Historisch Archief 1877-1940
N'. 1606
WEEK
DE AMSTERDAMMER
A°. 1908.
VOOB NEDEELAND
On.aer red.actie -van.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
H. IF, L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad Jo. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, b\j vooruitbetaling, mail 10.
Afaonderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/«
Zondag 5 April
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitsctiland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aaagenumen door de firma
RUÜOliF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel i> 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VFRRE EN VAN NABIJ: Het
Noodwetje. Eere en Broedermin, door
d. K. Waarom is een directeur generaal
der volksgezondheid noodig geworden ?, door
Veritas. D* onzedelijke uitstalling in Set
Handelsblad, door Frans Coenen. FEUIL
LETON: De zwaarmoedige, door Peet
Boetser. KUNST EN LETTEREN: Muziek
in da Hoofdstad, door Arjt A^erkamp.
Dr. H. J. Boeken's nieuwe Dantevertaling,
door Dirk Coster. BERICHTEN. VOOH
DAMES: Votes for women", II, (slot), door
J. K. v. d Veer. Portugejesche dames, door
L. - ALLERLEI, door Caprice. UIT D E
NATUUR, door E. Heimanf. Van het
Schilderijen-kabir et te Weenen, met af b.,
door A. J. Servaas van Rooijen. Het wezen
der schoonheid, door Plasschaert. Veiling
Vftn prenten, teekeningen en oude boekwer
ken, met afb., door W. Steenhoff. Haagsche
Kunstkring, door Plasschaert. Het graf van
Balthazar Becker, door H. G. Cannegieter Dzp.
De Meid, d. Herm. Heyermans Jr., beoord.
door Stellwagen Jr. FINANCIEELE ES
OECONOMISCHE KRONIEK, door V.d. S.
Brieven van Oom Jodocus, XIII.?INGEZON
DEN. DAMRDBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVER7ENTIEN.
llllllllllimittlinilllltimilUUMIIIIIIIIIIIMIIMIUIII
Het Noodwetje.
Het ministerie-Heemskerk, naar de
eigen uitdrukking van deskundige
partijgenooten in onvoorzichtigheid geboren",
heeft zoo gauw mogelijk het bewijs trach
ten te leveren, dat die geboorte heel
goed in den haak was, en dat het kindeke
niet alleen een welgeschapen" maar ook
een wettig kindeke was.
De heer Sabron kwam voor die lang
niet gemakkelijke taak te staan.
's Ministerie was immers geboren uit
wantrouwen in de leiding van 's lands
defensie." Welnu, nieuwe minister van
oorlog, wettig nu maar dat wantrouwen!
Bewijs, dat volgens de laatstgevolgde
methode het vaderland in gevaar was.
Sabron sta vast.
Met kunst en vliegwerk, met allerlei
assistentie, is de procedure begonnen.
De gezichten, die sommige getuigen a
décharge sneden, waren niet vrij van
fijnen humor, humor voor ows! Wij
herinneren ons de getuigen Lohman,
Tydeman. Stork. De premier, de anders
zoo vroolijke heer Heemskerk, volgde
met gespannen aandacht het proces en
wachtte met ongeveinsden ernst op
incidenten. Hij was mede verantwoorde
lijk voor dat kindeke in onvoorzichtig
heid geboren" !
Schuins-rechtsch, is 't", roept de heer
Staal!
De lont in het kruit! 't Was of hij
geroepen had: schuins marcheert het!''
De vroolijke heer Heemskerk
heelemaal van zijn stukken.
Hoe is 't mogelijk!" pruttelde hij.
Is het zóó gek ? Bastaard-kindekes
moeten niet zoo gevoelig zijn op de eer
van hun wettigheid!
Deze heele noodwet-geschierienis kan
men met recht bekijken van den hier
bedoelden kant der poging tot wettiging.
De rechterzijde had het
Ministeriede Meester naar huis gestuurd opgrond
van haar wantrouwen in de leiding der
defensiezaken." De onzekere houding van
den heer van Rappard had vat op hem
gegeven en daarmee op het heele Kabinet.
Nu moest de nieuwe regeering zich in
een zekere, vertrouwenwekkende houding
laten zien ; een flink postuur aannemen.
Dat was van primair belang. Wat men
verder deed of liet, m.a.w. de inhoud
van het nieuwe optreden, deed minder
ter zake.
Op een standpunt van taktiek dus
heeft, naar onze overtuiging, de
regeeringspartij zich, meer of min bewust,
in deze gesteld. Ware bv. het scheepje
van De Meester 'n oogenblik op iets
anders gestrand dan op de
oorlogsbegrooting, dan had de rechterzijde fr
wel niet aan gedacht haastje-repje 2200
man bij elkaar te ronselen om den
vijand van de grenzen te houden!
Een tweede niet te onderschatten
factor in de aanneming van de nood
wet is echter de kracht der reactie.
De argumenten voor en de argu
menten tegen, die in de Tweede en
Eerste Kamer hebben gegolden kan men
lezen en herlezen, die argumenten zijn
het belangrijkste niet van 't geen we
zien. 't Zijn achter die argumenten de
gezichten van democratie en reactie, van
oud en nieuw.
De heer Patijn kwam met een bemid
delingsvoorstel, zeggende: laat de
verlofgangers thuis, maar zeg hun : bij 't
eerste telegram het beste, waarbij gij
wordt opgeroepen moét je verschijnen.
Dat is immers tijdig genoeg! Een
oorlog breekt nooit uit als een
donderslag bij heldere lucht! Er is altijd een
periode van spanning. Zelfs van den
oorlog van 1870, die betrekkelijk
onverwacht uitbrak, geldt dit. Ook daaraan
zijn een paar weken voorafgegaan,
waarin iedereen wist, dat de groote
strijd stond te ontbranden. Zelfs na het
bekende gesprek met den gezant zjjn
er nog 6 dagen verloopen vóór het tot
een oorlog kwam. Dat het in de
toekomst anders zal gaan is ondenkbaar.
De moderne oorlog is zóó ontzettend,
dat degeen die de oorlogsverklaring
teekent (of plotseling tot een oorlogsdaad
komt), meer dan ooit zal eischen, dat
alle hulpmiddelen zijn uitgeput vóórdat
tot een oorlog wordt overgegaan."
Hier is niets tegen in te brengen en
ook absoluut niets van óénige beteekenis
tegen in gebracht. Maar wat helpt dus
dat? De meest zuiver-reactionnaire
elementen in de Kamer voelen zich ge
ruster, behagelijker met nog meer man
schappen in de kazerne.
De 11000, en in Mei 15000 man van
de nieuwe lichting zijn, heet het, niet
voldoende om het land te verdedigen.
Bij een plotselinge mobilisatie luister
wel! 't gaat over een inval van den
vijand, plotseling, zoomaar ineens, zonder
dat er 3(i uur tevoren ook maar een
enkel donderkopje te zieu was! bij
zoo'n plotselinge mobilisatie dan moeten
jassen, borstels, geweren, van alles
tevoorschijn worden gehaald en in de
kazernes gebracht en op orde gelegd.
Miliciens van een nieuwe lichting kennen
nog niet den weg in hun
garnizoensplaats en in hun kazerne....
Maar, goede vrienden, zei de oud
minister Staal, dat kunnen, in het on
zinnige geval van een zóó plotselinge
mobilisatie, de onderofficieren doen met
burgerhulpjes, en immers met de miliciens
zelf desnood^ als zij ze maar onder hun
leiding nemen, voor het versjouwen
van sabels en equipeinentsstukken zijn
toch geen geoefende manschappen noodig!
In een absurd gesteld geval zich te zullen
kunnen helpen op een onnoodig speciale
manier hoeft toch geen half millioen 1)
gulden te kosten !
Men zou zeggen: daar valt weinig tegen
in te brengen.
Toch wel: een vergadering met ge
sloten deuren, een comité-generaal!
Over dit comité-generaal nu zeiden
wij gaarne een enkel woord, want wij
gelooven, dat hier een onwaardig spel
is gespeeld met de Kamers en met de
publieke opinie.
In de memorie van toelichting op het
ontwerp-noodwetje heeft de regeering
cursief laten drukken, dat het e-en ge
biedende eist-h is. dat het blij raid gedeelte
vóór de mobilisatie in de kazerne i.s.
Een dergelijke cursieve zin in een
officieel stuk heeft min of meer de
beteenis van een waarschuwing vol mysterie.
Wees maar sober in uw argumenten,
zegt zoo'n zin, wij. ingewijden, weten
dingen, die, wist gij ze ook, u terug
zouden doen komen van uw optimisme;
dingen, die u zouden doen inzien, dat
zonder het blijvend gedeelte ons land
gevaar loopt!
