De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 5 april pagina 5

5 april 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

N o. 1606 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS, LIBERTY SPECIALITIES UNOBTAINABLE ELS£WHERE DRESSMATERIALS DEPARTMENT NEW D E LA l N E S FL. 1.20 PER METER NEW DRESSCOTTONS FROM FL. 0.55 PER METER NEW DRESSLINENS FROM FL. O.90 PER METER PATTERNS ON REQUEST HAND-EMBROiDERED BLOUSE-.LENGHTS FL. 5.95 EACH A SPECIALITY METZ&CO! LE1USCHESTRAAT AMSTERDAM SOLE REPRESEN1ATIVES IN HOLLAND Vötes for IL De Spectator verwerpt het eerste van wat de Engelsche schrijver Smollett eens tegen de vrouwen aanvoerde: Woman is weak in in tellect as well as frame". Maar nu sluit alleen nóg het laatste haar den weg tot bet kiesrecht af. En daarmede wordt het recht van den sterkste practisch weer op den troon gezet. De vrouwen kunnen het parlementaire kies recht niet bezitten, verklaart de Spectator, omdat zij in physieke kracht de mindere der mannen zijn." En dan volgt deze fraaie redeneering: Het is een zeer oude reden, maar de meeste dingen die waar zijn, zijn oud. Wanneer de vrouwen het parlementaire kiesrecht hadden, kon, neen, haast zeker zou, daar een tijd komen, dat het eene geslacht zich in zijn geheel over een of ander gewichtig sociaal probleem in conflict met het andere zou vinden, en het resultaat daarvan zou erger dan betreurenswaardig, zou verschrikke lijk zijn. Het zou de ergste vorm van anarchie worden. Want men bedenke wel, dat het laatste middel van scherpe politieke verdeeld heid altijd hetzelfde is. Het was het middel der Engelsche burgers, die Karel I ont troonden ; het was het middel der noordelijke staten van Amerika, toen de confederatie het op de ontbinding der Unie toelegde; het was het wapen, dat vlak voor de kiesrechthervorming van 1832 bijna uit de schede werd getrokken; en het is een wapen, dat vrouwen nimmer met eenige hoop op succes UIT DE NATUUR Eindelijk Lente l 't Is nu net een maand geleden, dat ik van de eerste lenteteekens kon spreken, toen was het drie dagen lang voorlente; daarop zijn bijna vier weken gevolgd, waarin je uitge lachen werd, als je sprak over lentebloemen of voorjaarsdieren die je gezien had. Het was de gewone jaarlijksche terugslag naar den winter; die gure, koude tijd duuit bij ons meestal veertien dagen; dezen keer dub bel zoo lang. Al hebben we daardoor ook wil gehad van sneeuwklokjes, winter aconieten, elzen en hazelaars, 't is weer een laat voorjaar. Maar het is er. Al komt oot de onver mijdelijke sneeuwweek in April de eeuwige pruttelaars schijnbaar gelijk geven, het voor jaar is er en blijft er, ondanks die wintersche dagen van April en de drie traditioneele ijsheeren in Mei. Zulke antieke-almanak- wijsheid te luchten achtte ik vroeger beneden mijn waardigheid; maar die boeren-weerkennis is toch wel iets meer waard dan onze minachting en mede lijden ; dat begin ik eerst op mijn ouden dag te beseffen, nu ik van jarenlange ondervinding kan meepraten. Ik heb er nu zelf een uit vinding bij; die is, dat bij ons minstens drie van de vier keer juist op den 28 Maart de lente komt, de echte lente, d. i. de lente die niet weer weggaat, voordat de zomer hem aflost. Ook dezen keer is het uitgekomen. Den 22sten, net op almanak-gezag, begon het te kenteren, de kille mist, met sneeuwverrassingen bleef uit, het werd helderder, zon niger; tegen den middag in de luwte voelde je iets zachts, iets streelends op je handen en om je oogen; tot in de groote stad toe, werkte er iets op onze huid dat je aangenaam aandeed; het wintersch gevoel verdween op eens, en de ware zaken-menschen, die