De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 29 maart pagina 1

29 maart 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ff*. 1605 DE AMSTERDAMMER A°. 1908. WEEKBLAD VOOft NEDERLAND recLa.ati© Dit nummer bevat een byvoegsel. . F. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad $o. 124). Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . p. post f 1.65 mail 10. . . 0.121/» Zondag 29 Maart Annonces uit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm» RUDOliF OSSE te Keulen en door iille filialen dezer flrma. De prijs per regel is 40 Pfeanig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: De opium. De onware Kabinet grede, door d. K. Iets over het middelbaar technisch onderwijs in Zwitserland, in verband met de bij ons ten opzichte van dit onderwijs te verwachten regeling, II, door G. Homan van der Heide. Een nummer. Erkenning van verdiensten.?Onwettige examen-eischen, door W. A. W. Moll. FEUILLETON: De zielen zonder sprake, door Marguerite Hankes Drielstna de Krabbé. KUNST EN LET TEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Iets over Van Deyssels Tiende bundel", door P. H. Ritter Jr. VOOr DA MES: Votes for women", I, door J. K. v.d. Veer. Portret van Louise Stratenus, f. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. De Dam te Amsterdam, en de vergrootingen, II, (slot), met afb., door J. H. R. De Nieuwe Zijds Kapel afgebroken?, door A. J. A. Flament. Tentoonstelling Ed. Karsen, bij Van Wisselin;h, door W. S. Schilderijen en teekeningen van H. J. Wolter, bij Van Gogh, door "W. Steenhoff. Tentoonstelling W. B. Tholen, Reckers, Rotterdam, door Plaggchaert. Tentoonstelling van kunstnaaldwerk, door R. W. P. de Vries Jr. Portret van J. P. H. Collignon. Veiling oude kunst voorwerpen te Amsterdam, door W. S. INGEZONDEN. Japanech gchrif', door M. G. De Rijmkroniek van Meester Peunewip. FIN. EN OEC. KRONIEK, door V. d. S.?SCHETSJE. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES. De Opium. Eenigen tijd geleden reeds bespraken wij ean driestar van de Standaard, waarin op een goedig-cynischen toon over de beperking van het opiumgebruik in Indi werd gehandeld. Wij zeiden toen hoezeer het ons stuitte, dat iemand, die op de verhevenste beginselen zich ieder oogenblik beroept (en die zelfs ongelukkig is, zoodra het woord Christelijk" ontbreekt in een Kabinetsverklaring), zoo gematigdonverschillig praten kan over de belang rijke quaestie van de beperking en uitroeiing der opium-vergiftiging in onzen Oost. De Standaard vertelde n.l. van het besluit der Chineesche regeering om het opiumgebruik, na een overgangsperiode van enkele jaren", volkomen te verbieden en uit te roeien. Hiermede nu zullen wij in Indiëte rekenen hebben", zei het blad. Of zou het geen onhoudbare toe stand worden, als China radicaal door tast, en het Christelijk Nederland in het kwaad volhardt? Opeens kunnen ook wij aan het schui ven geen einde maken. Zeg, dat we er ' twintig jaren over moeten doen. Als de uitkomst maar is, dat we er van af komen...." "Welnu, voor een partij, die zegt zijn bestaansrecht te vinden in de belijding van het Christendom en in de krachtige bestrijding van de immoraliteit op alle gebied en in iederen vorm, voor eene partij, die zich tegenover de goêgemeente met veel vertoon als kruisvaarder aangordt om de onzedelijkheid te lijf te gaan, is het een jammerlijk echec, wanneer het, aan de regeering zijnde, den eersten den besten keer, dat het eens niet gaat om subsidie aan bizondere scholen of militaristische wetjes, zulk een onverschilligen toon aanslaat en blijk geeft van zóó weinig opofferingszucht voor een zóó goede zaak! zóó weinig heilige geestdrift, dat het langs zijn neus weg durft zeggen : Braafheid koat geld aan de schatkist! Wat is dat toch jammer! Willen wij het opiumschuiven doen ophouden, dan zullen wij het