En zoodra de zaak in behandeling
kwam bij de volksvertegenwoordiging
vroeg de regeering, zeggende, dat zij in
geheime vergadering klemmende motie
ven zou aanvoeren, dat de Kamers zou
den overgaan in cornité-generaal.
Welnu, wat is de uitwerking geweest
van deze vergaderingen met gesloten
deuren ? Wanneer daar een belangrijk
geheim onthuld was, dut een nieuw licht
wierp op de mogelijkheid van een over
haaste mobilisatie en de onmisbaarheid
van de 2200 man extra, zooals de mini
ster beloofd had te zullen doen, zou
hiervan openlijk zijn gebleken direct na
het einde van het comité-generaal.
Niemand, zij uitgezonderd, die van te
voren hun bekeuring hadden ewenscht
en om zoo te zeggen voorspeld (de
hee
1) De b'a'Ien vt>n leoMs Hpreken gemeen
lijk van 21/s to>'. Hit is ilan de som di r
premie* vun ? 120 Men deelt echter
rereken l, da , d- or kosten ^er kazerneerintr etc.
ert'ij yenipld, de g;ap op 5 ton zou komen.
ren Tydeman en van Wassenaar van
Rosande), ??heeft van eenige getroffen
heid blijk gegeven. De heer Stork, toch
eigenlijk zoo gaarne ministerieel, betoogt,
nogal nuchter: dat, waar hij geen reden
heeft om dezen minister te wantrouwen,
hij niet is overtuigd door personen, die
voor dezen maatregel niet de verant
woordelijkheid dragen, dat niet noodig
is datgene wat de minister meent noodig
te hebben."
En de heer Staal, oud-minister van
oorlog: constateert, dat hij in comit
generaal niets heeft gehoord wat hij
niet reeds wist en niet te zijn overtuigd,
dat dit ontwerp dient te worden aange
nomen." Reken daarbij de meesmuüende
wijze waarop de min Ier parlementaire"
leden over die maatregel van een ge
heime" vergadering zich uitlieten, en
het gelach erover, dan krijgt men
geen anderen indruk of die heele geheime
vergadering was een politieke truc, een
slimme" zet, een stukje boerenbedrog.
Niet zoozeer boerenbedrog tegenover
die kerels", n.l. van de Staten-generaal
(uitdrukking gebruikelijk naar men zegt
aan het ministerie van oorlog) als wel
tegenover de natie. Op deze manier
maakte men het immers den leden, die
gaarne vóór stemden, gemakkelijk dit
te doen, zonder dat zij tegenover hun
kiezers den reactionnairen maatregel in
alle finesses zouden behoeven te ver
dedigen.
Als er hier misbruik is gemaakt van
den eerbied, die elkeen heeft voor de
staatsgeheimen, waarvan een deel onzer
nationale zekerheid afhangt, en het
schijnt maar al te apert, dat hier misbruik
van gemaakt is, kan men. dunkt ons,
moeilijk zulk een daad f|ualificeeren....
Het ware, laten wij zeggen, misbruik
van vertrouwen, maar van een ver
trouwen, dat van de edelste is, en dat
het alleronxhendbdatvte behoorde te zijn.
Wij keeren nog even terug tot onze
beschouwing, dat de aanbieding en
voteering van dit noodwetje een daad is
geweest, die niet schuins-rechts
maar regelrecht in de richting gaat van
de reactie.
Het is herhaalde malen in de Kamers
gezegd en nauwelijks weersproken, dat
de oproeping van het blijvond gedeelte
ons van het beginsel wegvoert van het
volksleger.
Een minister immers, die de Kamers
er toe krijgt, terwille van wat hand
langersdiensten de menschen naar do
kazerne te halen, heeft de kazerne weer
mooi geheiligd, de kazerne weer tot cen
trum gemaakt van onze defensie. ,,De
mannetjes in de kazerne", is hiermee op
nieuw het parool, en v^ hervorming in de
richting van een volksleger kunnen we
voorloopig tfeer afzien.
De heer Staal, die een sobere, pittige
rede hield, waarmee het Kabinet het
kon doen, stond in dit opzicht als de
ware leider van de oppositie tegenover
den minister Sabron.
