Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM ME U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1606
Van het schildergen-kabinet te
Weenen
(Met 4 afbeeldingen).
Onder de catalogi der Kunsthistorische
Sammlungen des allerhöchsten
Kaiserhauses" verdient die van het kabinet van oude
meesters in de eerste plaats eene korte
bespreking.!1 ,'...,
In tweeden druk verscheen hij m t
vorige jaar,'opgeluisterd door niet minder
dan 200 afbeeldingen; een getal, dat voor
namelijk weegt, ondat de reproducties
van buitengewoon goede uitvoering .zijn,
en de schilderijen doen zien.
Sadruk leggen we op dat zien, wijl
daardoor de beteekenis van het kunst
werk des te beter uitkomt.
Als model diende de nieuwe Münchener
catalogus.
Behalve de korte beschrijving van de
1717 nommers, een pp?ave van de maat,
van de grondstof (verschillende boomsoor
ten) ; waarop geschilderd werd, de her
komst, en een korte biographie der
meesteïs," -wordt ook melding gemaakt
van iewijzigde toeschitj vingen, waaraan
de uitspraken van bevoegde kunstkenners
zijn toegevoegd. De beteekening en de
opschriften ontbreken evenmin.
Bq de uitgave i» inzonderheid getracht
een kunstwerk te scheppen, dat niet alleen
een uitstekend handboek is voor den be
zoeker van het museum, maar een blij
vend atudiewerk voor allen die belang
stellen in de kunstgeschiedenis of haar
beoefenen. ,
Inzonderheid maken in deze weergave
der Weener kunstgalerij een goed figuur
de Italiaansche, en de Hollandsche en
Vlaamsche scholen. De eerste door 570,
de laatste (onze kunst en die der
VlaTningpii te zamen genomen) door niet
minder dan 760 nommers.
. |)e Franschei en Spaansche scholen zijn
vertegenwoordigd door 25 en 28 nommers.
De Daitsche kunst is een 326 nommers rijk.
Een goed register maakt het zoeken l
naar de namen der kunstenaars gemak
kelijk; dit is des te moer noodig, wijl niet
alleen de, scholen afgescheiden zijn, maar
omdat daarbij niet de alphabeti^chè, maar
de .chronologische orde is in acht genomen,
waardoor ook zelfs de werken van n
en denzelfden meester niet bij J elkaar
konden worden gebracht, en die werken
horendien ook nog in verschillende zalen
en kabinetten hangen.
Zoo dikwijls wij gelegenheid hadden
op vacantiereizen, tot bepaalde
opdrachtskunstreizen heeft de schrijver dezer
.regelen het nog niet kunnen brengen,
de verschillende musea en verzamelingen
in verschillende landen van Europa te
ieeoeken trof het ons, dat altijd maar
weer van Voren af, aan de Hollandsche
kunst het leeuwenaandeel in die kabi
netten had. Niet zonder zekere trots
maakten we die opmerking, zij het ook
dat een zeker leedgevoel die trots brak,
want waarom moet Nederland zoo arm
rijn ten koste van het Buitenland ?
Kunnen we al tevreden zijn wat onze
grootmeesters der oude Hollandsche
kunst betreft, van de zoogenaamde klein
meesters, die juist zoo leerzaam zijn uit
het oogpunt van kunstgeschiedenis, zijn
we armer dan arm.
Doch laten wij niet klagen, waar de
Directies der musea er op uit zijn om
tegenw jordig goed werk te leveren, en in
hun catalogi de Hollandsche kunst niet
te veronachtzamen. Kunnen zij de des
betreffende bronnen niet voldoende raad
plegen dan gaan zij bij hunne Hollandsche
collega's ter markt of ter school en onze
kunst vaart er wel bij.
Van de Bassano's ongeveer 70 stuks;
van de Brueghels en hun school een 38;
van Lucas Cranach en zijn school 22;
van Van Dyck een 30; van Schiavone
een 20; van Rembrandt 8; van Rubens
een 60, zijn school en manier er onder
begrepen; van de Teniersen -een 25; van
de Tentoretto's een 30; van Velasquez
12; we staken deze opgave, want zij is
voldoende om eenigermate de waarde aan
te geven van het Weener kunstkabinet.
Als proeve van de illustraties, voegen
we hierbij vier der reproducties, door
den mede-uitgever, den heer Karl W.
Hiersemann te Leipzigdaartoe welwillend
Waarom men manifesteert tegen Zola.
ZOLA (tot de Fransche Maagd):.'-?Kniel, slechts voor Haar, Mevrouw;
Gerechtigheid is meer dan het L^ger."
(Plaat van Joh; Braakensiek in fJe Amsterdammer van 23 Jan. 1908).
imlimiimiHirntii
in staat gesteld en vermelden daarbij
het belangrijkste betreffende de schilde
rijen, daardoor in beeld gebracht.
Eerst uit de Venetiaansche school het
borstbeeld van een jongen man in 't zwart
gekleed, met blond haar tot op den schouder
afhangende; het hoofd gedekt door een
baret of muts, en een wit gebloemd gor
dijn als achtergrond.
Dit portret wordt toe
geschreven, echter met
groeten twijfel, aan
Jacques de Barbari,
overleden te Brussel
ongeveer 1515. (Zie
afb. 1).
Sedert 1816 prijkt dit
portret (42 bij 36 cM.)
in het kabinet en hoe
wel O. Mündler, en
daarna J. Lermolieff,
het aan de' Barbari
toeschrijven, waar het
eerder werd toegewe
zen aan de
Florentijnsche school van het
einde der 16e eeuw,
wordt deze toeschrij
ving thans von vielen
Seiten mit Recht
angefochten". Het por
tret is vermoedelijk
onder den invloed van
Giov. Bellini geschil
derd, die in het begin
der 16e eeuw in Neu
renberg en in de
Nederlanden werkte.
Van Velasquez brengen we
in een aardig kinderportret
(zie afb. 2) eene afbeelding
van de infante Margareta
Theresia, dochter van Filips
IV van Spanje, op 3 a
4jarigen leeftijd. Het vorstelij k
kind laat de rechterhand rusten
op eearkifldeJÈWfeltje waarop een faouquet
bloemen, in «èasglae^n va'as,. In de lin
kerhand höu;^JRJeehxraaier.
HetSmir:nasche tapijtiïlfpbr de figuren goed weer
gegeven, veaejjjis als ?de'moecnenirihet
fletsroode juj^jé; Het.-aöuterige
kinderfiguürtje", 'naar cfën aard der klee
ding. is toch nobel van uitdrukking.
P. Brueg'iel de
Winterlandschap.
Eertijds behoorde het portretje (1.28 bij
1.00 meter) tot de collectie des keizers.
Een flink gestoffeerd
Breughel-schilderij wordt in den catalogus gereprodu
ceerd. We- bedoelen een winterlandschap
van den ouden Pieter (zie afb. 3).
Het is een geteekend stuk van 1.17 bij
1.62 M., en wordt gezegd voor te stellen
een Nederlandsen (?)
dorp, door vaarten
doorsneden, waarop
druk schaatsen wordt
gereden. Op het eerste
plan jagers met hon
den op den
besneeuwden grond, en een
drietal ontbladerde
boomen. Ronduit ge
zegd is het een warrig
schilderij, dat o. i. het
Breughelsche type
mist, maar we moeten
berusten in de betee
kening welke wel echt
kan zijn, maar er is
twijfel. Die beteeke
ning wordt namelijk
weergegeven in
regelmntiiie. kapitaal-letters
BRVEGEL, nauw
keurig als of zij
geboekdrukt zijn, wat
hoogst bevreemdend
is, wijl de schilder wel
met kapitale letters
zijn raam op de schil
derijen zette, maar
dan, zooals van zelf
spreekt, in onregelmatigen
vorm.
Den reine is alles rein, den
kunstenaar is alles geoorloofd;
hij is geheel vrij in 't uit
beelden van het naakt, indien dat maar
niet pUt is, of in platheid verloopt.
Daarom nemen we het dan ook Ru
bens allerminst kwalijk, dat hij zy'n
tweede vrouw Helena Fourment voor
gesteld heeft, schrijdende naar het bad,
gedeeltelijk (van achteren en ter zijde)
gedekt door een zwart mantelkleed
(zie afb. 4). Intiemer kan het al niet.
Het vette, dikke, vleezige, haast wel
lustige, dat eigen is aan de naakte vrou
wenfiguren van Rubens, heeft hij hier
ook niet nagelaten te schilderen, en hoe
wel het zijn eigen vrouw gold, heeft hij
haar volkomen weergegeven als model,
en geenszins geïdealiseerd.
Indien we weten, dat deze schilderij
(1.75 bij 0.96 M.) afkomstig is uit zijne
nalatenschap, en in zijn testament ver
meld wordt, dan zal er voor de puriteinen
in de kuist wel geen bezwaar zijn om
de hooge kunstwaarde te aanvaarden en '
haar af te scheiden van mogelij k preutsche
gevoelens.
Rubens heeft zijn kunst gebruikt om
het beeld vast te leggen, van de vrouw,
wier bekoorlijk vleesch hem gelegenheid
gaf om in war n koloriet er 't leven in te
blazen door wat slechts de kleur kon
geven.
Indien Rubens de volle rijpheid zijner
tweede vrouw, zij huwde met den
35-jarigen Rubens, terwijl zij 16 jaar
was, heeft willen uitbeelden, dan is
hij daarin, blijkens de volle vormen,
volkomen geslaagd. Het is een deel
zijner kunst De vrouwenfiguur moest
bij hem een groote ontwikkeling hebben.
Slechts een greep te doen in den vollen
graanakker der kunst was ons mogelijk.
Voldoende om te doen zien hoe rijk
het Weener kunstkabinet is.
A. J. SERVAAS VAX ROOIJEN.
Het wezen der Schoonheid.
W. A. van Konijnenburg, Mouton, 1908.
I. Ik Leb nooit gehoord dat er beweerd is
geworden dat de kennis van de wet der
zwaartekracht ,.e persoonlijkheid heeft aan
getast en deze heeft geschonden. Ik heb
nooit kunnen denken dat een ontdekking in
den sterrenloop ook gericht zou zy'n, of be
schouwd zou worden als gericht tegen die
zelfde persoonlijkheid, die niemand wellicht
meer eert dan ik. Zoo is, in zekere opzichten
ook, de verhouding van de waarheden in
deze lezing ten opzichte van de genoemde
persoonlijkheid. Ze zyn zoo algemeen, en zoo
wiskunstig, dat ze de persoonlijke uitdruk
king niet verhinderen. Ze zijn daarenboven
mijns inziens een verblijdend iets, daar waar
heden als deze wat ik noem de middelen"
vermeerderen. Het zy'n dingen altjjd bij de
hand en daardoor gemak gevend. Het zoeken
naar deze dingen en het vinden van deze
dingen door W. A. van Konijnenburg is
daarbij iets dat met een groote genegenheid
te ontvangen is want het wijet op een
zoo zeldzamen, intellectueelen aard, zeld
zaam te midden der Hollandsche schilders.
Het wijst op een zucht tot het vastleggen,
het vastzetten, van zaken die logisch zijn, en
velerlei moeite kunnen voorkomen. Het was
daarenboven noodig deze dingen in druk uit
te geven want bij wanbegrip ontstaan
snel allerlei misverstanden. Deze kunnen nu
met eene verwijzing naar het geschrevene
weerslaan worden want niet is aan te
nemen dat ze niet ontstonden. In deze ge
dachten is !het artikel te schrijven? over dit
werkje van 29 bladzyden en van niet ge rin
gen, invloed zoo het juist gelezen wordt. Het
bevat tweeërlei deelen en een woord vooraf.
Het woord vooraf is de toespraak tot de
hoorders, en jbevat de algemeene
Jgezegden: over verstand en over gevoel daarna
komt een inleiding, gevolgd door het Wezen
der Schoonheid" dat een bekorende menge
ling bevat van algemeenheid en
noodzakelykheden, gebonden aan wiskunstige juist
heden toe te pa-sen, liever te eisenen in het
werk van gejoel en verrtand beide: hier het
schilderij. In een tweede artikel worde dit
besproken. PLT.
Jacqueg de Barbari (?) Mansportret.
P. P. Ruben?.*rHe'ena Fourn ent.
Velasquez. De Infante Maria Theresia.