bedachtzaam moeten doen, zeg in twintig jaar". Welk verschil maakt het nu eigenlijk", vroegen wij, en wij herhalen die vraag, of gij, met het Christendom op de lippen, regeert, dan wel een Chineesche keizerin, die er nooit van wist?" De Standaard heeft het wel gelaten hierop een antwoord te geven. Zij plaatste de volgende driestar *), waarvan wij het voornaamste deel hier overnemen. *) Hoewel onder ons artikel de bekende initialen d. K. ontbraken, heeft de driestarschrijver niet kunnen gelooven door iets anders te zijn geprikt als door de puntige pen van onzen hooggeschatten voorganger. De Standaard maakte ons hiermee het schoonste compliment, dat wy konden wengchen. Vandaar zyn wy dezen keer ook wat zachter gestemd tegenover onze confrère. Wij zyn echter zoo vrij de vergissing niet te bestendigen, en zetten dus in de plaats van den naam des heeren de Koo, zoo dikwyls deze voorkomt in de driestar: de redactie". * * * Opium. Fel viel de redactie van de Groene tegen de Standaard uit, omdat we afschaffing van het opiumgebruik in onzen Archipel, niet op eens, maar in afloopende termijnen vroegen; en China werd opgeroepen om ons te be schamen. Reeds dat was mis, want ook in China is de afloopende termijnenreeks gekozen. Wij hebben dat niet verzwegen. Hoe konden wij ook, daar wij uw heele drie star in ons artikel hebben afgedrukt. Maar, het is ook onjuist, dat wij u aanvielen, omdat g-ij de opiumvloek in afloopende termijnen wildet afschaffen. Ieder verstandig mensch weet, dat hervorming tijd kost, hoe gering ook. Maar terwijl China, enorme financiëele belangen van het machtige Engeland hierbij aantastend, de uitroeiing van den opiumvloek doorzet, doorzet met een kracht en overtuiging, als de anti-revolutionnairen nog slechts hebben getoond in zake subsidieering van de Vrije Uni versiteit , slaat gij, op het oogenblik zelf, dat de Macht u, z.g. Christelijken", aan den horizon toelacht, een voorzich tige, lichtelijk-cynische toon aan: zeg twintig jaren. De Chineeschen zijn ons voor. Dat noemden wij: deugd op termijn! Immers, de vraag mag gesteld: Waar toe construeert gij uw ? antithese, wat beteekent het, dat gij met katholieken en chr. historischen stoelt op den wortel des geloofs", indien gij op een punt van zoo groote zedelijke beteekenis als de uitroeiing van het opiumgebruik, dat de menschen lichamelijk en zedelijk ver moordt, eenvoudig toelaat, dat de medestoelenden zeggen: ik pas, dat kost wat veel geld. Tegen de termijn in zichzelf hebben wij paganisten ! niets. Wat wij aanvielen was de luchtigcynische wijze, waarop gij over termijnen spraakt. Maar ook afgezien hiervan mag toch ge vraagd : Wil de redactie metterdaad het opiumgebruik afschaffen? Toen minister Harte de ophefling van de Staatsloterij, eveneens in afloopende termij nen, voordroeg, ging tegen dit voorspel het zelfde geroep op, Afschaffing opeens, uitne mend, maar in termijnen, foei! En het hardst riepen hier juist zij mee, die de Staatsloterij wilden behouden. De uitkomst was dan ook, dat de Staats loterij bleef, bleef in volle kracht, en dat, terwijl ze met Harte's voorstel nu reeds vier termijnen zou zijn ingekort, ze nu voorttiert in ongeschonden bloei. En niet anders staat het met de opium. Wie, tegen afschaffing van de Staats loterij zijnde, zooals wij het b.v. zijn, u verweet in termijnen" te willen af schaffen, lei u, zonder iets hoegenaamds tegen te houden, de maat van uwe be ginselen aaa. Wie vóór de afschaffing zijnde, tot de concessie van afschaffing-bij-termijnen niet wilde overgaan, noemde zich er hoogstwaarschijnlijk maar vóór" en was blijkbaar tegen". Onder deze laatsten zouden wij niet hooren, ging het over de opium in ons Indië, en hadden wij hierin iets te willen"! De onware kabinetsrede. De Nederlander beproeft minister Heemskerk schoon te wasschen van de beschuldiging, door ons