Nu en dan eens van die staalpilletjes
kunnen de Kamers geen kwaad doen.
Eere en Broedermin.
Op de vraag, of niet het
Centraal(Jotiiitévan Anti-Revolutionaire
Kiesvereenigingen als een eeregericht zou kunnen
optreden, om den woordentwist onder de
broederen te doen eindigen, antwoordt
De 81 andaard :
In lang hoorden we geen dwazer denk
beeld opperen.
Een eerrgenc.ht treedt op, als er tussjhen
twee personen iets persoonlijke hangt; als
de n den ander beleedigd of gehoond heeft;
als een bitterheid voortwoekert over een
onwaardige bejegening Maar wie sprak ooit
van een eeregericht bij een strijd om begin
selen, bij een redetwist over poliüeke gedin
gen, bjj de heoordeeling van een
partijorganinatie of partijleiding?
Waar hef hier nu op niet n punt persoon
lijke heleediging, maar uitsluitend verschil
van inzicht betreft, hoe zou er dan sprake
kunnen rijn van een eeregericht?
En stel al, er kon sprake van zijn, hoe
zou dan nog ooit het Centraal-Comitéhier
voor kunnen optreden? Heeft het daartoe
een mandaat ? Heeft het daartoe bevoegdheid?
De statuten wij len immers uit van neen.
Zfker, als er zich onverhoopt een geval
van persoonlijke beleedigicg voordeed, zouden
heide partijen de personen in het
CenlraalComitékunnen uitnoodi^en, het geschil
tusechen hen uit te wijzen. Maar zelfs dan nog
zou hun aantal hiervoor veel te groot en hun
bijeenvoeging gangchelijk ongeschikt zijn.
We gaan verder. Onder ons mag er van
geen eeregericbt sprake zijn. Ree? er een
twist die om persoonlijk» beslissing riep,
dan zou er een 6rofrfc/-gericht kunnen wor
den samengesteld, om weer saam te brengen
wat uiteenging, en te verzoenen.
Niet de tere, maar allereerst de broederliefde
staat bij ons op den voorgrond, en waar die
ooit feil ging, moet ze hersteld worden.
Maar v orzoover wij weterj, is er van niet
n persoonlijke beleediging onder onze
manren sprake. Slechts zijn er enkelen onder
ons, die afwijken in gevoelen van wat geheel
onze georganiseerde pa'tij be'eed
En dit nu zal wel altoos zoo zijn. Het is
zoo onder alle partijen. En voor de ver
wachting, dat het ooit andeis, in welke partij
ook, worden zal, ontbreekt alle grond."
Het deed,ons, als buitenstanier, goed
dit te lezen : vooral omdat er weder uit
blijkt, hoe hoog de Christelijke omgang,
ook in het partijleven, boven de
Paganistische zich verheft.
Onder ons" anti-revolutionairen
mag er van geen eeregericht sprake
zijn, het kan alleen van een
broedergericht zijn". Niet de cere, maar allereerst
de broederliefde, staat bij ons op den
voorgrond".?En, nietwaar, de broeder
liefde is zoo geheel iets anders dan de
eigenliefde.
Toch kwam er eenige twijfel bij
ons op aan de volkomen juistheid van
een verklaring in ditzelfde driestarretje,
waarin overigens zulk een breed en ver
heven standpunt, zonder het ook maar
iets te schrammen of te schaven, is
sa;1mgedrongen.
Zeker", zegt de schrijver, als er zich
een geval van persoonlijke beleediging
voordeed..."
Als er zich voordeed...
Had hij hier voor een degelijk
antirevolutionair niet een zwak oogenblik ?
Kunnen er zich onder de calvinistische
broederen wel persoonlijke
beleediginsen" voordoen?
Wij gelooven het niet.
Daarvoor, dunkt ons, is de innigheid
te groot; zijn de harten te ruim ; is de
geest, zij 't dan al niet, dat men van
heiligheid zou mogen spreken voor
besmetting met het lagere te onontvan
kelijk. Men denke slechts aan het geval,
toen Kuyper als engel wat zijn dure
plicht was Fabius bij Onze-lieve-Heer
in het gebed aanklaagde, wijl de broeder
ten opzichte van het huismanskiesrecht
gehuwd aan het capaciteiten-stelsel, in
samenwerking met den Duivel was ge
treden.
Stel nu, dat Kuyper eens niet Calvi
nist ware geweest, en hij ook van Fabius
als Calvinist, geringer had mogen denken,
hoe zou hij het tot zoo pyramidale plichts
vervulling hebben kunnen brengen ? Zou
hij zich niet daarvan hebben laten terug
houden overwegende: ik zou den man kun
nen beleedigen, en dat rnag toch eigenlijk
niet. En Fabius zelf, niet gezalfd met
Calvinistische zieleadel, hoe licht kon hij
het dienen van den satan, hem toegedicht,
als een boosaardige krenking van zijn
innerlijk wezen hebben beschouwd. Nu,
dat heeft hij niet. Beter gelegd, dat kon
hij niet; zoodat dan ook de Standaard
en wie heeft ineer recht van spreken
in deze ? met de hand op het hart
mag verklaren: Maar voorzoover wij
weten is er van niet n persoonlijke
beleediging onder onze mannen sprake.''
Het doet ons genoegen, de bron van
de antirevolutionaire broederlijkheid nog
iets klaarder in het licht te hebben mogen
stellen, dan het den antirevolutionair der
antirevolutionairen zelf gegeven was; want
niet alleen, dat hierdoor het secundaire
van de eere. zoo duidelijk blijkt, maar
wij kunnen ons nu ook er op beroemen,
de bovenste sport van den Jacobsladder
te hebben aangebracht, bij gebreke van
welke de stap in den hemel voor hem
nog altijd iets van een sprong moet be
houden. En het is ons goed humeur bij
zooveel succes, dat ons in staat stelt,
wars van elke hekeling, alleen nog onze
verwondering uit te spreken over het
feit, dat de sterreman ditmaal zich zoo
ver van het firmament is blijven be
wegen, waaraan hij toch meer dan iemand
anders thuis behoort.
Nu weten wij ondanks onze nooit
gestaakte studie van het
antirevolutionarisme niet met zekerheid, of naar
de leer dier Staatspartij, er nog iets
menschontecrenders kan bestaan dan een
zich laten bespelen door den duivel. Mis
schien dat dit niet meer dan een begin is
van politiek wangedrag, terwijl het einde
een kwaad zou kunnen zijn, waarvoor
zelfs Kuyper's lippen te zwak waren om
het naar eisch een benaming te geven.
Zoo zou het dan toch nog wellicht mogelij k
wezen, dat men den antirevolutionair van
zooiets meer dan satanisch beschuldigende,
hem een beleediging aandeed. Dat het
hem in zijn eergevoel begon te
krieuwelen. Tets Te veel dus óók voor zulk een
gemoed.
Natuurlijk mogen wij niet wenschen,
dat er e»'n tijdperk van onvrede voor de
auti revolutionaire partij ontsta. Maar
in een oogenblik van zondig verlangen,
ons als pagauist niet geheel vreemd,
zouden wij er haast toe kunnen komen
het vanwege de leerzaamheid aangenaam
te vinden, al ware het maar voor een dag
of wat, eens een echte ruzie onder de
antirevolutionairen bij te wonen, ten
einde te ervaren of er nog iets ergers
dan de duivel werd losgelaten, en of het
heusch tot het uitspreken en in ontvangst
nemen van een beleediging kwam. |
Moesten wij voorspellen, we zouden
zeggen: neen, ge zult hen de eere" zien
geringschatten in deze kille wereld als
een dun pronkerig gewaad, terwijl zij
hun persoonlijkheid van top tot teen
omwikkelen met de warme wol van
broedermin. n. K.
Waarom is een directeur-generaal
der volksgezondheid noodig
geworden?
In zijn artikel, getiteld: Een
directeurgeneraal der volksgezondheid, in het num
mer van 23 Pebr. 11. betoogt dr. Bruinsma
de noodzakelijkheid dat een directeur-gene
raal kome aan het hoofd van het Staats
toezicht op de volksgezondheid, opdat een
einde worde gemaakt aan de thans bestaande
volslagen onmacht van deze instelling. Stel
lig zullen velen het daarmee eens zijn. Deze
onmacht toch is nu zoo groot, dat daardoor
een gevaar ontstaat voor ons volk, het welk op
geenerlei wijze gewaarborgd is van eene be
hoorlijke behartiging zijner sanitaire belan
gen. Maar nog niet ieder is nu ook overtuigd
dat het bij de bestaande organisatie met
aan het hoofd niet n directeur-generaal,
maar een veelzij lig samengesteld college,"
gelijk de wetgever van 1901 in uitzicht bad
gesteld niet goed had kunnen gain. De
heer Bruinsma heeft de moed gehad in
zijn artikel openlijk uit te spreken wat ieder
reeds lang gevoelde. De centrale gezond
heidsraad heeft in geenen deele aan de ver
wachting beantwoord ... omdat hem de wil
of de macht ontbrak zich te doen gelden.
Wat is daarvan echter de oorzaak? Een
verbijsterend antwaord geven aan ieder, die
lezen kan, de verslagen door dezen
centralen gezondheidsraad uitgebracht. De macht
heeft hem ontbroken, omdat bij de meer
derheid zijner leden de wil niet bestond
hem tot macht te laten komen. Die meer
derheid wordt, zooals bekend is, gevormd
door de hoofdinspecteurs van de volksge
zondheid en deze blijken er de voorkeur aan
te hebben gegeven de macht aan zich te
trekke», zich de grootst mogelijke vrijheid
van handelen te verzekeren. De hoofdin
specteurs, die ambtshalve lid van den
centralen gezondheidsraad zijn, treden op als
bestond er geen raad. Het voorschrift van
art. 14 der gezondheidswet, zeggende dat
zij hun dienst moeten verrichten in over
eenstemming met de beslissingen van het
centraal college, schijnt voor hen eenvoudig
te zijn geschrapt.
Opdat niet worde .beweerd dat hier eene
ernstige beschuldiging wordt geuit op grond
van een enkel geval, eene toevallige ver
gissing, een oogenblikkelijk misverstand of
hoe men het anders vergoelijkend zou willen
noemen, achten wij het goed, voor zoover
de ruimte dit toelaat, een reeks van feiten
aan te voeren, alle medegedeeld in de laat
stelijk verschenen jaarverslagen van het
Staatstoezicht op de volksgezondheid over
1905 en 1906. Wie nog meer bewijzen heb
ban wil, neme de moeite deze verslagen
zelve eens door te lezen. Hij zal verblufd
staan.
In het laatst van 1095 werd in den
centralen gezondheidsraad behandeld de kwestie
van den, naar men meende, onjuisten aan
slag naar de huurwaarde van de huizen der
coöperatieve vereeniging Eigen Bezit" te
's Hertogenbosch. De raad vond aanleiding
zich ter zake tot de Regeering te wenden.
Deze deelde, bij schrijven van 12 Juli 1906,
als hare beslissing mede dat de aanslag juist
was (zie verslag 1906 blz. 123). Die beslis
sing is stellig bekend geweest aan den
hoofdinspecteur voor NToordbrabant, enz.,
evenals, te voren, de omstandigheid dat de
centrale gezondheidsraad zich tot de Regee
ring had gewend. Toch vermeldt genoemde
hoofdinspecteur in het door hem uitgebrachte
verslag (zie jaarverslag 1906 blz. 613?614)
dat hij, door het bestuur der genoemde ver
eeniging om raad gevraagd naar aanleiding
van den vermeenden te hoogen aanslag, ad
viseerde, om tegen dien aanslag voorziening
aan te vragen bij den heer directeur van
's Rijks belastingen te Maastricht.
Het is bekend dat bij het Nederlandsche
ambtenaarscorps een vrij groot wantrouwen
bestaat tegen de bedoelingen der hoofd
inspecteurs van de volksgezondheid. Dit
blijkt ten duidelijkste uit den nu woeden
den strijd met de arbeidsinspectie. Zij
worden in de eerste plaats verdacht van
annexatiezucht, of juister nog gezegd, van
zucht om den baas te spelen over alles. Maar
wat hier is geschied, teekent toch ook. Hoe
licht ware de directeur der belastingen te
Maastricht tot eene beslissing gekomen, die
afweek van den uitgesproken wil der
Regeering, wat voor hem tal van
moeielijkheden tengevolge kon hebben.
Kenschetsend is ook het volgende. Door
den centralen gezondheidsraad is in 1905
een onderzoek ingesteld naar de hier te lande
bestaande inrichtingen tot zuivering van
drinkwater door ozon. Daarbij is ook onder
zocht de inrichting te Ginneken (zie jaar
verslag 1905 blz. 251). De uitkomsten van
dit onderzoek zijn opgenomen in het
maand