De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 29 maart pagina 10

29 maart 1908 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1605 doen gevoelen, daar dan duidelijk zal blijken, dat te veel zegen ook zy'n nadeelen heeft. Even als in het vorige jaar het zuiden van Frankryk, werd en wordt ook Itali door een crisis in den; wijnbouw bedreigd, een crisis, niet wegens schaarschte, doch tengevolge van overvloed. De oogst is nl. zóó rijk geweest, dat de opbrengst de enorme hoeveelheid van onge veer 60 millioen hectoliter bereikte, d. i. 20 millioen hectoliter meer dan het gemiddeld jaarUjksche. Zmlk een overvloed kan onmogelijk door de bevolking worden verbruikt. Neemt men aan, dat 2/3 van de 34 millioen inwoners als consumenten in aanmerking komen, dan zou ieder 240 liter wijn per jaar moeten verorberen om den aanwezigen voorraad op te ruimen, terwijl het gewone verbruik op niet meer dan op 150 liter gemiddeld kan worden gesteld. De welgestelde verbruiker zal door den lageren prqs geen belangrijk grootere hoe veelheid consumeeren en voor de onbemid delde klassen van de bevolking der groote steden zal, indien ze by machte zijn zich weelde-uitgaven te veroorloven, de prijsver laging door plaatselijke belastingen enz. niet van zóó groote beteekenis zijn, om met het oog op hare beperkte inkomsten de consumptie belangrijk te doen toenemen. En voor de arbeiders is met het oog op den afnemenden conjuctuur der industrie een tijd van hoogere loonen, die grootere, verteringsuitgaven zou toelaten, zeker niet waar schijnlijk. Maar al zou de jaarlyksche consumptie met 30 liter per hoofd toenemen, dan nog zon het gemiddeld jaarlijksch verbrnik van 30 millioen slechts tot 36 millioen H.L. kannen stijgen. Ook door export kan het overblijvende niet worden gerealiseerd. Frankrijk en Spanje, de eerste vooral, die in hetzelfde geval ver keert, z\jn geduchte en gevestigde concur renten, terwijl Italiënog niet voldoende is toegerust om daarmede als wijnexporteur te wedijveren, te minder daar met de grootere kwantiteit van 1907 de kwaliteit geen gelijken tred schijnt te hebben gehouden. Het redmiddel, beperking der beplante oppervlakte, kan slechts geleidelijk werken en is niet in staat om de oogenblikkelyke nadeelen van de crisis uit den weg te ruimen. Als.eenig middel om de groote hoeveelheid, die in de eerstvolgende maanden ter markt zal komen, te beperken, bepleiten de produ centen distillatie der wijnen van inférieure kwaliteit, waarvoor zy van de regeering ver lichting van lasten vragen. De belasting op alkohol, uit wijn verkregen, van 120 d, 130 lire per H.L. werd reeds voor het tijdvak, eindigend op 31 dezer, met 5 pCt. verlaagd. De regeering ging daarbij uit van de veronderstelling, dat deze ver laging een millioen H.L. wijn zou absorbeeren voor een meerdere productie van 100,000 H.L. alkohol. Maar met deze concessie, die de schatkist op een mindere ontvangst van n millioen lire komt te staan, zijn de wijnbouwers niet tevreden. En inderdaad, wat heeft n mil lioen meer of minder te beteekenen tegenover een niet te verkoopen hoeveelheid van 20 millioen H.L. wijn? . Een verdere verlaging van de belasting en verlenging van den op ultimo dezer eindigenden termijn werd dus gevraagd, in de hoop alsdan den voorraad met 6 a 7 millioen H.L. te kunnen verminderen. Daartegen werd aangevoerd, dat dit middel naast de bestaande crisis een andere crisis zou in het leven roepen, nl. een alkoholcrisis, want dan zou een meerdere hoeveelheid van 6?700000 H.L. alkohol ter markt komen, terwijl bovendien nog een ongeplaatste voor raad wijn van 12 a 13 mill. H L. bleef bestaan. Belanghebbenden verlangen van de regee ring nu algeheele vrijstelling van belasting voor het produceeren van 300000 H.L. alkohol die dan zullen worden gebruikt vóór het alkoholiseeren van 10 millioen H.L. wijn, die niet vóór November a.s. mogen worden ter markt gebracht, maar in de cantines zullen worden opgeslagen. Dit komt dus neer op vrijstelling van belasting voor het distilleeren van 3 millioen H.L. minderwaardige wijn, ten einde daardoor 10 millioen H.L. goede wijn geschikt te maken, om bewaard te kunnen worden. Daardoor zou dan gedu rende dit jaar de markt niet worden over voerd met een hoeveelheid inférieure wijn en evenmin met de 10 millioen H.L. goede soorten, die voor het volgend jaar zouden worden bewaard. Zoo zouden de wijnbouwers voor het restant ten minste behoorlijke prijzen kunnen be dingen. Maar de inwilliging van die eischen zou voor de schatkist een belangrijk nadeel met zich brengen en tot dusver is de regee ring dan ook slechts geneigd de distillatie van l millioen H.L. wijn geheel vrij te stellen, doe ti voor het alkohoüseeren van een grootere hoeveelheid de belasting te verlagen. V7ant al zou zij de eisenen der belang hebbenden thans ten volle inwilligen, dan is dit nog geen waarborg voor een mogelijke overproductie van den e-jrstvolgenden oogst. En wat zou men in dat geval dan met den ouden voorraad van 10 millioen H.L. moeten beginnen ? De regeering schroomt overigens niet, als 't noodig is, in de beurs te tasten. Dit blijkt o. a. uit de groote onbekrompenheid harer zijds, wat de spoorwegen betreft, al rendeeren deze ook niet bijzonder. In "het afgeloopen jaar hebben de staatsspoorwegen op de basis van Z% pCt., een tekort van 160 millioen lire opgeleverd. Zy laat zich daardoor echter niet afschrikken en heeft in het belang van het openbaar verkeer nu den aanleg van eenige belangrijke lijnen voorgesteld, die o.a. de route van Milaan naar Genua en Rome en van Rome raar Napels tot bijna de helft van den tijd, die thans daarvoor wordt ge vorderd, zullen verkorten. Die voorstellen zullen, volgens de raming althans, een uitgave vorderen van 542 H mil lioen lire, maar men kan veilig aannemen, dat deze raming niet onbelangrijk zal worden overschreden, zooals gewoonlijk bij dergelijke werken het geval is, temeer omdat hier sprake is van lijnen met belangrijke stijging en groote tunnels, bij den aanleg waarvan allerlei onvoorziene moeielykheden kunnen voorkomen. Uitbreiding van het spoorwegnet, dat volgens het aanhangige voorstel in 1924 mof-t gereed zijn, wordt bepaald noodig geacht. Bij de ontworpen lijnen komen eenige voor ter vervar ging van de tegenwoordige met onvoordeelig tracéen onvoldoende uitrusting in verband met de hoogere eischen van het moderne verkeer. In de eerste plaats wordt het geheele schiereiland ten zuiden van Bologna belang rijk nader tot midden- en noordelijk Europa gebracht door den aanleg van den korteren weg Bologna-Florence, die 150 millioen. lire zal koeten. De tegenwoordige z.g. Foretta-lijn met hare sterke stijgingen en slecht geventileerde tunnels gaat ter hoogte van 600 M. over de Appenynen, terwijl het hoogste punt van de nieuwe lijn slechts 280 M. boven het opper vlak der zee komt te liggen. Wanneer deze lyn gereed is, zal de sneltrein van Milaan aaar Rome den afstand in 8 uur afleggen, waarvoor thans bijna een dagreis noodig is. Voorts is 86 millioen lire uitgetrokken voor de nieuwe kortere lijn Rome-Napels, waarvan het gedeelte Amasena-Fermia ree Is in aanbouw is. De afstand tusschen beide steden wordt daardoor van 250 op 190 kilo meter en de duur der reis van 5 op 3 uur verminderd. Hoezeer door deze beide lijnen Napels nader tot het westelijk Europa wordt ge bracht, kan men nagaan, daar men dan voor het traject Milaan-Napels slechts 11 uur zal noodig hebben, in plaats van 16 uur zooals thans. De derde lyn van beteekenis vooral voor den handel des lands, is de kortere weg van Genua naar Milaan, die de afstand tusschen de beide voornaamste handelssteden van 3 op 2 uur vermindert en bovendien een beter middel van verkeer lueschen de Povlakke en de Middellandsche zee zal tot stand brengen. 27/3'08. V. d. S. illllMllllllliiimiillllllllllMlllllil iiliiliiiimlllllllliuii Oud-Nederland. Een verzameling van zeer bizondere en zeldzame werken over Oud Nederland komt Maandag 6 April a.s. in de verkaoplokalen van Fred. Muller en Co. onder den hamer. De catalogus vermeldt: Noord- en Zuid-Neder landsche plaatsbeschrijving en plaatselijke geschiedenis; werken over zeden en gewoon ten ; kaarten, plattegronden, stads- en dorp gezichten, portretten, stedebeschrüvingen, pamphletten, familiepapieren, genealogiën, geslachtwapens, enz. Deze verzameling, bijeengebracht uit de familiën G. G, v. Schöffer, jhr. Van den Bogaerde, Revédella faille, De la Court, D. G. Veltcamp Helbach, fam. van Teylingen, enz. is te bezichtigen 4 en 6 April. Inhoud van Tijdschriften. Het Tooneel, No. 15 : J. N. van Hall, Echt." J. H. M., Dillettanten vertooningen aan het Duitsche Hof. Rotterdamsche Kroniek. Amsterdamsche Kroniek. Tooneel-critiek. Wedstrijd voor oorspronkelijke Ned. drama's. Schoonheid en Onderwijs, No. 2: De school van Ligthart II, door A. v. d. Willigen. Iets over versierkunst als onderdeel van het teekenonder wij s aan eene middelbare school voor meisjes, door B. van Hasselt, enz. Besliste YQlziniieii. 1. De vaalheid van ons leven grijnst ons zoo verschrikkelijk aan uit de courant van den vorigen dag. 2. Eene belofte heeft niet meer kracht dan een voornemen. Een voornemen heeft niet meer kracht dan de omstandigheden. 3. De leugen heeft veel op de waarheid voor. Maar de waarheid heeft dit op de leugen voor, dat zij altijd ver van de massa blijft. 4. Het leven is een minderwaardige munt met een gedwongen koers. 5. Het leven is de cirkel, die loopt over de drie punten: dood, domheid, onrecht. Komt er eens buiten, als ge kunt. 6. Het publiek is de wijsgeer zonder edu catie, die redeneert met zijn maag en betoogt met de klompen. 7. Als men zijn verleden kon vergeten en zijn toekomst kon vermijden, dan zou het heden nog wel eenige waarde hebben. 8. Het heden is wel aardig, maar het duurt zoo kort. 9. De klassieken brachten hunne kinderen groot voor zelfgenoegzame ruat, maar wy brengen de onze groot voor ekonomischen strijd. 10. Middelmatigheid is de premie voor een gerust leven. Zij is te hoog. JACOB ISRAËL DB HAAN. De RijrtroÈt van Meester ftnneiip. 5. Een onuitgegeven albumblad van Den School meester", tevens jubileuml ei op denzelve. (12 Maart 1808?12 Maart 1908. Onder de merkwaardigste tafreelen Waarin wij gewoon zijn de schepping te verdeelen, Behooren vooral zekere natuurtafreelen, Inzonderheid een mensch op zijn honderdste jaar; Al beleeft hij 't zelf niet, 't is toch a.tijd merkwaar dig, zooals ik reeds] boven zei; En dat gebeurde nu juist met mij. Leergierige jeugd, gij bespeurt gewis, Dat wat ik thans op 't oog heb, een jubileum is. Op een jubileum pleegt men, alvorens de feestredenaar komt En al uw deugden alphabetisch of achterste voren opsomt, Pleegt men, zeg ik, bij zich zei ven t e overleggen, Wat straks de feestredenaar ook zal zeggen, Namelijk, of men zijn leven wél heeft besteed, Omdat men dit in 't daaglijksch leven gemeenlijk vergeet. Op zoo'n jubilédan, zegt men eerst verwonderd: Lieve God, zyn dat er al weer honderd? 't Is of ik me nog in mijn wieg zie spartelen Of nog in mijn moeders pappot dartelen; En nu al hon ierd jaar, Hoe kreeg ik die bij mekaar ?" Enfin, geliefde jeugd, zoo zit men dan te leuteren En in zyn geheugen, ook wel in zijn neua te peuteren. En dan denkt men aan dit, en dan aan dat, Hoe men dit zou hebben, had men dat niet gehad, Hoe men dit zou zijn, had men dat niet gedaan, En dan breekt eerst de rechte feeststemming aar. Geliefde jeugd, ik heb bij mijn leven verzen gemaakt, En daarmee het hollandsch publiek vermaakt. Wat, tusschen ons gebleven en gezwegen, Een karrewei is om niet uit te regen. Om mijn Natuurlijke Historie voor jongelui", Is meer dan n droogpruimer gebleven in een lachbui. Grafschriften heb ik geschreven, Die de dooden uit 't hoofd leerden, bij hun leven. En dan mijn Brieven", waarom zelfs een [verkouden Postbode by' 't bezorgen zyn lach niet kon [houden; Gezwegen nog van De Schipbreuk" en 't [lied op de schutterij, Die de Nederlandsche Letterkunde uitsluitend en alleen dankt aan mij. Voeg hierbij het lied op den morgenstond [en het hanengekraai, Dan was mijn levenspad toch al bizonder [fraai. Maar als dit zoo is, o landgenoot, Ben ik dan soms nog niet lang genoeg dood Voor een feestcomit Op mijn geboorte-jubilé? Ik heb nog een dag of acht Na mijn geboortedag gewacht, Of bijgeval 't comitéwat was verlet, Maar, wie dien er later nog op z'n ouden [schoolmeester let? Moraal. Geliefde jeugd, als u de dichtkunst steekt, Speelt met de rijmen niet, doch weckt Het rijm in tranenvloed En dicht op afgepasten voet, Dat doet uw naam als dichter goed. Stuurt gij gematigd en bedaard, Met ernst en luim uw dichterspaard, Dan wacht u alreeds hier benee Een dikbelegen jubilé, Als zalig dichter-dominé. De Natuurlijke Historie, lieve jeugd, Is niet gemaakt tot uwe vreugd, Behandel krokodil of tor, Steeds wetenschappelijk en dor, Zoo wordt ge zoölogiae professor. Geliefde jeugd, de schutterij, Is ook geen stof voor jokkernij, Of onderwerp voor dichterspel, Had ik dit eens begrepen wel, Dan was ik nu haar kolonel. Wacht u, derhalve, lieve jeugd, Dat gij het raenschdom ooit verheugt; Doch blijf fatsoecdelijk en net, Dan wordt uw veelverfraaid portret, In het Rijksmuseum bijgezet. HELTSJES De KUS. Naar het Zweedsch van HJALMAR SÖDERBERG Er was een» een jong meisje en een heel jonge man. Zij zaten op een steen op een landtong, die in de zee vooruitstak, en de golven klotste tot voor hun voeten. Zij zaten zwijgend, ieder in zijn gedachten verdiept, en zagen de zon ondergaan. Hij dacht dat hij haar graag zou willen kussen. Wanneer hij Daar haar mond keek, dacht het hem dat dit juist de bedoeling van dien mond «-as. Hij had wel mooiere meipjés gezien dan haar, en eigenlijk was bij verliefd op een ander, maar die kon hij zeker nooit kussen, want zij was een ideaal en een ster, en die Sterne, die begehrt man nicht". Zy dacht dat zij graag wilde dat hjj haar kuste, om gelegenheid te hebben eens flink boos op hem te worden en te toonen hoe 'n diepe minachting zy voor hem had. Zy zou opstaan en haar rokken dicht om zich heen trekken, een blik vol ijskouden hoon op hem werpen en baars weegs gaan, kaarsrecht en kalm en zonder onnoodige haast. Maar, om hem niet te laten raden wat zy dacht, zeide zij zacht en langzaam: Gelooft u dat er een leven na dit leven is?" Hij dacht dat het misschien makkelijker zou gaan haar te kussen, als hij Ja" zei. Maar hij kon zich niet goed herinneren wat hij bij andere gelegenheden misschien wel over datzelfde onderwerp kon hebben ge zegd, en hij was bang met zichzelf in tegen spraak te komen. Daarom keek hij haar diep in de oogen en antwoordde: Er zijn oogenblikken dat ik het geloof'. Dit antwoord beviel haar bijzonder, enzy' dacht: Ik houd in allen gevalle van zyn haar, en ook van zijn voorhoofd. Het is alleen maar jammer dat zijn neus zoo leelyk is en hij heeft ook geen betrekking nog maar zoo'n student, die voor zyn eerste examen werkt". Het was gén aanstaande, waarmee zy haar vriendinnen de oogen kon uitsteken. Hij dacht: nu kan ik haar bepaald kus sen". Maar hij was toch werkelijk heel bang. Hy had nog nooit een meisje uit een deftige familie gekust, en hij wist niet of dat ge vaarlijk kon zijn. Haar vader lag te slapen in een hangmat, een beetje van hen van daan, en hy was burgemeester in de stad. Zij dacht: misschien is het nog beter hem een draai om zijn ooren te geven, als hy mij kust. En weer dacht zij : waarom kust hij mij niet, ben ik zoo leelijk, zoo weinig bekoorlijk? En zy boog zich over het water om er zich in te spiegelen, maar haar beeltenis werd gebroken in de klotsende golven. Zij dacht verder: ik zou wel eens willen weten wat voor een gevoel het is, als hij mij kust. In ie werkelijkheid was zij maar nmaal gekust: door een luitenant, na een bal in het hotel. Maar hij rook zoo vies naar pons en sigaren, en wel had het haar een beetje gevleid dat hij haar kuste, want in allen gevalle was bij toch een luitenant, maar anders vond ze niet dat zoo'n kus veel bijzonders was. Per elot van rekening haatte zij hem, want hij had haar niet ten huwelijk gevraagd en later zelfs niet eens meer naar haar omgekeken. Terwijl zij zoo zaten, ieder met zijn eigen gedachten, ging de zon onder en het werd schemerig. En hij dacht: Daar zij naast mij blijft zitten, nu de zon onder is en het donker begint te worden, kan het wel zijn dat zij er niet tegen heeft als ik haar een kus geef. En hy legde zachtkenszijnarmomhaarhals. Dat had zij volstrekt niet gedacht. Zij had gedacht dat hij haar zoo maar zonder meer zou kussen, en dan zou zij hem een draai om zijn ooren geven en wegwandelen als een prinses. Nu wist zij niet wat zij zou doen: zij wilde wel boos op hem worden, maar zij wilde ook niet graag den kus misloopen. Daarom zat zij hél stil. Toen kuste hij haar. Het was een veel wonderlijker gevoel dan zij gedacht had, zij voelde dat zij bleek en mat werd, en zij had volkomen vergeten dat zij hem een oorvijg had willen geven, en dat hij eenvoudig maar een student was, die voor zijn eerste examen zat. Maar hij dacht aan een plaats in een boek van een godsdienstig dokter over Het zin nelijk leven der vrouw", waar te lezen stond: Men wachtte zich er voor de echtelijke omarming te laten komen onder de heer schappij van den wellust". En hij dacht dat het heel moeilijk moest zijn om zich daar voor te wachten, als reeds een kus zooveel kon doen. * ** Toen de maan opging, zaten zij daar nog altijd en kusten elkaar. Zij fluisterde hem in het oor : Ik hield van je, van het eerste oogenblik dat ik je zag". En hy antwoordde : Voor mij is er nooit een andere op de wereld geweest dan jij." 5e Jaargang. 29 Maart 19U8. Red.: C. H.. BBOBKKAMP, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres Probleem No. 106 is goed opgelost door: G. C. v Gulik, Alkmaar; S. Abram, A. Damstra, K. C. de Jonge, A. D. Querido, W. van Rumt, A'dam; K. Bouwes, N. Bouwes, D. Kikke, Edam; J. Lutey'n. Groede; W. van Daal en, W. J. A. Matla, J. Meijer, Haarlem; K. Koster, Hoogcarspel; F. Goedhardt, Nijmegen; J. H. Makkink, Utrecht; J.Rem, K.Slagter,Zaandam. PRIJSVRAAG LEERZAME OEFENINGEN. Stand van het spel: Zwart: 8 sch. op: 3, (i, 14,15, 16,19, 20, 25. Wit: 7 sch. op: 9, 35, 39, 43, 44, 45, 48. Zwart moet spelen. A z 25-30, w 35:24, z 20:29, w 4-36. B z 21-27, w 48 42. C z 29-33, w 43 39. D z 29 33, w 43-39. E z 29-33, w 43 39. F z 29 33, w 43-39. G z 29-33, w 43 39. H z 16 21, w 29-2-1, z 19 : 30, w 35 : 24. I z 29 33, w 43 39. K z 3-9. w 4:30,z 25;34,w 39:30,z 16-21,w48-42. L z 29 33, w 43-39. M z 3 9, w 4:30, z 25:34,w 39:30,z 16-21,w 48-42. N 4 3-9, w 4 30, z 25:34, w 39:30, z 6-ll,w 48-42. O z 6-11, w 48-42. P z R. C. Leonhard, Eelde: z 19-23, w 9-4, z 20-24, w 4-36. BLAD-PROBLEEM Querido". Enkele ama'eurs hebben ons verzocht, even de winst aan te toonen van het naspel zwart 7 en 13, wit dam 3". Gaarne willen wij bieraan voldoen; daar zij wellicht in de meening verkeeren, dat zwart remise kan maken. Tevens komt bet meermalen voor, dat een der^lijke eind-stand in het practieche spel wordt verkregen, en goms remise wordt wegecs onbekendheid met de juiste behan deling. Wij zullen de vier zetten van zwart afzonderlijk behandelen. Ie zet. z 7-11, 3 14, en beheerscht de lange lynl 2e z 7-12, w 3:17, en wint gemakkelijk! 3e z 13-18, w 3-12, z 18-22, w 12:1, z22-28, w 1-29, of z 13-18, w 3-14! 4e z 13-19, w 3-8, z 19-23, w 8-17, z23-29A, w 17-39,z 7-12,w 39-6,z 29-34B,w6-lenz! B. z 12-18, w 6-11, z 18-23 1), w 11-39 enz.! l)z 29-34, w 11-7 enz! A. z 7-12, w 17:8, z 23-28 of 29, w 8-24 of SOenz.t LEERZAME OEFENINGEN". Dezer dagen ontwikkelden wij onderstaande stelling in een spelende partij, in de damvereeniging Amsterdam". Zwart (11 schyveu). Wit (11 schijven). Als 34en zet speelden wij met zwart 13-18, verwachtende, dat wit met 38-33 zou volgen, omdat door onzen zet, de beste gelegenheid hiertoe werd aangeboden, en in gewone ge vallen deze thans moet geschieden teneinde krachtiger te worden bij het centrum. Dat hij echter nu verkeerd was, blijkt uit datgene^ wat wij hierop lieten volgen: W. , 34:14, 14:3 , 27:7 , 3:21 Z. 23 29, 3-9 , 18-22, 2:11, 16:49 Verder werd gespeeld: 40.4035 1117 40. ?318 154 41. 28 23 4932 47. 28 22 gedw. 17:28 42.3328 1)3227 48.1812 413 43.4842 274 49.2621 611 44.4238 415 50.2117 11:22 45. 35 30 gedw. 35:34 51. 12 7 13 2 52. 71 216 1) Op w 23-18 volgt: z 32-27, w 26-21 (debeste), z 17:26, w 18-12, z 26-31 enz.! Partij No. 73, gespeeld tusschen de heeren A. Damstra, met wit en J. PelJ, met zwart, leden van de damvereeniging Gezellig Sanenzijn", te Amsterdam 1908. KORTE CENTRUM-OPENING" Wit. Zwart, Wit. Zwart. 