in het artikel De kabinetsrede geuit, dat hij, namens zijn ambtgenooten een principieele rechtsche kabinets verklaring afleggende, zijn ministriëele loopbaan heeft geopend met het uitspreken van een leugen. Het blad wil zich in onzen gedachtengang plaatsen, en neemt veronderstellender wijs aan, dat de ministers van Oorlog en van Marine ongeloovigen" zijn. En dan redeneert het aldus: dan daaruit dat zij de woorden van mr. Heemskerk niet voluit zouden kunnen onderschrijven, al leven zij persoonlijk niet uit de beginselen waaruit vermoedelijk alle, ten minste de meeste leden van rechts leven ? Waarom zou een ongeloovig" Minister van Oorlog niet kunnen en mogen zeggen: ofschoon ik als privaat persoon den Christe lijken gods iienst niet ben toegedaan, erken ik dat ons volk dat wél is, dat dus op Staatkundig gebied, in staatsinrichting en wetgeving, het Christendom de grondslag moet zijn en, gedurende mijn ministerschap althans, moet blij <en ? Werd aan die bewindslieden gewichtige invloed toegekend op het geestelijk leven der natie, dan zou dit standpunt misschien ietwat bedenkelijk kunnen worden geacht; allicht zou men hen niet vertrouwen, ofschoon daarvoor geen grond behoeft te bestaan. Een Roomsch-Katholieke Minister zal in geeste lijke dingen vaak geheel anders denken dan een Protestant, en zou wellicht ook anders willen beslissen dan deze. Sluit dat gevoel (ver schil?) van inzicht op sommige punten de mogelykheid uit om op andere zich te stellen op denzelfden algemeen Christelijken grondslag? Zou een Minister van Oorlog of Marine dan niet eveneens tot den Kabinetsformateur kunnen zeggen: ofschoon er op sommige punten verschil tusschen ons bestaat, op andere, en wel op die welke thans aan de orde komen, denken wy gelijk. Al ben ik persoonlijk het Christelyk geloof niet toe gedaan, toch ben ik van meening dat in le^er en vloot, in kamp en kazerne een toon moet heerschen, die past by een Christelijke natie, niet een toon, waarvoor de meeste zoogenaamd onbeschaafde volken zich zouden schamen. Ministerieele homogeniteit betee kent niet, eensgezindheid omtrent de groote levensvragen, maar eensgezindheid omtrent de vragen die, op staatkundig gebied en op een gegeven tijdstip, aan de orde komen. Zy is dus zeer beperkt. Ons dunkt, dat Ministers die zoodanig antwoord geven aan I). K., moeilijk op goede gronden zouden kunnen worden weersproken, en dat gemelde schrijver dus den heer Heems kerk zonder eenigen goeden grond heeft ge smaad. Antwoordt echter D. K., dat onze rede neering onjuist is, en dat een principieel Kabi net zulke bewindsuannen nooit in zijn midden gedoogen kan, wat blijft er dan over van de bewering, dat de antithese" niet bestaat, dat ze dood is, dat ze enkel om politieke redenen door de lieden van rechts gefokt en gekweekt wordt ?" Wij antwoorden hierop: Een minister, liberaal, die geloovig zou gaan regeeren, omdat ons volk geloovig is of heet zou een minister zijn, die zijn beginselen verloochent; een soort van individu, waarvan, hopen wij, ook De Nederlander een afkeer heeft. Een liberaal (of clericaal)..., overtuigd, dat er niet anders dan in strijd met zijn beginselen kan geregeerd worden, ? neemt geen zitting in een principieel rechtsch (of principieel linksch) kabinet. Alleen in een zakenkabinet, of in een van eigen richting, is hij op zijn plaats. Zoo eischen karakter en eerlijkheid het in de politiek. De Nederlander laat dadelijk op haar aanwijzing van deze gevallen de ver klaring volgen, dat bij toekenning aan zulke bewindslieden van gewichtigen invloed op het geestelijk leven der natie, dit standpunt misschien ietwat beden kelijk zou kunnen worden geacht; allicht zou men hen niet vertrouwen". Zeker, allicht zou men dezulken niet vertrouwen, ofschoon daarvoor geen grond behoeft te bestaan" (sic). Geen grond ? Dat wil zeggen: geen anderen