Historisch Archief 1877-1940
l
DE A M i T L R D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1607
drijf uitoefenen van uitsluitend het lossen
en laden van schepen), als de cargadoors
en readers, hebben zich vereenigd, en deze
twee vereenigingen omvatten thans zoo goed
als alle werkgevers in het havenbedrijf.
De staking die het vorig jaar, als een
gevolg van de elevatorkwestie, in de haven
uitbrak onder de graanbootwerkera, eindigde
toen in een toegeven van beide zijden, hierop
neerkomend», dat de graanbpotwerkers voor
dat «ogenblik geen anderen eisch ingewilligd
zouden krijgen dan l cent mér per last,
en de beide werkgeversvereenigingen zich
verplichten om daarna een regeling voor
de overige arbeidsvoorwaarden te over
wegen en daarvoor zouden ontwerpen een
overeenkomst, die dan wederzijds tusschen
de beide patroons-vereenigingen en d
vakvereenigingen zou worden aangegaan.
"Welnu, de werkgevers hebben woord ge
houden, en inderdaad geeft de collectieve
arbeidsovereenkomst waarvoor ze het ont
werp bij de vakvereenigingen hebben inge
diend, blijk van eene zeer ruime opvatting.
Natuurlijk zit er aan eene collectieve
overeenkomst mér vast: nl. een loonlijst,
waarin de loonen voor de verschillende
branches genoemd zijn, zoowel als de overige
arbeidsvoorwaarden: extra voor overwerk,
nacht- en Zonda?sarbeid, nader zijn om
schreven. Natuurlijk is het mogelijk, dat om
trent deze loonlijst geene overeenstemming
verkregen kan worden, en dan ver valt ook het
collectief contract, waar van de loonen immers
den eigenlijken inhoud zijn. Maar beide
partijen, werklieden en werkgevers, hebben
toch te veel belang bij een meer
regelmatigen toestand in het havenbedrijf, om
niet ernstig te trachten, tot overeenstem
ming te komen.
Gebeurt dit, ongetwijfeld neemt dan deze
. collectieve overeenkomst in ons land een
beteekenisvolle plaats in. Immers, niet
alleen, dat in deze collectieve overeenkomst,
die dan omstreeks een 10000 arbeiders om
vatten zal, de arbeidsvoorwaarden tot in
details omschreven zijn, doch ook verplich
ten zich beide partijen, om elkaar
wederkeerig bij te staan tegenover werkgevers
die onder slechtere dan de overeengekomen
voorwaarden laten werken. De werkgevers
vereenigingen nemen op zich, dat hun
leden zich aan de bepalingen houden; maar
daar tegenover verplichten zich de vakver
eenigingen, dat haar leden ook niet gaan
werken bij werkgevers, die voor minder
laten werken. Ben ernstige poging dus, om
aan de concurrentie ten koste van het
arbeidsloon een einde te maken.
Een scbeidsgerecht van 8 personen plus
den voorzitter zal er zijn, waarvoor grieven
gebracht kunnen worden. De benoeming
der scheidsmannen zal, indien daartoe geen
overeenstemming kan worden verkregen,
geschieden door de arrondissementsrecht
bank. Daaruit blijkt reeds, dat het met
deze overeenkomst, wordt zij aangegaan,
ernst zal worden. Het zal worden een
burger-rechterlijke overeenkomst, waarbij
de vereenigingen zich voor hare leden
verantwoordelijk hebben te stellen en
?eventueele schade hebben te vergoeden.
En ten einde controle daaromtrent mogelijk
te maken, zullen de vereenigingen elkander
geregeld opgave doen van de ledenlijsten.
In n woord, het is een ernstig stuk werk.
Een vraag stel ik me: zijn de organisatie
verhoudingen, speciaal onder de werklieden,
alreeds zoover gevorderd, om zulk een sterk
contract aan te gaan ? Ik ben daarvoor
eenigszins bang, maar hoop, dat de tijd zal
leeren, dat er daarvoor geen reden was.
S.
De onzedelijke uitstalling in het
Handelsblad.
Iemand, die blijkbaar evenzeer in de
kwestie der onzedelijke uitstallingen als
in het Handelsblad belang stelt, schrijft mij:
Ofschoon ik het maar gedeeltelijk met u
eens ben, doet het mij toch groot genoegen
dat u opgekomen zijt tegen de manier
waarop het Handelsblad den strijd aanbindt
tegen een kwaad, dat hoe ernstig pok, eer
der grooter dan kleiner wordt, indien er op
deze wijze de aandacht op wordt gevestigd
en dat, zooals u terecht opmerkt, toch
eigenlijk haast niet mee telt onder de zoo
tallóoze slechte invloeden die in een groote
stad, als Amsterdam werkende zijn. Den
verkeerden ijver der IIandelsbla/1-red.a.ctie
in dezen hebt u m.i.?terecht gebrandmerkt.
Maar toch gaat u, naar mijn oordeel,
te ver als u die redactie alleen baatzuchtige
imiiHiiliHimiiii
iilMmliiiiiniiiiiiiMii
Op Jassnaja Poljana".
(Een bezoek bij graaf Leo Nikolaewitch Tolitoj).
Vertaald uit de Ut. Peten burgikaia Oazeta.
*«*
I.
Moskou lag achter ona ... de stoffige,
woelige Tzarenstad, met haar in 't oog loopend
modernisme, met haar oude kerken, met., .
Hotel Métiopol", waar we hadden gelogeerd,
en van welks erbarmelijke keuken een
ideaal laboratorium voor giftmengers als
Boggia en Visconti wij genoten hadden.
Moskou lag achter ons . . .
Met een kalm gangetje de treinen, die
van uit Moskou verder het land ingaan, rijden
vreesekjk langzaam bracht de trein ons in
de nabijheid van lassnaja Poljana". Ik zeg
ons, omdat wij met on3 tweeën waren: de
dramaturg Ismailoff en ik.
Eindelijk bereikten wij het laatste stil
gelegen station Bchtokine. Van hier nog maar
6 wersten.
Het middaguur was reeds lang voorbij. De
regen hield op en de lucht verhelderde. Door
de vaneen gescheurde wolken goot de zon
hare schitterende, koesterende stralen o^er
de aarde. Eene wonderlijke aandoening be
ving ons, eene aandoening, zooals wij nog
nooit hadden ondervonden. Geen vrees, o
neen, maar iets zonderling onrustigs, eene
buitengewone zenuwspanning. Wij konden ons
zelf niet gelooven. dat wij binnen een half
uur van aangezicht tot aangezicht zouden
s' aan met dien genialen grijsaard, die sedert
lange jaren de geheele wereld van diepen
eerbied vervult, met dien fchrijver van een
rotnan, zooals geen tweede op onze planeet
ooit het licht' zag.
Zwijgend reden wij voort, luisterende naar
het ratelen der wielen van ons rijtuig, naar
bedoelingen toeschrijft. Als langjarige lezer
van dat blad meen ik den geest die daar
heerseht beter te kennen en vermeen ik dan
ook te mogen beweren, dat u het blad
onrecht doet hier enkel mercantiele beweeg
redenen te veronderstellen. Ik ontken zeker
niet, dat die óók gelden, en zelfs moeten
gelden bij een groot dagblad als het Han
delsblad; maar zoo erg als u beweert, dat
het in de buitenlandsche journalistiek toe
gaat, is het hier zeker nog niet. De redactie
was hier te goeder trouw en heeft alleen
in de keuze van het middel gefaald, naar
mijn vaste overtuiging en het is even ver
keerd een bestaand kwaad nog te vergrooten,
door het op den voorgrond te plaatsen, als
een kwaad te veronderstellen waar het niet
of nog niet bestaat, en het aldus wellicht
in 't leven te roepen.
Ik heb de eer hoogachtend te zyn enz.
