Historisch Archief 1877-1940
No. 1605
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
«Heen in de meerdere of mindere doorzich
tigheid van het type.
En voor het practisch rekenen van den
onderwijzer beteekenen ze ~t\ even weinig.
De rekenkundige vragen, waarvoor het leven
?den onderwijzer plaatst, verschillen n.l. niet
van die, welke het leven aan een gewoon
mensch stelt, en eischen dus geen speciale
rekenvaardigheid, waarvan welbeschouwd het
rekenen op school slechts last heeft. Er is n.l.
tusschen de speciale rekenvaardigheid van
'den 'onderwijzer, zooals die om de examens
wordt aangekweekt en het rekenen op school
een wisselwerking, in dien zin, dat op school
vraagstukjes van dezelfde soort worden behan
deld, als de onderwijzer om zy'n examens
moest oplossen, vraagstukjes, welke met die
examen-vraagstukken in moeilijkheid verschil
len, maar overigens van gelijk gehalte zijn.
Zoo worden op school vraagstukjes behan
deld als:
A kan een werk in 3 uur, B in 4 uur afmaken.
Ze werken lamenen verdienen aan dat werk f 10.50.
Wat verdient elk?
Een open houten kist is buitenwerk» 4 dM.
lang, 3 dM. breed en 2 dM hoog; het hout is
1% cM dik Hoe grootis debinnenopperelaktef
Van 2CO H.L. rogge, ii gekocht tegen f 6.25
den H L., werd % deel verkocht voor ? 960 en
de rett tegen zulk een prijs, dat de winst op de
geheele partij 4 pCt.- bedroeg. Tegen wtlken prijs
per H.L, is de rett verkocht"!
Van een torn geld» ontvangt A 10 pCt. en
B 10 pCt. van de rest. Al» A ? 37.25 meer
ontvangt dan B, wat kunt ge dan uitrekenen f
Natnurlgk zijn die vraagstukjes (lang niet
de moeilijkste zij a hier gekozen) bedoeld als
oefeningen in het denken, maar zonder hulp
des onderwijzers komt er van de oplossing
(dus van die denkoefening) weinig terecht,
en dan nog moet die hulp vaak gegeven
worden, ook bij hetzelfde type van vraag
stukken. Zoo woidt eindelijk wel de wijze
van oplossing onthouden, en kunnen de leer
lingen bij een of ander onderzoek, waarbij
in den regel zulke sommetjes worden gegeven,
een goed figuur slaan, maar op die wijze is
de denkoefening veranderd in een
geheugenoefening en dus het eigenlijke doel dier
vraagstukken totaal veranderd. Eu nu is een
geheugenoefening op zich zelf niet af te
keuren, maar wat gememoriseerd wordt, moef
de moeite van het memoriseeren «aard zijn
en dit is met de oploisingswyze van deze
vraagstuk j es niet het geval. Die heeft alleen
waarde voor examens, meer speciaal voor
examens voor den onderwijzer, niet voor het
leven en daartoe moet de school toch in de
eerste plaats opleiden.
Nu zijn de rekenkundige vragen, die het
leven aan ieder stelt, heel eenvoudig, het is
zoo en mogelijk worden in de rekenboeken
zulke ingewikkelde rekenkundige vragen ge
stel i, omdat men redeneert: Wie het inge
wikkelde kan, kan zeker het eenvoudige,"
maar die redeneering is totaal valscb. Stel
aan leerlingen, die hier te Amsterdam met
loffelijk ontslag" de school verlaten heb ben,
enkele maanden na het verlaten der school
een rekenkundige vraag, zooals het leven die
stelt; vraag hen b.?.: Wat kost lX el lint
van l kwarlje den M.?" en ze zitten ver
legen. Laat hen een hoofdbewerking ver
richten (met geheele getallen), een flinke
optelling b.v. en slechts enkelen maken die
goed, de meesten zitten al verlegen met het
onder elkaar netten der getallen. En als
tiend elig geschreven geldsommen moeten worden
opgeteld, dan is het uitzondering, dat de
optelling goed is. Dat is het resultaat van het
oplossen der moeilijke rekenkundige vragen,
niet gefingeerd, maar door ons herhaaldelijk
by het herhalingsonderwijs geconstateerd.
En toch in elk rekenboek weer die
sommen". Voor ons niet anders te verklaren,
dan door de speciale rekenvaardigheid des
onderwijzers, zooals die om de examens is
aangekweekt en waarvan de schrijvers der
rekenboeken zooveel mogelijk aan het kind
willen geven. En daarom zou het eeu zegen
zijn, als by de examens voor onderwijzer
(hoofdonderwijzer) geen speciale rekenvaar
digheid werd geëucht, dan zou ze ook niet
meer van het kind verlangd worden.
Wat dan wel geëischt moet worden? Een
grondig inzicht in de theorie der rekenkunde,
want dat dient het hoofdrekenea en maakt
het opgeven van gepaste cijferopgaven ge
makkelijk, en hoofdrekenen en cijferen eischt
het leven van het kind. Op die wijze zou de
school door het examen in rekenkunde niet
lijden, maar er van profiteeren.
W. A. W. MOLL.
MnzieïIn de Hoofdstad.
Honderd twee en veertigste concert stond
als opschrift aan het hoofd van het pro
gramma van 't laatste Caeciliaconcert.
Voorwaar, een Maatschappij die zulk een
krachtige werkzaamheid heeft ontwikkeld
ged arende de 66 jaren van haar bestaan,
verdient in hooge mate de belangstelling van
den muziekminnaar.
Er wordt wel eens beweerd dat de
Caeciliaconcerten niet meer de beteekenis hebben
van vroeger, toen zij als het ware het hoogte
punt vormden in het muziekseizoen der
hoofdstad. Naar my'n meening is deze bewe
ring onjuist.
Het ia waar, de algemeene
orchesttoestanden zijn verbeterd. Moest vroeger de verge
lijking tusschen een buitenlandeen- en een
Nederlandsen orchest steeds uitvallen ten
nadeele van het onze ik behoef slechts te
herinneren aan het Bilse-orchest van de
tentoonstelling in '83 thans wordt ons
Concertgebouw-orchest in n adem genoemd
met de allerbeste in het buitenland; het heefl
zign roem tot ver over de grenzen gevestigd
en de eerste dirigenten der wereld hebben
als om strijd hunne bewondering er voor te
kennen gegeven.
Toch heeft het Caecilia-orchest voordeelen
die andere orchesten niet kunnen bieden. De
buitengewoon sterke bezetting der
stryiinstrucnenten men denke 22 eerste- en
even zoo vele tweede violen, 14 alten, 1<
violoncellen en 8 contrabassen deze bui
tengewone sterke bezetting zeg ik. geeft.aan
het strijk-orchest een klankweelde en een
sonoriteit, die men nergens elders aantreft
Iedereen weet het voor de instandhouding
van een vast orchest worden enorme sommen
vereiecht.
Hoe grooter de bezetting is, des te hooger
worden de kosten. In gewone
omstandigleden, zonder subsidie van hof of regeering,
zal men dan ook wel nergens over een vast
orchest van dien omvang kunnen beschikken.
En voor buitengewone gelegenheden als
muziekfeesten of jubileum-concerten wie
zal kunnen berekenen, welke kosten zouden
gepaard gaan met de inrichting van een
Icrgelijk orchest, aangenomen dat de leden
daarvan een rechtmatige vergoeding ontvan
gen voor den ty'd, aan de uitvoering en de
alry'ke repetitiën ten offer gebracht?
De Maatschappij Caecilia" met haar groot
aantal leden, kan een dergelijk orchest bijeen
brengen; daarin gesteund door het bestuur
van het Concertgebouw, dat zijn geheele
orchest dus ook die leden die geen deel
uitmaken van Caecilia voor de concerten
dier Maatschappij beschikbaar stelt.
Terecht begrijpt het bestuur van Caecilia"
dat velen en menschen uit alle klassen der
maatschappij-deze concerten moeten kunnen
iijwonen. De Stads-Schouwburg, met zijn vele
rangen, is dan ook het aangewezen gebouw
voor deze concerten.
In hooge mate te verwonderen is het dan
ook dat de secretaris van de Maatschappij
.Caecilia", in het laatste jaarverslag, een
dacht moest uiten ov«r het slechte bezoek
der concerten. Deze uitvoeringen, met zulke
uiteenloopende toegangsprijzen, moesten al
dagen lang van te voren zijn uitverkocht.
Gelukkig mocht het honderd twee en
veerigste concert zich verheugen in een zeer
druk bezoek en zoo het al niet uit ver
mocht geweest is veel zal het wel niet
lebbeu gescheeld. Het fonds van Caecilia zal
dan ook gelukkig een belangrijke bate kun
nen boeken ten behoeve van de weduwen
m weezen en ouden van dagen die door
)aecilia ondersteund worden.
De belangrijkste attractie van het concert
is zeker wel geweest de medewerking van
onzen voortreffelijkeu kunstenaar Carl Flesch,
die het vioolconcert van Brahms vertolkte.
Als men zich herinnert den indruk dien
dit concert heeft gemaakt, toen Joachim het
in 1879 op het vijftigjarig muziekfeest van
Toonkunst ten doop heeft gehouden en zich
dan te binnen brengt, hoe het toen weinig
of in het geheel niet begrepen is, dan mag
men wel constateeren dat de kunst van Brahms
thans, vasten wortel geschoten heeft in ons
land.
Thans zal wel niemand zich aan den
apootschen indruk hebben kunnen onttrekken,
want inderdaad n door bouw n door plastiek
van het thematisch materiaal n door de
bewerking daarvan, bekleedt het concert een
plaats in de muzieklitteratuur, onmiddellijk
naast dat van Beethoven, waarmede het ook
den toonaard gemeen heeft.
Hoe eenvoudig en toch hoe praegnant het
eerste thema, gebouwd op de natuurtonen
van het accoord en dan later dat motief met
die kort afgeatooten noten, dat in de viool
partij ook zoo goed klinkt l Voorts het tweede
thema in A, zoo zangerig en zoo elastisch
wiegelend l Maar het mooist is toch het slot
van den eersten Satz na de cadens. Dat is
een sublieme ingeving van geniale beteekenis.
Het Adagio is doortrokken van echt
Beethovenschen geest. Innig en warm en prachtig
(geïnstrumenteerd! Hoe heerlijk klinkt niet
het strijkquartet, onmiddellijk gevolgd door
de solo-viool, na de lange inleiding voor blaas
instrumenten en hoe mooi is de stemming
tot aan het einde toe volgehouden.
Het Finale is een stuk muziek van uitge
laten, zigeunerachtig karakter, met zijn
lubbelgrepen voor de solo-viool, Geen oogenblik
verflauwt de inspiratie. Tot het laatste toe
blijft de stemming van uitbundige levens
vreugde aanwezig.
En de uitvoering l Hoe heeft Flesch ons
allen verkwikt en tot dankbaarheid gestemd
voor de superieure vertolking van dit con
cert. Hij heeft het heerlijke werk nader ge
bracht tot het publiek door zijn meesterlijk
spel. Moeilijkheden bestaan er voor Fleech
niet; maar hij heeft ook den spiritueelen
inhoud van het werk erschöj ft", en daar
door een nieuw licht doen schijnen op menige
plaats uit het werk, die vroeger misschien
min of meer duister was.
De bij valsbetuigingen van het publiek
waren dan ook ongeveinsd en hartelijk.
Het was of de toehoorder door zijn applaus
tevens wilde te kennen geven, zijn leedwezen
over het feit dat in het komende seizoen
Flesch niet meer tot de onzen zal behooren.
Op n lijn met de vertolking van het
solo-gedeelte stond ook de wedergave van
het orchest. Waarlijk, de wijze waarop de
heer Mengelberg dat concert heeft begeleid
en doen begeleiden is zoo superieur dat hem
niet minder de dank van het publiek toe
komt.
De uit voering werd geopend met d e schoonste
en tegelijk dankbaarste der suiten van Bach,
n.l. die in D. Sprak i t straks van de klank
weelde die een zoo sterk bezet strijkorchest
te voorschijn kon toovert n hier was zij aan
wezig. Het bekende Air" met dien vollen
vioolklank, klinkt thans nog in mijne ooren
na. De reus Bach, sprekende door dit
reuzenorchest, inderdaad een waardige opening van
het programma, gewijd aan de drie B
lowsehe B's.
Bach?Brahms?Beethoven ! En de laatste
met zijn Heldensymphonie ! Gewis schooner
samenstelling van programma kan men zich
ternauwernood denken.
Bezielend in hooge mate was Mengel berg's
leiding. Geheel het imposante, grooteche
sprak tot ons op overtuigende wijze en steeds
weer dat machtige strijk-orchest; zoo echt
in Beethoven's geest'
Misschien kon men zich het Adagio",
vooral in den aanvang, iets rustiger denken,
maar dat is een persoonlijke opvatting en
de oopenhlikkelijke stemming van den dirigent
zal hier wel beslist hebben. Het Scherzo"
en het Finale" waren weer zoo vol Schwung"
dat Mengelberg zich in ruime mate den dank
van het publiek heeft verworven; een dank
dien hij op het orchest overbracht.
Het was een schoone avond.
Beethoven is toch de groote meester, die
het publiek in zijn macht heeft. Het mag een
verblijdend teeken genoemd worden dat men
Beethcven's kunst zoo hoog schat en dat een
man, die zijn ideale richting zoo streng beeft
doorgevoerd, zonder ook maar in het geringste
af te wijken van den weg, dien hij zich zelven
heeft voorgeschreven, een zoo magischen in
vloed op het publiek uitoefent.
Die invloed openbaart zich ook buiten
muziek-uitvoeringen. Onlangs kon men lezen
in de bladen, dat men een onzer groote
hedendaagsche dirigenten geëerd heeft, door hem
een door Beethoven eigenhandig geschreven
brief ten geschenke te geven.
Ik vond dit een teekenend feit. Een brief
door Beethoven geschreven is een reliek.
Een kunstenaar beschouwt zoo'n brief als een
heiligdom.
Dezer dagen was ik in de gelegenheid, nu
wel niet dezen brief, maar toch een ander
schriftstuk van Beethoven te zien.
Het is een schrijven van Beethoven aan
den uitgever J. H. Probst te Leipzig. Het is
gedateerd 24 Augustus 1824 en handelt over
de uitgave van de negende symphonie. De
gelukkige bezitter van dezen brief, onze stad
genoot, de heer Carl Viol, een kleinzoon van
den uitgever Probst, is voornemens den brief
langs photographischen weg te doen
reproduceeren en dus ook anderen kennis te doen
maken met dit belangrijk document.
Ik hoop dat ik mij niet aan een
onbescheidenueid schuldig maak, met dit hier te ver
melden
Ten slotte nog even de mededeeling dat ik
door ongesteldheid verhinderd geweest ben
enkele interessante concerten, zooals bv. het
Isaye-coBcert en de Liederavonden van W
llner-Bos te bezoeken.
ANT. AVERKAMP.
Iets over m Deyssels tienden bundel.')
Wij behooren op deze plaats kenmerkends
méte deelen van juist den tienden bundel,
waar bet actueel e voorgaat, maar de kennis
van het geheel tiendeelig werk, dat onver
brekelijk samenhangt, mag worden voor
ondersteld Beschouwen wy' des schrijvers
huidige openbaring als leider en als geest.
Ons treft dat, naar de mate waai in het
felle onderscheidingsvermogen, hetwelk, na
'80, der Hollandsche beschaving, in abstracto,
eigen was, verbleekte mét het temperen van
den strijd, en onder vloed van ryke schoon
heid werd bedolven, de eenzame in
bewustheid, waakte voor begrip en onder
scheiding, met krampachtige scherpte en
luiden erust. Zoo bleef de Hollandsche kunst
zoo schoon, een schoon geheel van vlottend
leven en stil spiegelend besefj Want evenals
alleen het evenredig aanwezen der lieden
van de daad en lieden der gedachte een
ideale maatschappij kan samenstellen, zoo
is de volkomen staat der kunst ondenkbaar
zonder evenredigheid van schepping en
kritiek.
De tiende bundel laat den indruk achter,
meer dan andere bundels, met bizondere na
drukkelijkheid zuivere begrippen te hebben
meegedeeld, grenzen te hebben getrokken.
Zoo bij de aantooning aan mevrouw Roland
Holst, dat het verband tusschen haar verzen
en de sociaal-de mokratie niet bestaat, dat
niet haar leven, speciaal in dienst der
sociaaldemokratie, maar het dramatisch corjflict,
de zelf-strijd tusschen bedrijvig leven en
mijmering, iets in haar idve dus, de oorzaak
harer poësie te noemen is. Zoo waar het
verschil van gevoelen tusschen de belijders
van het kunstbegrip van 1880 en Dr. Knyper
tot eene botsing tusschen een
eclectischartistieke en een monumentaal-politische
levens-opvatting" wordt herleid.
Maar, o. i., het nadrukkelykst in het opstel
over D.amantstad," waar het inzicht, als zou
het doei dei Nieuwegidsschry vers een
omvanry'k, in den naturalietisch-impressioDistischen
stijl geschreven, werk zijn geweest, waarop men
nu jaren zit te wachten, als onjuist wordt
afgewezen. Waar betoogd wordt dat niet om
het in impressionistisch-naturalistischen aty'l
gevat zijn, maar om de uitmuntende hoe
danigheid der, in dien stijl geschreven, wer
ken, deze werden gewaardeerd; waar niet het
behooren tot een zekeren stijl, maar de ver
houding tot een ideaal werk in het begrip van
den kritikus, waardeerings kiiterium blijkt.
Het oordeel raakt, in den loop der tijden, door
allerlei gretige vooropstellingen vertroebeld.
Het is de onbevangenheid, het lou'er, kleur.
loos begripswater, dat van Deyssel, niet alleen
van ethitche, christelijke,
sociaal-demokratische, maar ook van pseudo-artistieke
mengselen zuivert.
In de kritische opstellen van. den tienden
bundel, worden ons, misschien, niet zoo talrijk
uitgebreide proeven van des schrijvers beproefde
dialectisch-analytische methode gegeven als
bijvoorbeeld in den achtsten.
Het aktueele scheen zich met noodzakelijk
heid aan te bieden aan zijn speurenden geest
Betaamt het, uitgebreidheid te verlangen, als
objecten oearbeiding behoeven, waar ons hari
meest belangstellend voor klopt? Terwijl eene
uitgebreide studie over Bastiaanse dezen, ten
onrechte miskenden dichter zyn juiste plaats
hergeeft, en, zoo zeer terecht, Jan Hofker
dieper studie waardig blijkt dan vele strevers
van de groote boeken.
Het komt ons voor, dat de richting van
den geest, op zeer merkwaardige wij ze i n den
tienden bundel van den vorigen (9den) ver
schilt. De aandoening is de materie van den
geest. Indien wij aannemen lat met den ^eest,
die meer very'lde en versierlijkte
inteilectualiteit, de starre psyche in zekeren zin eene
eenheid vormt ten opzichte der aandoening,
dan meenen wij de onderscheidene wijzen,
waarop die aandoening den Geest vervult,
als oorzaken te moien aannemen van de meer
subtiele verschillen in den aard van des
schrijvers werk. De geest zelf was, in de
geschriften over Rembrandt, van de aandoe
ning vervuld; in den tienden bundel ver
vulde de aandoening meer de werking van
den geest, den stijl. De tiende bundel, naar
zyn algemeenen indruk beschouwd, is ^erk
van een belangstellenden geest, waarbij de ge
negenheid zich uitsprak in eene ap-rte be
minnelijkheid van den stijl, terwijl de
Reinbiand -bundel ons eene schat van innigheid
gaf, door eene voornaamheid en nuchterheid
van sty'l en beechouwingsinethode beschermd.
De vlsed van ontroering, in de opstellen over
Rembrandt als vlak ach ter den stijl aanwezig,
trok terug, maar sierlijke teekening der ge
kartelde golven op het blanke zand van den
geest werd zeer waarneembaar. Wij meenen
hier geenszins de aanvloeiinaen van het zeer
opgetogene ook in den tienden bundel, voorbij
te gaan, maar : Ge moogt niet meenen.
dat de schrijver zijne edele zelfbescherming
verloor, dat zijn Keest zelf gemeenzaam met
ons wordt, nu bij zoo louter vrien ielijk,
zonder den uiteriijken ernst der strenge
bartstoclit tot ons spreekt.
Het spel van geest en aandoening is op
de me k waardigste wijze zichtbaar in de
Badplaats-schetsen", i'e metnode der ir mie
wordt hier toegepast op grootsche manier I
Door de algeh^ele gescheidenheid der be
schouwd* personen van den beschouwenden
schrijver, is het aldus geworden: Dat niet
de personen klein en verachtelijk worden,
doordat zij naast veel grootere objekten van
des schrijvers verachting, op de wijze der
verheerlijking worden gesmaad, maar dat
de kleine personen, als verdronken worden
n de grootheid van het stille, onpersoonlijk
schoone, dat de schrijver om hen bracht.
Wij beschouwen het kleine beweeg der
menschen als iets grandioos, als de lieden
van Brobdinac. Wij beschouwen hen, aan
alle zijden, onmiddelijk door de stilte be
grensd, en bij dit beschouwen begeleidt ons
de deernis van ons gemoed. Tot strakke
schoonheid, gestolte, aandoening vinden wy'
lier tegenover den strakken geest, maar door
iet samen treffen dezer absolute waarden
wordt de, relatieve, deernis in den lezer
gewekt.
De badplaats schetsen: ironie van onze
cultuur, de ironie in het licht der schoonheid,
men moge haar bezien, om eigen tijd te
begrijpen, naast de ironie onzer vaderen, naast
de, kostbare, ironie van een Jacob Geel, zelf
wel eene schoonheid, maar gesteld in dienst
van het verstand.
Wy overzien en vatten samen. In den
tienden bundel: naderen tot den geetl. De
werking van den Qeett is de werking der
verwondering, die alle dingen van den aan
schouwer houdt gescheiden. Hetzij hij de
dingen koestert met zijne genegenheid, hetzij
hy' ze omvat met hevigen en strengen harts
tocht, hetzij .hij het armelijk kleine en be
lachelijke, binnen een groote bewondering
gevangen, doordringend-bespottelijk doet zyn,
altijd nemen wij eenege scheidendheid war.
Zoo vermoeden wij het wezen van onzen
grootsten prozaist, den louteren, kleurloozen
geest, den kristallen geest, welke, gekleurd
door de aandoening, singulier blijkt in tegen
stelling tot het, in aard zoo innige, maar
blinde leven van het gemoed.
P. H. RITTER JB. .
BERICHTEN.
Tot de kleinoodiën van de Koninklijke
Bibliotheek te München behoort het beroemde
gebedenboek van Keizer Maximiliaan I, met
randteekeningen van Dürer, Cranach e.a.
Het is geen handschrift, maar een boek op
kalfsperkament gedrukt door Schönsperger
te Augsburg in 1513 of 1514. Behalve deze
bibliotheek zijn die van het Vatikaan, van
het Britsch Museum, van Sir Thomas Brooke
te Armitage Bridge alsmede de Hofbibliotheek
te Weenen, nog in het bezit van een exem
plaar van dit werk. Dat te München is echter
het meest complete, de overige verschillen
van dit, en ook onderling, vooral wattetreft
de in rood gediukte beginletters. Buiten
deze vier op perkament gedrukte exemplaren
is nog een enkel exemplaar van het boek
in kleiner formaat en op papier gedrukt,
bekend, dat in de bibliotheek te Weenen
berust, terwijl te Besanyon een gedeelte wordt
bewaard door kunstenaars van minderen rang
verlucht.
De teekeningen van Dürer en van Cranach
uit dit boek zijn meermalen, apart van den
tekst, gereproduceerd; het boek in zijn geheel
is echter nooit uitgegeven, tot voor korten
tijd. Onlangs is n.l. verschenen: Kaiser
Maximüians Oebetbuch, mii. Zeicknungen von Albrecht
Dürer und anderen Xünstlern, herausgegeben
von Karl Giehlow." Ongeveer tien jaren is
deze bezig geweest met de uitgave, welke
algemeen als een wonder van hedendaagsche
reproductie-kunst wordt geroemd. Voor de
vermenigvuldiging is in hoofdzaak gebruik
gemaakt van lithographie, terwijl het papier
dat de tint en het uiterlijk heeft van perka
ment, met veel zorg expres voor deze uitgave
is vervaardigd Het werkje is uitgegeven met
steun van de Pruisische en Oostenrij ksche
regeeringen; de kosten aijn zeer hoog geweest,
zoodat ook de prijs van het werk daarmede
evenredig is (ruim driehonderd gulden.)
Van Krede ben Heik, Achmed, gezegd
de dorst naar het schoone, is een Duitsche
vertaling verschenen, bewerkt door Mej.
Else Otten.
Binnenkort zal tegelijkertijd in Rusland,
Engeland, Frankrijk, Duitschland en Itali
verschijnen de eerste oj/'iciëele biographie van
Graaf Leo Tohtoi, bewerkt door zrjn vrouw.
De En^elsche titel is My relations with
Tolstoy and nis work as a wiiter". Mevrouw
Tolstoy heeft steeds haar man geholpen bij
zyn letterkundigen arbeid, en haar oordeel
is hem. volgens zijn eigen getuigenis, meer
malen van groote waarde geweest.
In "? de bibliotheek ? van wijlen prins
Lwoff, een Russisch verzamelaar van zeld
zame boeken, is een handschrift van 552
pagina's gevonden, blijkbaar van Luther afkom
stig. Het bestaat uit een aantal bij belatndiën,
in het Latijn geschreven, met eenige verkla
ringen in het Duitsch op de laatste pagina's.
Aan de echtheid van het handschrift wordt
niet getwijfeld, omdat het voorzien is van
het zegel van Wilhelm Gmelin, wiens schoon
vader, Johann Karg, het boekdeel ontving
van Wolfgang Meusslin. Het ia bekend dat
deze verschillende van Luther's geschriften
ontving, waartoe waarschijnlijk ook het nu
ontdekte heeft behoord.
NIEUWE UITGAVEN.
Horatius' 9den en Epoden, in proza vertaald
en met ophelderende aanteekeningen voorzien,
door dr. W. G. VAN DER WEERD. Amsterdam,
A. Versluys.
Rijks Ethnographisch Museum te Leiden."
Verslag over het tijdvak- van l Oct. 1905 tot
30 Sept. 1907 met 10 platen en 2 figuren in
den tekst.
Na Tien .Taren 1898-1908. Herdenking der
Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid,
door JOHANXA W. A. NABER. Groningen. C.
Römelingh.
Goedkoope Tuinbouw Bibliotheek, No. 10 :
Snijbloemen, door W. LODDER, met UI. No. tl:
Tulpenteelt, door J. RRAUN. No. 12 Het trek
ken van Snijbloemen in Aalsmeer, door C.
SPAARGAREN DZN. met ill. No. 13 en 14: De
Druif, door K. WIERSMA, met ill. Zwolle, W.
E. J. Tjeenk Willink.
Bibliothèque Valkhoff", No. 3: Eugénie
Grandet, par HONORK DE BALZAC. Pages
choisits, par P. VALKHOFF. No. 4: Tartarin de
Tarasion, par ALPHONSE DAUDET, annotépar
M. H. P. J. "HORBACH. No. 5 ; La Roche aux
Mouettes, par JULES SANDEAU (Edition
classique) annotépar I. M. J. HOOG Amersfoort,
Valckhoff & Cie.
Pierres précieuses et pierres fines, anthologie
des prosateurs francais du XlXe siècle.
Troisième dition, remaniée par P.
VALK'. Amersfoort, Valkhoff & Cie.
Inhoud van Tijdschriften.
De Boekzaal, No. 2: De modelkatalogus van
de Boekzaal. Van Schrijvers en Boeken.
Mark Twain met portret Bibliographie.
Katalogi op gecentraliseerden grondslag.
Sociaal weter schappelijke bibliografie.
Boeken-productie in Nederland. Boekkunst.
Logica in Boekdruk, met begin pagina van
Sidonia the Sorceress. Bibliotheekwezen.
Een technisch bureau voor bibliotheek in
richting te Amsterdam. Een Hollandsche
bibliotheekschenking. Grafische industrie.
Kinderboeken.
Moleschott, No. 38: Malthusianisme en Nieuw
Malthusianisme, door dr. H. Pinkhof. Oor
smeer, door dr. R. Bijlsma. Kwakzalverij,
door dr. E. J. Abrahams.
Nieuw Leven, No. l: Jeugd, De ondeugende
jongen, door Gust van Hecke. IJdele Zie
len, Ie bedrijf, door Arie Delen. Verzen,
door Firmin van Hecke. Over Middel Ne.
derlandsche letterkunde, door dr. Ren
Verdeijen. Gedicht, door J. van der Velden.
Tooneelkroniek, door Gustaaf d'Hondt.
Caecilia, No. 3 : Monseigneur M. J. A Lans,
door J. A. S. van Schaik. Romantiek en
humor in het kunstenaarsleven II, door J. D.
C. van Dokkum. Twee voordrachten over
Muziek, door Frans. Italiaansche opera
ondernemingen, door Hollander.
Op de Hoogte, Maart-afl.: Op het omslag: Een
fotografisch curiosum: twee jonge konijntjes,
gefotografeerd aan den ingang van hun hol.*
Bijlage: Reproductie naar het Melkmeisje van
Vermeer. Over de maand, die heenging.
Dr. Ph. J. Hoedemaker, met portret, door mr.
dr. J. Schokking. De Florastad in België,
door Maurits J. C. de Vos-Verbrugghe.
Adelaars, door A. R. Prof. dr. P. K. Pel, met
portret en afb. Tooneelervarin«en, door
Maurits Sabbe. Saturnus, door X, Y, Z.
De koning der voddenrapers, door Otto Knaap.
Holland, Schets, door Johanna Breevoort.
Een wonderwereld, door J. Hendrik v. Balen.
De oogen, eene vertelling, door Piet
Koomen. De hazelaar, door L Dorsman Czn.
De Hollanders in Noordelijk Indië, vervolg,
door Maurits Wagenvoort. Dramatische
kroniek, door L. van de Cappelle Wetens
waardigheden. Voor onze Brouwen, allen
met ill. of afb. Wat onze lezers wenschen te
weten. Schaakrubriek, door A. van Eelde.
(Zie vervolg op pag. 10.)
imiiijiiMinimiiii
1} Uitgave: Scheltema en Holkema'sboek
handel te Amsterdam.
IR/eol
a. na e s.
BOUWT te NTJNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen bij de Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet.
heeft sedert !',)(> jaar eene onwan
kelbare reputatie voor absolute
zuiverheid en kwaliteit. Vraagt
uwen wijnliandelaar naar
proeffless<:!ien-.
Prijzen mn ? 2.5O tot ?8.5O.
Gr'ener aal- Agenten.?
Koopmans & Bruinier, Amsterdam.
Norniual-Onderldeedin
van
Prof.DrG.
Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
K. F. DE SCHLE-B ENGER.