Historisch Archief 1877-1940
N'. 1607
DE AMSTERDAMMER
A°. 1908.
WEEKBLAD YOOK NEDERLAND
Onder redactie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
IEs£r. H. F. L.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad iVo. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, mail 10.
Afconderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 12 April
Advertentiën van l?o regels / 1.25, elke regel meer. . , . f 0.25
Reclames per regel , . . . 0.40
Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm»
RUDOliF MOSSE te Keulen en lioor alle filialen dezer firma. De prijs per regel i: 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De
aanTallen op onze Justitie. Principieel getob,
door d. K. Liberale verIraagzaambeid",
door d. K. Een bibliotheek-vereeniging,
door dr. H. E. Greve. Woord gehouden,
door S. De onzedelijke uitstalling in Het
HandeUblad, door F. C. Nog geen antwoord,
door d. K. Bezuiniging op Hoofdstuk VIII,
door Paranovi-2, met Naschrift van Non.
FEUILLETON: Jaesnaja Poljan-a", I, door
Y. en R. - KUNST EN LETTEREN: De
belangen van een kunstschilders-genootschap
en het belang der kunst, door W. Steenhoff.
Kaar aanleiding van prof. Bolland's verhan
deling de Natuur", door M. H. Cohen.
Onze Letterkunde, door dr. J. v. d. Valk,
beoord. door B. M. v. d. Stempel. VOOR
DAMES: Princesses de Science, door M. E.
v. d. Velde-Pijnappel ALLERLEI, door
Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Hei
man?. Vermakelijke geschiedenis des Va
derlands, met afb., door Gr. Bet beloofde
land, door J. P. Terwey. Amsterdam's
Grootburgerschap, door L. J. v. Beuningen-v.
Helsdingen. " Portret van Sir Henry Camp
bell Bannerman. Napoleon en de viouwen,
door C. Reddingsmiddelen op
Amerikaansche scholen, met afb., door M, C. Besliste
volzinnen, door Jacob Israël de Haan. FIN.
EN OECON. KRONIEK, door v. d. S.
INGEZONDEN. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. - ADVERTENTIES.
De aanvallen op onze Justitie.
Op onze aarde heeft elkeen, ook de
nederigste, ala het oogenblik er voor is,
zijn pleiziertje, zijn stokpaardje, zijn
"t>izonder amusement. Zooals men weet
is het om iets te noemen voor de
Standaard de opium. Niet in dien zin,
dat de heeren, welke door dat dagblad
geleid worden, zich aan de verleidingen
des amfio3nschuivens ragelmatig ver
slingeren wereldsche gedachte! ,
maar in dezen, vrómeren zin, dat zij om
de zooveel maanden eenige woorden, en
om de zooveel jaren eenige opstellen en
asterisken over de opiumzonde op de
kalme binnenzee van ons politiek leven
doen uitzwermen : .als branders van
oud en vergaan stroo, 'n soort
fopbranders, aardig en ongevaarlijk.
Zoo'n stokpaardje, zoo'n telkens terug
keerend pleiziertje, heeft de
Nederlandsche natie ook: haar Justitie, 't Is
haar mooiste probleem, 't Is haar opium.
Op vaste tijden zendt ze daar haar
fopbranders op af. 'n Interpellatie of een
campagne in de pers woelt de misstanden
weer. eens bloot". Men geeft op zoo'n
oogenblik zijn hart erover lucht, dat er
rechters zijn, rechtbanken, rechtsgeleerde
raadsleden en dat men toch geen recht
kan krijgen. Men is dan boc»s op deze
rechts-schuiverij. Boos... als de Standaard!
Men heeft immers zelf de justitie ge
kweekt in de broeikassen der hooge
scholen tot orchideeën-bloembedden van
vormendienst, tot zeldzame slaapbollen...,
deze bevoorrechte-klasse-plant als een
bebevoorrechte kasplant teeder verzorgd;
in haar vooral de deftigheid, de onkreuk
baarheid en den eerbied voor de wet
geroemd; wat wil men nu anders van
haar hebben dan deftigheid, onkreuk
baarheid en eerbied voor de wet?
Moet men nog inhoud verlangen, waar
de vorm zóó gesoigneerd is?
Wil men eetbare orchideeën hebben?
Men eischt werkelijk te veel.
Maar het is een mooi assautl Hoe
verheffend is het een heele natie als n
man, en met overtuiging of 't werkelijk
iets wezenlijks uit zal richten, ten
aanval te zien tijgen! Wanneer men in
de Handelingen van de Tweede Kamer
mannen van alle richting ziet samen
gaan om den toestand als abominabel"
te kenschetsen, doet dat zoo denken:
welk een oppositie! Welk een vurig
verlangen naar rechtspraak bezielt onze
volksvertegenwoordiging: Met roerende
bezorgdheid wil zij de oude, vastgeroeste
machine oliën, en met zijn allen gaan
de heeren er achter staan om haar een
paar meters verder te duwen.
De heer "Drucker, die, wat hem betreft,
waarschijnlijk 't liefst een heel nieuwe
machine bestelde, kent die gezindheid, die
vrees om aan de heilige Justitia te raken.
En, voorzichtiglijk, vraagt hij aan
de regeering: laat de rechters wat ze doen
tenminste wat sneller doen.... 't Is
toch niet te veel geëischt ? Z >u men
b.v. de pleidooien niet kunnen bepalen
op 2 a 3 maanden na de aanvrage er
van ? Moet dat noodzakelijk in de groote
centra 10 en 12 maanden zijn ? Mogen
de processen nooit minder dan een paar
jaar duren ? Zie hoe bescheiden de
interpellant is.
Men is geneigd na zulk een interpel
latie de vraag te stellen : Had ze niet
achterwege kunnen blijven ? Een paar
droppels olie in de machine hier en
daar eea rechter meer ? zal wel alle
gevolg zijn.
En doordenkende, meer schertsend dan
ernstig, maar met een ernstige bedoe
ling in den scherts, zegt men: had de
machine dan maar liever heelemaal laten
vastloopen! Op dit oogenblik maakt bijna
niemand meer gebruik van de recht
banken. In handels-en burgerlijke zaken
redt men zich meer en meer zonder
proces. Er is een toestand ontstaan van
anarchistische selfhelp, die, werd ze goed
bestendigd en door geen interpellaties in
haar ontwikkeling gestoord, de maat
schappij zou voeren naar de proceslooze
hoogten der ideaalstaat...
In 1899 is over den achterstand aan
de rechtbanken" gesprokea. In 1903 weer.
Thans opnieuw. Wanneer nog eens ?
De rechters, opgevoed voor de juristerij
en niet voor het leven, bijna altijd staande
buiten dat leven, moeten de knoopen, die
het legt, ontwarren, de conflicten, waar
van sij slechts den uiterlijken kant zien,
ten goede beëindigen. Tusschen de raads
lieden der partijen, die wél de realiteit
kennen, zitten zij, ongemakkelijk in hun
gemengd gevoel van onkunde-in-deze en
stands f oogheid, en klemmen zij zich
vast aan de formule, aan de letter
van de wet, die zij van de weeromstuit
met te m"er ijver bestudeeren, en dikwijls
prachtig kennen en interpreteeren. 1)
Over dit onderwerp is zooveel te zeg
gen. Wij huiveren echter verder te gaan.
Heilige huisjes moet men ontzien. Dat
is voorzichtig.
In een oude uitgave van Racine's
satyre op de justitie Las Plaideurs", zegt
de voorrede-schrijver (het was in 1807,
en deze voorrede-schrijver kon weten,
dat Napoleon met het gezag niet liet
mallen): Racine kon dit spotstuk
schrijven, omdat men wel wist, dat hij,
als dichter de Justitie belachelijk makend,
haar eerde als burger, daar hij het ambt
van magistraat te voornaam achtte voor
het maatschappelijk bestel, dan dat het
niet zeer eerwaardig en zeer geëerd was!"
Zoo eindigen ook wij!
1) De bekende Papendrechtsche geschie
denis berust blijkbaar op een zeer subtiele
wetsuitlegging, voortbrengsel van veel geest,
die nuttiger had kunnen besteed zjjn.
Principieel getob.
De Statulaard gevoelt zich toch nog
niet lekker op haar standpunt, vanwaar
uit zij het Heemskerk-ministerie betracht.
Dat het kabinet van politiek-gemengde
samenstelling reeds niet
homogeenrechtsch kan heeten. omdat al zijn leden
een werkprogram, bijna geheel in de
neutrale zone, aanvaardden, is zij met
ons eens.
Homogeen-rechtsch zou het ministerie
eerst kunnen heeten, indien daar bestond
homogeniteit in staatkundig
regeeringsbeginsel" en De Standaard erkent
het, juist die is afwezig, door het
deelheiben aan de combinatie van twee
kleurlooze leden.
Om het zich een weinig gemakkelijk
te maken, spreekt het blad voortdurend
van kleurlooze personen; het behoorde
natuurlijk te schrijven: liberale personen,
daar bet volstrekt kleurloo/.e tegenover de
kerkelijke\eertïte}\\> gen en politiek bij ook
maar eenigszins welopgevoede en onder
wezen lieden, moeilijk valt aan te nemen,
zelfs al hadden zij het tot de vroegere
gematigde onverschilligheid van Van
Swmderen gebracht.
Maar nu gaat De Standaard nog een
schrede verder in onze richting.
Eisch is en blijft de organische een
heid van het staatsbeleid, en de/e kan
nooit tot uitdrukking komen, tenzij een
heid van staatkundig beginsel alle minis
ters in homogeniteit verbindt"
Dit stelden wij. in andere woorden,
voorop, toen wij Kuyper's stelling be
streden, dat het kabinet een rechtsch
kabinet was. niet van gemcngclen aard
en toen hij Heemskerk aanbeval <1it
kabinet als principieel rechtsch den volke
aan te bieden.
En nu ontvangt men hierbij nog de
volgende toelichting:
In En?elan<l kent tnen het onderscheid
tusechen Ministers die aan de polHeke
beslisginvm deelnemen, en anderen die hieraan
zjjn uitgesloten; maar dit heeft men ten
onzent niet. Hietin schuilt metterdaad ean
niet te overschatten moeilijkheid. Ook zulk
een kleurloos Minister toch zit in den Raad
van Ministers met adviaeerende en
concludeerende stem. Stel dus, dat er zich in den
Ministerraad tweeërlei schakeering openbaart,
dan is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat
de twee technische kleurlooze Ministers den
doorslag geven, en zoo metterdaad de positie
vervalsenen".
De niet te overschatten moeilijkheid"
is, volgens De Standaard, practisch als
niet bestaande", omdat die kleurloozen,
lees liberalen, wel niet over politiek zullen
stemmen in den Ministerraad vioeger
werd hun den raad gegeven steeds met
den kabinetsformateur te stemmen! Deze
houding schijnt gelukkig, in des schrij
vers oog, geen aanbeveling meer te ver
dienen maar het blad zou toch gaarne
zien, dat in het reglement van den
Ministerraad werd bepaald, dien heeren
alleen een adviseerende stem toe te ken
nen, waar het gaat over zaken, niet
rakende hun eigen departement.
Dat wil dus zeggen, dat deze ministers,
die men veiligheidshalve aan een
reglements-ketting behoorde te leggen, een
gevaar kunnen zijn voor Rechts.
En tooi wilde De Standaard aan zulk
een kabinet een optreden aanbevelen,
als ware het een zuiver homogeen.
Zoo schreven wij dan ook in het
nummer van l Maart:
Dg Standaard bedoelt een toespraak
zonder verbloeming"; een zich uitspre
ken op het stuk van beginselen";
waarbij de principieele partijen van
rechts" zich zullen aansluiten aan een
»klare uitspraak", wijl ze weten, dat het
Kabinet geen oogenblik zal aarzelen om
voor zijn principieele overtuiging fier en
onvervaard uit te komen." .
Er moest alzoo, volgens De Standaard,
een kabinetsrede worden gehouden, alsof
de homogeniteit onder de negen bestond,
eri de organische eenheid van het staats
bestuur wel tot uitdrukking kon komen
in dit Ministerie!
Men zal het nauwelijks gelooven, als
wij mededeelen", schrijft De Tijd, dat
De Standaard nog altijd bezig is, uit te
visschen, of het Ministerie-Heemskerk
een homogeen kabinet is in den zin
van homogeniteit in staatkundig
regeeringsbeleid".
Wij daarentegen vinden het alleszins
natuurlijk dat het antirevolutionaire blad
ten opzichte van deze zaak nog maar niet
tot rust kan komen, en voortgaat met te
trachten zichzelf tot een helder inzicht
te brengen, hoe het toch met de homo
geniteit van het kabinet-Heemskerk zit.
Het is bekend, -Heemskerk heeft maar
heel povertjes aan het Standaard- bevel
gehoorzaamd. En zoo langzamerhand is
Kuyper gaan inzien, dat hij zich in zijn
raadgeven aan den kabinetsformateur
vóór den lOden Maart, een weinig ver
galoppeerd heeft daar de abnormale
omstandigheden het onmogelijk maakten
zijn advies op te volgen. Van een
rechtsche principieele speech, klinkende als
een klok, is zoo goed als niets gekomen.
Thans spreekt De Standaard zelf al van
een kabinttsverklaring van zoo soberen
aanleg als ditmaal ten gehoore moest 1)
komen." En zoo gevoelt zij, dat zij de
schuld draagt van de teleurstelling harer
getrouwen, die, afgaande op haar geschrijf,
een dikken, vetten aanleg"' hadden
verwacht.
En dit moest nu juist haar treffen.
Zij, zo > keurig en fijn in het principieele.
De Roomsch^n, veel meer gewoon aan
opportunistische politiek, hadden het
kabirfet zoo maar voor rechts verklaard
en ongelukkiglijk, in een onnadenkend
oogenblik, wis Kuyper hen gevolgd, en
in plaats van zijn partijgenoot Heemskerk
toe te roepen: denk toch
alsanti-revolutionuir aan het noblesse oblige... onthoud
u van iets te zeggen wat met het oog op
de twee paganisten als paarlen voor de
zwijnen zou kunnen zijn, was hij het
juist, dift hem opstookte een parmantig
Christelijk woord te spreken, wat gebeurd
zou zijn ook, ware Heemskerk iets minder
verstandig geweest. En nu, wel wetende,
dat hij een ganschelijk verkeerden koers
was uitgegaan, komt hij met het voorstel
om twee van de negen, die te zamen uit
n mond zij 't dan ook al zwakjes
getuigd hebben,..., vast te leggen
De Tijd begrijpt er niet veel van
doch De Tijd is ook nietanti-revolutionair.
Maar aln de Standaard vandaag, met
haar voorstel, zich eens het hart gelucht
heeft, op boven beschreven wijze, komt
morgen de quaestie haar opnieuw plagen.
Zij raakt haur niet kwijt.
Dan schrijft ze weer:
De qnaes'ie Beidt niet de samenstelling
van het Kahinpt, noch z\jn benoeming. Een
Kah'net bestaande uit geheel deze zelfde
1) Wij onderstrepen.
Ministers zou, onder normale omstandighe
den, in elk opzicht aan de eischen van een
principieel Kabinet kunnen beantwoorden.
Maar of een Kabinet principieel dan wél
abnormaal in zijn optreden is, hangt niet
enkel af van de vraag, of de Ministers die
er deel van uitmaken, zelve principieel zuiver
op de graat zijn, maar ten minste evenzeer,
of zij in staat zijn, op te treden met een
zoodanig principieel program, waarin de
partijen van Rechts de uitdrukking van haar
beginsel terugvinden".
Dus:
Of een ministerie abnormaal is in zijn
optreden, dit hangt niet enkel" (maar dan
toch, stel voor de helft) af van de vraag,
of de Ministers zelf principieel zuiver op
de graat zijn; en bij deze verklaring de
verzekering, dat het huidig Kabinet, met
twee paganisten er in, onder normale"
omstandigheden in elk opzicht een princi
pieel kabinet zou kunnen zijn!
Foei wat een getob! D. K.
Liberale Verdraagzaamheid".
De Standaard geeft het volgende te
lezen:
In Den Haag woont een correspondent
?an het Soerab. Hbld.
Blijkbaar is hij een volbloed liberaal, en
zie hier nu, hoe bij dezen liberaal zich de
liberale verdraagzaamheid uit.
Hij schreef dit:
De heer De Siivornin Lohman strijdt tegen
woordig openlijk tegen de perfidie en de
heerschzucht van Kuyp r. Die is de voerman
op den bok, die alle teugels der paarden in
handen heeft en met een ruk of trek den
weg aangeeft door dik en dun, laat vertreden
en vernietigen wat is opgebouwd even te
voren. O, wat zou het een rust geweest zijn al»
de felle zon in het Oosttn eens kwaad had gedaan
aan een ijzeren gestel, en gewijde aarde van
Palestina den grooten man gedekt had, die een
onmiskenbaar talent bezit, een organisator
bij uitnemendheid blijkt, maar die het land
zal schaden zoolang als de God van Abraham
n Isaüc hem het leven laat."
De onderstreping is van on?.
Dusver zagen we niet, dat in eenig liberaal
blad tenen deze curieuse proeve van liberale
verdraagzaamheid geprotesteerd is."
Dit is een volbloed liberaal.
Zoo spreekt nu liberale verdraagzaam
heid." _
En in geen enkel liberaal blad wordt
geprotesteerd tegen deze proeve van libe
rale verdraagzaamheid....
En zoo vernemen de burgers, boeren
en buitenlui uit De Standaard zelf, dat
de liberalen Kuyper dood willen hebben.
Och Heere, wat een toestand!
Als het een beetje meeloopt, krijgen
we nu nog bedestonden voor Euypers
behoud!
Arme Standaard wat wordt gij toch
klein.
Hoe diep zijt gij gezonken!
Zelfs het curieuse, zóó curieus, dat
geen enkel man er tot verdediging van de
liberale verdraagzaamheid in ernst tegen
zou kunnen protesteeren, zonder zichzelf
belachelijk te maken, geeft gij een partij
cachet, om er toch maar iets ten
voordeele van Kuyper mee te kunnen doen.
Denkt gij nu wezenlijk, dat een emi
nente, van God gegeven leider" smaak
kan hebben in zulke rotte appelen, hem,
op zijn eigen Standaardblad, door een
zijner pygmeeën, toegediend ?
Waarlijk, Kuyper beleeft geen
vroolijke dagen maar het treurigste voor
hem moet wel wezen, dat men van zijn
grootheid zoo niets begrijpt of er voor
gevoelt. Hem te behandelen, als hadde
hij na zijn onttroning een plebeïsche ziel
gekregen daartegen protesteeren wij.
D. K.
Een Mbliotheek-vereeniging.
Op Zaterdag 18 April zal te Utrecht in
het gebouw voor Kunsten en Wetenschap
pen, 's namiddags 3 uur, een bijeenkomst
gehouden worden, toegankelijk voor alle
belangstellenden, om tot de oprichting te
geraken van een algetneene vereeniging,
waarvan de werkzaamheid zal liggen op
bibliotheekgebied.
Het is zeer wenschelijk, dat een dergelijke
vereeniging tot stand komt, nu allerwege
in ons land nieuwe openbare boekerijenen
leeszalen (?openbare leesmuseums") verrij
zen, of hun oprichting; wordt voorbereid.
Over allerlei wil men daar ingelicht zijn;
men staat daar overal voor dezelfde soort
vragen; en in zulke omstandigheden kan
de tijd rijp geacht worden voor samenwer
king, voor wederzijds wisselen van gedach
ten en ervaringen, voor uitvoeren van 't
geen een gezamenlijke praktijk wenschelijk
toonde.
Maar, al ziet men van dag tot dag de
belangstelling in bibliotheekzaken ook in
ons land stijgen, zoo blijft met dat al een
geconcentreerde propaganda voor open
bare leesmuseums" in het algemeen nog
steeds noodig.
Niet alleen zijn er nog overvloed van
plaatsen, waar de beweging nauwelijks
of gansch niet doordrong, maar niet
overal staat nog helder en duidelijk voor
oogen, wat het openbaar leesmuseum ',
in navolging van Amerika, Engeland en
Duitschland, eigenlijk onderscheidt van de
volksbibliotheek". Het is zeer wenschelijk,.
dat een algemeene vereeniging de lijnen
trejit tusschen hier en ginds; en syste
matisch de propaganda voor de nieuwe soort
boekerijen gaat voeren.
Doch, hoe te betreuren het ook mag zijn:
de beweging voor openbare leesmuseums''
ging in ons land niet uit van
vak-bibliothekarissen, noch wordt zij door hen bedui
dend gesteund. Belangstellende leeken en
dilettanten namen in dubbelen zin de leiding.
Dit nu is ontegenzeggelijk een bewijs, dat
het verlangen naar de nieuwe soort boete-.
rijen mér is dan een in theorie gekweekte
belangstelling ; veel meer is dit een teeken,
dat velen gewillig zijn het openbaar lees
museum" in ons land te ontvangen en
vooruit te brengen.
och juist voor dit laatste, het
voontitbrengen op het hooge peil van moderne
boekerijen, is zeer dringend de hulp en
voorlichting noodig van de vak-menschen.
"Waren onze vak-bibliothekarissen reeds
vereenjjd, zeer zeker zou een dergelijke
vereeniging aangezocht worden de leiding in de
technische lijn te nemen.
Doch, tot wien moet men zich thans
wenden ? En zoo i3 het vanzelf sprekend,
dat de nieuwe organisatie, die straks in
Utrecht zal ontstaan, de
vak-bibliothikirissen in de nieuwe openbare leesmuseums.
In de voorgestelde statuten is gerekend
op voldoende vrijheid van beweging dier
groep vak-menschen. Zelfs is de mogelijk
heid voorzien, dat in later tijd deze bijzon
dere groep zich afscheidt als een afzon
derlijke vak-organisatie. Op het oogenblik
echter heeft de nieuwe vereeaiging allen
noodig voor haar laatste doel: de bibliotheek
wetenschap in ons land als zelfstandige
wetenschap te wekken. En op dit punt is
in ons land nog zeer veel in te halen op
het buitenland.
Hoe de vereeniging dit alles in de toe
komst zal trachten te bereiken, laat zich
nog niet in een nauwsluitend program vast
leggen. Er is zeer veel te doen, en derhalve
voorloopig ook nog zeer veel te laten.
Doch het allereerste is een vast punt van
samenkomst en uitgang noodig. Dit kan
het best gevonden worden in een centraal
bureau voor inlichtingen, tevens voor pro
paganda. Dit bureau moet gegevens ver
zamelen over het bibliotheekwezen hier te
lande en elders; dit bureau zal hebben voor
te bereiden alle' gezamenlijke actie, voor
welk onderdeel van propaganda dan ook;
dit bureau zal in n woord de motor moeten
worden der vereenigings-werkdadigheid.
Een heele reeks van middelen om tot het
einddoel der vereeniging' te geraken, ligt
voor de hand: uitgeven van een tijdschrift,
propaganda en vakboeken, het openen van
cursussen voor vak-opleiding, het stichten
van een vak-bibliotheek met bibliotheek
museum, en al dergelijke meer.
Doch zij behoeft daartoe geld en sym
pathie. Er moet een jaar of tien hard en
veelzijdig worden gewerkt. Dan zal men
ook in ons land waarschijnlijk over het
kwade punt heen zijn; over wantrouwen
jegens hare bedoeling en strekking; over
verwarring -met andere bibliotheken om
ons heen; over verkeerde begrippen aan
gaande de geldelijke behoeften en verzor
ging dier instellingen Misschien ziet
men dan in, dat het openbaar leesmuseum
een goede aanwinst is voor het geestelijk
leven van heel ons volk; een tweede, een
vrije school voor kinderen en volwassen,
een zaak van comfort voor. ontwikkelden ;
voor handel en nijverheid een vraagbaak;
een vrije, een groote universiteit voor
ieder....
Op het oogenblik echter moet dit alles
nog voorbereid worden. En voor die voor
bereiding wordt uw steun gevraagd dooi
de komende bibliotheek-vereeniging.
Dr. H. E. GKEVE.
Woord gehouden!
De werkgevers in het havenbedrijf te
Eotterdam zijn in de laatste jaren nog al
eens het voorwerp geweest van mijne critiek.
En ik meende natuurlijk, en meen nog,
deze critiek steeds met redenen te hebben
omkleed.
De herhaalde conflicten die in de laatste
jaren (atgescheiden van de elevator-kwestie,
die een bijzonder conflict vormde met bij
zondere oorzaak), de Rotterdamsche haven
in beroering brachten, meende ik voor een
belangrijk deel te moeten toeschrijven aan
de verregaande onregelmatigheid in het
bedrijf, het gemis aan eene vaste regeling
der arbeidsvoorwaarden, en het
verwaarloozen of ontduiken van hetgeen eenmaal
aan de organisaties van arbeiders, of aan
de arbeiders in het algemeen,was toegestaan.
Maar wat was, op zijn beurt, daarvan
weer de oorzaak? Dit: dat er geen
werkgevers-ver'eeniging was, die onwillige pa
troons tot hun plicht kon roepen, of de
rechtmatigheid van ingediende klachten
kon onderzoeken. Zoo moesfan meermalen
de werklieden wel tot staking hun toevlucht
nemen, en werden de onaangename ge
volgen daarvan door allen ondervonden.
Daarin is, zooals men weet, sedert het
vorige jaar verandering gekomen. Zoowel
de stuwadoors, (die in de haven het
be