Historisch Archief 1877-1940
No. 1604
D K AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N l-).
teert op dan roem van het verleden. Prettige
frissche groentje», stonden^ naast geel, blauw
?eo rood in conventioneele bloemfiguren op
nap en schaaltje, op doos en kistje; deze
?dingen pasten bq den kleurenrijkdom 'van
-de Noorsche kleederdracht, bq de vroolyke
borduursels op jakje en rok, bij de Heldere
weefbanden op het schortje.
Hier voelden wy het echte" domineeren
boven het export; dit was natnur en het
.andere vérfynd, verfraaid, gecultiveerd met
de zorg, die aan een kasplant besteed wordt,
maar die deze toch nooit in frissche kracht
?de natunrplant doet e enaren.
Wy' voor ons hadden meer van deze zuivere
gebruikskunst geprefereerd, ook in de andere
vakken dan dat van den houtsnijder en
schilder, maar dan ware de tentoonstelling
zeker voor de inzenders niet zoo loonend
geweest als thans, want bij menig zoutvaatje,
doosje, eierdopje, mesje lag ejn kaartje met
.?verkocht". En begrypelyk is dit ook wel,
de dingetjes waren niet duur, en daarbij wel
aardig, aardiger dan men ten onzent in een
galanteriewinkel krijgen kan, maar het
meerendeel verhief aieh niet boven het niveau
van huisvlijt, en dat was jammer. Toch was een
bezoek aan deze tentoonstelling loonend, niet
alleen om de goede dingen, die er waren, maar
ook omdat zjj aanleiding kan geven tot de
overweging, om, waar men trachten wil volks
kunst voor ondergang te behoeden, dit met
de grootste omzichtigheid te doen. Ten op
zichte van onze koloniale volkskunst is men
?ook in die richting bezig, en wat wij er van
zagen, was helaas l ook maar al te dikwijls er
vlak naast.
* *
Bovenstaand was geschreven, zonder dat ik
verin >eden koo, reed j kort daarna op Indische
kunstnijverheid en huisvlijt de aandacht te
kunnen vestigen.
Gelukkig is in de zaaltjes van Voor de
Kunst" te Utrecht, de zuivere volkskunst
nog verre in de meerderheid boven de ge
cultiveerde huisvlijt. Het wil er bij my nog
ma u niet in, dat men de primitieve
werkwü^en, de primitieve
teekeningenmoetaccuiratiseeren.
In dat, misschien onbeholpene, zU een
charme, die een oude hoerenkast by'v. ook
heeft, en'gaat men nu dat zeifde voorwerp
scherp en kantig maken, precies afgepast en
gemeten, dan kan men er van zeggen, dat bet
netjes is, dat het zeer zuiver gedaan is, maar
toch ontbreekt er datgene aan, wat in het
simpele volksding ons trof. Er zit iets ver
velends in, hetzelfde waardoor de namaak
oude kast het niet tegen de echte uithoudt.
De technische kwaliteiten zijn wellicht
beter, maar het gevoel 'is er uit, het is op
het kantje van machinaal dikwijls af.
Het is niet m\jne bedoeling de slordigheid
boven netheid en strakke bewerking te
prefereeren, maar een geciviliseerde volkskunst
lykt my toch een onjuistheid. Wy willen
niet onherroepelijk al de pogingen in die
richting verwerpen, maar zijn van meening
dat men uiterst voorzichtig in deze te werk
moet gaan.
Het maken van 7oorwerpen voor
Europeesch gebruik, voor de Europeeache markt,
het lydt zoo dikwijls tot onbegrepen dingen.
Zelfs wat de Japanners, een volk zóó door
drongen van kunstgevoel, ten tijde der Com
pagnie maakten, op bestelling, het was onein
dig veel minder van compositie en van op
vatting, dan datgene wat zy geheel vry voor
zichzelf ontwierpen.
De technische vaardigheid waa hetzelfde
maar zy kenden noch gebruik, noch eisch,
of bestemming van het voorwerp. En zoo
gaat het met de Indische huisvlijt ook
dikwyls; gesneden bladwijzers, gebatikte boek
omslagen, het is eigenlijk on «innig, als men
beseft dat ook om deze simpele dingen te
maken, er begrip van het ding zelf absoluut
noodig is. Hieruit volgt tocb, om slechts iets
te noemen, de grootte, de plaats-ing der orna
mentmotieven enz. enz ; de gebatikte boek
omslag, kan nu eenmaal niet, zoo maar een
stukje van een gebatikte sarong zyn, wat
men ten onrechte wel eens meent.
Het bruikbaar maken van Indische volks
kunst voor Europeesche doeleinden, ik geloof
dat dit zeer veel van het kernachtige, van
het bekoorlijke zal doen verloren gaan. Nu
reeds is dit merkbaar, ook ter tentoonstelling,
aan enkele koperen bakken en bekers die
keurig afgewerkt, zuiver en netjes, toch niet
prettig aandoen, terwy'l een eenvoudig
sirihstel, zoo van den Inlander geheald, een simpele
Atjehsche lamp iets aardigs hebben.
Ook het houtsnijwerk uit Japara mist m. i.
by' al hare technische virtuositeit de bekoring
die een ruw gesneden Balineesche
krissenstandaard, of een eenvoudig Voor vader-beeld
kan hebben. Daarom wil het rny toeschy'nen
succesvoller te zjjn, wanneer men den Inlander
slechts datgene laat maken, wat bij ten volle
kent door eigen gebruik, en wat ook in vorm
een zekere traditie heeft gekregen. De meeste
van die voorwerpen zullen dan zonder uiter
lijke wijziging, zy het dan voor andere
doel?einden allicht te gebruiken zyn.
De prachtige Indische weefsels en batiks,
zij zullen zonder merkbaro wijziging als
gordyn, voor drapeering enz. enz. uitstekerde
diensten kunnen bewyzen, wat ons logischer
ioeschynt dan om den Inlander er toe te
zetten een tea-cosy te batikken.
Er zyn onder hun eigene gebruiksvoorwer
pen zooveel aardige dingen, waarvan de
decoratieve werking zoo groot is, dat zy
zonder meerdere arche weering, zonder pas
klaar gemaakt te zijn voor Europa, alleen
reeds door hunne makelij, door hun vorm,
?door hunne kleur, of stof aantrekkelijk zijn
geworden.
Dat de Inlander schoonheidsgevoel bezit,
wij behoeven de Utrechtsche tentoonstelling
slechts even rond te zien, want het
meerendeel, wy zeiden het reeds, is nog directe,
zuivere volkskunst,
Daar zyn de prachtig bruinroode weefsels,
uit de Battaklanden, het paars met zilver
uit Atjeh, de barmonieuse batiks uit de
Preanger, de gevlochten matten in geel op
zwart, en zwart op geel van Bawean, de fijnere
van Singaparna. En meer nog : de gesneden
bamboekokers uit Timor, waar ook die
kralentaschjes vandaan komen, het zilverwerk uit
Padang afkomstig, het snij werk van Bali niet
te vergeten, dit alles is echt, is zuiver, is
door en door volkskunst en heeft, by menige
technische onvolmaaktheid wellicht, een be
koring zonder weerga. Een boengkoes gèrütan,
van de Karan-Bataks kan het in voornaamheid
gerust tegen een modern weefsel uithouden,
ja, ik vermoed zelfs dat, hoe eenvoudig het
ook Is, menigeen er de voorkeur aan geven zou.
Ik geloof, dat onze aankomende
kunstnyveraars tot ontwikkelingvan bdnnen smaak
goed zonden doen bij den Inlander te gast
te gaan, om van deze gevoel voor kleur te
leeren, en begrip van met weinig iets mooi
te maken.
In onze Ethnografische musea zyn hier
voorbeelden te over van, maar musea worden
nu eenmaal niet graag bezocht en zyn door
hun overvloed niet steeds de meest
geschikste plaatsen tot bezichtigen van wat men zou
-wenschen. Daarom is het gelukkig, dat er
van tijd tot tijd nu hier dan daar tentoon
stellingen gehouden worden, en wat in voor
de Kunst" hier door het Koloniaal museum
te Haarlem, door het Kunstny verheidmuseum
aldaar, met medewerking van de vereeniging
Boeatan en van particulieren te Utrecht
werd bijeengebracht, is juist genoeg om ge
makkelijk te overzien, en geeft daarbij een
overzicht van verschillende technieken.
Tot 29 Maart bly'ft deze tentoonstelling
geopend, die zeer zeker een bezoek waard is.
R. W. P. DB VRIES JE.
Bergbeklimmen in Nederland,
Algemeen weet men, dat de barometer
stand op bergen lager is dan in de vlakte,
doordat de drukking der lucht op grootere
hoogte geringer is, dan op lager gelegen
punten. Dat men dit proefondervindelijk
duidelijk bewyien kan, pok in ons land, ja,
in elk hui», is, geloof ik, niet zoo hekend.
In de leerboeken over Natuurkunde heb ik
tenminste dit feit nooit vermeld gezien. Wel
theoretiseert men soms over een waterbaro
meter, doch noemt dan als nadeel de groote
hoogte (13,6 X de barometerstand = ruim
10 Meter).
En toch behoeft dat niet.
Toe 'al ig werd het my duidelijk en wel
op de volgende manier.
In school had ik een zeer gevoelige ther
mometer vervaardigd door een flescbje voor
een klein gedeelte met gekleurd water te
vullen en daarna af te sluiten met een door
boorde kurk, waarin een glazen buis zoo
(A -VlWMf. (^
was gestoken, dat ze beneden tot in de
vloeistof reikte en boven een paar d.M.
boven de kurk uitstak. Kwam men nu met
de hand aan de flesch, dan zette de lucht
daarin zich sterk uit en drukte daardoor op
de vloeistof, waardoor die in het nauwe
buikje snel steeg, ja, heel spoedig over den
rand van het huisje vloeide.
We hadden al eenige keeren opgemerkt,
hoe onze warmtemeter by 't begin van den
schooltijd lager .-stond, dan nadat de kachel
een tijdje flink had gebrand. De kinderen
leidden daaruit af, dat het nu warmer of
nog niet zoo warm was als den vorigen dag
om denzelfden ty'd n dat kwam lang niet
altijd uit.
Weldra vond ik, dat dit in verband moest
staan met den baroraeterstand. Immers, als
er op zeker oogenblik evenwicht was en de
barometer daalde, dan werd de lucht in 't
fleschje ten opsicbte van de buitenlucht
sterker", wat ten gevolge had, dat de vloei
stof hooger in 't huisje werd opgedreven,
dezelfde werking dus, als we zagen, ontstaan
door verwarming, doch die nu een geheel
anderen oorzaak had. Kees daarentegen de
barometer, dan werd de drukking, uitgeoefend
boven op de vloeistof in de buis, sterker,
waardoor deze daalde.
Onze thermometer was dus niet alleen een
gevoelige warmtemeter, maar tevens een ge
voelige barometer.
Om dit nog bevestigd te zien, nam ik nu
de volgende proef.
Ik plaatste het fleschje in een kan met
water om de inwerking der temperatuur zoo
veel mogely'k te elimineeren. Daalt nu het
water in 't buisje doordat de lucht in de
flesch inkrimpt tengevolge der lagere tempe
ratuur, veroorzaakt door 't koude water, zoo
ver, dat men den stand niet meer precies
kan aangeven, doordat het zich niet meer
bevindt boven de kurk, dan is het voldoende
om even door 't buisje een beetje lucht in
het fleschje te blazen.
Nu weten we, dat een opstijging van 10.5
Meter aan de oppervlakte der zee voldoende
is om den k wik barometer l m.M. te doen
dalen. Daar 't soortelijk gewicht van kwik
13.6 is, zal een even groote stijging onzen korten
waterbarometer 136 m.M. doen rijzen, een
zeer goed merkbaren afstand. En de proef
gelukte volkomen. Een duidelijk merkbaar
verschil was er in den stand op de speel
plaats en op zolder ; nog beter was dit, toen
ik thuis de proef herhaalde en met mijn
handigen waterbarometer klom van beneden
tot op den zolder van onze tagewoning.
Maar,-er is geen nieuws onder de zon.
Toen ik laatst met iemand over dezen hoog
ten en barometer sprak, vertelde hjj my, dat
hy .iemand kende, die iets soortgelijks al jaren
in huis had. Op myn verzoek gingen we
naar dien persoon en vroegen verlof't voor
werp te bezichtigen. Gaarne werd 't toege
staan en ja, 't was zoo. In een gesloten flesch
met een lange tuit, die aan den wand hing,
stond eenig water en de man vertelde, hoe
de laatste etorm was aangekondigd, doordat
er zooveel water uit de flesch wasgeloopen,
dat er een plas was ontstaan op den vloer.
't weerglas" had hy al byna 50 jaar in
huis en 't .was secuur als de bank."
Amsterdam. K. HOOGLAND.
Waarom fillem Royaards regisseur aan de
Kon.Ver.hetMTooneel?*)
i.
Om drie redenen voornamelijk.
Onder de tegenwoordige omstandigheden
en na de jarenlange middelmatige practyk
van onze régie, is het misschien niet over
bodig op te merken dat de betrekking van
regisseur niet behoorde te zyn en niet is
een inferieure, of een doodgewone betrekking.
En al zou een wydloopige uiteenzetting van
wat o.i. de beteekenls van het regisseursschap
is, hier thans misplaatst zyn, een korte
aanduiding ervan achten wy noodzakelijk
om het ambt te rot«f«eren, om duidelijk te
doen uitkomen, dat de te vergeven betrekking
er een is van gewicht,, en dat dus de keuze
van den te benoemen functionaris een wel
overwogen keuze dient te zyn.
Een regisseur dan moet zijn in de eerste
plaats iemand van een ryk, van een vol
leven, naar den geest natuurlijk. In hem
moeten de menschelyke hartstochten ont
roering en medegevoel wekken. Hy moet ze
verstaan en er minstens de inwendige
reflex van bezitten.
In de tweede plaats moet by zijn man van
zijn tijd. Hy moet de aspiraties van zijn tijd,
ty'd, de verste, deelen; of zoo dit te veel
gevergd is wellicht, ze kennen, en nige
ervan hebben doorleefd,... in zyn jeugd.
En naar den uiterlijken kant, moet hjj van
de beste beschaving de distinctie kennen en
de goede vormen.
Ten derde moet hij zijn acteur. Dit ver
staan wy niet v.oo, dat de regisseur zou
moeten optreden als acteur. Het is gewenseht,
zeker, nu en dan, maar niet dit bedoelen wy
met dien eisch. Acteur moet hij zijn in dezen
zin, dat hij de intonities der ntenschelyke
stem of zelf kan weergeven, of ze kan con
troleeren. Dit eerstens. Mogelijk is, dat hy
een stem heeft, die niet ver genoeg reiken
zou voor een zaal, indien ze dan maar in de
repetitie-kamer verstaan wordt en zuiver is.
Hetzelfde wat betreft het gebaar. Indien hy
niet gebaren kan in het groot, hij moet het
gebaar kunnen wekken met kleine suggestieve,
maar intuïtief zuivere halve aanduidingen,
en het in ieder geval, als bij de intonatie
van de stem, kunnen controleeren.
Ten vierde moet hy' overwicht hebben.
Daaronder verstaan wij zoowel den energiscben
wil als de gave der onderscheiding. Hij moet
energisch zijn, omdat hij moet suggereeren.
In hem moet de gedachte van het geheel niet
alleen geconcentreerd aanwezig zijn, maar ze
moet ook van hem uitgaan op de anderen.
En onderscheiden moet hij, omdat anders
zyn suggestie niet wordt aanvaard. Hij moet
onderscheiden niet alleen de karakters van
zijn toonetlspelers, maar ooi hun talenten.
En zijn suggestie moet berusten op een
natuurlijk fijn ge/oei van de waarde van de
individualiteit van ieder.
Hij moet ook een goed en sterk mensch
zy'D, met kracht over zichzelf, die weerstand
biedt aan de verzoekingen van het machts
misbruik, maar dat moest iedere
inachtsbevoegde zijn. En daarooa is dit geen bijzon
der regisseurs distinctief.
En, ja zeker, ja zeker van decor en costumes
en zoo moet hy ook op de hoogte zijn.
Dit is, in het kort aangegeven, het ideaal.
Verwezenlijkt Royaards dit ideaal in zich 1
Neen natuurlijk. Wij wenschen geen over
dreven dingen te zeggen. Hij is niet het
ideaal, maar bezit enkele van de voornaamste
deugden, die het vormen Wy zullen er drie
noemen, de onbetwistbare, de kenmerkende.
1. Hij is de ontwikkeldste onder zijn
tydgenooten-tooneelspelers. De eruditie van
Royaards is zoozeer onderscheidend, dat
zy, byna, in weerspraak is met het gang
bare, onbenullige tooneelspelerstype. Zij
ontkent bijna dat type. En zy wordt ook,
blijkens een eigenaardige en domme vijande
lijkheid ertegen, als een ongewoonheid ge
voeld. Wij meenen niet hetzij ook hier
niet teruggehouden dat R. onzen ty'd
verstaat ten volle, in zijn schoonsten zin.
Maar wat hij daarvan verstaat is ons sym
pathiek omdat het een zoo groote vooruit
gang is op wat wij hebben zonder hem, en
wijl het is in zich sterk, zelfgewonnen, en
niet onzuiver.
2. Bij hem is de norm veilig. Royaards
is van een ongeëvenaarde krachtige plastiek,
van het woord en van het gebaar. Wij achten
het onmogelijk, dat een Royaards-regie
niet van blijvende gevolgen zijn zou voor
den vorm van ons tooneelspelen. Hy zou een
houvast zijn voor het jonge, pas aangekomen
emotie-talent, dat bijna altijd den vorm
mist en het accent. Hij stelt naar buiten
en is vermogend zy'n verbeelding en zijn
hartstochten te toonen in klare, vaste gestalten.
Ik herinner voor den groeten vorm aan
zijn Oedipus; van vorm zuiverder-voornamer,
en ineer uit de romantiek vandaan dan
dezelfde creatie van Bouwmeester; voor den
fijnen vorm aan Elckerlijc; en verder herinner
ik aan de reeks van kleine, gewone rollen,
waar wellicht juist om de gewoonheid de
sterkte, de draagkracht van het vormend
vermogen te waardeeren was.
3. Royaards bezit de goede
regisseursenergie in voldoend sterke mate. Als andere
groote acteurs heeft hij, naar buiten, het
overwicht over het publiek; maar teven! is
zijn spel nooit zondereen tendenz van invloed
op meer dan zijn eigen rol. In zijn actie van
gewoon acteur zyn kenmerken, dat hij een
eigen omgeving rondom zich ziet, die schep
pen wil. En zoo in zy'n hoofd niet immer
de precieze, de evenwaardige gedachte van
het groote tooneelwerk is, dat hy opvoert, in
zijn gebaren en in zijn gang is wel altijd
meer dan het detail, meer dan de eene
1) Wy verwyzen naar het deze zaak be
treffende memento" van den heer J. N. v.
Hall, in De Gids. Dit artikel vare onder
dien vlag, voorspoedig.
Ter gelegenheid van de 25ste verjaring
van Karl Marx' dood.
Karl Marx.
Geb. 5 Mei 1818. Gest. 14 Maart 1883.
Prometheus in ketenen.
Spotprent op het verbieden vun de door Karl Marx geredigeerde
Reiniiche Zeitung door minister Eichhorn.
persoon, die hij uitbeeldt. Hij heeft de groote
eigenschap van den school vormenden kun
stenaar dat het hém-eigene, het
persoonlijkeigenaardige-van-hem exempel en maat is
voor het algemeene. En het is vooral deze
kwaliteit, die wij in Royaards roemen
en waardevol oordeelen; en ook kan er van
gezegd worden, dat zij groeit, en met den
ty'd nog sterker worden zal.
En het vermogen van onderscheiding, dat
de energische, de suggestieve kracht in
evenwicht houden moet, dat zoo zeldzame
vermogen, bezit Royaarda het ? Met gewisheid
kan het alleen bly'ken in de praktijk. Maar
wij verwachten het omdat hij gevoelig is. Dit
is de eerste voorwaarde voor de onder
scheiding, dat men ondergaat. Nu, geloof ik,
neemt R. niet waar met een psychologische
expresheid, maar hij ontvangt de indrukken
toch wel.
STELLWAGEN JE.
Arti (Amsterdam): Schetsen.
i.
Een schets is een ontroering als een hevig
heid neergezet; een studie is een zeer zorg
vuldige weergave, zoo gedetailleerd mogelijk
van vorm en stof, werkelyk een studeeren ;
werkely'k een noodig iets om na volledige
kunst de essentieele lijn en kleur in grooter
samenstel ta kunnen geven. Een schets bevat
altijd minder dan het schilderij. In een tijd
dat de opleiding met meer zorg geschiedt
dan nu; in een periode dat de werken en
grondslagen beter gelegd worden dan tegen
woordig ; in een tijdperk dat de
verantwoordelijküeid van den kunstenaar als grooter
gevoeld wordt dan in den tijd dien wij be
leven zal ook een schets meer vastheid
vertoonen, zal door het in der jeugd goed ter
schole gaan een samen&telling als van zelve
hechter zijn dan de willekeurige coupure's"
uit het gegeven zooals we die rond ons zien
gebeuren, of, het zij zuiverder geschreven, in
een periode van beter onderwijs zal de geest,
die uit, vaster zich zelven voelen,
gecomponeerier zich welven geven. Er is tegenwoordig
een niet zoo groot verschil tusschen schetsen
en tusschen wat nu schilderijen" heet, er is
dezen ty'd waarin vooral getaald wordt naar
de bloed-warme hevigheid van de ontroering,
alleen niet een werkelijk onderscheid tus
schen schets en schildery' zelfs niet, wat
totaal onjuist is, tusschen studie en schilderij.
Wat een schilderij is ? Schoonheid dat wil
zeggen: vaste ordening van de ontroering
met dien gulden gloed van 't geestelijke erover
dien wij meer beminnen dan de starren ; dat
wil zeggen : vurig, en lieflijkheid; dat ia: een
overredende stem die, naar de oneindigheid
luisterend, leidt tot het eindelooze; dat wil
zeggen een zee (levend van golven en met
het van maanlicht doorvloten ruischen) in
een staatgen sterken nacht; dat wil zeggen
een verlangen gemorden tot een zoet beschouwen.
En zoo dit werkelyk de schoonheid is: be
zonnen en bezonde g^est, zoo zijn er minder
uitinaen van schoon dan gedacht wierd, en
wordt.
Albert Neuhuys. Het werk van Alb. Neuhuys
is vooral merkwaardig door de somptueuze
kleur; in zijn geheel, en niet hier alleen
gezien. Er zijn altijd gedeelten in een schilderij
van hem die de welige voornaamheid bezitten
die gaarne er in gevonden wordt. Maar terwfll
juist in een schilderij zy'lke partyen niet
zeldzaam zijn of ten minste alty'd hier of
daar aanwezig, is er (het schynt-dus, dat ze
door het langer werken ontstaan) hier niet
veel van die gedegen, of liever welige kleur
die van de grootste bekoring voor de schilders
elve is, als een rijp-maken en volop laten
lijpen van het materiaal. In deze schetsen
valt het werk niet mee. Juist de gewone
dingen worden er in gemist, en de andere
veel voorkomende misvattingen slordigheden
worden er in gevonden: een gebrek aan
compositie, en een gebrek aan psychologisch
inzicht, een gebrek aan nuanceering in het
menschelijke, of het enkel de menschen als
kleur zien, waar door Jozef Israëls tenslotte
meestentijds zijn meerdere (zooals dat heet)
wordt. Deze beschouwing gaat natuurlijk uit
van de meening, de openbare meening, dat
Alb. Neuhuys een zeer groot schilder is, en ze
betwist dat op de bovengenoemde punten. De
ontkenning van den geest, veel Hollandschen
schilders eigen, is typisch hierin, terwy'l de
Hollandeche eigenschap van de atmosferische
kleur, mocht ik het noemen, er in tegen
woordig is. Mij docht ten slotte de Marietta",""
de vrouw, zoogend, met den breeden bouw, en
met het meer dan gewoonlijk psychologisch
opvatten van den toestand een der belang
rijkste werken: er is in die breede kop en
in het zien naar het kind iets van het
eigenaardige, bijna dierlijke, by'na beestachtige,
dat zulke toestanden niet oneigen is. In andere
werken en werkjes zyn sommige partyen
natuurlijk te pry'zen: als de kinderen en de
felle oogen daarvan, als de schilderij van het
gezicht in In Zorgen" maar het dunkt me,
dat in het werk van Neuhuys het schildery,
meer dan de schets, de eigenschappen tot,
volle waarde komen; het dunkt my, dat juist
in een schildery niettegenstaande de daarin
gewoon zy'nde fouten de kleur meer door
werkt rijker wordt van levendigheid, en
en flonkender in diepten.
Het werk van Floris Versier, hier, in Arti, het
hevigst van kleur in sommige van zyn uitingen,
is mij een wel zeer gekend werk. Wat ik eens
er van schreef: het is hartstocht of bezonnen
hartstocht het is me na de beschouwing