tich anders nooit om getij wisseling of iets derge lijks bekommeren, vertelden u ongevraagd dat er nu toch iets lente-achtias in de lucht kwam. Naar de oorzaak zochten ze niet; ze werden het zich dan ook niet bewust, dat er werkelijk in hun buiten-velletje iets bijzonders gebeurde, dat er daarin iets op non-activiteit werd gesteld, nu het reageeren op winterkoude niet meer noodig was. Maar de gevolgen zag je dadelijk, ook in de stad; de wollen handschoenen bleven in den zak van de overjas steken, de schouders van de magere wereldburgers zakten een paar centimeter terug naar den normalen stand; het fietsenaantal verdubbelde op eens; buiten op de trams, ook voorop, stonden veel menkunnen hanteeren." Derhalve concludeert ? het weekblad, dat de vrouwen, door het kiesrecht voor het parlement niet te bezitten, in de beste positie verkeeren." Dit is de laatste vesting, waarin de tegen standera van vrouwenkiesrecht zich terug trekken : Het geweld regeert in de laatste instantie, de vrouwen kunnen in geweld niet tegen de mannen op, daarom moet hun het recht, om mede over staatszaken te beslissen, worden onthouden. Uit de bastions van gebrek-aan-kennis en onzelfstandigoordeel zijn de tegenstandeis reeds ver dreven. Die posities waren niet zeer sterk, bleken onhoudbaar. Maar in de laatste positie zal men het zeker zoo lang niet kunnen uithouden. Want is dit nu een steekhoudend argument tegen votes for women", dat de vrouwen de door haar ge maakte wetien niet zouden kunnen uitvoeren, omdat zij de politie en de arsenalen onmo gelijk zouden kunnen opvorderen?" Het artikel van de Spectator bewijst de vordering der Engelsche beweging voor vrouwenkiesrecht, in twee jaren door het optreden der suffragettis gemaakt. De methoden van Mrs Pankhurst en hare zusteren van de sociale en politieke unie worden scherp ge laakt en zyn moeilijk goed te keuren. Maar wanneer men de geschiedenis der Engelgche beweging goed kent, wanneer men weet hoe de vrouwen van dit land jaren lang aan de praat zijn gehouden en bitter te leur gesteld werden, dan moet men zich wel tienmaal bedenken, alvorens de suffragettes te veroordeelen. Tusschen de jaren 1866 en 1879, werden niet minder dan 9363 petities met 2,953,848 handteekeningen ten gunste van vrouwen kiesrecht aan het Lagerhuis overlegd. Alleen in het jaar 1875 werden 1273 verzoekschriften met 415,622 handteekeningen ingediend. In 1879 verklaarde de toenmalige conservatieve leider van het Lagerhuis, Sir Stafford Northcote, een afzonderlijke kiesrechtbervorming voor de vrouwen niet te kunnen aanvaarden. Maar, doordien de vrouwen hadden bewezen, niet onbekwaam en onge schikt voor de politieke medezeggingschap te zijn, verklaarde hy zich bereid te zijner tijd en met anderen ook baar het kiesrecht te verleenen. De strijd om het kiesrecht voor de landarbeiders was destijds gaande. En uit de woorden van Sir Northcote werd afgelei l, dat de vrouwen met hen dat recht zouden erlangen. Ook de Times vatte destijds die verklaring zoo op. Maar toen in 1884 de veldarbeiders het kiesrecht verkregen, werd er niet aan de vrouwen gedacht. Sedert hebben alle bewindvoerders, van Disraeli en Gladstone af, tot Balfour en Sir Campbell Bannerman toe, verklaard, dat er voor onthouding van het kiesrecht aan de vrouw geen redelijke grond meer bestaat. Niettemin duurt die positie voort. Enthans, na een agitatie van ruim 40 jaren, predikt men de Engelsche vrouwen nog geduld. Sir Campbell Bannerman zeide in het voorjaar van 1906 tot de deputatie van vrouwen, dat zij nog a little patience" moesten hebben en inmiddels doorgaan met bewerking der openbare meening. Dat