De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 22 maart pagina 2

22 maart 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1604 vertegenwoordigende een zóó groot deel van Neêrlands letterkundigen en beoefe naars der plastische kunsten, het voor den mishandelden broeder hebben opge nomen tot voor dea troon van H. M. de Koningin, ziedaar een feit van hooge beteekenis, vo komen nieuw in ons phlegmatisch land. Zeker, daar is iets pijnlijks voor H. M. in, te ervaren, dat zij als Koningin, die door hare groote mildheid der Kon. Ver. Het Ned. Tooneel de midd.len verschaft, opdat deze zich als een echt kunstinstituut zal kunnen gedragen, door zóó vele bevoegden als de eenige wordt be schouwd nog in staat die Vereeniging te bewegen zich haar Koninklijken naam waardig te betoonen. De Raad van Beheer had zijn hooge Beschermvrouw deze onaangename aan doening behooren te besparen; hij wist toch, dat bij een zoo ra w tarten van de openbare meening deze of een dergelijke stap niet kon uitblijven. Maar hartverheffend moet cok voor H. M. wezen, de gedachte, dat het haar gegeven kan zijn een bladzijde uit het boek der Nederlandsche kunstgeschie denis te scheuren, welke tot in latere eeuwen tegen haar volk getuigen zou. En Bouwmeester na zijn vele victories, ook na de Keulsche, pas be haald, zal in deze daad der Vereenigingen, althans het bewijs mogen zien, dat de Nederlandsche Kunst hoog genoeg staat om hem te eeren, en vaderlandsche harten hem niet alleen de lauweren gunnon, maar bovendien een leven hem waardig door verheven werkzaamheid en rust. D- K. Oude Plunje, weggeslingerd van het politieke zweef touw. Hoe wenschelijk de verruiming van bet belastinggebied der gemeenten ook zij, naar hunne overtuiging kan eene herziening van de uitkeering van het Kijk aan de gemeenten niet gemist icorden." Aldus, (minus de onderschrappingen, die van mij zijn), bij het pas verschenen rapport der Staats-Commissie tot onder zoek der financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten, de nota van de heeren Pollema en Heemskerk. Dat is van Mr. Th. Heemskerk. Toen Wethouder van Amsterdam, nu minister en hoofd van het kabinet. Toen was dat zijn orertitiging. mee gedeeld aan de Koningin. ,,En de nood is in sommige gemeenten zóó hoog gestegen, dat deze een ernstig LIC! Naar Iv.t Engelsch van B.U;I;Y PAIS. Ze waren nog geen maand geëngageerd, en derhalve praatten ze veel over elkander met elkaar; en dat nog wel heel ernstig. Zij kocbt voor twee kwartjes een reuk?uisentje, en leg ie het ia de kt, waarin ze zijn ge dichten be vaarde, die door een lichtblauw linlje bij elkaar gebonden «erden; hij zeide, op zijn stille kamers, haar portret goeden nacht voor hij naar bed ging. In het begin was het een doodgewoon geval. Op zekeren avond had hij by haar aan huis gedineerd zooais hij dat zoo dikwijls deed ; na het diner bevonden zij zich alleen in het salon. Zjj vroegen zich niet af waarom de overige leden van het gezin verdwenen waren, en vonden deze schikking opperbest. Voor twee gelief den bestaat er niemand anders op de wereld; de rest der menschheid is een afzichtelijke uitwas. De lampen waren bekapt, en de kappen waren van een toepasselijk en romantisch roze. Zij zat op een voetebankje en liet haar nog al knappe hoofdje tegen zijn knie rusten. Sinds zij geëngageerd was geraakt, had zij zich een beetje geoefend in 't aannemen van poses. Met haar eene hand hield zij een vuurschermpje vast, want vuur is niet heil zaam voor het teint, hoewel het flikkeren van licht op de oogen een goed efi'ect teweeg brengt; dairom bezigde ze het schermpje nu eens en dan weder liet ze het vuur vrij. Na een oogenblik gezwegen te hebben, zei hjj ernstig : Lief bruin haar!" Hou je ervan?" fluisterde zij. Meer dan van iets anders," zei hij. Toen begonnen ze over minder zwaar wichtige onderwerpen te praten. Zij haalde verscheidene kleine verborgen deugden uit zichzelve te voorschijn, opdat hij ze zien zou. Zoo bijvoorbeeld, deed ze aan armenbezoek; het scheen dat de armen altijd nog al onbe leefd tegen haar waren, en haar niet erg noodig hadden, maar toch bezocht ze hen. Zij ging altijd op den derden da? der maand; en ze had er meermalen invitaties voor moe ten afzeggen. Zij wilde hem vooral doordrin gen van haar ernst. Zoo ze al naar drie partijen op n avond ging, dan was dat niet omdat ze 't zoo graag deed, maar eenvoudig omdat je de menschen toch niet altijd kon teleurstellen. En ook meende ze dat ze meer boeken gelezen had dan de meeste andere meisjes van haar leeftijd. Toen ze zoover gekomen was, zei hij, eenigszins afgetrokken, lieveling.je bent volmaakt." Neen," zei ze, o neen, ik ben ver, o zoo ver van volmaakt. Lk wilde je alleen maar laten zien dit ik werkelijk deel kan nemen aanje innerlijk leven. Het heeft mij altijd toege schenen dat je twea personen voorstelt twee Cuthberts." Wat bedoel je, liefste?" vroeg hij. Ik bedoel natuurlijk niet niet zooals" , ze zweeg even en ging toen, na in haar herinnering rondgeweid te hebben, voort sooals Dr. Jekyll *) en Frankenstein of iets dergelijks. Ik bedoel 't als 't ware meer inner lijk. Er is een literaire Cuthbert, wiens werk ik adoreer! en er is een soort van *) Zie II. L. Stevenson. Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde. gevaar voor het weerstandsvermogen dier gemeenten oplevert. In de naaste toe komst is, zoo niet door de regeering wordt ingegrepen, geen verbetering daar in te wachten. Integendeel, verergering is in verschillende gemeenten binnen zeer korten tijd te vreezen." A.ldus, alweer in dezelfde nota aan de Koningin, de heeren Pollema en Heemskerk. Dat is Mr. Th. Heemskerk. Tjen Wethouder van Amsterdam, nu verantwoordelijk Minister van Binnenlandsche Zaken; verantwoordelijk ook voor den toestand der gemeenten. Zes maanden geleden constateerde hij : een ernstig gevaar voor het iceenttandarermogen van sommige gemeenten; pro feteerde zelfs een verergering, als de regeering niet hielp. En? Het is verre van onmogelijk, dat wanneer in het jaar 11)08 geen nieuwe wettelijke regeling van de J-tij ksuitkeering tot stand komt, de nood in sommige ge meenten een meer acuut karakter zal aan nemen dan men. zich thans nog voor den geest brengt." lldus, al weer in d ^zelfde nota aan de Koningin, de heeren Pollema en Heems kerk; dat is de heer Mr. Heemskerk, die nu Minister is van Binnenlandsche Zaken. Is nu een van zijn eerste daden als verantwoordelijk minister om zij u eigen bij die nota ingediend icetsontirerp tot herziening ran de financieele verhouding tusuchen rijk en gemeenten in te dienen ofte doen indienen bij de Tweede Kamer ? Neen! Wel Ijeeft hij het ontwerp der Staats commissie tot uitbreiding van het be las cinggebied der gemeenten ter hand genomen; maar zijn eigen ontevredenheid met dat ontwerp, zijn besef dat bocendien directe geldelijke steun voor een aantal gemeenten-in-nood dringend noodig was, dat besef, uitgesproken in een speciale nota aan de Koningin is alweer wey! Oude plunje geworden! Luchthirtiger,onverantwoordelijkerkan het moeilijk! En zoo griezelig verpolitiekt is onze Tweede Kamer, dat het duidelijk zwijgen in de Regeeringsverklaring over deze voorziening in den gemeentenood er nauwelijks gereleveerd is. Politieke leuzen daar is 't om vech ten ; partij belangen, die moeten behartigd worden; met icerkelijke volksbelangen, map uien ><}>fle)i\! Als het op spelen aankomt is men inderdaad bij onzen tegenwoordigen pre mier aan een voortreffelijk adres. Zoo, hoog op het politieke zweeftouw, trekt hij zijn oude kleeren uit, en werpt die kunsteïijk naar beneden in het koffertje van zijn grooten leermeester. L. gewone Cuthbert voor salon-gebruik. Tusechen twee haakjes, wil je graag dat ik een tea-gown iaat maken net als die, dij je zoo mooi vondt? Ja? Goed. O, ja, ik praatte over het innerlijke le^en. Het lijkt mij altijd toe dat dit je liteiatuur voorstelt, en hieraan zou ik graag deel hebben. Ik stel er meer belang in dan woorden kunnen uitdrukken. Ik maak je er geen verwijt van, maar ik voel dat je niet genoeg met me praat over je literaire werk. Ik weet zeker dat ik nu en dan wel een boek dat je moet recensesren, voor je zou kunnen lezen ; en dan ken ik je wel zeggen of 't goed of s.echt is; dat zou je veel last besja-en. En als je bijvoorbeeld eens gedichten maakte en ja kon een rijm niet goedkrijgen, dan zouien «e er samen naar kunnen zoeken. Dat zou ons, om zoo te zeggen, dichter bij elkaar brengen, denk je niet?" Lief bruinkopje!'' antwoordde Cuthbert zacht. O, maar weeg nu eens n oogenblik verstandig. Wij zouden samen kutnen werken aan je geschriften, niet?" Nu, Alicia, ik ben bang dat d:it nog al bezwaarlijk zal gaan. Ik heb 't nooit met een literair compagnonschap kunnen klaarspelen. Maar daarom moet je nog niet denken dat ik je sympathie niet oijzonder op prijs stel, en ik zal je alles wat er belangwekkend of amusant is aan mijn werk, vertellen. Maar zet j3 vooral niet in 'c hoofd dat ervoor mij niets belangrijkers bestaat dan mijn werk. Zie je, lieveling, j 3 kunt zoo maar niet in eens, auteur worden, met geen andere be weegreden dan om mij genoegen te doen. Als je nu nog eens iets geschreven hadt. En bovendien, als je bijvoorbeeld een advo caat trouwde, zou je toch ook niet verlangen zijn processtukken te lezen." Dat zou ik wél, Cuthbert." Ze begon nu erg ernstig te worden. En ik vind 't niet aardig van je dat je zegt als je ooit iemand anlers trouwde dan mij." En ik wil niet heelemaal buiten het belangrijkste deel v.-n je innerlijk leven gehouden worden. Boven dien heb je me nooit gevraagd of ik iets geschreven heb." Heb je wel eens iets geschreven?" Ja,é<'ns,alleen maar om te zien of ik't kon." En wat was 't?" ,,'n Gedicht, 't Was niet zoo heel moeielijk, maar ik doe 't toch niet weer. 't Was alleen maar om je te laten zien dat ik je innerlijk leven beter begrijpen kan dan je denkt." En mag ik 't eens zien?" Ja," zei Alicia zeer beminnelijk. Ik had juist graag dat je 'c las." Nu was Cuthbert in meer dan n opzicht wel verblind waar 't Alicia betrof, maar hij geloofde geen moment dat ze geniaal was of zelfs ook maar buitengewoon talent bezat. Maar 't is gemakkelijk genoeg eenige goedige dingen te zeggen over welken bundel verzen ook en deze bundel zou natuurlijk voor hem nog meer waarde hebben, afgescheiden van de literaire verdienste. Voor 't overige was hij niet bang voor 'n overmatige stoornis in zijn werk van Alicia's kant. Een paar practische experimenten zouden haar voldoende bewijzen dat een deel van wat zij begeerde mogelijk roch wenschelijk was; en al was Alicia op dit bijzondere punt wat onwetend, ze was niet onredelijk of dom. Zo haalde de verzen en gaf ze hem. Hij moest ze mee naar zijn kamers nemen en haar zeggen hoe hjj ze vond. Na menigvuldige adieu's, ging hy dus eindelijk heen. Hij voelde zich bijzonder energisch, en liep terug naar het Oosterkwartier. Toen hij Oawettige Examen-eischen. Nu de akte-examens voor het Lager Onderwijs weer voor de deur staan, meen ik te handelen in het belang van de aspi ranten, in het bela-g van onze scholen en, wat meer is, in het belang van het recht, door iets in het midden te brengen over de examen-eisehen. Voor dezen keer zal ik het alleen hebhen over de examen-eisehen voor de zooge naamde hulpakte, en dan nog wel voor slechts n vak, nl. het rekenen. In vroeger tijd hadden de volksscholen maar enkele leervakken, doch bet rekenen stond toch altijd op de lijst, In de school hield men zich aan 't eenvoudige, doch daarbuiten was het wel anders, 'k Heb er nog gekend, van die oude, eenzelvige school meesters (dat was <oen de naam), die, ove rigens vrij onwetend, het werkelijk zeer ver gebracht hadden in het oplossen van moeielijke sommen. Soms daagde de een den andere uit door aanplakbilletten op het kerkgebouw tot een wedstrijd in het oplossen van moeilijke, spitsvondige rekenvraagstukken." Ook in andere vakken deed men aan listige, spitsvondige moeilijkheden. In een foutief opstel stond bijv. de zin: ('laudius Cicilis kon de Jfome/nen sedert dien tijd met geen go->de oojen ni".er aanzien. De leerling of examinandus wist geen fout te vinden; daar maakte men triomfeerend de opmerking: Claudius Civilis had maar n oog, en 'c moet dus zijn: met geen goed oo/,l meer aanzien. En de toenmalige rechter trachtte door slimme verfiingliche vragen den beschul digde, die niet bekennen wilde, erin te laten loopen. Dit behoort tot het verledene: bij de taaistudie doet men aan dergelijke dwaas heid niet meer; den rechter zij n strik vragen verboden, en al ware dit niet het geval, hij zou er niet meer aan denken. Doch bij óéa vak staan die listige spitsvondig heden nog in eere, nl. bij het rekenen. En dit niet alleen bij de examens, maar z.elfs in de lagere school, dit zeer ten nadeele van de middelmatige hersentjes, die er door in de war raken. En toch zyn die listige slimmigheden niet alleen aan de rechters, maar evenzeer aan de examinatoren, ten minste voor de hulpakte, verboden. Doch bij de examens voor deze akte groeien en bloeien zij desondanks welig. liet Programma van het Ivviman ter verkrijging eeiier akte van bekwaamheid als onderwijzer en als onderwijzeres, bedoeld in art. TT, ondev A., der wet tot regeling thuis kwam, rakelde hij het vuur op, stak zijn lamp aan, en nestelde zie J in'zijn leun stoel, onder 't genot van een sigaar- Hij zou haar gedicht lezen het van buiten leeren om haar ganoei/rfn te doen en baar er dan een brief over schrijven. Er stond whisky en soda naast hem en alles was knus. Toen voelde hij in zijn zak naar 't gedicht. Het was er niet! Hij doorzocht al zijn zakken, en in geen van allen was 't te vinden. Onge twijfeld had hij het verloren toen hij op straat zijn sigarenkoker te voorschijn had gehaald. En hij had haar nog wel gezegd dat hij dat gedicht bewaren zou als de appel van zijn oo^. Hij vond zich een hartgrondige slechtaard. Om haar verdriet te besparen, inoes' hij natuurlijk haar zijn achteloosheid niet laten merken, want 't zou er allen schijn van hebben dat hij geen hoog denkbeeld had van haar talent. Het zou haar kwellen. En daarom schreef hij haar een kort briefje, dat aldus luidde: ik kan je niet zeggen hoeveel genot je gedicht mij geschonken heeft", wat letterlijk waar was, en dat hij hoopte dat hij nu zijn werk wat vaker met haar zou kunnen bespreken. Haar ged cht gaf blijk van bijsonder fijn gevoel. Haar sympathie zou hem steeds aanmoedigen. Hij voegde er nog bij dat vooral 't laatste vers hem erg getroffen had. Hij plakte een post zegel op de envelop en deed den brief op de bus. Toen hij naar bed ging voelde hij zich niet enkel een bruut, maar ook ecu leugenaar. Hij sliep zeer zacht. Den volgenden morgen aan't ontbijt, vond hij een kort opgewonden briefje van Alicia. Stuur me alsjeblieft het gedicht onmiddellijk teruj. Ik wil je meening erover niet meer hooren. Ik heb me bedacht en ik vindt dat ik iets onredelijks van je wilde. Ik zal je niet meer hinderen." Het viel hem in, dat hij dit schriftuur wellicht in de gang bij haar aan huis had laten vallen en niet op straat en dat dit een duivelachtig-vrouwelijke manier was om hem te straü'en. Hij had nu het gevoei van een bruut, een leugenaar en een ontmaskerden misdadiger. Hij moest dadelijk naar Alicia toe; zoo zijn vermoeden waar bleek, moest hij haar eenvoudig smeeken genade voor recht te doen golden. En zoo het ongegrond bleek, moest hij in elk geval trachten te weten te komen wat er was. Het was dui delijk dat er iets gebeurd was. Terwijl hij op den stoep van Alicia's huis stond en aanschelde, stelde hij zich voor hoe ze er uit zou zien en wat ze zeggen zou. Haar lieve, caïve meipjesachtigheil zou verdwenen zijn, en plaats gemaakt hebben voor een air van srnarte.ijke verontwaardigingen ze zouzeggen: Cuthbert, ik begrijp niet hoe je achteloos kon zijn het gedicht dat ik voor je schreef te verliezen, maar 't was bepaald slecht van je, te zeggen, dat je het gelezen en er van genoten had. Je achteloosheïd had ik je nog kunnen vergeven, maar een leugen nooit. Natuurlijk vond ik 't in de gang zoodra je weg weg was. En nu mo<?t ons engagement maar uit zijn." Dan zou hij haar om genade smeeken, en zeggen, dat hij met dat onbe langrijke leugentje enkel haar gevoel had willen sparen, omdat hij 't denkbeeld haar te kwetsen niet verdragen kon en dat hij zich al dadelijk had voorgenomen haar zijn bedrog later te biechten nadat ze getrouwd waren. Na binnengelaten te zijn, wachtte hij een oogenblik in het salon, en toen kwam Alicia binnen. Xe zag erg bleek en had donkere wallen onder de oogen, Zij trad op hem toe zonder van het Lager Onderwijs" schrijft voor om trent het practisch rekenen : Vaardigheid in het oplossen zoowel uit het hoofd als schriftelijk van eenvoudige rekenkunstige vraagstukken. Bovengenoemd Programma, dat hier en daar uiterst vaag (aardrk.), s:>ms zelfs (gesch.) volstrekt niets zeggend is, geeft hier dan toch een beslist voorschrift: de op te geven rekenkunstige vraagstukken moeten EENVOIDK; zijn. Toch houdt zich aan dit voorschrift bijna geen enkele Examen-Commissie. Dit is onrecht, en dit zou ergerlijk zijn, als het willens en wetens was, dat men zich zoo boven het wettige voorschrift stelt. Maar, ik weet het uit ervaring, de meeste examinatoren voor degenoemdeakte nieenen, dat zij, doende wat zij anderen zien doen, het niet beter willende weten dan die ande ren, handelen zooals het behoort. DE VOORZITTERS VAS DIK COMMISSIES, HAT /MS DE sciiui.DiuKX". Zij zijn in de eerste plaats geroepen er voor te waken, dat bij de Examens de wettelijke voorschriften worden nageleefd. En waar die voorschrif ten zeggen, dat de rekenkunstige vraag stukken EENVOUDIU moeten zijn, daar moeten zi.r er voor zorgen, dat alle sluwe spits vondigheden geweerd worden. Want dat die voorkomen niet alleen, maar zelfs regel zijn, dat blijkt elk jaar opnieuw, 'k Heb voor mij liggen een boekje, getiteld: Toetsnaald I voor Adspirant-Ónderwijzers en Onderwijzeressen. Verzameling van schrif telijke werkzaamheden van Acte-Examens voor Onderwijzer van 1899 1905. Vijfde druk." De 2e afdeeling van dat boekje bevat de door de verschillende Commissiën opgegeven rekeukunstige vraagstukken. Ik neem er daar eenige uit over, dan kan de lezer zelf pordeelen, of die vraagstukken EE.Nvorim; zijn. Ik zal niet uitzoeken; ik neem de eerste twee or de laatste twee; de orerige zijn, gemiddeld, net zoo. 1899 ZuidJIo'./and. \ K*n koo/iiiKtn i'^rkonjif een ))irtij waren niet T> /_)('(. winst. Had hij :", .'ij') r/l. duur der ingekocht, dan zon hij slechts 5 pt't. gewonnen hebben. Uit hi^'tu'.l K.G, beslaat de jiartij, als :ij voor f 0.2ïi jier K.G. is ingekochtf 2. Iemand hoeft guldens en gouden tientjes ter gezamenlijke waarde can f l'.)~>. Hasselt hij ze alle tegen rijksdaalders, dan verandert het aantal zijner (jrlilstukken niet. Hoeceel heeft hij er van i ei l ure soort? 1905. Breda, Arnhem, 's Hertojenbosch. L P. vertrekt om -S uur''s voor'middags uit A. naar B: n uur later vertrekt (J. uit B. naar A.; alwaar /tij om ll.l-i 's coormiddarjs aankomt. Als de snelheid can i', staat lot die ran <t> als 2: il, om ho? laat hebben l'. en (>. elkander dun ontmoet? 2' /'. bezit :>HO cent. waaraan hij elke weck 5 rent uitgeeft. Zijn broeder ',>. die ',>'l~> cent hei'f f, rrrineerdert :i/n be:ittintj elke w.ek met 1<> cent. Hoewel nullen P. en. <t>. litt'iiten o/i hel /ij'/nt/i>, tlit L', ei'-'-ni'sel du/iheltjes heeft al-: V kic irtjes'? Dergelijke vraagstukken, die bovendien iets te zeggen en stak hem haar beide handen toe. Hij boog er zich overheen, djch zij weerde hem af. Ivus me niet," zei ze. Oat kon ik niet dragen. Geef me dat gedictit terug." (Juthnert zei nietp. Hij voelde nu heel zeker dat ze alles had ontdekt; hij merkte op dat ze er slecht en verslagen uitzag en bescauldigde zichzelf en als de bewerker hieivan. Doch. wat ze nu zeide, gaf hem een schok. .,O, Cuthbert, wat zie je er neerslachtig uit! Ik zie dat je er alles van weet. Kun je me nog ooit, ooit vergeven! Ik had er dadelijk, nadat j s weg was,, berouw van, en ik heb er den heelen nacl.t nut van gesla pen. Neen. heb maar geen medelijden met me. Streel me maar niet. Ik wil juist datje ooos zult zijn en me vernederen. Ik ben je niet waard en je moest me niet lief nebben. Maar geef me tn :h je liefde nog, anders zal ik sterven," en toen begon zij te snikken. Cuthbert was nu volkomen gemystificeerd. Gedurende eenige oogenblikken kon hij zich nie's, zelfs zijn naam en adres niet, met vol komen zekerheid herinneren. Toen begon het langzaam tot hem door te dringen dat Alicia heelemaal niets ontdekt had, en dat hij haar dus geen vergeving behoefde te vragen. Maar waarom vroeg zij hém in 's hemels naam ver geving. Hij tastte witd rond in hun gezamenlijke verleden om een oorzaak hier <~oor te vinden en zei : Liefste, ik heb je niets te vergeven. Ik vond je wensch om in mijn literairen arbeid te deelen, heel natuurlijk en lief. Het was misschien niet heel practisch, maar 't is dwaasheid mij te vragen je te vergeven. Het was niets verkeerds. Het was integendeel heel lief van je." Maar d;it ia het niet, waarvoor ik verge ving vraag. Je weet heel go^l wa! het is, Verneder me niet nog meer door 't me zelf no^ eens te laten zeggen. Je brief van van morgen was zo3 vriendelijk dat ik hoopte djt je het niet ontdekt had ; maar toen ik je vanmiddag hier zag ia^t dit bedroefde gezicht, begreep ik dat je er alles van wist. Ja, je weet het wél, ie weet 't wol !" Op mijn woord van eer, ik weei 'tniof!" ..Be-ig 't woord eer" niet. J e bent edel an een man van eer: ik niet. Ik kan 't woord niet meer aanhooren zonder pijn. . . Maar heuïch, het speet me dadelijk, nadat je weg was. en ik besloot je alles te vertellen, zelfs al moest alles uit zijn tusschen ons. Aü;ia oegon weer te snieken. Vertel me alles. Waarom moet ik je ver geven ?" Alsof je niet wist, waarom je er KJO akelig gedrukt uitz.-ig van middag !" Cutnbart aaazelde. Wel, ik ducht dat ik jou vergeving zou moeten vragen.'1 Maar waarom?" vroe£ Aücia, ..jij bent een edel mensch en een man van " ,.O, nee, nee l" viel Cuthbert haar in de rede. Dat ben ik niet! Waar >m wilua jij vergillenis, jij engel des lichts?" ..Ik ben geen engel, m;\ir een leugenares en een dievegge, en toch meende ik, dat ik alles om bestwi deed. Als lithel niet de gewoonte had gehad om dingen uit de cou ranten te knippen en ze te bewaren, dan zou er niets gebeurd zijn." Ethel was Alicia's getrouwde zuster. Maar waar heb je't toch over? Wat heeft Ethel meer je te maken? Waarom geef je jezelf zulke leelijke namen. Ik, niet jij, heb misdrejen. Nee, i i, ik, zeg ik je. Als Ethel iets ziet, dat ze iutöres?ant vindt, knipt ze 't uit en bewaart ''t. Ze heeft een heele doos vol met strikt rekenkunstig moeten worden opgelost (ieder algebraïsch lettertje is verboden), zijn misschien goed voor hen, die de bevoegd heid vragen om aan het hoof! van een school geplaatst te worden, dus voor de hoofdakte, voor de onderwijzersakte zijn ze onnoodig moeilijk en bij wettelijk voor schrift verboden. Voor de aspiranten naar deze akte beoordeele men, zooals rationeel is en in overeenstemming met het officieele Programma, hunne bevarenheid op de paedagogische wateren door een proeftocht op een vaarwater zonder al die wrakken en onzichtbare klippen. Aan de Redactie mijn dank voor de plaatsing van dit protest. -?(., 22 Februari 1908. IJ. Onderwijzers-salarissen ep Salarisieliatteii in torlaafl en Sato ia net jaar 111 Bijna gelijktijdig dienden de Ministers van Binnenlandsche Zaken in Nederland en in Saksen een wetsontwerp in tot her ziening van de bezoldigingen der onder wijzers. En de debatten in de Twee>le Kamers van beide landen hadden ook bijna tezelfder tijd plaats, n.l. in Novemer 1907. Het is wel interessant beide ontwerpen en de daarover gevoerde debatten met elkander te vergelijken en aan 'n kritiek te onder werpen. Het geldt hier toch een hoog volks belang, ja in de oogea van vele staathuishoudkundigen het hoogste volksbelang. De vraag n.l. van goed volksonderwijs. Want hiervan hangen: volksontwikkeling en volks welvaart in de eerste plaats af. De grootste wijsgeeren en staatslieden der 199 eeuw hebben het verkondigd, en de ontwikkeling der moderne staten heeft de waarheid er van bevestigd. Zoowel Duitschland, Zwit serland en de Noorsche staten aan de eene zijde in hun vooruitgang, en Spanje, Italië, Frankrijk aan de andere zijde in hun achter uitgang of stilstand, zijn er zoovele ge tuigen van. Zijn de Nederlandsche Staatslieden blind voor dit alles ? Het volgende moge daarop een antwoord geven. De bestaande en de voorgestelde regeling der onder wijzerssalarissen (alleen de minima) in guldens uitgedrukt. Nederland Saksen Leeftijd . voorge- voorgethans Bteld. thans steld 20 jaar 500 500 510 540 21 570 22 600 23 720 780 25 550 600 30 600 675 810 960 35 650 750 %0 1140 40 700 825 1050 1290 45 _ _ H40 1440 50 1-200 1560 55 700 825 1260 16SO Bovendien: ? 