grond, dan dat zij een beetje beginselloos zijn! Ook met de poging-, om de overeen stemming van de liberalen in het kabinet met de woorden van Heemskerk's rede, te beperken tot die punten, welke thans aan de orde komen", bereikt het blad zijn doel niet. Daar kunnen natuurlijk allerlei punten zich voordoen, waaraan bij het vormen van het kabinet niet gedacht is; en behalve dien is het alles zins mogelijk, dat door dit kabinet ook Grondwetsherziening aan de orde zal worden gesteld, waarbij dan toch zeker een aantal punten zullen worden aan geroerd, welke beginselen, die tegenover elkander staan, raken. De Grondwets herziening is zelfs beloofd; alleen ver schoven, omdat de zittingsperiode reeds te ver verloopen was en hoe komt Wentholt, die ook met een kabinet in de richting van de Liberale Unie en de vrijz. democraten, de Grondwet zou her zien, nu in n adem met de beginselen van rechts, d. i. de beginselen van Kuyper en Lohman, genoemd ? Dit, zoo blijven wij meenen, had Heemskerk niet mogen doen. Heemskerk sprak uit naam zijner ambtgenooten, derhalve ook uit naam van Wentholt en Sabron. En zoo heeft hij dus verklaard: Wentholt en Sabron willen het bewind voeren overeenkomsting de beginselen levende in de partijen der rechterzijde; Wentholt en Sabron willen trachten door toepassing dier beginselen d. w. z. d' or rechts te zijn zooveel mogelijk bevrediging te schenken; Wentholt en Sabron zullen bij princi pieele tegenstellingen pal staan voor de rechtsche principes, zij mogen principieele tegenstellingen niet ontwijken"; Wentholt en Sabron zullen, zonder ver zaking van de recbtsche beginselen, over eenstemming in de Kamer zien te ver krijgen ; Wentholt en Sabron (nu rechts met ons) meenen te mogen vertrouwen, dat de Kamer tot samenwerking met hen bereid zal zijn bij wederzijdsch behoud van beginsel. Wentholt en Sabron met behoud van hun rechtsche beginselen: bij behoud van de beginselen van Kuyper, Lohman en Schaepman!! Nietwaar, hierin wordt heel iets anders gezegd, dan dat zij in leger en vloot een beschaaf deren toon wenschen, dan thans in de kazernes der christelijke naties wordt aangeslagen! Zou De Nederlander, dit overwegende, kunnen aannemen, dat Heemskerk in zijn kabinetsrede het nogal nauw heeft genomen met de waarheid ?! Wij hebben het betreurd, dat Heems kerk zich door Kuyper heeft laten ver leiden, deze slechte methode te volgen, en hem gewaarschuwd nog vóór de kabinetsrede werd uitgesproken. Wij hoopten werkelijk, dat hij te hoog zich zou betoonen voor zulk een onwaar gedoe. Hoe jammer, dat ook de Christelijkhistorischen zich niet hebben doen hooren toen het nog tijd was, want nu hem te verdedigen geeft geen baat. Zeker, wij begrijpen, dat het beginselpraatje bedoeld was als een vertroosting voor de Kuyperianen een vertroosting toch niet heilzaam genoeg! maar hoe nooiig was het niet geweest voor de waarachtige vrienden van den lachgragen, clericalen premier, er, zooveel het van hen afhing, voor te zorgen, dat uit elk deel van zijn handelingen een ernst zou spreken, die den aard van zijn vroolijkheid boven alle verdenking van losheid en lichtvaardig heid verhief. En dan, hoe had dit niet op zijn schitterendst moeten uitkomen bij zijn eerste daad! Nu komt De, Nederlander ten slotte met de vraag: wat blijft er dan (op uw standpunt) over van de bewering, dat de antithese niet bestaat; dat ze dood is ; dat ze enkel om politieke redenen door de lieden van rechts gefokt en gekweekt wordt ? Maar zoo iets hebben wij nooit beweerd. De antithese bestaat o. i. zeer zeker in het hoofd van een aantal menschen, als de nawerking van een onderstelde Christe lijke openbaring. En ze leeft, zooals zoo velerlei dwaling en waarheid. Want ook de dwaling kan, al is het slechts tijdelijk, heel lang en bijzonder druk leven! Wat is bijvoorbeeld vruchtbaarder in leerstukken en leerstellingen dan juist de dwaling? Overtreft zij niet de waar heid in productiviteit? Hiez'over naar aanleiding van Heems kerk's onware rede te filosofeeren, lokt ons niet aan. Met de erkentenis, dat de antithese, hoezeer door de politiek als instrument bemind, van theologische, wat volstrekt niet wil zeggen, van religieuze afkomst is, meenen wij aan het verlangen van De Nederlander te hebben voldaan. Iets over het middelbaar technisch onderwijs in Zwitserland, in verband met de bjj ons ten opzichte van dit onderwijs te verwachten regeling, door G. HOMAN VAN DER HEIDE. II. De oorzaak van de toename in bloei der Zwitsersche industrie is zeker in hoofdtaak toe te searijven aan het goede technische onderwijs, hetwelfe in dit land verstrekt wordt. En van den eerepalm, zoo die onder de verschillende soorten van onderwijs op technisch gebied in dit land zoude te verdeelen zijn, zou zeker een niet gering deel aan het middelbaar technisch onderwijs uit gereikt moeten worden. In Zwitserland bestaan thans 6 technicnms en eveneens een 6 tal middelbare scholen voor afzonderlijke industrieele doeleinden, zoodat het aantal middelbare technische scholen in dit lani op een 12-tal kan worden aangenomen. De stichting dezer scholen is meest van jongen datum; zoo werd het technicum te Biel of Bienne in 1890 gegrond vest, dat te Locle werd echter eerst in 1902 en dat te Genève in 1901 gesticht. Steeds wordt echter in Zwitserland nog aan de ver betering van dit onderwijs in het vermeer deren van het aantal onderwijsinrichtingen, gewerkt. De Zwitsersche technicum i zijn meestal cantonale stichtingen, welke door de federale regeering gesubsidieerd worden. Deze subsidieeringen varieeren van 58.000 tot 34,000 francs. Slechts het technicum te Genève is minder goed bedeeld. Dit technicum bestaat echter ook nog pas 7 jaren, en er wordt aan deze inrichting n o e; enkel in twee afdeelingen onderwijs gegeven. Bovendien heeft Genève no^ een tweede middeloare scbool op technisch gebied, n.l. l'ecole des arts industriels". Deze beide inrichtingen genieten gezamenlijk van de federale reireering een subsidieering van ongeveer 53 000 francs. Totaal geeft de federale regeering ongeveer 500.000 francs uit ter ondersteuning van het middelbaar technisch onderwijs De steun, die in ons land van Regeeringswege aan dit onderwijs wordt gegeven be draagt nog geen 80,000 gulden. Neemt men nu in aanmerking dat het Zwitsersche bevol kingscijfer zich verhoudt tot het Nederlandsche, gelijk ongeveer 2 tot ruim 3, dan zoude men in ons land aaa subsidieeringen voor het middelbaar technisch onderwijs, wilde men met Zwitserland op gelijken voet staan, plm. 400,000 gilden moeten besteden. Is het wonder, dat bij de schromelijke nalatigheid, ten opzichte van het onderwys, dat noodig is ter instandhouding van onze industrie en ons techniscn kunnen, waarvan de bovenstaande cijfers getuigen, dat er takken van industrie ten gronde gaan ? En nu hebben we het bij deze vergelijking van Zwitserland met Nederland, ten opzichte der punten hier bedoeld, niet te doen met een land meer door de natuur begunstigd dan het onze, integendeel: in Zwitserland moeten alle grondstoffen worden ingevoerd, dat land bezit zelfs geen steenkolenbeddingen van den omvang als de onze. Daarbij moet in Zwitserland bijna alle vervoer per as ge schieden en zijn deze vervoermiddelen nog buitengewoon kostbaar door de natuurlijke gesteldheid van het land. Het moet dan ook aan de energie dezer bevolking; en de zorg zijner regeering voor doeltreffend onderwijs worden toegeschreven, dat dit land op tech nisch gebied zoo vooruit gaat. Omtrent de wijze hoe men in Zwitserland het middelbaar technisch onderwijs opvat kan eenig inzicht verkregen worden door het lezenderonders;aandeaanhalirjgenuiteenpaar programma's van de gezegde technicums, t. w.: Mais Ie róle du technicum serait incomplet s'il se bornait fournir des notions scientifiques et l'art de les utilieer; il taut encorequ'il forme des caractères, qu'ilinculque des habitudes, qu'il développe ces qualités si nécessaires a l'industriel et qui sont l'obger vation, Ie jugement, Ie bon sens, la clart dans les idees, l'esi rit d'initiative, la décision. Le Technicum . .. ouvre ses portes aux jeunes gens qui aont déja dans la pratique et qui, tout en continuant l'exercice d'une profession, veulent consacrer une partie de leur temps a acquérir les connaissances th oriques et techniques dont ils ont besoin pour parvenir a une situation supérieur." Seit seiner Gründung ist das Technicum in steter Entwicklung begrifien, indem die Behörden der Stadt, geleitet von dem Bestreben, den immer wachsenden Anforderungen des praktischen Lebens gerecht zu weiden, der Organisation der Scdule nach und nach diejenige Gestaltung verliehen, die nach den gemachten Erfahrungen als die zweckdienstlichste erschien." Sie gingen dabei von dem Gesichtspunkte aus, dass der theoretische nterrieht erfolgreicher wird, wenn ihm eine praktische Betatigung in dem betrefl'enden Berufe vorangeht Op deze woorden, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten, en welke zijn stemmen uit de praktijk van het middelbaar technisch onderwijs, meen ik io het bijzonder de aandacht te moeten vestigen. Zij kunnen dienen als een krachtig argument tegen degenen, die practische ontwikkeling niet noodig achten ter voorbereiding voor dit onderwijs en die bijna uitsluitend en met voorliefde het oog vestigen op algemeene ontwikkeling, omdat hun het rechte begrip omtrent de practyk der technische vakïen ontbreekt. Er is verder aan verscheidene dezer tech nicums in Zwitserland, waarvan de leergangen zijn verdeeld in semester-cursussen, gelegen heid ter opleiding voor hen die des zomers of gedeelten van het jaar in de practyk zij ade, hunne studie later weer willen voortzetten. Het is reeds gezegd, dat het onderwijs aan de Zwitserscha technicums, naar mate het aantal vakken voor wier beoefening eene opleiding worit gegeven, in afdeelingen ge splitst is; hierbij kan nog worden opgemerkt dat aan de kunstgewerbliche" afdeelingen dezer scholen ook aan meisjes opleiding wordt verstrekt. Door mijn bezoek aan Zwitserland, het bezichtigen en bestudeeren van het middel baar technisch onderwijs daar te lande, ben ik tot de ontdekking gekomen, dat veel van hetgeen ik in mijn werkje over middelbaar technisch onderwijs 1) betoogde, als zijnde noodig voor ons land, eenjaar voor dit bezoek, in dat land zijne toepassing vind c. Dit heeft mij zeer gesterkt in mijne overtuiging, we ke ik in genoemd werkje tamelijk uitvoerig heb uiteengezet; men vergelijke het daar geschre vene met het hier vermelde. Ook ten opzichte van het aantal der scholen, waarvan ik de stichting als een eisch voor de goede regeling van het middelbaar tech nisch onderwijs heb betoogd, benevens met betrekking tot het kostencijfer, door my aldaar genoemd als zou (e noodig djn voor de stichting en het in stand houden van der gelijke inrichtingen, kwam ik tot het ver rassende resultaat dat deze bijna geheel klopten met de opgaven, die mij in Zwitser land verstrekt werden. Men spreekt van een beschermend stelsel, gevende voor nijverbeids producten hooge invoerrechten en uitvoerpremiën. Maar is niet in de eerste plaats vereischt, die pro tectie, waardoor gezorgd wordt, dat het den beoefenaren der nijverheid of technische vakken niet aan eene goede opleiding ont breekt? De heer J. D. Meeu wsen, onder- voorzitter der Staatscommissie voor den handeldrij venden en industrieelen middenstand, schreef onlangs : Door de besprekingen der verschillende 1) Dit boekje is uitgegeven door de firma E. J. Brul, te Leiden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl