De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 29 maart pagina 3

29 maart 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1605 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. «Heen in de meerdere of mindere doorzich tigheid van het type. En voor het practisch rekenen van den onderwijzer beteekenen ze ~t\ even weinig. De rekenkundige vragen, waarvoor het leven ?den onderwijzer plaatst, verschillen n.l. niet van die, welke het leven aan een gewoon mensch stelt, en eischen dus geen speciale rekenvaardigheid, waarvan welbeschouwd het rekenen op school slechts last heeft. Er is n.l. tusschen de speciale rekenvaardigheid van 'den 'onderwijzer, zooals die om de examens wordt aangekweekt en het rekenen op school een wisselwerking, in dien zin, dat op school vraagstukjes van dezelfde soort worden behan deld, als de onderwijzer om zy'n examens moest oplossen, vraagstukjes, welke met die examen-vraagstukken in moeilijkheid verschil len, maar overigens van gelijk gehalte zijn. Zoo worden op school vraagstukjes behan deld als: A kan een werk in 3 uur, B in 4 uur afmaken. Ze werken lamenen verdienen aan dat werk f 10.50. Wat verdient elk? Een open houten kist is buitenwerk» 4 dM. lang, 3 dM. breed en 2 dM hoog; het hout is 1% cM dik Hoe grootis debinnenopperelaktef Van 2CO H.L. rogge, ii gekocht tegen f 6.25 den H L., werd % deel verkocht voor ? 960 en de rett tegen zulk een prijs, dat de winst op de geheele partij 4 pCt.- bedroeg. Tegen wtlken prijs per H.L, is de rett verkocht"! Van een torn geld» ontvangt A 10 pCt. en B 10 pCt. van de rest. Al» A ? 37.25 meer ontvangt dan B, wat kunt ge dan uitrekenen f Natnurlgk zijn die vraagstukjes (lang niet de moeilijkste zij a hier gekozen) bedoeld als oefeningen in het denken, maar zonder hulp des onderwijzers komt er van de oplossing (dus van die denkoefening) weinig terecht, en dan nog moet die hulp vaak gegeven worden, ook bij hetzelfde type van vraag stukken. Zoo woidt eindelijk wel de wijze van oplossing onthouden, en kunnen de leer lingen bij een of ander onderzoek, waarbij in den regel zulke sommetjes worden gegeven, een goed figuur slaan, maar op die wijze is de denkoefening veranderd in een geheugenoefening en dus het eigenlijke doel dier vraagstukken totaal veranderd. Eu nu is een geheugenoefening op zich zelf niet af te keuren, maar wat gememoriseerd wordt, moef de moeite van het memoriseeren «aard zijn en dit is met de oploisingswyze van deze vraagstuk j es niet het geval. Die heeft alleen waarde voor examens, meer speciaal voor examens voor den onderwijzer, niet voor het leven en daartoe moet de school toch in de eerste plaats opleiden. Nu zijn de rekenkundige vragen, die het leven aan ieder stelt, heel eenvoudig, het is zoo en mogelijk worden in de rekenboeken zulke ingewikkelde rekenkundige vragen ge stel i, omdat men redeneert: Wie het inge wikkelde kan, kan zeker het eenvoudige," maar die redeneering is totaal valscb. Stel aan leerlingen, die hier te Amsterdam met loffelijk ontslag" de school verlaten heb ben, enkele maanden na het verlaten der school een rekenkundige vraag, zooals het leven die stelt; vraag hen b.?.: Wat kost lX el lint van l kwarlje den M.?" en ze zitten ver legen. Laat hen een hoofdbewerking ver richten (met geheele getallen), een flinke optelling b.v. en slechts enkelen maken die goed, de meesten zitten al verlegen met het onder elkaar netten der getallen. En als tiend elig geschreven geldsommen moeten worden opgeteld, dan is het uitzondering, dat de optelling goed is. Dat is het resultaat van het oplossen der moeilijke rekenkundige vragen, niet gefingeerd, maar door ons herhaaldelijk by het herhalingsonderwijs geconstateerd. En toch in elk rekenboek weer die sommen". Voor ons niet anders te verklaren, dan door de speciale rekenvaardigheid des onderwijzers, zooals die om de examens is aangekweekt en waarvan de schrijvers der rekenboeken zooveel mogelijk aan het kind willen geven. En daarom zou het eeu zegen zijn, als by de examens voor onderwijzer (hoofdonderwijzer) geen speciale rekenvaar digheid werd geëucht, dan zou ze ook niet meer van het kind verlangd worden. Wat dan wel geëischt moet worden? Een grondig inzicht in de theorie der rekenkunde, want dat dient het hoofdrekenea en maakt het opgeven van gepaste cijferopgaven ge makkelijk, en hoofdrekenen en cijferen eischt het leven van het kind. Op die wijze zou de school door het examen in rekenkunde niet lijden, maar er van profiteeren. W. A. W. MOLL. MnzieïIn de Hoofdstad. Honderd twee en veertigste concert stond als opschrift aan het hoofd van het pro gramma van 't laatste Caeciliaconcert. Voorwaar, een Maatschappij die zulk een krachtige werkzaamheid heeft ontwikkeld ged arende de 66 jaren van haar bestaan, verdient in hooge mate de belangstelling van den muziekminnaar. Er wordt wel eens beweerd dat de Caeciliaconcerten niet meer de beteekenis hebben van vroeger, toen zij als het ware het hoogte punt vormden in het muziekseizoen der hoofdstad. Naar my'n meening is deze bewe ring onjuist. Het ia waar, de algemeene orchesttoestanden zijn verbeterd. Moest vroeger de verge lijking tusschen een buitenlandeen- en een Nederlandsen orchest steeds uitvallen ten nadeele van het onze ik behoef slechts te herinneren aan het Bilse-orchest van de tentoonstelling in '83 thans wordt ons Concertgebouw-orchest in n adem genoemd met de allerbeste in het buitenland; het heefl zign roem tot ver over de grenzen gevestigd en de eerste dirigenten der wereld hebben als om strijd hunne bewondering er voor te kennen gegeven. Toch heeft het Caecilia-orchest voordeelen die andere orchesten niet kunnen bieden. De buitengewoon sterke bezetting der stryiinstrucnenten men denke 22 eerste- en even zoo vele tweede violen, 14 alten, 1< violoncellen en 8 contrabassen deze bui tengewone sterke bezetting zeg ik. geeft.aan het strijk-orchest een klankweelde en een sonoriteit, die men nergens elders aantreft Iedereen weet het voor de instandhouding van een vast orchest worden enorme sommen vereiecht. Hoe grooter de bezetting is, des te hooger worden de kosten. In gewone omstandigleden, zonder subsidie van hof of regeering, zal men dan ook wel nergens over een vast orchest van dien omvang kunnen beschikken. En voor buitengewone gelegenheden als muziekfeesten of jubileum-concerten wie zal kunnen berekenen, welke kosten zouden gepaard gaan met de inrichting van een Icrgelijk orchest, aangenomen dat de leden daarvan een rechtmatige vergoeding ontvan gen voor den ty'd, aan de uitvoering en de alry'ke repetitiën ten offer gebracht? De Maatschappij Caecilia" met haar groot aantal leden, kan een dergelijk orchest bijeen brengen; daarin gesteund door het bestuur van het Concertgebouw, dat zijn geheele orchest dus ook die leden die geen deel uitmaken van Caecilia voor de concerten dier Maatschappij beschikbaar stelt. Terecht begrijpt het bestuur van Caecilia" dat velen en menschen uit alle klassen der maatschappij-deze concerten moeten kunnen iijwonen. De Stads-Schouwburg, met zijn vele rangen, is dan ook het aangewezen gebouw voor deze concerten. In hooge mate te verwonderen is het dan ook dat de secretaris van de Maatschappij .Caecilia", in het laatste jaarverslag, een dacht moest uiten ov«r het slechte bezoek der concerten. Deze uitvoeringen, met zulke uiteenloopende toegangsprijzen, moesten al dagen lang van te voren zijn uitverkocht. Gelukkig mocht het honderd twee en veerigste concert zich verheugen in een zeer druk bezoek en zoo het al niet uit ver mocht geweest is veel zal het wel niet lebbeu gescheeld. Het fonds van Caecilia zal dan ook gelukkig een belangrijke bate kun nen boeken ten behoeve van de weduwen m weezen en ouden van dagen die door )aecilia ondersteund worden. De belangrijkste attractie van het concert is zeker wel geweest de medewerking van onzen voortreffelijkeu kunstenaar Carl Flesch, die het vioolconcert van Brahms vertolkte. Als men zich herinnert den indruk dien dit concert heeft gemaakt, toen Joachim het in 1879 op het vijftigjarig muziekfeest van Toonkunst ten doop heeft gehouden en zich dan te binnen brengt, hoe het toen weinig of in het geheel niet begrepen is, dan mag men wel constateeren dat de kunst van Brahms thans, vasten wortel geschoten heeft in ons land. Thans zal wel niemand zich aan den apootschen indruk hebben kunnen onttrekken, want inderdaad n door bouw n door plastiek van het thematisch materiaal n door de bewerking daarvan, bekleedt het concert een plaats in de muzieklitteratuur, onmiddellijk naast dat van Beethoven, waarmede het ook den toonaard gemeen heeft. Hoe eenvoudig en toch hoe praegnant het eerste thema, gebouwd op de natuurtonen van het accoord en dan later dat motief met die kort afgeatooten noten, dat in de viool partij ook zoo goed klinkt l Voorts het tweede thema in A, zoo zangerig en zoo elastisch wiegelend l Maar het mooist is toch het slot van den eersten Satz na de cadens. Dat is een sublieme ingeving van geniale beteekenis. Het Adagio is doortrokken van echt Beethovenschen geest. Innig en warm en prachtig (geïnstrumenteerd! Hoe heerlijk klinkt niet het strijkquartet, onmiddellijk gevolgd door de solo-viool, na de lange inleiding voor blaas instrumenten en hoe mooi is de stemming tot aan het einde toe volgehouden. Het Finale is een stuk muziek van uitge laten, zigeunerachtig karakter, met zijn lubbelgrepen voor de solo-viool, Geen oogenblik verflauwt de inspiratie. Tot het laatste toe blijft de stemming van uitbundige levens vreugde aanwezig. En de uitvoering l Hoe heeft Flesch ons allen verkwikt en tot dankbaarheid gestemd voor de superieure vertolking van dit con cert. Hij heeft het heerlijke werk nader ge bracht tot het publiek door zijn meesterlijk spel. Moeilijkheden bestaan er voor Fleech niet; maar hij heeft ook den spiritueelen inhoud van het werk erschöj ft", en daar door een nieuw licht doen schijnen op menige plaats uit het werk, die vroeger misschien min of meer duister was. De bij valsbetuigingen van het publiek waren dan ook ongeveinsd en hartelijk. Het was of de toehoorder door zijn applaus tevens wilde te kennen geven, zijn leedwezen over het feit dat in het komende seizoen Flesch niet meer tot de onzen zal behooren. Op n lijn met de vertolking van het solo-gedeelte stond ook de wedergave van het orchest. Waarlijk, de wijze waarop de heer Mengelberg dat concert heeft begeleid en doen begeleiden is zoo superieur dat hem niet minder de dank van het publiek toe komt. De uit voering werd geopend met d e schoonste en tegelijk dankbaarste der suiten van Bach, n.l. die in D. Sprak i t straks van de klank weelde die een zoo sterk bezet strijkorchest te voorschijn kon toovert n hier was zij aan wezig. Het bekende Air" met dien vollen vioolklank, klinkt thans nog in mijne ooren na. De reus Bach, sprekende door dit reuzenorchest, inderdaad een waardige opening van het programma, gewijd aan de drie B lowsehe B's. Bach?Brahms?Beethoven ! En de laatste met zijn Heldensymphonie ! Gewis schooner samenstelling van programma kan men zich ternauwernood denken. Bezielend in hooge mate was Mengel berg's leiding. Geheel het imposante, grooteche sprak tot ons op overtuigende wijze en steeds weer dat machtige strijk-orchest; zoo echt in Beethoven's geest' Misschien kon men zich het Adagio", vooral in den aanvang, iets rustiger denken, maar dat is een persoonlijke opvatting en de oopenhlikkelijke stemming van den dirigent zal hier wel beslist hebben. Het Scherzo" en het Finale" waren weer zoo vol Schwung" dat Mengelberg zich in ruime mate den dank van het publiek heeft verworven; een dank dien hij op het orchest overbracht. Het was een schoone avond. Beethoven is toch de groote meester, die het publiek in zijn macht heeft. Het mag een verblijdend teeken genoemd worden dat men Beethcven's kunst zoo hoog schat en dat een man, die zijn ideale richting zoo streng beeft doorgevoerd, zonder ook maar in het geringste af te wijken van den weg, dien hij zich zelven heeft voorgeschreven, een zoo magischen in vloed op het publiek uitoefent. Die invloed openbaart zich ook buiten muziek-uitvoeringen. Onlangs kon men lezen in de bladen, dat men een onzer groote hedendaagsche dirigenten geëerd heeft, door hem een door Beethoven eigenhandig geschreven brief ten geschenke te geven. Ik vond dit een teekenend feit. Een brief door Beethoven geschreven is een reliek. Een kunstenaar beschouwt zoo'n brief als een heiligdom. Dezer dagen was ik in de gelegenheid, nu wel niet dezen brief, maar toch een ander schriftstuk van Beethoven te zien. Het is een schrijven van Beethoven aan den uitgever J. H. Probst te Leipzig. Het is gedateerd 24 Augustus 1824 en handelt over de uitgave van de negende symphonie. De gelukkige bezitter van dezen brief, onze stad genoot, de heer Carl Viol, een kleinzoon van den uitgever Probst, is voornemens den brief langs photographischen weg te doen reproduceeren en dus ook anderen kennis te doen maken met dit belangrijk document. Ik hoop dat ik mij niet aan een onbescheidenueid schuldig maak, met dit hier te ver melden Ten slotte nog even de mededeeling dat ik door ongesteldheid verhinderd geweest ben enkele interessante concerten, zooals bv. het Isaye-coBcert en de Liederavonden van W llner-Bos te bezoeken. ANT. AVERKAMP. Iets over m Deyssels tienden bundel.') Wij behooren op deze plaats kenmerkends méte deelen van juist den tienden bundel, waar bet actueel e voorgaat, maar de kennis van het geheel tiendeelig werk, dat onver brekelijk samenhangt, mag worden voor ondersteld Beschouwen wy' des schrijvers huidige openbaring als leider en als geest. Ons treft dat, naar de mate waai in het felle onderscheidingsvermogen, hetwelk, na '80, der Hollandsche beschaving, in abstracto, eigen was, verbleekte mét het temperen van den strijd, en onder vloed van ryke schoon heid werd bedolven, de eenzame in bewustheid, waakte voor begrip en onder scheiding, met krampachtige scherpte en luiden erust. Zoo bleef de Hollandsche kunst zoo schoon, een schoon geheel van vlottend leven en stil spiegelend besefj Want evenals alleen het evenredig aanwezen der lieden van de daad en lieden der gedachte een ideale maatschappij kan samenstellen, zoo is de volkomen staat der kunst ondenkbaar zonder evenredigheid van schepping en kritiek. De tiende bundel laat den indruk achter, meer dan andere bundels, met bizondere na drukkelijkheid zuivere begrippen te hebben meegedeeld, grenzen te hebben getrokken. Zoo bij de aantooning aan mevrouw Roland Holst, dat het verband tusschen haar verzen en de sociaal-de mokratie niet bestaat, dat niet haar leven, speciaal in dienst der sociaaldemokratie, maar het dramatisch corjflict, de zelf-strijd tusschen bedrijvig leven en mijmering, iets in haar idve dus, de oorzaak harer poësie te noemen is. Zoo waar het verschil van gevoelen tusschen de belijders van het kunstbegrip van 1880 en Dr. Knyper tot eene botsing tusschen een eclectischartistieke en een monumentaal-politische levens-opvatting" wordt herleid. Maar, o. i., het nadrukkelykst in het opstel over D.amantstad," waar het inzicht, als zou het doei dei Nieuwegidsschry vers een omvanry'k, in den naturalietisch-impressioDistischen stijl geschreven, werk zijn geweest, waarop men nu jaren zit te wachten, als onjuist wordt afgewezen. Waar betoogd wordt dat niet om het in impressionistisch-naturalistischen aty'l gevat zijn, maar om de uitmuntende hoe danigheid der, in dien stijl geschreven, wer ken, deze werden gewaardeerd; waar niet het behooren tot een zekeren stijl, maar de ver houding tot een ideaal werk in het begrip van den kritikus, waardeerings kiiterium blijkt. Het oordeel raakt, in den loop der tijden, door allerlei gretige vooropstellingen vertroebeld. Het is de onbevangenheid, het lou'er, kleur. loos begripswater, dat van Deyssel, niet alleen van ethitche, christelijke, sociaal-demokratische, maar ook van pseudo-artistieke mengselen zuivert. In de kritische opstellen van. den tienden bundel, worden ons, misschien, niet zoo talrijk uitgebreide proeven van des schrijvers beproefde dialectisch-analytische methode gegeven als bijvoorbeeld in den achtsten. Het aktueele scheen zich met noodzakelijk heid aan te bieden aan zijn speurenden geest Betaamt het, uitgebreidheid te verlangen, als objecten oearbeiding behoeven, waar ons hari meest belangstellend voor klopt? Terwijl eene uitgebreide studie over Bastiaanse dezen, ten onrechte miskenden dichter zyn juiste plaats hergeeft, en, zoo zeer terecht, Jan Hofker dieper studie waardig blijkt dan vele strevers van de groote boeken. Het komt ons voor, dat de richting van den geest, op zeer merkwaardige wij ze i n den tienden bundel van den vorigen (9den) ver schilt. De aandoening is de materie van den geest. Indien wij aannemen lat met den ^eest, die meer very'lde en versierlijkte inteilectualiteit, de starre psyche in zekeren zin eene eenheid vormt ten opzichte der aandoening, dan meenen wij de onderscheidene wijzen, waarop die aandoening den Geest vervult, als oorzaken te moien aannemen van de meer subtiele verschillen in den aard van des schrijvers werk. De geest zelf was, in de geschriften over Rembrandt, van de aandoe ning vervuld; in den tienden bundel ver vulde de aandoening meer de werking van den geest, den stijl. De tiende bundel, naar zyn algemeenen indruk beschouwd, is ^erk van een belangstellenden geest, waarbij de ge negenheid zich uitsprak in eene ap-rte be minnelijkheid van den stijl, terwijl de Reinbiand -bundel ons eene schat van innigheid gaf, door eene voornaamheid en nuchterheid van sty'l en beechouwingsinethode beschermd. De vlsed van ontroering, in de opstellen over Rembrandt als vlak ach ter den stijl aanwezig, trok terug, maar sierlijke teekening der ge kartelde golven op het blanke zand van den geest werd zeer waarneembaar. Wij meenen hier geenszins de aanvloeiinaen van het zeer opgetogene ook in den tienden bundel, voorbij te gaan, maar : Ge moogt niet meenen. dat de schrijver zijne edele zelfbescherming verloor, dat zijn Keest zelf gemeenzaam met ons wordt, nu bij zoo louter vrien ielijk, zonder den uiteriijken ernst der strenge bartstoclit tot ons spreekt. Het spel van geest en aandoening is op de me k waardigste wijze zichtbaar in de Badplaats-schetsen", i'e metnode der ir mie wordt hier toegepast op grootsche manier I Door de algeh^ele gescheidenheid der be schouwd* personen van den beschouwenden schrijver, is het aldus geworden: Dat niet de personen klein en verachtelijk worden, doordat zij naast veel grootere objekten van des schrijvers verachting, op de wijze der verheerlijking worden gesmaad, maar dat de kleine personen, als verdronken worden n de grootheid van het stille, onpersoonlijk schoone, dat de schrijver om hen bracht. Wij beschouwen het kleine beweeg der menschen als iets grandioos, als de lieden van Brobdinac. Wij beschouwen hen, aan alle zijden, onmiddelijk door de stilte be grensd, en bij dit beschouwen begeleidt ons de deernis van ons gemoed. Tot strakke schoonheid, gestolte, aandoening vinden wy' lier tegenover den strakken geest, maar door iet samen treffen dezer absolute waarden wordt de, relatieve, deernis in den lezer gewekt. De badplaats schetsen: ironie van onze cultuur, de ironie in het licht der schoonheid, men moge haar bezien, om eigen tijd te begrijpen, naast de ironie onzer vaderen, naast de, kostbare, ironie van een Jacob Geel, zelf wel eene schoonheid, maar gesteld in dienst van het verstand. Wy overzien en vatten samen. In den tienden bundel: naderen tot den geetl. De werking van den Qeett is de werking der verwondering, die alle dingen van den aan schouwer houdt gescheiden. Hetzij hij de dingen koestert met zijne genegenheid, hetzij hy' ze omvat met hevigen en strengen harts tocht, hetzij .hij het armelijk kleine en be lachelijke, binnen een groote bewondering gevangen, doordringend-bespottelijk doet zyn, altijd nemen wij eenege scheidendheid war. Zoo vermoeden wij het wezen van onzen grootsten prozaist, den louteren, kleurloozen geest, den kristallen geest, welke, gekleurd door de aandoening, singulier blijkt in tegen stelling tot het, in aard zoo innige, maar blinde leven van het gemoed. P. H. RITTER JB. . BERICHTEN. Tot de kleinoodiën van de Koninklijke Bibliotheek te München behoort het beroemde gebedenboek van Keizer Maximiliaan I, met randteekeningen van Dürer, Cranach e.a. Het is geen handschrift, maar een boek op kalfsperkament gedrukt door Schönsperger te Augsburg in 1513 of 1514. Behalve deze bibliotheek zijn die van het Vatikaan, van het Britsch Museum, van Sir Thomas Brooke te Armitage Bridge alsmede de Hofbibliotheek te Weenen, nog in het bezit van een exem plaar van dit werk. Dat te München is echter het meest complete, de overige verschillen van dit, en ook onderling, vooral wattetreft de in rood gediukte beginletters. Buiten deze vier op perkament gedrukte exemplaren is nog een enkel exemplaar van het boek in kleiner formaat en op papier gedrukt, bekend, dat in de bibliotheek te Weenen berust, terwijl te Besanyon een gedeelte wordt bewaard door kunstenaars van minderen rang verlucht. De teekeningen van Dürer en van Cranach uit dit boek zijn meermalen, apart van den tekst, gereproduceerd; het boek in zijn geheel is echter nooit uitgegeven, tot voor korten tijd. Onlangs is n.l. verschenen: Kaiser Maximüians Oebetbuch, mii. Zeicknungen von Albrecht Dürer und anderen Xünstlern, herausgegeben von Karl Giehlow." Ongeveer tien jaren is deze bezig geweest met de uitgave, welke algemeen als een wonder van hedendaagsche reproductie-kunst wordt geroemd. Voor de vermenigvuldiging is in hoofdzaak gebruik gemaakt van lithographie, terwijl het papier dat de tint en het uiterlijk heeft van perka ment, met veel zorg expres voor deze uitgave is vervaardigd Het werkje is uitgegeven met steun van de Pruisische en Oostenrij ksche regeeringen; de kosten aijn zeer hoog geweest, zoodat ook de prijs van het werk daarmede evenredig is (ruim driehonderd gulden.) Van Krede ben Heik, Achmed, gezegd de dorst naar het schoone, is een Duitsche vertaling verschenen, bewerkt door Mej. Else Otten. Binnenkort zal tegelijkertijd in Rusland, Engeland, Frankrijk, Duitschland en Itali verschijnen de eerste oj/'iciëele biographie van Graaf Leo Tohtoi, bewerkt door zrjn vrouw. De En^elsche titel is My relations with Tolstoy and nis work as a wiiter". Mevrouw Tolstoy heeft steeds haar man geholpen bij zyn letterkundigen arbeid, en haar oordeel is hem. volgens zijn eigen getuigenis, meer malen van groote waarde geweest. In "? de bibliotheek ? van wijlen prins Lwoff, een Russisch verzamelaar van zeld zame boeken, is een handschrift van 552 pagina's gevonden, blijkbaar van Luther afkom stig. Het bestaat uit een aantal bij belatndiën, in het Latijn geschreven, met eenige verkla ringen in het Duitsch op de laatste pagina's. Aan de echtheid van het handschrift wordt niet getwijfeld, omdat het voorzien is van het zegel van Wilhelm Gmelin, wiens schoon vader, Johann Karg, het boekdeel ontving van Wolfgang Meusslin. Het ia bekend dat deze verschillende van Luther's geschriften ontving, waartoe waarschijnlijk ook het nu ontdekte heeft behoord. NIEUWE UITGAVEN. Horatius' 9den en Epoden, in proza vertaald en met ophelderende aanteekeningen voorzien, door dr. W. G. VAN DER WEERD. Amsterdam, A. Versluys. Rijks Ethnographisch Museum te Leiden." Verslag over het tijdvak- van l Oct. 1905 tot 30 Sept. 1907 met 10 platen en 2 figuren in den tekst. Na Tien .Taren 1898-1908. Herdenking der Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, door JOHANXA W. A. NABER. Groningen. C. Römelingh. Goedkoope Tuinbouw Bibliotheek, No. 10 : Snijbloemen, door W. LODDER, met UI. No. tl: Tulpenteelt, door J. RRAUN. No. 12 Het trek ken van Snijbloemen in Aalsmeer, door C. SPAARGAREN DZN. met ill. No. 13 en 14: De Druif, door K. WIERSMA, met ill. Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink. Bibliothèque Valkhoff", No. 3: Eugénie Grandet, par HONORK DE BALZAC. Pages choisits, par P. VALKHOFF. No. 4: Tartarin de Tarasion, par ALPHONSE DAUDET, annotépar M. H. P. J. "HORBACH. No. 5 ; La Roche aux Mouettes, par JULES SANDEAU (Edition classique) annotépar I. M. J. HOOG Amersfoort, Valckhoff & Cie. Pierres précieuses et pierres fines, anthologie des prosateurs francais du XlXe siècle. Troisième dition, remaniée par P. VALK'. Amersfoort, Valkhoff & Cie. Inhoud van Tijdschriften. De Boekzaal, No. 2: De modelkatalogus van de Boekzaal. Van Schrijvers en Boeken. Mark Twain met portret Bibliographie. Katalogi op gecentraliseerden grondslag. Sociaal weter schappelijke bibliografie. Boeken-productie in Nederland. Boekkunst. Logica in Boekdruk, met begin pagina van Sidonia the Sorceress. Bibliotheekwezen. Een technisch bureau voor bibliotheek in richting te Amsterdam. Een Hollandsche bibliotheekschenking. Grafische industrie. Kinderboeken. Moleschott, No. 38: Malthusianisme en Nieuw Malthusianisme, door dr. H. Pinkhof. Oor smeer, door dr. R. Bijlsma. Kwakzalverij, door dr. E. J. Abrahams. Nieuw Leven, No. l: Jeugd, De ondeugende jongen, door Gust van Hecke. IJdele Zie len, Ie bedrijf, door Arie Delen. Verzen, door Firmin van Hecke. Over Middel Ne. derlandsche letterkunde, door dr. Ren Verdeijen. Gedicht, door J. van der Velden. Tooneelkroniek, door Gustaaf d'Hondt. Caecilia, No. 3 : Monseigneur M. J. A Lans, door J. A. S. van Schaik. Romantiek en humor in het kunstenaarsleven II, door J. D. C. van Dokkum. Twee voordrachten over Muziek, door Frans. Italiaansche opera ondernemingen, door Hollander. Op de Hoogte, Maart-afl.: Op het omslag: Een fotografisch curiosum: twee jonge konijntjes, gefotografeerd aan den ingang van hun hol.* Bijlage: Reproductie naar het Melkmeisje van Vermeer. Over de maand, die heenging. Dr. Ph. J. Hoedemaker, met portret, door mr. dr. J. Schokking. De Florastad in België, door Maurits J. C. de Vos-Verbrugghe. Adelaars, door A. R. Prof. dr. P. K. Pel, met portret en afb. Tooneelervarin«en, door Maurits Sabbe. Saturnus, door X, Y, Z. De koning der voddenrapers, door Otto Knaap. Holland, Schets, door Johanna Breevoort. Een wonderwereld, door J. Hendrik v. Balen. De oogen, eene vertelling, door Piet Koomen. De hazelaar, door L Dorsman Czn. De Hollanders in Noordelijk Indië, vervolg, door Maurits Wagenvoort. Dramatische kroniek, door L. van de Cappelle Wetens waardigheden. Voor onze Brouwen, allen met ill. of afb. Wat onze lezers wenschen te weten. Schaakrubriek, door A. van Eelde. (Zie vervolg op pag. 10.) imiiijiiMinimiiii 1} Uitgave: Scheltema en Holkema'sboek handel te Amsterdam. IR/eol a. na e s. BOUWT te NTJNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen bij de Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet. heeft sedert !',)(> jaar eene onwan kelbare reputatie voor absolute zuiverheid en kwaliteit. Vraagt uwen wijnliandelaar naar proeffless<:!ien-. Prijzen mn ? 2.5O tot ?8.5O. Gr'ener aal- Agenten.? Koopmans & Bruinier, Amsterdam. Norniual-Onderldeedin van Prof.DrG. Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 K. F. DE SCHLE-B ENGER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl