Historisch Archief 1877-1940
ff*. 1605
DE AMSTERDAMMER
A°. 1908.
WEEKBLAD VOOft NEDERLAND
recLa.ati©
Dit nummer bevat een byvoegsel.
. F. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad $o. 124).
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling,
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . .
p. post f 1.65
mail 10.
. . 0.121/»
Zondag 29 Maart
Annonces uit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm»
RUDOliF OSSE te Keulen en door iille filialen dezer flrma. De prijs per regel is 40 Pfeanig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De
opium. De onware Kabinet grede, door
d. K. Iets over het middelbaar technisch
onderwijs in Zwitserland, in verband met de
bij ons ten opzichte van dit onderwijs te
verwachten regeling, II, door G. Homan van
der Heide. Een nummer. Erkenning
van verdiensten.?Onwettige examen-eischen,
door W. A. W. Moll. FEUILLETON: De
zielen zonder sprake, door Marguerite Hankes
Drielstna de Krabbé. KUNST EN LET
TEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. Iets over Van Deyssels Tiende
bundel", door P. H. Ritter Jr. VOOr DA
MES: Votes for women", I, door J. K. v.d.
Veer. Portret van Louise Stratenus, f.
ALLERLEI, door Caprice. UIT DE
NATUUR, door E. Heimans. De Dam te
Amsterdam, en de vergrootingen, II, (slot),
met afb., door J. H. R. De Nieuwe Zijds
Kapel afgebroken?, door A. J. A. Flament.
Tentoonstelling Ed. Karsen, bij Van
Wisselin;h, door W. S. Schilderijen en
teekeningen van H. J. Wolter, bij Van Gogh, door
"W. Steenhoff. Tentoonstelling W. B.
Tholen, Reckers, Rotterdam, door
Plaggchaert. Tentoonstelling van
kunstnaaldwerk, door R. W. P. de Vries Jr. Portret
van J. P. H. Collignon. Veiling oude kunst
voorwerpen te Amsterdam, door W. S.
INGEZONDEN. Japanech gchrif', door M.
G. De Rijmkroniek van Meester
Peunewip. FIN. EN OEC. KRONIEK, door V.
d. S.?SCHETSJE. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES.
De Opium.
Eenigen tijd geleden reeds bespraken
wij ean driestar van de Standaard, waarin
op een goedig-cynischen toon over de
beperking van het opiumgebruik in Indi
werd gehandeld. Wij zeiden toen hoezeer
het ons stuitte, dat iemand, die op de
verhevenste beginselen zich ieder
oogenblik beroept (en die zelfs ongelukkig is,
zoodra het woord Christelijk" ontbreekt
in een Kabinetsverklaring), zoo
gematigdonverschillig praten kan over de belang
rijke quaestie van de beperking en
uitroeiing der opium-vergiftiging in onzen
Oost.
De Standaard vertelde n.l. van het
besluit der Chineesche regeering om het
opiumgebruik, na een overgangsperiode
van enkele jaren", volkomen te verbieden
en uit te roeien. Hiermede nu zullen
wij in Indiëte rekenen hebben", zei het
blad. Of zou het geen onhoudbare toe
stand worden, als China radicaal door
tast, en het Christelijk Nederland in het
kwaad volhardt?
Opeens kunnen ook wij aan het schui
ven geen einde maken. Zeg, dat we er
' twintig jaren over moeten doen. Als de
uitkomst maar is, dat we er van af
komen...."
"Welnu, voor een partij, die zegt zijn
bestaansrecht te vinden in de belijding
van het Christendom en in de krachtige
bestrijding van de immoraliteit op alle
gebied en in iederen vorm, voor eene partij,
die zich tegenover de goêgemeente met
veel vertoon als kruisvaarder aangordt om
de onzedelijkheid te lijf te gaan, is het een
jammerlijk echec, wanneer het, aan de
regeering zijnde, den eersten den besten
keer, dat het eens niet gaat om subsidie
aan bizondere scholen of militaristische
wetjes, zulk een onverschilligen toon
aanslaat en blijk geeft van zóó weinig
opofferingszucht voor een zóó goede zaak!
zóó weinig heilige geestdrift, dat het langs
zijn neus weg durft zeggen :
Braafheid koat geld aan de schatkist!
Wat is dat toch jammer! Willen wij het
opiumschuiven doen ophouden, dan
zullen wij het bedachtzaam moeten doen,
zeg in twintig jaar".
Welk verschil maakt het nu eigenlijk",
vroegen wij, en wij herhalen die vraag,
of gij, met het Christendom op de lippen,
regeert, dan wel een Chineesche keizerin,
die er nooit van wist?"
De Standaard heeft het wel gelaten
hierop een antwoord te geven. Zij plaatste
de volgende driestar *), waarvan wij het
voornaamste deel hier overnemen.
*) Hoewel onder ons artikel de bekende
initialen d. K. ontbraken, heeft de
driestarschrijver niet kunnen gelooven door iets
anders te zijn geprikt als door de puntige
pen van onzen hooggeschatten voorganger.
De Standaard maakte ons hiermee het
schoonste compliment, dat wy konden
wengchen. Vandaar zyn wy dezen keer ook wat
zachter gestemd tegenover onze confrère.
Wij zyn echter zoo vrij de vergissing niet te
bestendigen, en zetten dus in de plaats van
den naam des heeren de Koo, zoo dikwyls
deze voorkomt in de driestar: de redactie".
* * * Opium.
Fel viel de redactie van de Groene tegen
de Standaard uit, omdat we afschaffing van
het opiumgebruik in onzen Archipel, niet op
eens, maar in afloopende termijnen vroegen;
en China werd opgeroepen om ons te be
schamen.
Reeds dat was mis, want ook in China is
de afloopende termijnenreeks gekozen.
Wij hebben dat niet verzwegen. Hoe
konden wij ook, daar wij uw heele drie
star in ons artikel hebben afgedrukt.
Maar, het is ook onjuist, dat wij u
aanvielen, omdat g-ij de opiumvloek in
afloopende termijnen wildet afschaffen.
Ieder verstandig mensch weet, dat
hervorming tijd kost, hoe gering ook.
Maar terwijl China, enorme financiëele
belangen van het machtige Engeland
hierbij aantastend, de uitroeiing van den
opiumvloek doorzet, doorzet met een
kracht en overtuiging, als de
anti-revolutionnairen nog slechts hebben getoond
in zake subsidieering van de Vrije Uni
versiteit , slaat gij, op het oogenblik
zelf, dat de Macht u, z.g. Christelijken",
aan den horizon toelacht, een voorzich
tige, lichtelijk-cynische toon aan: zeg
twintig jaren. De Chineeschen zijn ons
voor.
Dat noemden wij: deugd op termijn!
Immers, de vraag mag gesteld: Waar
toe construeert gij uw ? antithese, wat
beteekent het, dat gij met katholieken
en chr. historischen stoelt op den wortel
des geloofs", indien gij op een punt van
zoo groote zedelijke beteekenis als de
uitroeiing van het opiumgebruik, dat de
menschen lichamelijk en zedelijk ver
moordt, eenvoudig toelaat, dat de
medestoelenden zeggen: ik pas, dat kost wat
veel geld.
Tegen de termijn in zichzelf hebben
wij paganisten ! niets.
Wat wij aanvielen was de
luchtigcynische wijze, waarop gij over termijnen
spraakt.
Maar ook afgezien hiervan mag toch ge
vraagd : Wil de redactie metterdaad het
opiumgebruik afschaffen?
Toen minister Harte de ophefling van de
Staatsloterij, eveneens in afloopende termij
nen, voordroeg, ging tegen dit voorspel het
zelfde geroep op, Afschaffing opeens, uitne
mend, maar in termijnen, foei! En het hardst
riepen hier juist zij mee, die de Staatsloterij
wilden behouden.
De uitkomst was dan ook, dat de Staats
loterij bleef, bleef in volle kracht, en dat,
terwijl ze met Harte's voorstel nu reeds vier
termijnen zou zijn ingekort, ze nu voorttiert
in ongeschonden bloei.
En niet anders staat het met de opium.
Wie, tegen afschaffing van de Staats
loterij zijnde, zooals wij het b.v. zijn, u
verweet in termijnen" te willen af
schaffen, lei u, zonder iets hoegenaamds
tegen te houden, de maat van uwe be
ginselen aaa.
Wie vóór de afschaffing zijnde, tot de
concessie van afschaffing-bij-termijnen
niet wilde overgaan, noemde zich er
hoogstwaarschijnlijk maar vóór" en was
blijkbaar tegen".
Onder deze laatsten zouden wij niet
hooren, ging het over de opium in ons
Indië, en hadden wij hierin iets te
willen"!
De onware kabinetsrede.
De Nederlander beproeft minister
Heemskerk schoon te wasschen van de
beschuldiging, door ons in het artikel
De kabinetsrede geuit, dat hij, namens
zijn ambtgenooten een principieele
rechtsche kabinets verklaring afleggende, zijn
ministriëele loopbaan heeft geopend met
het uitspreken van een leugen.
Het blad wil zich in onzen
gedachtengang plaatsen, en neemt
veronderstellender wijs aan, dat de ministers van
Oorlog en van Marine ongeloovigen"
zijn. En dan redeneert het aldus:
dan daaruit dat zij de woorden van
mr. Heemskerk niet voluit zouden kunnen
onderschrijven, al leven zij persoonlijk niet
uit de beginselen waaruit vermoedelijk alle,
ten minste de meeste leden van rechts leven ?
Waarom zou een ongeloovig" Minister
van Oorlog niet kunnen en mogen zeggen:
ofschoon ik als privaat persoon den Christe
lijken gods iienst niet ben toegedaan, erken
ik dat ons volk dat wél is, dat dus op
Staatkundig gebied, in staatsinrichting en
wetgeving, het Christendom de grondslag
moet zijn en, gedurende mijn ministerschap
althans, moet blij <en ?
Werd aan die bewindslieden gewichtige
invloed toegekend op het geestelijk leven
der natie, dan zou dit standpunt misschien
ietwat bedenkelijk kunnen worden geacht;
allicht zou men hen niet vertrouwen, ofschoon
daarvoor geen grond behoeft te bestaan. Een
Roomsch-Katholieke Minister zal in geeste
lijke dingen vaak geheel anders denken dan
een Protestant, en zou wellicht ook anders
willen beslissen dan deze. Sluit dat gevoel (ver
schil?) van inzicht op sommige punten de
mogelykheid uit om op andere zich te stellen op
denzelfden algemeen Christelijken grondslag?
Zou een Minister van Oorlog of Marine dan
niet eveneens tot den Kabinetsformateur
kunnen zeggen: ofschoon er op sommige
punten verschil tusschen ons bestaat, op
andere, en wel op die welke thans aan de
orde komen, denken wy gelijk. Al ben ik
persoonlijk het Christelyk geloof niet toe
gedaan, toch ben ik van meening dat in
le^er en vloot, in kamp en kazerne een toon
moet heerschen, die past by een Christelijke
natie, niet een toon, waarvoor de meeste
zoogenaamd onbeschaafde volken zich zouden
schamen. Ministerieele homogeniteit betee
kent niet, eensgezindheid omtrent de groote
levensvragen, maar eensgezindheid omtrent
de vragen die, op staatkundig gebied en op
een gegeven tijdstip, aan de orde komen.
Zy is dus zeer beperkt.
Ons dunkt, dat Ministers die zoodanig
antwoord geven aan I). K., moeilijk op goede
gronden zouden kunnen worden weersproken,
en dat gemelde schrijver dus den heer Heems
kerk zonder eenigen goeden grond heeft ge
smaad. Antwoordt echter D. K., dat onze rede
neering onjuist is, en dat een principieel Kabi
net zulke bewindsuannen nooit in zijn midden
gedoogen kan, wat blijft er dan over van
de bewering, dat de antithese" niet bestaat,
dat ze dood is, dat ze enkel om politieke
redenen door de lieden van rechts gefokt
en gekweekt wordt ?"
Wij antwoorden hierop:
Een minister, liberaal, die geloovig zou
gaan regeeren, omdat ons volk geloovig
is of heet zou een minister zijn, die
zijn beginselen verloochent; een soort
van individu, waarvan, hopen wij, ook
De Nederlander een afkeer heeft.
Een liberaal (of clericaal)..., overtuigd,
dat er niet anders dan in strijd met zijn
beginselen kan geregeerd worden, ?
neemt geen zitting in een principieel
rechtsch (of principieel linksch) kabinet.
Alleen in een zakenkabinet, of in een
van eigen richting, is hij op zijn plaats.
Zoo eischen karakter en eerlijkheid
het in de politiek.
De Nederlander laat dadelijk op haar
aanwijzing van deze gevallen de ver
klaring volgen, dat bij toekenning aan
zulke bewindslieden van gewichtigen
invloed op het geestelijk leven der natie,
dit standpunt misschien ietwat beden
kelijk zou kunnen worden geacht; allicht
zou men hen niet vertrouwen".
Zeker, allicht zou men dezulken niet
vertrouwen, ofschoon daarvoor geen
grond behoeft te bestaan" (sic). Geen
grond ? Dat wil zeggen: geen anderen
grond, dan dat zij een beetje
beginselloos zijn!
Ook met de poging-, om de overeen
stemming van de liberalen in het kabinet
met de woorden van Heemskerk's rede,
te beperken tot die punten, welke thans
aan de orde komen", bereikt het blad
zijn doel niet. Daar kunnen natuurlijk
allerlei punten zich voordoen, waaraan
bij het vormen van het kabinet niet
gedacht is; en behalve dien is het alles
zins mogelijk, dat door dit kabinet ook
Grondwetsherziening aan de orde zal
worden gesteld, waarbij dan toch zeker
een aantal punten zullen worden aan
geroerd, welke beginselen, die tegenover
elkander staan, raken. De Grondwets
herziening is zelfs beloofd; alleen ver
schoven, omdat de zittingsperiode reeds
te ver verloopen was en hoe komt
Wentholt, die ook met een kabinet in
de richting van de Liberale Unie en de
vrijz. democraten, de Grondwet zou her
zien, nu in n adem met de beginselen
van rechts, d. i. de beginselen van Kuyper
en Lohman, genoemd ?
Dit, zoo blijven wij meenen, had
Heemskerk niet mogen doen.
Heemskerk sprak uit naam zijner
ambtgenooten, derhalve ook uit naam
van Wentholt en Sabron.
En zoo heeft hij dus verklaard:
Wentholt en Sabron willen het bewind
voeren overeenkomsting de beginselen
levende in de partijen der rechterzijde;
Wentholt en Sabron willen trachten
door toepassing dier beginselen d. w. z.
d' or rechts te zijn zooveel mogelijk
bevrediging te schenken;
Wentholt en Sabron zullen bij princi
pieele tegenstellingen pal staan voor de
rechtsche principes, zij mogen
principieele tegenstellingen niet ontwijken";
Wentholt en Sabron zullen, zonder ver
zaking van de recbtsche beginselen, over
eenstemming in de Kamer zien te ver
krijgen ;
Wentholt en Sabron (nu rechts met
ons) meenen te mogen vertrouwen, dat
de Kamer tot samenwerking met hen
bereid zal zijn bij wederzijdsch behoud
van beginsel. Wentholt en Sabron met
behoud van hun rechtsche beginselen:
bij behoud van de beginselen van Kuyper,
Lohman en Schaepman!!
Nietwaar, hierin wordt heel iets anders
gezegd, dan dat zij in leger en vloot een
beschaaf deren toon wenschen, dan thans
in de kazernes der christelijke naties
wordt aangeslagen!
Zou De Nederlander, dit overwegende,
kunnen aannemen, dat Heemskerk in
zijn kabinetsrede het nogal nauw heeft
genomen met de waarheid ?!
Wij hebben het betreurd, dat Heems
kerk zich door Kuyper heeft laten ver
leiden, deze slechte methode te volgen,
en hem gewaarschuwd nog vóór de
kabinetsrede werd uitgesproken. Wij
hoopten werkelijk, dat hij te hoog zich
zou betoonen voor zulk een onwaar gedoe.
Hoe jammer, dat ook de
Christelijkhistorischen zich niet hebben doen hooren
toen het nog tijd was, want nu hem te
verdedigen geeft geen baat. Zeker, wij
begrijpen, dat het beginselpraatje bedoeld
was als een vertroosting voor de
Kuyperianen een vertroosting toch niet
heilzaam genoeg! maar hoe nooiig
was het niet geweest voor de waarachtige
vrienden van den lachgragen, clericalen
premier, er, zooveel het van hen afhing,
voor te zorgen, dat uit elk deel van zijn
handelingen een ernst zou spreken, die
den aard van zijn vroolijkheid boven alle
verdenking van losheid en lichtvaardig
heid verhief. En dan, hoe had dit niet
op zijn schitterendst moeten uitkomen
bij zijn eerste daad!
Nu komt De, Nederlander ten slotte
met de vraag: wat blijft er dan (op uw
standpunt) over van de bewering, dat de
antithese niet bestaat; dat ze dood is ;
dat ze enkel om politieke redenen door
de lieden van rechts gefokt en gekweekt
wordt ?
Maar zoo iets hebben wij nooit beweerd.
De antithese bestaat o. i. zeer zeker in
het hoofd van een aantal menschen, als
de nawerking van een onderstelde Christe
lijke openbaring.
En ze leeft, zooals zoo velerlei dwaling
en waarheid.
Want ook de dwaling kan, al is het
slechts tijdelijk, heel lang en bijzonder
druk leven!
Wat is bijvoorbeeld vruchtbaarder in
leerstukken en leerstellingen dan juist
de dwaling? Overtreft zij niet de waar
heid in productiviteit?
Hiez'over naar aanleiding van Heems
kerk's onware rede te filosofeeren, lokt
ons niet aan.
Met de erkentenis, dat de antithese,
hoezeer door de politiek als instrument
bemind, van theologische, wat volstrekt
niet wil zeggen, van religieuze afkomst
is, meenen wij aan het verlangen van
De Nederlander te hebben voldaan.
Iets over het middelbaar technisch
onderwijs in Zwitserland, in verband
met de bjj ons ten opzichte van dit
onderwijs te verwachten regeling,
door
G. HOMAN VAN DER HEIDE.
II.
De oorzaak van de toename in bloei der
Zwitsersche industrie is zeker in hoofdtaak
toe te searijven aan het goede technische
onderwijs, hetwelfe in dit land verstrekt
wordt. En van den eerepalm, zoo die onder
de verschillende soorten van onderwijs op
technisch gebied in dit land zoude te
verdeelen zijn, zou zeker een niet gering deel
aan het middelbaar technisch onderwijs uit
gereikt moeten worden.
In Zwitserland bestaan thans 6 technicnms
en eveneens een 6 tal middelbare scholen
voor afzonderlijke industrieele doeleinden,
zoodat het aantal middelbare technische
scholen in dit lani op een 12-tal kan worden
aangenomen. De stichting dezer scholen is
meest van jongen datum; zoo werd het
technicum te Biel of Bienne in 1890 gegrond
vest, dat te Locle werd echter eerst in 1902
en dat te Genève in 1901 gesticht. Steeds
wordt echter in Zwitserland nog aan de ver
betering van dit onderwijs in het vermeer
deren van het aantal onderwijsinrichtingen,
gewerkt.
De Zwitsersche technicum i zijn meestal
cantonale stichtingen, welke door de federale
regeering gesubsidieerd worden. Deze
subsidieeringen varieeren van 58.000 tot 34,000
francs. Slechts het technicum te Genève is
minder goed bedeeld. Dit technicum bestaat
echter ook nog pas 7 jaren, en er wordt
aan deze inrichting n o e; enkel in twee
afdeelingen onderwijs gegeven. Bovendien heeft
Genève no^ een tweede middeloare scbool
op technisch gebied, n.l. l'ecole des
arts industriels". Deze beide inrichtingen
genieten gezamenlijk van de federale
reireering een subsidieering van ongeveer 53 000
francs. Totaal geeft de federale regeering
ongeveer 500.000 francs uit ter ondersteuning
van het middelbaar technisch onderwijs
De steun, die in ons land van
Regeeringswege aan dit onderwijs wordt gegeven be
draagt nog geen 80,000 gulden. Neemt men
nu in aanmerking dat het Zwitsersche bevol
kingscijfer zich verhoudt tot het
Nederlandsche, gelijk ongeveer 2 tot ruim 3, dan
zoude men in ons land aaa subsidieeringen
voor het middelbaar technisch onderwijs,
wilde men met Zwitserland op gelijken voet
staan, plm. 400,000 gilden moeten besteden.
Is het wonder, dat bij de schromelijke
nalatigheid, ten opzichte van het onderwys,
dat noodig is ter instandhouding van onze
industrie en ons techniscn kunnen, waarvan
de bovenstaande cijfers getuigen, dat er
takken van industrie ten gronde gaan ?
En nu hebben we het bij deze vergelijking
van Zwitserland met Nederland, ten opzichte
der punten hier bedoeld, niet te doen met
een land meer door de natuur begunstigd
dan het onze, integendeel: in Zwitserland
moeten alle grondstoffen worden ingevoerd,
dat land bezit zelfs geen steenkolenbeddingen
van den omvang als de onze. Daarbij moet
in Zwitserland bijna alle vervoer per as ge
schieden en zijn deze vervoermiddelen nog
buitengewoon kostbaar door de natuurlijke
gesteldheid van het land. Het moet dan ook
aan de energie dezer bevolking; en de zorg
zijner regeering voor doeltreffend onderwijs
worden toegeschreven, dat dit land op tech
nisch gebied zoo vooruit gaat.
Omtrent de wijze hoe men in Zwitserland
het middelbaar technisch onderwijs opvat
kan eenig inzicht verkregen worden door het
lezenderonders;aandeaanhalirjgenuiteenpaar
programma's van de gezegde technicums, t. w.:
Mais Ie róle du technicum serait
incomplet s'il se bornait fournir des notions
scientifiques et l'art de les utilieer; il taut
encorequ'il forme des caractères, qu'ilinculque
des habitudes, qu'il développe ces qualités
si nécessaires a l'industriel et qui sont l'obger
vation, Ie jugement, Ie bon sens, la clart
dans les idees, l'esi rit d'initiative, la décision.
Le Technicum . .. ouvre ses portes aux
jeunes gens qui aont déja dans la pratique
et qui, tout en continuant l'exercice d'une
profession, veulent consacrer une partie de
leur temps a acquérir les connaissances th
oriques et techniques dont ils ont besoin pour
parvenir a une situation supérieur."
Seit seiner Gründung ist das Technicum
in steter Entwicklung begrifien, indem die
Behörden der Stadt, geleitet von dem
Bestreben, den immer wachsenden
Anforderungen des praktischen Lebens gerecht zu
weiden, der Organisation der Scdule nach
und nach diejenige Gestaltung verliehen,
die nach den gemachten Erfahrungen als die
zweckdienstlichste erschien."
Sie gingen dabei von dem Gesichtspunkte
aus, dass der theoretische nterrieht
erfolgreicher wird, wenn ihm eine praktische
Betatigung in dem betrefl'enden Berufe
vorangeht
Op deze woorden, die aan duidelijkheid
niets te wenschen overlaten, en welke zijn
stemmen uit de praktijk van het middelbaar
technisch onderwijs, meen ik io het bijzonder
de aandacht te moeten vestigen. Zij kunnen
dienen als een krachtig argument tegen
degenen, die practische ontwikkeling niet
noodig achten ter voorbereiding voor dit
onderwijs en die bijna uitsluitend en met
voorliefde het oog vestigen op algemeene
ontwikkeling, omdat hun het rechte begrip
omtrent de practyk der technische vakïen
ontbreekt.
Er is verder aan verscheidene dezer tech
nicums in Zwitserland, waarvan de leergangen
zijn verdeeld in semester-cursussen, gelegen
heid ter opleiding voor hen die des zomers
of gedeelten van het jaar in de practyk zij ade,
hunne studie later weer willen voortzetten.
Het is reeds gezegd, dat het onderwijs aan
de Zwitserscha technicums, naar mate het
aantal vakken voor wier beoefening eene
opleiding worit gegeven, in afdeelingen ge
splitst is; hierbij kan nog worden opgemerkt
dat aan de kunstgewerbliche" afdeelingen
dezer scholen ook aan meisjes opleiding
wordt verstrekt.
Door mijn bezoek aan Zwitserland, het
bezichtigen en bestudeeren van het middel
baar technisch onderwijs daar te lande, ben
ik tot de ontdekking gekomen, dat veel van
hetgeen ik in mijn werkje over middelbaar
technisch onderwijs 1) betoogde, als zijnde
noodig voor ons land, eenjaar voor dit bezoek,
in dat land zijne toepassing vind c. Dit heeft
mij zeer gesterkt in mijne overtuiging, we ke
ik in genoemd werkje tamelijk uitvoerig heb
uiteengezet; men vergelijke het daar geschre
vene met het hier vermelde.
Ook ten opzichte van het aantal der scholen,
waarvan ik de stichting als een eisch voor
de goede regeling van het middelbaar tech
nisch onderwijs heb betoogd, benevens met
betrekking tot het kostencijfer, door my
aldaar genoemd als zou (e noodig djn voor
de stichting en het in stand houden van der
gelijke inrichtingen, kwam ik tot het ver
rassende resultaat dat deze bijna geheel
klopten met de opgaven, die mij in Zwitser
land verstrekt werden.
Men spreekt van een beschermend stelsel,
gevende voor nijverbeids producten hooge
invoerrechten en uitvoerpremiën. Maar is
niet in de eerste plaats vereischt, die pro
tectie, waardoor gezorgd wordt, dat het den
beoefenaren der nijverheid of technische
vakken niet aan eene goede opleiding ont
breekt?
De heer J. D. Meeu wsen, onder- voorzitter der
Staatscommissie voor den handeldrij venden
en industrieelen middenstand, schreef onlangs :
Door de besprekingen der verschillende
1) Dit boekje is uitgegeven door de firma
E. J. Brul, te Leiden.