Den Geachten Inzender, die zoo op de
hoogte blijkt van de soort geest" die in
de Hblredactie heerseht (en die gewis schijnt
te zijt, dat er inderdaad geest heerseht)
moet ik wel dankbaar zijn, dat hij mij de
gelegenheid geeft nog eens nader te ont
wikkelen wat mij eigenlijk in deze behan
deling van de zaak der onzedelijke uitstal
lingen zoo- bijzonder tegenstond. Dat is
allereerst natuurlijk het verkeerde inzicht,
maar daarnevens toch vooral het
ijdelopzichtije, het schandaal-makende in de
wijze van doen, die, machtige Stem van de
Pers", die zich hier, zonder dat iemand er
begeerignaar was, liet hooren om het onrecht
en het kwaad te keer te gaan, enz. enz.
Of de redactie na ter goeder trouw was
en het eerlijk meende" met het kwaad,
zonder een weinig reclame-zuchtige
nevenbedoelinsen, is ten slptte maar van secundair
belang. Hoofdzaak is het publieke kwaad,
dat een courant, op deze wijze de groote
trom roerende, doet ; en hoe dit er uit ziet,
hoe lang en breed het is, daarover wil ik
gaarne indien de redactie van dit week
blad het goedkeurt nog het een en ander
komen te beweren.
En intusschen den Geachten Inzender
gaarne de mogelijkheid toegeven, dat deze
fraaie serie onzedelijkheidsartikelen slechts
de uitingen wacen van een meer ijverigen
dan handige'n,en stellig jeugdigen, reporter,
zoodat men kan zeggen, dat bet Handelsblad
in zijn geheel hier toch meer lichtzinnig
dan slecht was.
Nog geen antwoord.
De Nederlander heeft een artikeltje
geschreven tot bestrijding van de beschul
diging door ons geuit: dat Minister
Heemskerk in de kabinetsrede onwaar
heid heeft gesproken; onwaarheid ; en
dat zelfbewust.
Wij hebben daarop geantwoord in dit
Weekblad ; zie het nummer van 29 Maart,
onder den titel : De onware kubinctswdc."
Aangevallen met vermelding van onzen
naam D. K., gaven wij ook,
onderteekenend met D. K., ons wederwoord.
De Nederlander vroeg ons ten slotte
bovendien, hoe wij over de antithese
dachten: of zij bestaat" dan of zij dood"
is of ze enkel om politieke redenen dooi'
de lieden van rechts gefokt en gekweekt"
wordt. . .
Ook op dit punt onthielden wij haar
geen bescheid.
En ziet, alzoo door haar geroepen tot
verdediging en antwoord, bleef zij nalatig
haren lezers mee t* ieelen, dat wij wer
kelijk, gelijk het trouwens betaamde,
haar ter wille zijn geweest.
Wat mag daarvan de reden zijn ?
Zij heeft te dikwijls d. o. over het
verzwijgen van hare arguirenten en
beschouwingen als tegenpartij geklaagd,
om thans zelve aan zulk een oneerlijk
heid schuldig te willen staan.
n. K.
Bezuiniging op Hoofdstak VIII.
De Redactie wil mij nog een bescheiden
plaatsje inruimen, om details vermijdend
terug te komen op bovenstaand onderwerp.
L>e vraag of bij den Staf der Genie be
zuiniging wenschelijk of noodig is, hetj ik
buiten beschouwing willen houden. Waar
het dof gerinke! van de belletjes der paarden.
Als een grauw lint slingerde de straatweg
zich voort, aan weerszijden door vruchtbare
akkers omgeven, die zich nu eens als een
sappig groen kleed, gedrenkt door den pas
getallen regen, voordeden, dan weer zich
vertoonden ah zwarte vette atrooken, door
den ploeg doorsneden en omgewoeld. Is dat
nu dezelfde grond, die Tolstoj's reuzentalent
en machtigen geest zich zag ontwikkelen!? ..
Zorgeloos grazen de koeieu, begeleid door
troepjes witblonde kinderen. Lompstappend
passeert ons eene boerenvrouw Alles ademt
een landelijken eenvoud, dien men overal en
door alle tijden been kan genieten, alsof in
de verte niet reeda Jassnaja P iljaaa" op
doemde, maar een eenvoudig, doodgewoon
dorpje, zooals er duizende bestaan.
Ismailoff vroeg den koetsier, die
breedschouderig en gebruind door de zon op den
bok ? troonde: Rijdt de graaf dikwijls te
paard ?"
Tot voor korten tijd reed hij bijna iederen
dag naar het station, om de brieven te balen."
En dat voor een man van byna tachtig
jaar J Wat is die graaf Leo toch kras gebleven!"
In de nabijheid van bet landgoed kwamen
ons drie personen tegemoet, twee vrouwen
en een man. De koetsier legde ons uit: Gra
vin Alexandra Leo?na en de dokter van
den graaf; de andere dame ken ik niet."
Wij stegen uit het rijtuig en stelden ons aan
gravin Alexandra Leovna voor. Eenvoudig
gekleed, met een grooten baret op het hoofd
en een stok in de hand, maakte zij direct
een sympathiekeu indruk met haar open,
innemend gezicbt en heldere, grijze oogen.
Zouden wij graaf Leo Nikolaewitch kun
nen spreken?"
Wel, waarom niet, ik geloof fan wel.. ."
Hoe staat het niet zijne gezondbeid? Het
gerucht liep, dat bij ziek was."
Thans is hij weer beter. Hij is weer ter
been en gevoelt zich opgewekt."
Eenige oogenblikken later reden wij door
Jassnaja Poljaca. Een afschuwelijk modderige
ik tegen op kwam was Novi's bewijs. Hij
heeft m.i. slechts aangetoond, dat het
beheeren van ZEER VERSCHILLENDE soorten
werken, i. c. Genie- en Onderwijsgebouwen,
bovendien ten opzichte van de verkeers
middelen en bevolkingscentra op ZEER
uitnloopende wijze over het land verspreid,
noodwendig groot verschil in kosten met
zich medebrengt, wat ook zonder het daartoe
strekkepd betoog in No. 1587 wel als be
wezen kan worden beschouwd.
Duidelijk bleek dan ook in mijn betoog,
dat dat groote verschil bij meer overeen
stemmende diensten, al * Genie en Waterstaat,
belangrijk ge'reduceerd wordt. Nu is het
zeer gemakkelijk om dan te zeggen: de
Waterstaat geeft ook te veel aan
tractementen uit, doch deze stelling,is dan evenmin
bewezen.
Zeker zou eene vergelijking met den dienst
der P. W. in onze groote gemeenten, wat
het SOORT der werken aangaat, zeer te pas
kunnen zijn. Het groote verschil van een
dienst zich uitstrekkend over ne gemeente,
in alle hoeken per electrische tram bijna
zonder tijdsverlies te doorkruisen, waar alle
overleg tusschen het Hoofd, de ings. en de
opzs. mondeling kan geschieden en waar
men door het splitsen in verschillende
bureaux tot meer economisch gebruik van
het personeel kan komen, met n van
gelijken omvang over eenige provincies
verdeeld, met werken dikwijls slechts te
voet te bereiken, maken echter dat ook aan
eene d.g. vergelijking alle waarde moet
ontzegd worden.
Mijn cijfer van / 84.300 voor tractementen
onderwijsgebouwen, was getrokken uit N.'s
eigen gegevens. De totaalsom van de minima
geeft natuurlijkeene exceptioneelen toestand
aan, welke voor vergelijkingen niet gebruikt
mag worden. Overigens ? had ik dat cijfer
in mijn betoog niet noodig, IK had dus het
laagste bedrag wel kunnen aanhouden.
De speciale inundatiebureaux heb ik niet
in het debat willen betrekken; ik heb ge
wezen op het feit, dat elk Genie-officier in
vredestijd geheel met zijne
oprlogsbestemming vertrouwd moet zijn en blijven. Evenals
N. voel ik veel voor het instituut van het
militie- en reservekader. Waar dit tot heden
bij de Genie zoo goed als mislukt schijnt,
in elk geval er weinig animo voor bestaat,
zou het te roekeloos zijn, op dat personeel
te rekenen, zoodat het aantal in vredestijd
aanwezig, wel gebaseerd moet zijn op de
oorlojsbestemmina;, welke m.i. Jsro. l is.
Ook met de verboden kringen heb ik mij
niet vergist, aangezien de verboden11 strook
de breedte heeft van 2 kringen en de lengte
van de heele Stelling. Bij het beheer van
domeinen in een debat over technische
aangelegenheden, wordt natuurlijk niet ge
dacht aan het r eken i dicht i.g beheer, dat
trouwens slechts bestaat uit het ontvangen
van huren, pachten en retributiën, doch
wel^ degelijk met het technisch beheer.
Verder deze punten nader uiteenzetten
voert te veel in details af en vordert meer
plaatsruimte dan mij toegestaan kan worden.
De hoofdzaak is deze: wil men aantoonen,
dat bij de Genie bezuinigd moet en kan
worden, dat het bewijs dan gezocht worde
in dien dienst zei ven'l) en niet in foutieve
vergelijkingen met andere diensten. Neemt
men dan bovendien 1104 een aanloop als
in het bewuste artikel van Novi, waar hij
in een breedsprakigen opzet, de geheele
legerinrichting op den vork neemt om langs
de bewuste vergelijking te komen tot het
schrale resultaat van wat officieren in Indi
te detacheeren, en wat anderen aan eene
burgerbetrekking te helpen, dan mag daar
maar niet klakkeloos in worden berust.
PAKA.XOVI. 2)
1) en dan niet in publieke geheimen (waarde
on dit's)
2) N. begrijpt blijkbaar dezen naam ver
keerd, para kan ook au-destus beteekenen,
in stede van contra, ik pareerde, niet zijn
aanval, ik toorde slechts aan, dat zijn aanval
niet juist was. Had ik het anders bedoeld,
dan had ik zijne conclusies zei ven aangetast.
# *
*
Wenscht men een vruchtbaar debat dan
moet de tegenpartij goed worden gelezen
en een vergelijking tusschen Genie en
Laiidsgebouicen niet worden omgezet in Genieën
Onderwijsgebouwen. De landsgebouwen heb
ben oen meer omvattenden werkkring dan
de Genie aan wie uit den aard der zaak
in hoofdzaak slechts wordt opgedragen het
ontwerpen, uitvoeren en onderhouden van
werken van eentonige en eenvormige makelij.
weg, zooals in alle dorpen .. . Het grootste
gedeelte der huizen is van steen gebouwd.
Nieuwsgierige kinderen, vrouwen en grijs
aards drukten hunne neuzen bijna plat tegen
de kleine vensterruitjes. Als het ware melan
cholisch (luisterend hogen de magere boornen
hunne bleekgroen gebladerde takken naarde
huizen toe. Het dorp maakt een treurigen
indruk. Eerst aan het einde wordt het wat
schilderachtiger. De grond wordt hier heuvel
achtig en is hier en daar bezet met groepen
zwaar geboomte.
Tsvee steenen zuilen duidden den ingang
aan van het landgoed. Eene onregelmatige
allee voerde ons als een soort van groene
gewelfde grot heusrelopwaart*, aan de eeae
zijde begrensd door een tuin, aan den anderen
kant door een kleii en, ppiegelgladden vij ?er.
Iets wits schemerde door het boomgewelf
en zonder eenigen overgang; bevonden wij
ons voor een houten huis van twee verdie
pingen: De woning van Leo Tolatoj.
De glazen deur werd geopend en een
bediende verscheen.
Wij hadden dikwijls hooren vertellen, dat
de talrijke bezoekers van Jassnaja Poljana"
werden gecontroleerd op last van gravin
Sophie Andreeona, die voor de rust van Lao
Nikolaewitch waakte. Daarom zeide ik tot
den bediende: Weeat zoo goed, ons bij de
gravin aan te dienen."
Wij werden in een groote voorkamer ge
laten, van waaruit een houten trap naar
de bovenverdieping voerde. De huisknecht
verdween om na eenige oogenblikken terug
te komen:
Ot u zoo goed wilt zijn,naar bo?en te gaan."
Langs de houten trap bereikten wij eene
kleine, eenvoudige ontvangkamer, gemeubi
leerd op een wijze, zooals mea in een landhuis
uit de veertiger jaren zou kunnen verwachten.
Aan de wanden hingen damesportretten
uit den tijd van Alexander I ia
Empirecostuum en een groot portret in olieverf van
Tolstoj eene copie van de beroemde schil
derij van Kramskoi.
Bijna het gansche betoog van F. had
dus achterwege kunnen blijven. Het heeft
betrekking op eene vergelijking niet. door
mij gemaakt.
Mocht P. nog eens overtuigd raken van
de noodzakelijkheid eener reorganisatie (be
zuiniging) van den staf der Genie, dan zal
hij mij dankbaar zijn voor hetgeen hij mij
thans verwijt, t. w. dat door mij de wijze
is aangegeven om daartoe te kunnen over
gaan zonder de belangen van de betrokken
personen te schaden.
Amsterdam, Maart '08. Novi.
iiiiiiriiiiiiiniiiiniiini
De belangen van een kunstschil
ders-genootschap en het be
lang der kunst.
L'arüste est sur i'humanitë, comme la
statue sur Ie piélestal. (Novalis.)
De brief, verleden jaar door de maat
schappij Arti et Amicitiae gericht aan
den Ned. Journalistenbond, dienende als
protest tegen den onwelwülenden en
zelfs beleedigenden toon" der critiek in
sommige bladen besloot met de volgende
tirade:
In het belang -van de kunst n van
den kunstenaar n voor den goeden
naam, dien de pers in Nederland steeds
heeft bezeten en dien zij zeker zal
wensclien hoog te houden, verzoeken wij
u beleefd uw zoo gewaardeerden invloed
aan te wenden en de door u noodig te
oordeelen stappen wel te willen doen,
opdat deze toestand, die bij voortduring
voor beide partijen (dat gewagen van
partijen w zeer teekenend) nadeelig (?)
zal blijken te zijn, niet langer bestendigd
blijve."
liet blijst een sommatie geweest te
zijn! De aangezochte welwillende toon
tóch nog uitblijvende, deed het Arti en
Amicitiae-bestuur op zijn beurt onwel
willend zijn: aan een zeker, het
ongehoorige, deel der pers wordt voortaan
het vrij-entrée-biljet voor de tentoon
stellingen onthouden. Het lijkt eigenlijk
een te onbeduidend geval voor publieke
bespreking, bovendien kan de genomen
maatregel worden aangezien als de uit
oefening van een onvervreemdbaar recht,
waartegen niet te mopperen valt.
Leer om leer nu kunnen de on
welwillende en beleedigende persheeren
eens op hun neus kijken, verwend als
zij waren door de al-oude gastvrijheid
van het eerbiedwaardig genootschap,
Avelke zij niet op prijs wisten te stel
len. En, zoo zij er toevallig geen sigaren
voor gekocht hebben, betalen zij net als
iedergewoon bezoekereen of tweekwartjes
entree met een strak gezicht (om zich
goed te houden natuurlijk tegenover de
glimlachende, vriendelijke loket-juff'rouw)
en troosten zich veider met de overden
king, dat een zoo weinig kostend
entreebiljet, toch wel een erg schriel aanbod
is om er een goedgunstig verslag mee
te winnen. Wie laat zich in zijn uit
spraak nu voor zoo'n schuitje
omkoopen!
Maar ik wil het geval liever ernstiger
aanzien, want het is niet zoo onbedui
dend en de maatregel niet zoo rechtmatig
als zij lijkt. Eerstens is onder het tegen
woordig beheer van deze maatschappij
van kunstenaars een daad verricht, be
nepen en kleinhartig, waartoe zelfs bij
voorgaande besturen van meer orthodoxe
gezindheid, en die minstens evenveel
onheuschheden der pers te verduren had
den, de begrippen nog te ruim bleken ;
ten tweede en dit is bovenal be
zwarend is het stuk met zijn roerende
bescherming van de heiligste gevoelens
van den kunstenaar, niet openhartig.
Achter de deur klonk op eenmaal een
niet meer jeugdige mannenstem: Maak dat
dus in gereedheid voor morgen. -Nu zijt ge
vrij. Ge kunt gaan..."
Dat was hij! Dat was zijn stem! Ismailofl'
en ik, we keken elkander een oogenblik aan
en bleven hoe overdreven het ook klinken
moge onbewegelijk, ah vast genageld staan.
De lage deur werd geopend. Driejongens
op bloote voeten glopen voorbij en trippelden
langs de houten trap naar beneden. Op den
drempel trad Leo Nikolaewitch, een zijden
ka'otje op het hoofd, gekleed in een -nilen
zomerjas en met hooge laarzen. Hij groette
ons en vroeg:
Wie is u en wat is uw beroep ?"
Deze vraag, dia ons uit den mond van
een ander ietwat komisch zou hebben toege
schenen, klonk bij hem heel zachtmoedig,
beminnelijk en innemend .. .
Wij noemden onze namen en deelden
hem mede, dat wij feuilletons en novellen
schreven en voor de courant werkten.
Vstoj herhaalde: Feuilletons, novellen?
dat alles klinkt mij zoo ver, zoo ver. . .."
Ik kon mij niet langer bedwingen: En
dat zegt u, Leo Nikolaewitch, u, die zulke
onsterfelijke, van heerlijke kunst getuigende
romans hebt geschreven, zooals Oorlog en
vrede" t n Anna Karenine ?"
Tolstoj glimlachte nauw merkbaar, doch
op de hem eigen, innemende manier.
Ik hecht aan die werken geen ernstige
beteekenif. Men begint ze nu reeds te ver
geten en over 50 jaren zal niemand ze zich
meer herinneren..."
Natuurlijk voelden wij ons geneigd, tegen
te spreken! Er valt ook niet aan te twij
felen, of Tolstoj a's kunstenaar zal verschei
dene tientallen van generaties overleven
Zelfs in de sombere steden van Lygurie heb
ik Italianen aangetroii'en, die Anna Karenine"
verslonden. Doch de woorden van den wereld
beroemden schrijver klonken OTO overtuigd,
zoo oprecht, dat men het niet gewaagd zou
hebben, ze te weerleggen.
We stellen voorop, dat Arti" niet is
een liefhebberij-tooneelgezelschap, dat
voor zijn uitvoeringen introducties
rondzendt aan kennissen en verwanten der
leden, die, zoo zij ook soms op bemin
nelijke wijze enkele opmerkingen loslaten,
zich gevoelig willen topnen voor de vrien
delijkheid der uitnoodiging door vleiende
complimentjes over het spel der leden,
die allen zóó hun best deden. We nemen
ook aan, dat de leden van Arti" niet
den kunstenaar willen spelen voor het
publiek, maar waarachtig meenen het te
zijn, dus ook den moed hebben hunner
overtuiging om alle miskenning te kun
nen trotseeren Comme la statue sur
Ie piédestal" (al mocht soms Wijken,
dat het beeld van het maaksel is uit den
droom van Nebukadnezar, deels van
metaal, deels van leem!) Nog zij in aan
merking genomen, dat zoo'n
schildersvereeniging zich geconstitueerd heeft uit
de gemeenschappelijke behoefte aan een
geschikte gelegenheid tot exposeeren
hunner werken op vastgestelde tijden
en... dat als een noodwendigheid daar
van even regelmatig verslagen moeten
verschijnen in de kranten. En dit al
overwegende, kunnen we deze merk
waardige episode voor het geschiedver
haal van Arti et Amicitiae, nader toe
lichtend, aldus opstellen:
In den jare 1907 het bestuur der
maatschappij Arti et Amicitiae, dat
regelmatig tentoonstellingen van het werk
der leden arrangeert, doelende, (of voor
wendend) den publieken kunstzin aan
te wakkeren en te veredelen, alle mid
delen aanwendt om van eiken verschen
toevoer kunstwerken der leden naar het
vereenigingslokaal op het Spui, de mare
wijd en zijd de wereld in te zenden
gelijk door het aanbrengen van aanplak
biljetten op hoeken van straten, ruiten
van trams, tot zelfs onder het oog der
reizende en trekkende wereld in vele
spoorwegstations, aan kranten
uitnwdigingen zendt, dus in volsten zin in het
openbaar ageert schuwt het vrije
antwoord op haar aanvraag tot
beoordeelen aan hen, die door het lichaam
der pers als publieke voorlichters
zijn aangewezen en tracht zelfs zoodanige
uitspraak te belemmeren, die niet recht
streeks kan strekken tot meerdere eer
en materieel voordeel der leden-schilders,
of wel, miir zijne opvattingen niet in
welvoegelijke bewoordingen is gesteld.
De waarde eener critiek te meten naai
den vorm, waarin zij werd gegeven, is
even bekrompen als bij een kunstwerk
eischen van moraal of' zedelijkheid te
gaan voorop stellen. Een beleefde critiek
en een zedelijke kunst!
Ik weet niet voldoende den geheelen
schuldenlast van de hatelijke en belee
digende critiek in sommige bladen, maar
ik heb nooit toch kunnen merken, dat
buiten het onderwerp om, de persoon
van den schilder moedwillig gekrenkt
werd. Dat er door sommige critici,
wellicht van de stelling uitgaande:
zachte heelmeesters maken stinkende
wonden" wel eens op ongenadige wijze
gehakt wordt op wat onder valschen
schijn zich als kunst voor de wereld
presenteert, dat werd dan waarschijnlijk
als persoonlijke krenking begrepen.
Het is echter onnoodig deze agressieve"
wijze van critiek-voeren te gaan recht
vaardigen, waar de gewraakte onbetame
lijke persmanieren slechts he'schijnmotief
vormen voor de openlijke betuiging van
kwalijkgezindheid bij Arti's bestuur. De
werkelijke ergernis bleef opgekropt, uit
eigen bevinding en het bleek rne nog
nader uit een onderhoud met een der
hoofdleden van Arti, is het niet alleen
gewenscht, dat de toon der beschouwingen
over de Arti-tentoonstellingen zoo
geheeten behoorlijk zij, maar dat de publicist
zijn positie aanwendt om de geëxposeerde
kunstwaar der leden zooveel doenlijk
aftrek te bezorgen en dat hij /oo min
Leo Nikolaewitch wees naar de deur,
waarachter de drie knapen waren verdwenen :
Dat is veel bevorder)ijker en nuttiger dan de
kunst."
Met het woordje ,,dat" meende hij zijne
werkzaamheid in de laatste tien jaren, sedert
hij het schrijven van romans had opge
geven, meende hij zijn theologische en
zedekundige werken.
Tolstoj zat dwars voor een kleine schrijf
tafel. Alles in die kamer was klein, gezellig
en intiem: het rekje met boeken, de tafel
met de lamp in het midden, de twee
leuningetoelen! Slechts de proote, lederen, van rechte
armleuningen voorziene canapéherinnerde
aan de ruime inrichting van een ouderwetsch.
adellijk landgoed. Maar die canapv ia eerrt
later op het landgoed gekomen en ook hij
heeft zijn geschieden!?. . . .
Ik staarde Leo Nikolaewitch, om zoo te
zeggen, recht in de oogen. Geen enkel van
zijn tallooze portretten toont hem, zooals hij
werkelijk is.... Alle vertoouen zij een stugge
soms inderdaad hardvochtige gelaatsuitdruk
king. Niets van dat alles is waar! Over zijn
geheele gezicht ligt iet-i zachts, iets goedmoe-'
digs en toch iets schrander», ie lankmoedig
heid van den man, die geschreven heeft, dat
men geen kwaad met kwaad mag vergelden . ..
Geen spoor van gebreken des ouderdoma.
De heldere, scherpe, grijze oogen zien u
van onder de zware karakteristieke wenk
brauwen een kenmerk van alle Tolstoj's
uitïorschend aan. Leo Nikolaewitch is
niet groot en toch maakt hij den indruk,
als had bij eene hooge gestalte. Zijne handen
zijn fraai en blank, zelfs bleek; ze zien er
jeugdig uit, ongerimpeld en zonder die
eigenaardig geelachtige tint, die bij bijna alle
ou ie lietien voorkomt. Door zijn handen
arbeid zijn ze volstrekt niet ruw of grof
geworden.
(Slot volgt.)