Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER WKflKBLAD V 00 R N K D E R L A N D.
No. 1604
De Dam, zooals die in de 16e eeuw was.
De Dam te Amsterdam en de
vergrootingen.
I.
Juist in de dagen der groote belang
stelling in het Damvraagstuk voltooide
Dr. Johan C. Breen eene uitvoerige studie
over het ontstaan van den Dam en zijne
vergrootingen. In 15 afleveringen van
De Bouwwereld heeft hij het resultaat
zijner naarstige en tijdroovende studie
nedergelegd, in welke niets voorkomt of
het steunt op bewijs, door hem verkregen
uit onderzoek der oudste archiefstukken,
stadsrekeningen, notulen,
extra-ordinarisnotulen, Memorialen, verpondingsboeken,
verkoopacten, enz.
Op goede gronden verschilt dan ook
in veel Dr. Breen's voorstelling met die
der oudste stadshistorie-schrijvers, ook
met die van Jan ter Gouw. Geheel oor
spronkelijk en nieuw is Dr. Breen's aan
wijzing der verschillende vergrootingen.
Niemand kan voortaan over den Dam
schrijven zonder te steunen op zijne studie.
Die studie is zeker geen lectuur voor
ontbijt- of theetafel. Zij is echter te be
langrijk om er--niet, zeer beknopt, en
meer voor het algemeen toeganklijk, de
aandacht op te vestigen en er aan te
ontleenen. |
# *
*
Het aanbegin, de oudste plek van
Amsterdam, dat zich eens aan Amstel
en IJ heerlijk open deed en de kroon
droeg van Europe", is thans ... een riool.
Die verlaging voltrok zich volkomen
in 1904. Om het steeds toenemend ver
keer op den Dam werd in 1875 het
pleintje achter het Commandantshuis, een
deel van den ouden Middeldam", de
oorspronkelijke Dam", verlaagd door het
verlagen van het gewelf van den duiker,
die het Rokin met het Damrak verbindt.
Dit gewelf werd in 1904 vervangen door
een afdekking met platen van
cementijzer.
"Waar nu dat pleintje e n het riool zijn,
stroomde voor zes en meer eeuwen lustig
de rivier: De Amstel, tot er een dam i n
werd gelegd, die oorsprong en naam gaf
aan Amsterdam.
Wanneer die dam gelegd is om den
Amstel in toom te houden, staat niet
vast. Met zekerheid weet men, dat ze in
1204 er nog niet, en in 1275 er wél was.
In 1275 toch wordt de dam in den Amstel
genoemd, toen Floris V, aan de homines
manentes apud Amstelredamme'', delieden
wonende aan den Amstelerdam" tolvrije
vaart door zijn gebied verleende. Of de
dam in den Amstel, van welken in 1275
sprake is, van den beginne af aan ge
legen heeft op dezelfde plek, waar de
Amsterdammers thans hunnen Dam
kennen, is niet met volkomen zekerheid
te zeggen.
Want door Dam" heeft men niet
enkel te verstaan een afsluitdijk, maar
ook een uytwaateringe of sluys om 't
water in en uyt te laten" (zie Kiliaen's
Etymologicum, 1585 Antwerpen). Dit
bevestigt de meening, dat in den
Amsteldam onmiddelijk een sluis is gelegd. Er
zijn er zelfs twee in geweest.
De sluis en de dam hoorden aan den
landsheer, d. i. oorspronkelijk aan den
heer Van Amstel, na den val van het huis
Van Amstel aan Gay van Henegouwen,
die Amsterdam stadsrechten schonk, en
na diens dood, in 13 L 7, aan de graven
van Holland. Zij verhuurden het
vischwater en verpachtten de huizen en erven op
de sluis. Waarschijnlijk is het onderhoud
van sluis en dam voor rekening van den
Heer geweest. lu 1387 komen reeds
Heemraden en Sluismeesters" voor,
belast met het toezicht op de sluis.
Waarschijnlijk moesten toen zij, die er
door uitwaterden, voor het onderhoud
zorgen, totdat Amsterdam het omstreeks
den aanvang der 17de eeuw voor zijn
rekening nam.
Met zekerheid weet men weinig van
den aanleg van den Amsteldam evenals
van de eerste jaren zijier geschiedenis.
Het is onmogelijk afdoend te bepalen
de! oorspronkelijke grootte en de ge
leidelijke uitbreiding van .de plek, die
thans Amsterdam's hoofdplein vormt.
De oudste afbeelding van den Dam toch
wordt eerst gevonden op de schilderij
van Cornelis Anthoniszoon, in 1536,
in 1544 gevolgd door de houtsnede van
denzelfden meester.
De kennis van den Dam vóór 1536
moet opgediept worden uit archiefstuk
ken, en deze zijn onvolledig en schaarsch.
Wil men zich den Dam in zijn
oudstbekenden toestand voorstellen, dan denke
men zich de rivier de Amstel, aan de
Westzijde bedijkt door wat thans
Kalverstraat is; aan de Oostzijde bepaald
door het drassige land, dat Nes en
Gansoirde heette en door de Zandplaat,
waarop de huizen in de
Oude-Zijdskerkstraat d. i. het Zuidelijk gedeelte der
Warmoestraat, tusschen Damstraat en
Wijde Kerksteeg verrezen.
Langs den Amstel waren nog geene
kaden aangelegd; de breedte van den
eigenlijken Dam, die niet groot was,
van den Middeldam" van Oost
naar West gerekend, kan alzoo ge
lijk worden gesteld met den afstand
tusschen de achterzijden der erven in
den Nes en in de Kal verstraat. Van
Noord tot Zuid zal de breedte in den
beginne misschien niet veel grooter zijn
geweest dan de afstand tusschen de
hoekhuizen van Warmoesstraat en Nes.
Spoedig is eene uitbreiding Noordwaarts
fevolgd, zoodat de Vischmarkt een plaats
on vinden. Reeds in 1409 bestond de
Vischsteeg. Ten Westen van den Middel
dam, tusschen Konnnandantshuis en
Paleis van thans en daarmede een
geheel vormend, lag het oudste
marktveld der stad: De Pla^tze"; de
Nieuwendijk sprong veel meer naar vore , en
nam zijn begin veel Zuidelijker dan thans.
In den Middeldam lage i de beide
sluuen: de tjroote of Ooster- en de kleine
of Westersluis, beiden oorspronkelijk voor
de doorvaart bestemd. Later, wa irschij nlij k
in de 16e eeuw, is de kleine veranderd
in een heul of duikersluis. tiet zeggens
schap over het openen en sluiten \an
de sluizen in deu Middeliaui berustte
bij den mannen van het gerecht'', d. i.:
Schout, Schepenen, de Heemraden en
de Sluismessters.
Kort na 13S4 werden de sluizen ver
legd, en de vijf erven er op waarschijn
lijk ook.
^?/W««.OTFOR,UM PlSCATORIUM .
GROOTE VZS-MARKT, tuj s
en/ tte
'WartnoASIn 1409 verkreeg Amsterdam van
Graaf Willem II verscheidene privilegiën,
ook: het vischrecht in de sluizen.
Behalve de huizen, die reeds vroeg op
de Damsluizen waren gebouwd, was
er ook de Visehmarkt, die op deze
historische plek tot den jare 1841 ge
vestigd is gebleven. Met zekerheid
weet men dat zij er vóór 1413 was.
Toen bestond ook reeds de Yischsteeg.
De Vischmarkt was een vierkante ruimte,
waarin vischbanken geplaatst waren, die
de stad verhuurde; het eene deel was
bestemd voor zee- het andere voor
riviervisch ; Sint Pieters-huysken" stond in
het midden.
Aan de Plaetze", het markt veld ten
westen van den Middeldam, verrezen
openbare gebouwen. Uit de Kal verstraat
komend en links de Gasthuissteeg voor
bijgaande had men het St.
Elizabeth'sof Heilige-Geest-Gasthuis,- dienend voor
zieken, vreemdelingen en proveniers. Aan
het einde der 15e eeuw werd dit gast
huis met dat van St. Pieter in de Nes
tot eene stichting saamgetrokken, en het
vrij gekomen gebouw getrokken bij het
stadhuis. In 1492 was er o. a. het belas
tingkantoor voor de 50ste penning.
Waar het stadhuis van Amsterdam in
de middeleeuwen stond, is niet met
juistheid uit te maken. Alleen weten we,
dat het niet was, zooals oude schrijvers
willen bcA'eren, in de Warmoesstraat,
maar aen de Plaetze".
Bij den brand van Amsterdam op 23
April 1421 werd meer dan een derde der
stad verwoest, en tot de in de asoh ge
legde gebo iwen behoor len de Nieuwe
Kerk, de NieuweZijds Kapel, het St.
Eli/.abethsgasthuis en, ook het Stadhuis.
De schade werd spoelig hersteld.
Doch 2'i Mei 1452 ging Amsterdam op
nieuw, voor drie vierden, in vlammen op,
en onder da verbrande, in ieder geval
beschadigde gebouwen, komt weder voor
het Raadhuis.
Zooals het toen herbouwd, is kan men
zien op de platte gronden van Cjrnelis
Anthonis/oüti.
Hoe de 16e eeuwsche Dam zich opdeed,
kan men duidelijk zien op de hieiboven
staande reproductie der oude teekening
van Anthoniszoon.
Het oude stadhuis staat veel meer
naar voren dan het huidige, zoodat de
Dam de eigenlijke Plaetze", kleiner
was dan thans. Bovendien is een heel
plok huizen, staande tusschen het Stad
huis en de vroegere Wijdekerksteeg,
de Mozes- en Aiironstraat van thans,
waarin weer zijstraten met groote loge
menten waren, o. a. De Prins, afgebroken,
toen het nieuwe Stadhuis - het Paleis
van thans zou opgetrokken worden
na den brand van het Oude Stadhuis.
Deze afbraak geschiedde ook om een
ruimeren verkeersweg naar de Molsteeg
te verkrijgen.
Op dezelfde afbeelding is de vischmarkt
reeds lang op de sluizen. De schepen uit
het Y konden door (het Damrak) 't
Water" onmiddelijk voor den Dam
aanleggen. De drie huizen bij de
Kalverstraat, waar thans Zeemanshoop" is,
staan evenals dit gebouw naar achteren.
Een duidelijk denkbeeld van de visch
markt geeft de afzonderlijke afbeelding.
Op de oude afbeelding van den Dam
en de Plaetze" staat nog niet: De
Waag, die om de groote en verschillende
koopmanschap op den Dam, onmisbaar
werd. De Waag, ter plaatse, waar
thans het Monument, aan den Volksgeest
gewijd, rijst was een Hink, mooi
gebouw, met hoogeu stoep. Deze maand
is het juist honderd jaar geleden, dat
op wensch van Lodewijk Xapoleon de
Waag werd afgebroken om-van uit het
Paleis het Stadhuis een ruimer
gezicht te hebben. ()ok had Koning
Lodewijk gewenscht, dat het
Kommandantshuis het oude Huis onder 't
Zeil'' afgebroken zou worden, doch
hier tegen had men bezwaar, omdat het
gezicht op ds huizen tegen die van de War
moesstraat aan gebouwd, toen reeds even
als thans verre van fraai was. De grootste
verandering aan den Dam gaf de Beurs,
te water uitgebouwd", aan de Rokinzijde,
in 1611, en De Beurs''aan de
Damrakzijde, in 1845, Het besluit om de oude Beurs
aan het Rokin te sloopen en de nieuwe er
tegenover te bouwen, had het verdwijnen
der Vischmarkt ten gevolge en een ver
grooting van den Dam door het dempen
van een gr >ot deel van het water, dat
de sluizen, waarop de Vischmarkt stond,
bespoelde.
Den Kien April 1N41 werd de Visch
markt aan den Dam gesloten.
Gedurende de werkzaamheden voor
De huizen op den Vijgeadam, niet de achterzijde gekeerd naar de nieuwe Beurs van 1815, met het front naar het
nog bestaande B.'drspo »rije. In 1815 afgebroken, tot aan het huis met hekje op het dik, het huidige wisselkantoor.
den bouw van de nieuwe Beurs was de
ontruimde Vischmarkt bezet met de voor
dit doel noodige loodsen, doch toen, na de
voltooiing van het gebouw, het terrein
vrij kwam, bleek het, dat de zes huizen
aan den Noordkant van den Vijgendam
de huizen, die eens stonden tegenover die
van het Frogerbuurtje tusscben de
beide Vischpoorten, tegenover de Beurs,
er treurig uitzagen.
Het waren zes huisjes van het
Kommandantshuis af, dat met de oostelijke
Vischpoort in verbinding stond. Op den
oosthoek hield de firma Jonker en Cie,
de directie der toenmalige omnibus-onder
neming, kantoor; het huisje aan den
anderen hoek, bij de westelijke poort
had de heer J. P. Jonker, directeur der
Algemeene Expeditie-Maatschappij in
huur.
Van die huizen maakte E. P. van
Bommel, kort vóór zij in 1847 werden
afgebroken, eene teekening in kleuren.
De afbeelding is eene reproductie naar
die teekening.
Er waren veel liefhebbers om op het
open gekomen terrein te bouwen. De
stad gaf echter geen vergunning, want
de open gekomen plek, hoe duur ook
betaald, was noodig voor het verkeer.
Door het wegbreken dier huizen had
de Vijgendam lucht en een heel
andeiaanzien bekomen.
Dat kreeg ook het hoekje aan de*
Kal verstraat. De drie naar achteren
staande huizen: De Gouden Leeuw, de
Engelsche Dog en de Roode Leeuw"
werden gekocht door de Sociëteit: De
Vriendschap", die er een groot gebouw
door den architect J. P. Hitchcock deed
bouwen, thans eigendom der Sociëteit
Zeemanshoop" en ook aldus genoemd.
Van den ouden Dam is tot op deze
dagen gebleven, het Kommandantshuis
en de huizen met het oude Beurspoortje,
het Poortje van Froger.
(Slot volgt.) J. H. R.
Noorsciie Huisvlijt te Leiden.
Intolie trost ie trecm in Veor ie Kunst."
De Leidsche kunstvereeniging hield dezer
dagen in haar tentoonstellingszaaltje aan de
Lange Brug een kleine expositie van Noorsche
huisvlijt, haast hadden wij neergeschreven
van Noorgche volkskunst," maar het woord
huisvlijt is hier beter op zijn plaats, 't wekt
minder groote verwachtingen.
Huisvlijt toch geeft meer het idee van
genoegeüjke bezigheid in verloren uren, en
zoo dit in eeu land of een streek geschiedt
waar een bepaalde techniek aan het volk
eigen ia, dan zullen deze proeven alle nage
noeg wel een zelfde karakter vertoonen, maar
daardoor nog geen kunstuitingen worden.
Onder volkskunst moeten wij ook meer
verstaan, de versieringen, de mooie vormen
aan voorwerpen die dagelijks gebruikt worden;
terwijl de huisvlijt, voorwerpen schept, die
zoo noodig gebruikt zouden kunnen worden
(oca der verkoopswille) en waarop zij dan
hare ornamentaties toepast.
Onder deze categorie vallen dan ook alle
penhouders, portretlijstjes, lucifers- en
horlogestandaardjes enz. eaz. die den vreemdelingen
in het Bchwarzwald zoowel als in Noorwe
gen en elders ds inheemeche kunstproducten
worden aangeboden, en niets met eigenlijke
volkskunst te maken hebben. Van dit genre
nu was er nog al wat aanwezig. Wel ging
eenige bekoring uit van dit technisch zuivere
snij werk, dat als zoodanig tot voorbeeld voor
menite, uit liefhebberij snijdende, jonge dame,
zou kunnen dienen, en waren de ontwerpen
meestal als herinneringen aan Keltische
vlechtingen op zichzelf niet slecht, maar het
resultaat deed toch niet aangenaam aan.
Liever zou ik gehad hebben een onbeholpen,
maar * frisch gesneden boerenlepelsteel, dan
een met hetzelfde motief zeer zorgvuldig
bewerkt vouwbeenheft.
Toch waren er ter tentoonstelling wel
enkele dingen, die buiten dit bazaar-kader
vielen en waarbij eens niet getracht was
verkoopbare zaken te maken. Daar waren
bakjes en drinknappen, doosjes en blaadjes
aardig van vorm en vroolijk van kleur. Zg
hadden bij de Noorsche eindigingsvormen, de
fabelachtige zeeslang, iets, dat naar verwant
schap zweemde met de volkskunst der Bussen,
met die der Finnen, ja zelf* met die der
oude Frie '.en, voor zooverre zg in Hindeloopem
stan i gehouden heeft, al mogen wij ons niet
ontveinzen.dat het tegenwoordig Hindeloopen