woord wekte de hoop, dat tijdens den duur van dit parlement de zaak nog door de regeering ter sprake zou worden gebracht. Maar enkele dagen geleden zeide minieter Asquitb tot een deputatie van vrouwen, dat daarop niet viel te rekenen, want eerstens heeft de regeering baars inziens belangrijker dingen af te doen, en ten tweede denken de ministers verschillend over vrouwenkiesrecht. Dus, verklaarde de Times 31 Januari, de dames moeten bet geduld navolgen, dat de mannen in derge lijke omstandigheden hebben getoond." Als of de mannen zoo geduldig op hun kies recht hebben gewacht, alsof zij in 1832 den hertog van Wellington niet in Bijn woning belegerden en dertig jaren later schen, al was er binnen-in plaats genoeg; de auto-beren legden hun pels af en werden gewone jas-menschen; zelfs zag je een enkel ouderwetsch jongmensch met een wandelstok spanseeren, en de onder wijzers- en klerkenstroom uit de buitenwijken schoof vijf minuten vroeger dtn gewoonlijk de stad in; alleen de forensen-file bleef zijn tijd getrouw, en blijft dat tot den zomer- ^ dienst op l Mei, maar dat zijn dan ook spoorslaven. Het beste bewijs, dat ook de stede lingen wel degelijk merkten hoe het getij |ekeerd was, leverd n gisteren- "\<i middag en vandaag het station op; daar <vas het weer eens druk van dagjee-menschen; vooral dames met jonge kinderen die een luchtje gingen scheppen in het Gooi of, aan den duickant, ook enkele oude heeren en jongelui, onderwijzers en studen ten, sommigen al met degioenebus op den rug. Voor we.klui is 't nog te vroeg in het jaar; voor hen is de Zatt rdagmiddag meestal ook geen vrije mi Idag en bovendien een spoorkaartje, al is het er een voor buurtverkeer 45 cent is nog te duur, als je er niet van 's morgens vroeg tot 's avonds laat van kunt profiteeren. Jamtner genoeg; want ver buiten het stadsrumoer, is het veel beter te ruiken, te zien en te hooren dat de winter al weer voor goed o m is. Voor wie er op heeft leeren letten, geeft de stad ook wel bewijzen van het lente-leven, maar het zijn er weinige; zoo hebben de lawaaierige roeken hun nesten-dorp al weer betrokken en de meeste wijfjes zitten al op eieren; nog converseeren de zwarte heeren daarboven tamelijk luidruchtig in de kraaientaal, maar de grootste ruzie is al voorbij; ze vechten nog wel eens om een ge stolen en bijzonder geschikten twijg, die voor nesteer betering kan dienen; maar de ruzie blijft een onderonsje voor de buren, ds vrouwtjes doen niet mee en evenmin de verdere leden van de groote kolonie. Ook de houtduiven in de kleine en groote plantsoenen doen erg voorjaarsachtig; hun roekoe roekoe galm bromt nog tot diep in donker; de musschen vergaderen niet metr zoo eendrachtig in hun bijzondere en Gagel. gemeenschappelijke slaapboomen; ze de ijzeren hekken van Hydepark niet vernielden. En het mooie van de geduldprediking door de Times is dat het blad daarop onmiddellijk den wensch uitdrukt, dat het geduld der suffragettes ten slotte niet met succes beloond zal worden l Daarin nu zal het groote Cityblad teleur gesteld worden. De agitatie der Engelsche vrouwen heeft haar thans dicht bij haar doel gebracht. Wij nemen ampel notitie van de scènes door suffragettes in politiehoven, op politieke vergaderingen en voor de woningen van ministers gemaakt. Maar vrijwel onge acht blijft haar Bewonderenswaardig rusteloos werken op vreedzame manier, door At ho mes", door vergaderingen over het gansche land, bij verkiezingen en door den ver koop van geschriften, met aanknooping van gesprekken, op tentoonstellingen. Een onbe vooroordeelde getuige, de correspondent van de Morningpost, getuigde, dat zij bij pas ge houden verkiezing in het zuiddistrict van Herefordshire, haar leuze van Votes for Wo men" hebben gebracht in gehuchtjes, die geen der beide politieke partijen konden be reiken. Haar oppositie tegen de regeering heeft ongetwijfeld eenigen invloed gehad op het verlies van een paar zetels door de libe rale partij. Da* zjj op deze wijze een druk op de regeering trachten uit te oefenen, kan haar niet kwalijk worden genomen, ofschoon zij, mijns erachtens, het kiesrecht veel eerder van een liberale dan van een conservatieve regeering zullen ontvangen. Maar haar op treden bij de verkiezingen kan indirect de regeering beïnvloeden. Nu deze zelf niet een wetsontwerp tot invoering van vrouwenkies recht inident, kan zij een particulier voor stel bevorderlijk zijn. En het geluk diende de Engelsche vrouwen ook dit jaar weder. Want by de loting over de indiening van particuliere wetsontwerpen, verkreeg een voor stander van vrouwenkiesrecht de derde plaats, met gevolg dat spoedig het wetsontwerp op nieuw in behandeling komt, dat op de be staande grondslagen het kiesrecht voor de vrouwen beoogt in te voeren. Moge het resultaat ditmaal een beter zijn dan verleden jaar, toen het voorstel bij de behandeling der tweede lezing door hard nekkige tegenstanders opzettelijk van de baan werd gepraat. Londen, 3 Febr. J. K. v. D. VEER. Portügeesctie dames. Het is merkwaardig, zoo vertelt een Fransch journalist, hoe sterk men aan Arabische toe standen word herinnerd in de verhouding, die er in de beste burgerkringen van Portugal nog bestaat tusschen den heer des huizes en zijn fchtgenoote. Zij treedt geheel op den achtergrond, gaat heel weinig uit, tornt zelfs bijna nooit op straat en effaceert zich overal ten behoeve ?an haar heer gemaal. In de oude stadjes van Portugal, waar antieke gewoonten en gebruiken zich hebben gehandhaafd, gaat dat zelfs zoo ver, dat de vader en echtgenoot zijn maaltijden in een zaamheid gebruikt, terwijl het verdere gezin eerbiedig wacht, tot hij, door heen te gaan, aan de anderen vergunt, op hunne beurt te eten. Maar de overblijfselen van den invloed der Arabieren reiken verder dan tot stadjes als Bela en dergelijke. De plaats der vrouw in de Portugeesche samenleving wordt zeer stellig er nog door geïnfluenceerd. Al worden de vrouwen Eiet meer in harems opgesloten en al hebben ze den sluier afge schaft, despotisch waakt nog over haar de traditie, die haar tot haar woning beperkt houdt. Aan hel openbare leven neemt zij geen deel; de Portugeesche is in den volsten zin van het woord wat wij een huissloofje noemen. Door de beperktheid van haar gezichtskring heeft ze die soort van beschroomdheid,die gegeneerdheidj'gaucherie, begin uen te deuken aan de ^oordeelen en aparte genoegens die een huiselijk leven aanbiedt, boven de societeitsgenietingen. Dan (Uit het Wandelboekje van Heimans en Thijsse.) onhandigheid, of hoe men het wil noemen, die haar, als ze uit haar gewone doen is, kenmerkt. Voor sierlijkheid en verfijning heeft ze geen gevoel. Een goed gekleede vrouw, zegt de Fransche schrijver, in den zin, dien wüdaaraan hechten, is in Portugal een groote zeldzaamheid. Wel zijn er natuurlijk dames, die weelde ten toon spreiden, maar dan doen ze dat door buiten sporige juweelen, groote veeren, opzichtige, ingewikkelde toiletten, waar wel pracht en staatsie, maar geen «maak en oordeel uit spreken. Nooit daarentegen ontmoet men van die aardige vondsten, die eenvoudige, maar bevallige bijzonderheden van het toilet, die effect maken, doordat ze paseea bij voor komen en figuur van de draagster. En de Portugeesche doet zichzelve onrecht aan, door zich over het algemeen slecht te kleeden, en wat erger is, ze maakt, dat ook anderen haar onrecht aandoen, want er zijn bekoorlijke vrouwen genoeg, die beeldige figuren verbergen onder slecht zittende japonnen. Zij missen echter het gracelyke en ie vurige oogen met fluweelen blik van haar buurvrou wen in Andaluzië, maar bij vele van haar zijn de proportiën schoon en de vormen heerlijk. Jammer, dat niet* daarvan tot zijn recht komt door die stelselmatige vlucht uit de wereld, die wereld, die zeker haar fouten en valschheden heeft, maar die tenminste ons leert, hoe we ons moeten kleeden, hoe we moeten loopen, gaan zitten, babbelen, de hand geven en glimlachen. Het zittende leven maakt haar buitendien vroeg oud, door haar dik te maken en haar een zwaar middel te geven. Het gelaat wordt ook spoedig te gevuld; het fijne ovaal van de jeugd is dan niet meer dan e in herinering. L. Moeders en dochters. Nieuwe aanwinst voor 't Museum te Versailles. Ver loving van den hertog der Abruzzen. In de Maart-afle rering van het degelijk maandschrift: Die Frau" komt een belang wekkend artikel voor van de hand van Alice Salomon, die tot de beantwoording der vraag tracht te geraken : Wat kan in onze dagen, de spanning tuaschen moeders en dochters bevorderd hebben?" Het motto van Alice Salomon's opstel, ontnomen aan een dichtbundel van Hedwig Lachmarm, bepaalt reeds de richting waarin dat antwoord moet gezocht worden. Het luidt: Eine Mutter denkt: Kind in meinem Schosz Wie mein Blut dich trankt Wachst in mir dein Los. Eine Mutter denkt: Kind auf meinem Schosz Nun du mir geschenkt Wachst in dir mein Los. In de meeste maatschappelijke kringen, althans, in die, waar de strijd om het be staan energisch gevoerd wordt, waarin holle leegheid niet hemelend en bazelend vóórtrammelt, ontveinzen moeders en dochters zich niet langer, dat andere opvattingen van wederzijdsche betrekkingen en gewijzigde moreele voorwaarden plaats hebben gemaakt, voor die van een 25 jaren her. Ook Maeterlinck heeft beider standpunt aangegeven, wanneer hij een koningin zuch tend tot haar zeven jonge, schoone, kerngezonde dochters laat zeggen: Gelukkig zij t gij niet, lieve dochters, doch, dit is buiten onze schuld." De bordjes zijn verhangen. Guitig merkt Alice Salomon op, dat, de moderne dochters nu meewarig tot hare moeders kunnen uitroepen: Gelukkig zijn onze moeders niet, doch, dit is buiten onze schuld." De schrijfster van Moeders en dochters" zingen de zanglijsters en jodelen de merels, in Vondelpark, Ooster- en Westerpark, in Artis en in de kleine plantsoenen en op de beide stille ongebruikte begraafplaatsen; om de Westertoren en de Zuiderktrk zweeft in heerlijke vluchtenen [een paar torenvalken. Dwars over de straat loopen kleine zwarte kevertjee, Amara's, glanzend in de zonneschijn als nieuw staal; de menschen vertrappen ze zonder ze op ,e merken. Een verdwaalde hommel en een hcningbij zoemen om de electrische tram heen, en een wufte citroen vlinder wiegeldanst oor een open venster op en neer, besluiteloos of hij op de gele en paarse crocusjts in den bloempot zal gaan zitten, of op de sterk geurende Witte hyacinth in 't bollen-glas. De stads-iepen nemen al een rossen tint aan, door de zwellende en werkende bloem knopjes, daarin is de stad een heel eind voor; buiten is er nog alleen wat werking te bespeuren in de kamperfoelie en de vlier. Ook 'Ie gele kornoelje aan de Muiderpoort en in 't Vondelpark, en in de meeste andere parken, staat nu al in vollen bloei; dat is een volle week eerder dan buiten, waar de wind vrij spel heeft. Even voorlijk is de stad^'-ribes, die eergister al zijn roode bloemtrosjes liet kijken, en, nu vandaag de altijd kille oostenwind in een zuid-zuid-wester zuchtje is verbeterd, schuiven detrosjeshun bloemen al verder en verder uiteen; morgen hangen er duizenden lila-met-wit-en-roze lampionnetjes aan mijn struiken, elk met een teer groen bladkapje er boven; zoo'n volop bloeiende ribes, voor elk jong blaadje n trosje, vind ik een heerlijk mooi ding; de bleeke variëteit is voooral mooi tegen den avond met een spar of thuya als achtergrond. Elk jaar kijk ik er lang en met aandacht naar, en elk jaar neem ik me voor, er een aquarel van te maken, maar gelukkig heb ik er tot nu toe geen tijd voor gehad, het zou toch een teleurstelling worden; zooiets fijns kun je niet vasthouden, het is te ijl en te teer voor een penseel met verf, al zijn beide nog zoo fijn en dun. Minder Japansch, maar bij-lange-na niet boersch doen de perken met goudgele crocussen u aan. Zoo'n bed is een massief stuk zonnegoud op zwarte aarde neergevallen, het glanst en gloeit u tegen, en uit alle verboden bijenkorven van de stads-natuurvrienden komen de diertjes af op den gelen gloed, al valt er voor hen w2inig te halen. Wijd gapen de bloemen in de zonne schijn, ze snakken naar licht en warmte en genieten volop, tot de zon, hun lust en hun leven, achter de hooge huizen daalt; on natuurlijk vroeg; ook de stadsbloemen lyden speurt naar de oorzaken van de bevindingen der moeders, en die der dochters. Zij gaat die na, door een historisch over zicht 'te geven van het leven van oudere en jongere vrouwen uit, wat men vroeger noemde den gezeten burgerstand, in het achter ons liggend tijdperk, toen het femi nisme zich nog met eindelooze moeite een weg moest banen langs wegen, afgezet door domheid, stug verzet en kleinzieligheid. Er viel heel wat te vereffenen tusschen de welbekende typen van onontwikkelde moe ders naast verstandelijk ontwikkelde dochters; tusschen vrijzinnige jonge dochters en con servatieve moeders; tusschen niet aan de heirbaan timmerende, ingetogen, vormelijke moeders, en druk-scientifiekerig en artistie ker! g-doende dochters. Verefl'ening van inzicht, elkaar leeren begrijpen en leeren tegemoet komen' is het eenig voorschrift waarvan in de toekomst iets te wachten is, voor zoover blijvende invloeden op maatschappelijke her vormingen, gesteund door eensgezindheid van moeders en dochters mogelijk zijn. Ik kan niet anders, dan de lezing van Alice Salomon's opstel met warmte aanbevelen, zoowel aan moeders als aan dochters. * * Steeds grooter en belangwekkender wordt de verzameling kunstvoorwerpen en histori sche documenten bijeengebracht in het, in museum herschapen vorstelijk paleis te Versailles. De nieuwste acquisitie is een portret van den agitator Camille Desmoulins. Het doek van geen bizondere kunstwaarde, men vermoedt dat het een schilderstuk is van een der leerlingen van Gros, is een allerliefst, een tikje sentimenteel familietafreel, voostellend Camille met zijn aange beden vrouw Lucile, en hun njarig zoontje Horace. Camille Desmoulins zit aan een tafel; zijn linkerkand rust op een bundel paperassen. De in jeugd en schoonheid stralende Lucile, staat naast haar echtgenoot. Haar rechterhand vleiend gedrukt op de rechterhand van Camille, die bewonderend tot haar opziet. De kleine Horace, zittend op moeders lin kerarm, legt zijn mollig kinderknuistje op vader's hoofd. * ** De veel besproken verloving van den hertog der Abrnzzen met Catherine Elkins, dochter van den Amerikaanschen senator, is een vol dongen feit, waaraan wel niet meer getwijfeld zal worden, wanneer de jonge zeeman zijne verloofde den 2den April voor hymen'a outer zal gebracht hebben. Huwelijken van rijke, Amerikaanschemeis jes met arme, Europeeschéedellieden; behooren sedert lange, lange jaren niet meer tot de uitzonderingen. Een echtverbintenis van een hertog met zooveel vorstelijke verwanten, als Catherine Elkin's aanstaanden man, met een titelloog Ameiikaantje, is wél iets heel bkonders. En om 't geld doet de schatrijke zoon van den hertog van Aosta, germain neef van den koning van Italië, het ook niet. De hertog leerde miss Elkins kennen, toen hij als kommandant van een Italiaanschen oorlogsbodem in de wateren der Nieuwe Wereld kruiste,... toen ist in seinem Herzen, die Liebe aufgegangenl In de aderen van de moeder des jongen hertogs stroomde ook geen blauw bloed. Ook zij, kon niet prat gaan op vorstelijke verwan ten. ZÜstamde uit het Turijnsche geslacht Cisterna. De piepjonge Catherine Elkins met don ker, loshangend haar, waarop parmantig breed gerande sailor geirukt is, met zwierigen sportdas om den hals, met haar forsch, breed neusje, donkere oogen en dikke lip pen, een zeer eigenaardig type. Men zou zeggen, eene Mulattin met blanke huid. CAPBICB. een tekort aan zonneschijn; ook zij missen, evenals stadskinderen veel licht. Buiten is in drie dagen het gras van bruingeel in sappig groen overgegaan. Woens dagmorgen in de vroegte vroor het nog stevig; een ijslaagje dekte de plassen in de Graafschap waar ik langs spoorde; de bronzen heidestrui ken waren wit bepoederd; de gagel langs de heipoelen stak er boven uit en sloeg een bruinroode en glanzende ceintuur om elk poeltje. Tegen zevenen deed de zon de ijslaag smelten op de plassen tusschen Stroe en Barneveld; de heileeuwrik zong er zijn hooge klokkenlied, en in de lage landen voorbij de Eem zwermden en zwenkten de kieviten over de vlakte. Honderden meeuwen dreven als groote sneeuwvlokken laag over de weide en langs alle spoorsloten staken de wilgen hun met zilver beknopte twijgen omhoog. In de Naardermeer stoeiden de zwarte koe ten duchtig met elkaar, en een menigte eendjes: zwarte met witte zijlen, bruine met zilver grijze borst, andere met staalblauwen kop, hals en spiegel, maar bijna alle gepaard, zwommen er twee aan twee rond, mannetje voor en vrouwtje achter, of ze met touwtjes aan elkaar waren gebonden. In 't loofbosch waar de zon nu nog een maand lang de bodem kan bereiken stonden gisteren al eenige speenkruid-plantjes in bloei, en een heel enkele anemone schitterde als een bleeke ster in 't mos; maar de massa komt eerst aan 't eind van de week. Het is nu nog bij te houden met de bloemen en de vogels; van de gele bloemen valt het kleine hoef blad nu in 't oog; het lijkt een kleine paardebloem zonder blad; ook de paarse doovenetel bloeit op puin en ruigten; van het heele vogelheer, dat in aantocht is uit Afrika, kwam er nog maar eentje bij ons terug ; de tjiftjaf een oude bekende voor mijn lezers; die oiseau métronome zooals een Franschman hem noemde, 't piepertien zoo als wij jon gens in Overijssel zeiden; dat bruin-geelgrijze muschachtige vogeltje met zijn dunne srlaveltje, heeft stellig het meest eentonige liedje van alle kleine zangers van park en bosch ; en toch, met blijdschap hoor ik hem elke lente weer; en met verlangen luisteren alle natuurvrienden, einde Maart, scherp toe of zij het hooge, eentonige stemmetje ook vernemen. Doodeenvoudig klinkt zijn ting ting, ting ting, als een heel hoog en fijn klokje, zelden met eenige variatie ; 't is heel niet mooi en 't wordt toch zoo graag gehoord, omdat het van de allereerste van de boschvogeltjes is, dat lang verwacht en overnacht, de lieve lente heeft gebracht. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl