever maar gelukt een aannemelijke karak
teriseering van het onzedelijke te geven, en
bepalingen te ontwerpen, die geen inbreuk
maken op de vrijheid van bewegen en van
geweten der openbaar-zedelijke menschen.
Een redelijke poging om de openbare
zedelijkheid te sterken heeft niets bijzon
der Christelijks; wie zou niet gaarne
daartoe medewerken; de niet-openbare
viezigheid is al erg genoeg! Wat nu de
verdere punten op de lijst der ministrieele
werkzaamheid betreft er zijn met geen
mogelijkheid quaesties van te maken, die
beslist zouden kunnen worden naar -be
ginselen levende in de partijen der rech
terzijde". Men zou er eenige kunnen
aanwijzen die- aan conservatisme doen
denken, maar, nietwaar, dit is een soort
van geest' die ook den paganist tot in
het allerdiepste van zijn ziel kan dringen.
Zoo hebben wij hier Heemskerk c. s.
voor ons in de dubbelzinnige positie van
een beginselprediker, die het zich toch in
de neutrale zone lekker moet maken
eigenlijk een man on^ medelijden mee te
hebben. Daar moet d. o., iets in hem
zijn, dat hem bij -zichzelf aanklaagt. En
wie zal hem troosten ?
Talma?
Maar is deze niet de dominédie door
Heemskerk als voorzanger den tekst laat
aflezen, om dan zelf zijn beginselbijbel
dicht te slaan en over heel iets anders
te gaan praten.
Men benijde deze menschen niet! En
hun hoorders al evenmin.
* *
Bij de onware kabinetsrede, waarbij
de houding wordt aangenomen, als zoude
dit gemengd kabinet een zuiver rechtsch
kabinet zijn; bij het quasi-principieel
speechen, het doezelen van de antithese
in de formule: de beginselen levende in
de partijen van de rechterzijde", en het
terstond neerstrijken in de neutrale zone,
bij de geheele afwezigheid van een andere
dan conservatieve kracht; past volkomen
het besluit om grondwetsherziening, niet
als onnoodig te verklaren, maar haar
uit te stellen, minstens nog een jaar twee
drie, en dit zelfs in strijd met den wensch
van partijgenooten. Natuurlijk is er over
dit punt vóór de vaststelling der kabinets
rede niet weinig te doen geweest.
Maar zulk een groote daad als grond
wetsherziening lag buiten de sfeer van
een kabinet, dat in een zacht gescharrel,
bij woorden van verzoening", dat wil
zeggen: bij zwakte van beginsel en een
sterken portefeuillelust, het zoo lang
mogelijk zal trachten uit te houden.
Zoo staat het kabinet daar, vrijwel als
zijn afgetreden voorganger. Tegenover
een linksche Tweede Kamermeerderheid
is zij vol politieke berekeningetjes, die
onder zulke omstandigheden moeten falen.
Want een slap gedoe op staatkundig
gebied, als verzoening aangeboden, blijkt
in de praktijk steeds ondeugdelijk. Het
is eenvoudig een vertoon van machte
loosheid en daarvan blijven de ge
volgen niet uit.
Hoeveel meer geloof aan eenige toe
komst van dit Heemskerk-ministerie
zouden wij hebben, als het den moed
had bezeten, eerst de verwarring op par
lementair gebied, die nu reeds zoo lang
bestaat, te doen eindigen door grondwets
herziening. Naar zijn volstrekt onveer
krachtig, en ook onwaar optreden te
rekenen, kan nu zijn beleid onmogelijk
iets anders vertoonen, dan een beeld van
politiek geslinger.
* *
En bij deze zwakheid en onvastheid,
komt dan zoo licht, het zich buigen voor
btdten-pttrlementsche inrloedcn ; gelijk wij
in de militaire afdeeling van zijn program
meenen te bespeuren. Eerst al de
wetsvoordracht betreffende het blijvend ge
deelte, waar door het kabinet een der
beginselen levende in de partijen der
rechterzijde" een beginsel van billijk
heid een beginsel, waarvoor ook vele
kerkelijken zoo kort geleden nog zijn
opgekomen, wordt geschonden. En dan
ook het benoemen van een zoogenaamden
defensie-raad bij Koninklijk Besluit, als
ware de instelling en samenstelling van
zulk een college van de hoogste
beteekenis, een zaak van den Minister van
Oorlog en van H. M. de Koningin!
Bedenkt men nu hierbij, d^t de Minister
van Oorlog reeds aanstonds bij zijn be
noeming werd aangeduid als een bijzon
dere hofvertegenwoordiger, dan kan de
vrees gegrond zijn, dat juist in dit minis
terie van zwak gestel de Excellentie in
het Militaire wel wat heel krachtig zich
zou kunnen betoonen!
Zoo schijnt ons het Kabinet-Heemskerk
om meer dan ne reden nog geen ge
lukkige verschijning.
D. K.
Het Kiesrecht
en de Katholieke Partij.
Het kiesrechtvraagstuk dreigt voorde
Katholieke partij een lastige zaak te
worden en dat kan niet anders.
De katholieke partij in Nederland is
eene kerkelijke partij. Zij is dat meer
dan de andere christelijke partijen, meer
dan andere politieke partijen in 't buiten
land, ook waar die op katholieken grond
slag staan.
Wij zeggen hiermede niet, dat het
kerkelijke gezag zich in de politieke ver
houdingen pleegt te mengen. Behoudens
enkele kleinere feiten in de laatste jaren,
moet eerlijk worden geconstateerd, dat
het Doorluchtig Episcopaat aan de ont
wikkeling der katholieke staatspartij
vrijheid liet en zich van rechtstreeksche
inmenging onthield en dat niet enkel
in het openbair.
Toch is de katholieke partij eene kerke
lijke partij. Dat wil zeggen: de vraag, of
men er toe behoort of niet, wordt en kei
beslist door het kerkelijke verband. Een
noodzakelijk gevolg hiervan is, dat poli
tieke eenheid wordt gemist, zoodra de
eene of andere politieke kwestie, die
tevens eene kerkelijke kwestie is, ophoudt
den toestand te beheerschen. Het ont
breken van een eigenlijk gezegd politiek
program bij de katholieke partij, is hier
van het noodzakelijk gevolg.
Dat, ondanks dit gebrek aan politieke
eenheid, de katholieke partij zich zoovele
jaren handhaafde, is grootendeels het
gevolg van den schoolstrijd; maar nu deze
strijd voor de naaste toekomst in hoofd
zaak beslist is, doet zich het gebrek aan
politieke eenheid meer dan ooit gevoelen.
Dit blijkt vooral in den strijd o ver het
kiesrecht. Over dit vraagstuk zijn de
meeningen ten zeerste verdeeld.
Een commissie van vijf leden, ingesteld
door den bond van R. K.
kiesvereenigingen, om een rapport uit te brengen,
telde drie meeningen in haar midden,
die men in 't kort aldus kan samen
vatten : twee leden waren voor eene
uitbreiding zoo ruim mogelijk binnen de
bestaande grondwet; n voor
huismanskiesrecht, zoo ruim mogelijk opgevat;
twee voor algemeen kiesrecht. l>e groep
van hen, die geen verdere uitbreiding
wenschten e/i die in 1894 nog de groote
meerderheid der partij uitmaakten, was
weliswaar niet vertegenwoordigd in de
commissie, maar is nog lang niet
weggeslonken.
Wel is het een feit, dat een groot
gedeelte der katholieke kiezers van het
ultraconservatieve sop in een meer
demokratisch vaarwater verzeild raak re n
dat binnen betrekkelijk korten tijd.
Maar juist in de laatste jaren is het
conservatieve element, na enkele onhoud
bare stellingen te hebben opgegeven, eer
sterker dan zwakker geworden; terwijl
van den anderen kant de democratie
meer beslist optreedt en zelfs het alge
meen kiesrecht als eisch durft stellen.
Tusschen beide partijen, dat wil zeggen
tusschen de conservatieven in het ruime
sop en de steeds talrijker wordende
scheepjes in de democratische haven,
beweegt zich het meer politiek" ge
deelte, dat aangevoerd door bekwame
en kundige mannen tot nog toe vrij
gelukkig schipperde en tevens de ver
binding met de vloot der bondgenooten
in stand wist te houden; maar dat dit
schipperen met den dag moeilijker wordt,
kan niemand ontgaan, die met den stand
der zaken op de hoogte is.
De brandende vraagstukken van den
dag zijn niet van kerkelijken aard en
daar de eenheid der katholieke partij
eene kerkelijke eenheid is, wordt het
gebrek aan politieke eenheid met den
dag meer gevoeld. Zal men er in slagen
om onder dergelijke omstandigheden
politieke eenheid te verkrijgen ? Dat
men het uiterste beproeven zal, is aan
geen twijfel onderhevig, maar hoemeer
men, door de omstandigheden gedwongen,
zal moeten schipperen, hoe meer het ver
trouwen links en rechts zal verminderen.
De voorstellen om of wel binnen de
bestaande grondwet het kiesrecht zoover
mogelijk uit te breiden, óf wel het
huismanskiesrecht in te voeren, zijn pogingen
in dien geest. Dat een van deze voor
stellen eene meerderheid zal verwerven,
is niet onwaarschijnlijk, maar of de
uiterste groepen zich bij een dezer voor
stellen zullen neerleggen, is eene andere
vraag. Wordt echter een dezer voor
stellen op het programma geplaatst, dan
is de kerkelijke eenheid verbroken en
vervangen door eene politieke, die kunst
matig het grootste gedeelte der partij
gedurende enkele jaren bijeen zal houden.
Tevens zijn dan de kiemen gelegd zoo
wel voor eene conservatieve als voor
eene beslist democratische partij, welke
kiemen bij de behandeling der verdere
vraagstukken langzaam krachtiger zullen
worden.
Wint het bij dezen strijd echter de
meer demokratische (of ook wel de conser
vatieve richting), dan lijkt scheuring
reeds nu onvermijdelijk, hoewel de
overgroote meerderheid der partij uit gebrek
aan doorzicht in de politieke verhou
dingen zich in het begin aan de zijde
der overwinnaars scharen zal.
Blijft men voortgaan met schipperen
en deinst men terug voor het opstellen
van een bepaald programma ten opzichte