1. 33 28 18 23 29. 39 33? 6) 3 91 7) 2. 31 27 20 24 30. 33:24 20:29 3.8430 1721 31.3530 1117 4.3933 1218 32.4034? 29:40 5.3731 712! 33.45:34 1721! 6 3126! 14 201 34.26.17 12:21 7.26:17 11:31 353126 19 24! 8) 8. 36:27 20 25 36 26:17 24:35 9.4439! 25:34 37.28:19 13:24 10.40:20 15:24 38.2721 9)16:27 11.4540 1) 611! 39.32:21 2430 12. 40 34 11 17 40. 34:25 35 40 13. 34 30 17 21 41. 43 39 40 45 14. 50 451 l 6! 42. 21 16 9 14 15 49 44 10 15 2) 43. 39 34 14 19 16. 44 40 5 10 44. 34 29 10) 19 24! 17.4137! 1520 45.29:20 15:24 18.4641 1015 46383311)1822! 19.4136 27 47.17:28 4050 20 37 31 21 26 48. 36 31 24 29? 12) 21.3025 26:37 49.33:24 50:36 22.42:31! 914 3)50.2520! 3641 13) 23 4742! 49 51. 2015 4128 24.4237 711 52.2420 2823 25.3126 2429 4)53.4843 2337 26. 33:24 20:29 54. 43 38 813 14) 27.3731! 1420 5)55.3832 37:25 28. 25:14 9:20 56 15 10 remise. Stand na den 28en zet van zwart: Z. 3, 6, 8,11/13,15/16,18/20, 23, 29. W. 26/28, 31/32, 35/36, 38/40, 4:5, 45, 48. 1) De juiste voortzetting van het middenspel, zooals ook in de Damspeler", op 01.53, wordt aangegeven. 2) 10 15 is minder goed; in elk geval te vroeg. Deze schijf moet op 14 en daarna de schijf 4 of 5 op 15 gebracht worden, waar mede het centrum-spel zich krachtig ontwik kelt. 2-7 is echter het juiste antwoord, waarmede de korte vleugel tijdig gedekt wordt. 3) Het is nimmer goed, een dergelijk veld dicht te sluiten. Juist het terugslaan met 9:20, maakt het spel van zwart krachtig. Nu moet zwart onwillekeurig een minder goede stelling innemen, wegens gebrek aan goede vrije zetten. Men moet biermede juist zoo spaarzaam mogelijk zijn, teneinde ze voorradig te hebben bij gedwongen tegenspel, terwijl daarmede dan meestal voordeel wordt behaald. 4) Te vroeg. Beter was, eerst 11-17 te spelen, in afwachting wat wit liet volgen. 5) Vrijwel gedwongen, ter oorzake van het zich laten insluiten en het te vroeg afruilen met 24 29 enz. 6) Fout. Met 39-34 kreeg zwart een Hechte stelling met groote verlieskans, alles ter oor zake van het hierboven aangetoonde. Na w 39-34, was de eenige goede zet voor xwart: 20-25, waarna echter volgt: w 27-21, 32:21, 34 : 14 enz., met een schijf winst. 7) Hier wordt de kroonschijf op het juiste moment in werking gebracht. Leest verder hierover de Damspeler" bl. 31 8) Zeer goed!, om bij den korten vleugel door te dringen. 9) 43-39 was in elk geval beter; of deze zet echter afdoende zou zijn, is nog twijfelachtig. 10) 38-32 was beter, om E wart zoo lang mogelijk te be'etten dam te nemen, want op z 18-22 en 45-50, zou volgen: w 17: 28, 32-27 en 36 : 27! 11) Nog moest 38-82 volgen. Zie verder bij 10. 12) Fout. 50-45 was de zet,waarmede het spel in 't voordeel van zwart zou beslist zijn. 13) Op dit moment is de partij in alle varianten remise. 14) Een aardig valletje had hier nog ont wikkeld kunnen worden, b.v.: z 37-19, w 38-33, z 8-12, w 33-29, z 19-5. Als wit nu speelt 20-14 en 15-10 *), om spoedig dam te ki ijaen, is hij juist verloren door: z 5:40 en 12-17, wiLt!; *) op w 16-11, volgt z 40 23 en 23 : 5! Speelt wit echter 29-24 **). dan zwart 5-28 gedvv., w 24 19, z 28:25, w 15 10 enz., r«-m<se!: **) of w 20-14, 16-11 en 15-10, ook remise! Daarom schreven wij bij d'jnSOen zet, dat de remise niet meer is te verhinderen. Behoudens enkele foutzetten in welke partij komen die niet voor? is deze partij goed gespeeld.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl