Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1604
vertegenwoordigende een zóó groot deel
van Neêrlands letterkundigen en beoefe
naars der plastische kunsten, het voor
den mishandelden broeder hebben opge
nomen tot voor dea troon van H. M. de
Koningin, ziedaar een feit van hooge
beteekenis, vo komen nieuw in ons
phlegmatisch land.
Zeker, daar is iets pijnlijks voor H. M.
in, te ervaren, dat zij als Koningin, die
door hare groote mildheid der Kon. Ver.
Het Ned. Tooneel de midd.len verschaft,
opdat deze zich als een echt
kunstinstituut zal kunnen gedragen, door zóó
vele bevoegden als de eenige wordt be
schouwd nog in staat die Vereeniging te
bewegen zich haar Koninklijken naam
waardig te betoonen.
De Raad van Beheer had zijn hooge
Beschermvrouw deze onaangename aan
doening behooren te besparen; hij wist
toch, dat bij een zoo ra w tarten van de
openbare meening deze of een dergelijke
stap niet kon uitblijven.
Maar hartverheffend moet cok voor
H. M. wezen, de gedachte, dat het haar
gegeven kan zijn een bladzijde uit het
boek der Nederlandsche kunstgeschie
denis te scheuren, welke tot in latere
eeuwen tegen haar volk getuigen zou.
En Bouwmeester na zijn vele
victories, ook na de Keulsche, pas be
haald, zal in deze daad der Vereenigingen,
althans het bewijs mogen zien, dat de
Nederlandsche Kunst hoog genoeg staat
om hem te eeren, en vaderlandsche
harten hem niet alleen de lauweren
gunnon, maar bovendien een leven hem
waardig door verheven werkzaamheid
en rust. D- K.
Oude Plunje, weggeslingerd van
het politieke zweef touw.
Hoe wenschelijk de verruiming van
bet belastinggebied der gemeenten ook
zij, naar hunne overtuiging kan eene
herziening van de uitkeering van het Kijk
aan de gemeenten niet gemist icorden."
Aldus, (minus de onderschrappingen,
die van mij zijn), bij het pas verschenen
rapport der Staats-Commissie tot onder
zoek der financieele verhouding tusschen
Rijk en Gemeenten, de nota van de
heeren Pollema en Heemskerk.
Dat is van Mr. Th. Heemskerk.
Toen Wethouder van Amsterdam, nu
minister en hoofd van het kabinet.
Toen was dat zijn orertitiging. mee
gedeeld aan de Koningin.
,,En de nood is in sommige gemeenten
zóó hoog gestegen, dat deze een ernstig
LIC!
Naar Iv.t Engelsch van B.U;I;Y PAIS.
Ze waren nog geen maand geëngageerd,
en derhalve praatten ze veel over elkander
met elkaar; en dat nog wel heel ernstig. Zij
kocbt voor twee kwartjes een reuk?uisentje,
en leg ie het ia de kt, waarin ze zijn ge
dichten be vaarde, die door een lichtblauw
linlje bij elkaar gebonden «erden; hij zeide,
op zijn stille kamers, haar portret goeden
nacht voor hij naar bed ging. In het begin
was het een doodgewoon geval. Op zekeren
avond had hij by haar aan huis gedineerd
zooais hij dat zoo dikwijls deed ; na het diner
bevonden zij zich alleen in het salon. Zjj
vroegen zich niet af waarom de overige leden
van het gezin verdwenen waren, en vonden
deze schikking opperbest. Voor twee gelief
den bestaat er niemand anders op de wereld;
de rest der menschheid is een afzichtelijke
uitwas. De lampen waren bekapt, en de kappen
waren van een toepasselijk en romantisch
roze. Zij zat op een voetebankje en liet haar
nog al knappe hoofdje tegen zijn knie rusten.
Sinds zij geëngageerd was geraakt, had zij
zich een beetje geoefend in 't aannemen van
poses. Met haar eene hand hield zij een
vuurschermpje vast, want vuur is niet heil
zaam voor het teint, hoewel het flikkeren
van licht op de oogen een goed efi'ect teweeg
brengt; dairom bezigde ze het schermpje nu
eens en dan weder liet ze het vuur vrij.
Na een oogenblik gezwegen te hebben, zei
hjj ernstig :
Lief bruin haar!"
Hou je ervan?" fluisterde zij.
Meer dan van iets anders," zei hij.
Toen begonnen ze over minder zwaar
wichtige onderwerpen te praten. Zij haalde
verscheidene kleine verborgen deugden uit
zichzelve te voorschijn, opdat hij ze zien zou.
Zoo bijvoorbeeld, deed ze aan armenbezoek;
het scheen dat de armen altijd nog al onbe
leefd tegen haar waren, en haar niet erg
noodig hadden, maar toch bezocht ze hen.
Zij ging altijd op den derden da? der maand;
en ze had er meermalen invitaties voor moe
ten afzeggen. Zij wilde hem vooral doordrin
gen van haar ernst. Zoo ze al naar drie
partijen op n avond ging, dan was dat niet
omdat ze 't zoo graag deed, maar eenvoudig
omdat je de menschen toch niet altijd kon
teleurstellen. En ook meende ze dat ze meer
boeken gelezen had dan de meeste andere
meisjes van haar leeftijd.
Toen ze zoover gekomen was, zei hij,
eenigszins afgetrokken, lieveling.je bent volmaakt."
Neen," zei ze, o neen, ik ben ver, o zoo ver
van volmaakt. Lk wilde je alleen maar laten
zien dit ik werkelijk deel kan nemen aanje
innerlijk leven. Het heeft mij altijd toege
schenen dat je twea personen voorstelt
twee Cuthberts."
Wat bedoel je, liefste?" vroeg hij.
Ik bedoel natuurlijk niet niet zooals" ,
ze zweeg even en ging toen, na in haar
herinnering rondgeweid te hebben, voort
sooals Dr. Jekyll *) en Frankenstein of iets
dergelijks. Ik bedoel 't als 't ware meer inner
lijk. Er is een literaire Cuthbert, wiens
werk ik adoreer! en er is een soort van
*) Zie II. L. Stevenson. Strange Case of
Dr. Jekyll and Mr. Hyde.
gevaar voor het weerstandsvermogen dier
gemeenten oplevert. In de naaste toe
komst is, zoo niet door de regeering
wordt ingegrepen, geen verbetering daar
in te wachten. Integendeel, verergering
is in verschillende gemeenten binnen
zeer korten tijd te vreezen."
A.ldus, alweer in dezelfde nota aan de
Koningin, de heeren Pollema en
Heemskerk.
Dat is Mr. Th. Heemskerk.
Tjen Wethouder van Amsterdam, nu
verantwoordelijk Minister van
Binnenlandsche Zaken; verantwoordelijk ook
voor den toestand der gemeenten.
Zes maanden geleden constateerde hij :
een ernstig gevaar voor het
iceenttandarermogen van sommige gemeenten; pro
feteerde zelfs een verergering, als de
regeering niet hielp.
En?
Het is verre van onmogelijk, dat
wanneer in het jaar 11)08 geen nieuwe
wettelijke regeling van de J-tij ksuitkeering
tot stand komt, de nood in sommige ge
meenten een meer acuut karakter zal aan
nemen dan men. zich thans nog voor den
geest brengt."
lldus, al weer in d ^zelfde nota aan de
Koningin, de heeren Pollema en Heems
kerk; dat is de heer Mr. Heemskerk,
die nu Minister is van Binnenlandsche
Zaken.
Is nu een van zijn eerste daden als
verantwoordelijk minister om zij u eigen
bij die nota ingediend icetsontirerp tot
herziening ran de financieele verhouding
tusuchen rijk en gemeenten in te dienen
ofte doen indienen bij de Tweede Kamer ?
Neen!
Wel Ijeeft hij het ontwerp der Staats
commissie tot uitbreiding van het be
las cinggebied der gemeenten ter hand
genomen; maar zijn eigen ontevredenheid
met dat ontwerp, zijn besef dat bocendien
directe geldelijke steun voor een aantal
gemeenten-in-nood dringend noodig was,
dat besef, uitgesproken in een speciale
nota aan de Koningin is alweer
wey!
Oude plunje geworden!
Luchthirtiger,onverantwoordelijkerkan
het moeilijk!
En zoo griezelig verpolitiekt is onze
Tweede Kamer, dat het duidelijk zwijgen
in de Regeeringsverklaring over deze
voorziening in den gemeentenood er
nauwelijks gereleveerd is.
Politieke leuzen daar is 't om vech
ten ; partij belangen, die moeten behartigd
worden; met icerkelijke volksbelangen, map
uien ><}>fle)i\!
Als het op spelen aankomt is men
inderdaad bij onzen tegenwoordigen pre
mier aan een voortreffelijk adres.
Zoo, hoog op het politieke zweeftouw,
trekt hij zijn oude kleeren uit, en werpt
die kunsteïijk naar beneden in het
koffertje van zijn grooten leermeester.
L.
gewone Cuthbert voor salon-gebruik.
Tusechen twee haakjes, wil je graag dat ik een
tea-gown iaat maken net als die, dij je zoo
mooi vondt? Ja? Goed. O, ja, ik praatte
over het innerlijke le^en. Het lijkt mij altijd
toe dat dit je liteiatuur voorstelt, en hieraan
zou ik graag deel hebben. Ik stel er meer
belang in dan woorden kunnen uitdrukken.
Ik maak je er geen verwijt van, maar ik
voel dat je niet genoeg met me praat over
je literaire werk. Ik weet zeker dat ik nu
en dan wel een boek dat je moet recensesren,
voor je zou kunnen lezen ; en dan ken ik
je wel zeggen of 't goed of s.echt is; dat zou
je veel last besja-en. En als je bijvoorbeeld
eens gedichten maakte en ja kon een rijm
niet goedkrijgen, dan zouien «e er samen
naar kunnen zoeken. Dat zou ons, om zoo te
zeggen, dichter bij elkaar brengen, denk je
niet?"
Lief bruinkopje!'' antwoordde Cuthbert
zacht.
O, maar weeg nu eens n oogenblik
verstandig. Wij zouden samen kutnen werken
aan je geschriften, niet?"
Nu, Alicia, ik ben bang dat d:it nog al
bezwaarlijk zal gaan. Ik heb 't nooit met een
literair compagnonschap kunnen klaarspelen.
Maar daarom moet je nog niet denken dat
ik je sympathie niet oijzonder op prijs stel,
en ik zal je alles wat er belangwekkend of
amusant is aan mijn werk, vertellen. Maar
zet j3 vooral niet in 'c hoofd dat ervoor mij
niets belangrijkers bestaat dan mijn werk.
Zie je, lieveling, j 3 kunt zoo maar niet in
eens, auteur worden, met geen andere be
weegreden dan om mij genoegen te doen.
Als je nu nog eens iets geschreven hadt.
En bovendien, als je bijvoorbeeld een advo
caat trouwde, zou je toch ook niet verlangen
zijn processtukken te lezen."
Dat zou ik wél, Cuthbert." Ze begon nu
erg ernstig te worden. En ik vind 't niet
aardig van je dat je zegt als je ooit iemand
anlers trouwde dan mij." En ik wil niet
heelemaal buiten het belangrijkste deel v.-n
je innerlijk leven gehouden worden. Boven
dien heb je me nooit gevraagd of ik iets
geschreven heb."
Heb je wel eens iets geschreven?"
Ja,é<'ns,alleen maar om te zien of ik't kon."
En wat was 't?"
,,'n Gedicht, 't Was niet zoo heel moeielijk,
maar ik doe 't toch niet weer. 't Was alleen
maar om je te laten zien dat ik je innerlijk
leven beter begrijpen kan dan je denkt."
En mag ik 't eens zien?"
Ja," zei Alicia zeer beminnelijk. Ik had
juist graag dat je 'c las."
Nu was Cuthbert in meer dan n opzicht
wel verblind waar 't Alicia betrof, maar hij
geloofde geen moment dat ze geniaal was of
zelfs ook maar buitengewoon talent bezat.
Maar 't is gemakkelijk genoeg eenige goedige
dingen te zeggen over welken bundel verzen
ook en deze bundel zou natuurlijk voor hem
nog meer waarde hebben, afgescheiden van
de literaire verdienste. Voor 't overige was
hij niet bang voor 'n overmatige stoornis in
zijn werk van Alicia's kant. Een paar
practische experimenten zouden haar voldoende
bewijzen dat een deel van wat zij begeerde
mogelijk roch wenschelijk was; en al was
Alicia op dit bijzondere punt wat onwetend,
ze was niet onredelijk of dom. Zo haalde de
verzen en gaf ze hem. Hij moest ze mee
naar zijn kamers nemen en haar zeggen hoe
hjj ze vond. Na menigvuldige adieu's, ging
hy dus eindelijk heen.
Hij voelde zich bijzonder energisch, en
liep terug naar het Oosterkwartier. Toen hij
Oawettige Examen-eischen.
Nu de akte-examens voor het Lager
Onderwijs weer voor de deur staan, meen
ik te handelen in het belang van de aspi
ranten, in het bela-g van onze scholen en,
wat meer is, in het belang van het recht,
door iets in het midden te brengen over
de examen-eisehen.
Voor dezen keer zal ik het alleen hebhen
over de examen-eisehen voor de zooge
naamde hulpakte, en dan nog wel voor
slechts n vak, nl. het rekenen.
In vroeger tijd hadden de volksscholen
maar enkele leervakken, doch bet rekenen
stond toch altijd op de lijst, In de school
hield men zich aan 't eenvoudige, doch
daarbuiten was het wel anders, 'k Heb er
nog gekend, van die oude, eenzelvige school
meesters (dat was <oen de naam), die, ove
rigens vrij onwetend, het werkelijk zeer
ver gebracht hadden in het oplossen van
moeielijke sommen. Soms daagde de een
den andere uit door aanplakbilletten op
het kerkgebouw tot een wedstrijd in het
oplossen van moeilijke, spitsvondige
rekenvraagstukken." Ook in andere vakken deed
men aan listige, spitsvondige moeilijkheden.
In een foutief opstel stond bijv. de zin:
('laudius Cicilis kon de Jfome/nen sedert
dien tijd met geen go->de oojen ni".er aanzien.
De leerling of examinandus wist geen fout
te vinden; daar maakte men triomfeerend
de opmerking: Claudius Civilis had maar
n oog, en 'c moet dus zijn: met geen goed
oo/,l meer aanzien.
En de toenmalige rechter trachtte door
slimme verfiingliche vragen den beschul
digde, die niet bekennen wilde, erin te laten
loopen. Dit behoort tot het verledene: bij
de taaistudie doet men aan dergelijke dwaas
heid niet meer; den rechter zij n strik vragen
verboden, en al ware dit niet het geval,
hij zou er niet meer aan denken. Doch
bij óéa vak staan die listige spitsvondig
heden nog in eere, nl. bij het rekenen. En
dit niet alleen bij de examens, maar z.elfs
in de lagere school, dit zeer ten nadeele
van de middelmatige hersentjes, die er door
in de war raken. En toch zyn die listige
slimmigheden niet alleen aan de rechters,
maar evenzeer aan de examinatoren, ten
minste voor de hulpakte, verboden. Doch
bij de examens voor deze akte groeien en
bloeien zij desondanks welig.
liet Programma van het Ivviman ter
verkrijging eeiier akte van bekwaamheid
als onderwijzer en als onderwijzeres, bedoeld
in art. TT, ondev A., der wet tot regeling
thuis kwam, rakelde hij het vuur op, stak
zijn lamp aan, en nestelde zie J in'zijn leun
stoel, onder 't genot van een sigaar- Hij zou
haar gedicht lezen het van buiten leeren
om haar ganoei/rfn te doen en baar er
dan een brief over schrijven. Er stond whisky
en soda naast hem en alles was knus. Toen
voelde hij in zijn zak naar 't gedicht. Het
was er niet! Hij doorzocht al zijn zakken,
en in geen van allen was 't te vinden. Onge
twijfeld had hij het verloren toen hij op
straat zijn sigarenkoker te voorschijn had
gehaald. En hij had haar nog wel gezegd dat
hij dat gedicht bewaren zou als de appel van
zijn oo^. Hij vond zich een hartgrondige
slechtaard. Om haar verdriet te besparen,
inoes' hij natuurlijk haar zijn achteloosheid
niet laten merken, want 't zou er allen schijn
van hebben dat hij geen hoog denkbeeld had
van haar talent. Het zou haar kwellen. En
daarom schreef hij haar een kort briefje,
dat aldus luidde: ik kan je niet zeggen
hoeveel genot je gedicht mij geschonken
heeft", wat letterlijk waar was, en dat hij
hoopte dat hij nu zijn werk wat vaker met
haar zou kunnen bespreken. Haar ged cht
gaf blijk van bijsonder fijn gevoel. Haar
sympathie zou hem steeds aanmoedigen. Hij
voegde er nog bij dat vooral 't laatste vers
hem erg getroffen had. Hij plakte een post
zegel op de envelop en deed den brief op
de bus. Toen hij naar bed ging voelde hij
zich niet enkel een bruut, maar ook ecu
leugenaar. Hij sliep zeer zacht.
Den volgenden morgen aan't ontbijt, vond
hij een kort opgewonden briefje van Alicia.
Stuur me alsjeblieft het gedicht onmiddellijk
teruj. Ik wil je meening erover niet meer
hooren. Ik heb me bedacht en ik vindt dat
ik iets onredelijks van je wilde. Ik zal je
niet meer hinderen."
Het viel hem in, dat hij dit schriftuur
wellicht in de gang bij haar aan huis had
laten vallen en niet op straat en dat dit een
duivelachtig-vrouwelijke manier was om hem
te straü'en. Hij had nu het gevoei van een
bruut, een leugenaar en een ontmaskerden
misdadiger. Hij moest dadelijk naar Alicia
toe; zoo zijn vermoeden waar bleek, moest
hij haar eenvoudig smeeken genade voor
recht te doen golden. En zoo het ongegrond
bleek, moest hij in elk geval trachten te
weten te komen wat er was. Het was dui
delijk dat er iets gebeurd was. Terwijl hij op
den stoep van Alicia's huis stond en
aanschelde, stelde hij zich voor hoe ze er uit
zou zien en wat ze zeggen zou. Haar lieve,
caïve meipjesachtigheil zou verdwenen zijn,
en plaats gemaakt hebben voor een air van
srnarte.ijke verontwaardigingen ze zouzeggen:
Cuthbert, ik begrijp niet hoe je achteloos
kon zijn het gedicht dat ik voor je schreef
te verliezen, maar 't was bepaald slecht van
je, te zeggen, dat je het gelezen en er van
genoten had. Je achteloosheïd had ik je nog
kunnen vergeven, maar een leugen nooit.
Natuurlijk vond ik 't in de gang zoodra je
weg weg was. En nu mo<?t ons engagement
maar uit zijn." Dan zou hij haar om genade
smeeken, en zeggen, dat hij met dat onbe
langrijke leugentje enkel haar gevoel had
willen sparen, omdat hij 't denkbeeld haar
te kwetsen niet verdragen kon en dat hij
zich al dadelijk had voorgenomen haar zijn
bedrog later te biechten nadat ze getrouwd
waren.
Na binnengelaten te zijn, wachtte hij een
oogenblik in het salon, en toen kwam Alicia
binnen.
Xe zag erg bleek en had donkere wallen
onder de oogen, Zij trad op hem toe zonder
van het Lager Onderwijs" schrijft voor om
trent het practisch rekenen :
Vaardigheid in het oplossen zoowel uit
het hoofd als schriftelijk van eenvoudige
rekenkunstige vraagstukken.
Bovengenoemd Programma, dat hier en
daar uiterst vaag (aardrk.), s:>ms zelfs
(gesch.) volstrekt niets zeggend is, geeft
hier dan toch een beslist voorschrift: de
op te geven rekenkunstige vraagstukken
moeten EENVOIDK; zijn.
Toch houdt zich aan dit voorschrift bijna
geen enkele Examen-Commissie.
Dit is onrecht, en dit zou ergerlijk zijn,
als het willens en wetens was, dat men
zich zoo boven het wettige voorschrift stelt.
Maar, ik weet het uit ervaring, de meeste
examinatoren voor degenoemdeakte nieenen,
dat zij, doende wat zij anderen zien doen,
het niet beter willende weten dan die ande
ren, handelen zooals het behoort.
DE VOORZITTERS VAS DIK COMMISSIES, HAT
/MS DE sciiui.DiuKX". Zij zijn in de eerste
plaats geroepen er voor te waken, dat bij
de Examens de wettelijke voorschriften
worden nageleefd. En waar die voorschrif
ten zeggen, dat de rekenkunstige vraag
stukken EENVOUDIU moeten zijn, daar moeten
zi.r er voor zorgen, dat alle sluwe spits
vondigheden geweerd worden. Want dat
die voorkomen niet alleen, maar zelfs regel
zijn, dat blijkt elk jaar opnieuw, 'k Heb
voor mij liggen een boekje, getiteld:
Toetsnaald I voor Adspirant-Ónderwijzers en
Onderwijzeressen. Verzameling van schrif
telijke werkzaamheden van Acte-Examens
voor Onderwijzer van 1899 1905. Vijfde
druk." De 2e afdeeling van dat boekje
bevat de door de verschillende Commissiën
opgegeven rekeukunstige vraagstukken.
Ik neem er daar eenige uit over, dan kan
de lezer zelf pordeelen, of die vraagstukken
EE.Nvorim; zijn. Ik zal niet uitzoeken; ik
neem de eerste twee or de laatste twee;
de orerige zijn, gemiddeld, net zoo.
1899 ZuidJIo'./and.
\ K*n koo/iiiKtn i'^rkonjif een ))irtij waren
niet T> /_)('(. winst. Had hij :", .'ij') r/l. duur
der ingekocht, dan zon hij slechts 5 pt't.
gewonnen hebben. Uit hi^'tu'.l K.G, beslaat
de jiartij, als :ij voor f 0.2ïi jier K.G. is
ingekochtf
2. Iemand hoeft guldens en gouden tientjes
ter gezamenlijke waarde can f l'.)~>. Hasselt
hij ze alle tegen rijksdaalders, dan verandert
het aantal zijner (jrlilstukken niet. Hoeceel
heeft hij er van i ei l ure soort?
1905. Breda, Arnhem, 's Hertojenbosch.
L P. vertrekt om -S uur''s voor'middags uit
A. naar B: n uur later vertrekt (J. uit B.
naar A.; alwaar /tij om ll.l-i 's coormiddarjs
aankomt. Als de snelheid can i', staat lot
die ran <t> als 2: il, om ho? laat hebben l'.
en (>. elkander dun ontmoet?
2' /'. bezit :>HO cent. waaraan hij elke weck
5 rent uitgeeft. Zijn broeder ',>. die ',>'l~> cent
hei'f f, rrrineerdert :i/n be:ittintj elke w.ek
met 1<> cent. Hoewel nullen P. en. <t>. litt'iiten
o/i hel /ij'/nt/i>, tlit L', ei'-'-ni'sel du/iheltjes
heeft al-: V kic irtjes'?
Dergelijke vraagstukken, die bovendien
iets te zeggen en stak hem haar beide handen
toe. Hij boog er zich overheen, djch zij
weerde hem af.
Ivus me niet," zei ze. Oat kon ik niet
dragen. Geef me dat gedictit terug."
(Juthnert zei nietp. Hij voelde nu heel zeker
dat ze alles had ontdekt; hij merkte op dat
ze er slecht en verslagen uitzag en
bescauldigde zichzelf en als de bewerker hieivan.
Doch. wat ze nu zeide, gaf hem een schok.
.,O, Cuthbert, wat zie je er neerslachtig
uit! Ik zie dat je er alles van weet. Kun je
me nog ooit, ooit vergeven! Ik had er
dadelijk, nadat j s weg was,, berouw van, en
ik heb er den heelen nacl.t nut van gesla
pen. Neen. heb maar geen medelijden met
me. Streel me maar niet. Ik wil juist datje
ooos zult zijn en me vernederen. Ik ben je
niet waard en je moest me niet lief nebben.
Maar geef me tn :h je liefde nog, anders zal
ik sterven," en toen begon zij te snikken.
Cuthbert was nu volkomen gemystificeerd.
Gedurende eenige oogenblikken kon hij zich
nie's, zelfs zijn naam en adres niet, met vol
komen zekerheid herinneren. Toen begon het
langzaam tot hem door te dringen dat Alicia
heelemaal niets ontdekt had, en dat hij haar
dus geen vergeving behoefde te vragen. Maar
waarom vroeg zij hém in 's hemels naam ver
geving. Hij tastte witd rond in hun gezamenlijke
verleden om een oorzaak hier <~oor te vinden
en zei :
Liefste, ik heb je niets te vergeven. Ik
vond je wensch om in mijn literairen arbeid
te deelen, heel natuurlijk en lief. Het was
misschien niet heel practisch, maar 't is
dwaasheid mij te vragen je te vergeven. Het
was niets verkeerds. Het was integendeel heel
lief van je."
Maar d;it ia het niet, waarvoor ik verge
ving vraag. Je weet heel go^l wa! het is,
Verneder me niet nog meer door 't me zelf
no^ eens te laten zeggen. Je brief van van
morgen was zo3 vriendelijk dat ik hoopte
djt je het niet ontdekt had ; maar toen ik
je vanmiddag hier zag ia^t dit bedroefde
gezicht, begreep ik dat je er alles van wist.
Ja, je weet het wél, ie weet 't wol !"
Op mijn woord van eer, ik weei 'tniof!"
..Be-ig 't woord eer" niet. J e bent edel an
een man van eer: ik niet. Ik kan 't woord
niet meer aanhooren zonder pijn. . . Maar
heuïch, het speet me dadelijk, nadat je weg
was. en ik besloot je alles te vertellen, zelfs
al moest alles uit zijn tusschen ons.
Aü;ia oegon weer te snieken.
Vertel me alles. Waarom moet ik je ver
geven ?"
Alsof je niet wist, waarom je er KJO akelig
gedrukt uitz.-ig van middag !"
Cutnbart aaazelde. Wel, ik ducht dat ik jou
vergeving zou moeten vragen.'1
Maar waarom?" vroe£ Aücia, ..jij bent
een edel mensch en een man van "
,.O, nee, nee l" viel Cuthbert haar in de
rede. Dat ben ik niet! Waar >m wilua jij
vergillenis, jij engel des lichts?"
..Ik ben geen engel, m;\ir een leugenares
en een dievegge, en toch meende ik, dat ik
alles om bestwi deed. Als lithel niet de
gewoonte had gehad om dingen uit de cou
ranten te knippen en ze te bewaren, dan
zou er niets gebeurd zijn."
Ethel was Alicia's getrouwde zuster.
Maar waar heb je't toch over? Wat heeft
Ethel meer je te maken? Waarom geef je
jezelf zulke leelijke namen. Ik, niet jij, heb
misdrejen.
Nee, i i, ik, zeg ik je. Als Ethel iets ziet,
dat ze iutöres?ant vindt, knipt ze 't uit en
bewaart ''t. Ze heeft een heele doos vol met
strikt rekenkunstig moeten worden opgelost
(ieder algebraïsch lettertje is verboden), zijn
misschien goed voor hen, die de bevoegd
heid vragen om aan het hoof! van een
school geplaatst te worden, dus voor de
hoofdakte, voor de onderwijzersakte zijn
ze onnoodig moeilijk en bij wettelijk voor
schrift verboden. Voor de aspiranten naar
deze akte beoordeele men, zooals rationeel
is en in overeenstemming met het officieele
Programma, hunne bevarenheid op de
paedagogische wateren door een proeftocht op
een vaarwater zonder al die wrakken en
onzichtbare klippen.
Aan de Redactie mijn dank voor de
plaatsing van dit protest.
-?(., 22 Februari 1908. IJ.
Onderwijzers-salarissen ep Salarisieliatteii in
torlaafl en Sato ia net jaar 111
Bijna gelijktijdig dienden de Ministers
van Binnenlandsche Zaken in Nederland
en in Saksen een wetsontwerp in tot her
ziening van de bezoldigingen der onder
wijzers. En de debatten in de Twee>le
Kamers van beide landen hadden ook bijna
tezelfder tijd plaats, n.l. in Novemer 1907.
Het is wel interessant beide ontwerpen en
de daarover gevoerde debatten met elkander
te vergelijken en aan 'n kritiek te onder
werpen. Het geldt hier toch een hoog volks
belang, ja in de oogea van vele
staathuishoudkundigen het hoogste volksbelang. De
vraag n.l. van goed volksonderwijs. Want
hiervan hangen: volksontwikkeling en volks
welvaart in de eerste plaats af. De grootste
wijsgeeren en staatslieden der 199 eeuw
hebben het verkondigd, en de ontwikkeling
der moderne staten heeft de waarheid er
van bevestigd. Zoowel Duitschland, Zwit
serland en de Noorsche staten aan de eene
zijde in hun vooruitgang, en Spanje, Italië,
Frankrijk aan de andere zijde in hun achter
uitgang of stilstand, zijn er zoovele ge
tuigen van.
Zijn de Nederlandsche Staatslieden blind
voor dit alles ? Het volgende moge daarop
een antwoord geven.
De bestaande en de voorgestelde regeling
der onder wijzerssalarissen (alleen de minima)
in guldens uitgedrukt.
Nederland Saksen
Leeftijd . voorge-
voorgethans Bteld. thans steld
20 jaar 500 500 510 540
21 570
22 600
23 720 780
25 550 600
30 600 675 810 960
35 650 750 %0 1140
40 700 825 1050 1290
45 _ _ H40 1440
50 1-200 1560
55 700 825 1260 16SO
Bovendien: ? 50 tegemoet- Bovendien:
komin^in de woninghuur vrije woning.
aan gehuwde onderwijzers
boven 28 jaar.
uitknipsels. Ik keek ze toevallig eens door,
en vondeen gedicht, dat heette : Een
Avondzan»". Ze had 't uit de London I\evieia geknipt.
Uoeie hemel!" zei Cuthbert bij sichzelven.
Ik vond 't erg mooi en schreef 'tover.
Ik dacht, dat zoo ik ooit gedichten ging
maken, ik 'c zoo zou doen; en daarom pro
beerde ik een Middag-zang", te maken, maar
't viel niet erg goed uit. En toen wilde ik
dat je mij wat ernstiger zou opvatten en me
niet buiten je literaire werk sluiten. Ik dacht
dat we zooveel dichter bij elkaar zouden
komen als je geloofie dat ik een gedicht,
als AvonI-zang" kon schrijven, 't Idee kwam
plotssiing in me op eu ik kreeg de
versoeking je het gedicht voor te leggen als 't mijne.
Kun je me ooit vergeven?
Natuurlijk kan ik dat. Je trachtte me
wel een beetje te bedriegen, ea nu heb je
eenvoudig bemerkt, dat je 't niet kunt. Je
zachte aard kan nooit met zoo iets samen
gaan. Mijn vertrouwen in je is er dus te
sterker door."
O, Cuthbert, wat ben je goed l"
Noem me toch niet goed." En toen begon
hij op zijn beurt te biechten en vertelde haar
hoe hij het gedicht verloren had; en met
zijn brief alleen haar gevoelens had willen
sparen. Alicia wendde zich tot hem met
van toorn fonkelende oogen.
Hoe kon je je vernederen tot zulk een
laag bedrog! Ik ben getn kind meer eu
wil niet als kind behandeld worden ook.
Waarom moest je liegen om mijn gevoel te
sparen? Cuthbjrt, ik dacht dat je werkelijk
edel was, maar dit is laf O,'t is onwaardig !"
Cuthbert glimlachte in zichzelven, maar
hij liet er niets van merken op zijn gezicht.
Ja," zei hij somber, verneder me maar. Ik
ben je niet waard, en je moest uie niet lief
hebben, maar geef me j e liefde toch anders."
?ij aejtelde zich dadelijk in zijn armen.
O, we zijn allebei zoo slecht I" riep ze uit.
Wij hebben elkaar veel te vergeven, /ou
er iets verkeerds in zijn, als ik lachte? Omdat
ik ik wel lachen moét." Nu, Cuthbert
lachte mee.
A!s gewoonlijk bleef hij dineeren, en later
op den arond, toen hij op 't punt btonJora
weg te gaan, gaf zij den wensch te kennen.
dat hij Een Avond-zang" had kunnen lezen,
't was wel niet van mg, maar 't was toch
werkelijk mooi."
Tot haar groote verbazing zei Cuthbert
dadelijk 't eerste couplet op.
Maar," riep Alicia uit, ik dacht dat je
't verloren en niet gelezen hadt."
e copie die jy me gaf heb ik ook nooit
gelezen. Maar ik heb 't zelf geschreven en
geplaatst in de London Review, zie je. Ik
onderteekende 't alleen niet."
O, Cuthbert, 'c is al te vreeselijk. Je moet
me beloven, alles in 't vervolg te
onderteakenen. Nu z,ie je eens «vat voor vreesejijke
dingen er kunnen gebeuren als je 't niet doet."
Ja, 't is alweer een argument tegen ano
nieme journalistiek, Maar nu moet ik werke
lijk maken, dat ik wegkom."
Drie kwartier daarna, toen ze juist aan op
een iia den laatsten kus toe waren, keek
Alicia plotseling nadenkend voor zich uit en
zei: ik hel^ er nog eens over nagedacht, en
van een ethisch standpunt beschouwd, geloof
ik dat jij meer kwaad deed, dan ik,Cuthbert."
Ah n," was 't eenige wat Cuthbert hierop
antwoordde.