50 tegemoet- Bovendien: komin^in de woninghuur vrije woning. aan gehuwde onderwijzers boven 28 jaar. uitknipsels. Ik keek ze toevallig eens door, en vondeen gedicht, dat heette : Een Avondzan»". Ze had 't uit de London I\evieia geknipt. Uoeie hemel!" zei Cuthbert bij sichzelven. Ik vond 't erg mooi en schreef 'tover. Ik dacht, dat zoo ik ooit gedichten ging maken, ik 'c zoo zou doen; en daarom pro beerde ik een Middag-zang", te maken, maar 't viel niet erg goed uit. En toen wilde ik dat je mij wat ernstiger zou opvatten en me niet buiten je literaire werk sluiten. Ik dacht dat we zooveel dichter bij elkaar zouden komen als je geloofie dat ik een gedicht, als AvonI-zang" kon schrijven, 't Idee kwam plotssiing in me op eu ik kreeg de versoeking je het gedicht voor te leggen als 't mijne. Kun je me ooit vergeven? Natuurlijk kan ik dat. Je trachtte me wel een beetje te bedriegen, ea nu heb je eenvoudig bemerkt, dat je 't niet kunt. Je zachte aard kan nooit met zoo iets samen gaan. Mijn vertrouwen in je is er dus te sterker door." O, Cuthbert, wat ben je goed l" Noem me toch niet goed." En toen begon hij op zijn beurt te biechten en vertelde haar hoe hij het gedicht verloren had; en met zijn brief alleen haar gevoelens had willen sparen. Alicia wendde zich tot hem met van toorn fonkelende oogen. Hoe kon je je vernederen tot zulk een laag bedrog! Ik ben getn kind meer eu wil niet als kind behandeld worden ook. Waarom moest je liegen om mijn gevoel te sparen? Cuthbjrt, ik dacht dat je werkelijk edel was, maar dit is laf O,'t is onwaardig !" Cuthbert glimlachte in zichzelven, maar hij liet er niets van merken op zijn gezicht. Ja," zei hij somber, verneder me maar. Ik ben je niet waard, en je moest uie niet lief hebben, maar geef me j e liefde toch anders." ?ij aejtelde zich dadelijk in zijn armen. O, we zijn allebei zoo slecht I" riep ze uit. Wij hebben elkaar veel te vergeven, /ou er iets verkeerds in zijn, als ik lachte? Omdat ik ik wel lachen moét." Nu, Cuthbert lachte mee. A!s gewoonlijk bleef hij dineeren, en later op den arond, toen hij op 't punt btonJora weg te gaan, gaf zij den wensch te kennen. dat hij Een Avond-zang" had kunnen lezen, 't was wel niet van mg, maar 't was toch werkelijk mooi." Tot haar groote verbazing zei Cuthbert dadelijk 't eerste couplet op. Maar," riep Alicia uit, ik dacht dat je 't verloren en niet gelezen hadt." e copie die jy me gaf heb ik ook nooit gelezen. Maar ik heb 't zelf geschreven en geplaatst in de London Review, zie je. Ik onderteekende 't alleen niet." O, Cuthbert, 'c is al te vreeselijk. Je moet me beloven, alles in 't vervolg te onderteakenen. Nu z,ie je eens «vat voor vreesejijke dingen er kunnen gebeuren als je 't niet doet." Ja, 't is alweer een argument tegen ano nieme journalistiek, Maar nu moet ik werke lijk maken, dat ik wegkom." Drie kwartier daarna, toen ze juist aan op een iia den laatsten kus toe waren, keek Alicia plotseling nadenkend voor zich uit en zei: ik hel^ er nog eens over nagedacht, en van een ethisch standpunt beschouwd, geloof ik dat jij meer kwaad deed, dan ik,Cuthbert." Ah n," was 't eenige wat Cuthbert hierop antwoordde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl