De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 12 april pagina 3

12 april 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1607 DE A M S T E R D A M M K U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. mogelijk ongunstig oordeelt over het algemeen gehalte. Hij moet dus met een anderen mond praten dan zoovele leden van Arti" zelf, want in den huiselijke n kring van het .genootschap wordt evenmin gunstig over het gehalte van de tegenwoordige tentoonstellingen geoordeeld, en ze zullen wel te tellen zijn, die in gespannen ver wachting de verschijning van een nieuwe tentoonstelling afwachten, als weleer. Is het feit alleen, dat de beste krachten uit dezen bent steeds meer er ontbreken, niet reeds veelbeteekenend ? Ik vraag de leden van Arti of schilders van Amicitiae, of ze in ernst kunnen verklaren, dat van de ongeveer tweehonderd kunstwerken op zoo'n tentoonstelling, gemiddeld gerekend, er vijf zijn aan te wy'zen, die ze gretig in hun bezit zouden wenschen. Maar die artistieke malaise moet voor de buiten wereld verheeld worden. Aldus krijgen " we wel eenig nader inzicht op de strekr king van het merkwaardige epistel, en hoe de heilige belangen die het bedreigd ziet, moeten begrepen worden. Het belang der kunst" staat of valt met het welvaren van het genootschap Arti, met den bijval van zijn tentoonstellingen onder het publiek. De criticus hebbe het steeds in gedachten: al de heeren wer kende leden van Arti, zijn schilders van niet te onderschatten beteekenis, anders zouden ze niet als lid zijn aangenomen! Dit is eerstens duidelijk. Bij zoo'n ruime roltalligheid vervolgens, zijn het natuur lijk kunstenaars van allen rang en stand; en de tcon van het oordeel wijzige zich naar den graad der reputaties. Maar dit blijft vaststaan het zijn alle kunst werken, want er is een jury (en een veel betere immers dan 20 jaar vroeger, die herhaaldelijk de nu erkende grootheden afwees) die ze heeft uitverkoren uit den toevloed van inzendingen. Hetbelang van den kunstenaar." Anders gezegd: de voordeelige nering der leden exposanten. Andere belangen kunnen hier niet geschaad of gebaat worden, want ia de hoogheid van zijn kunstenaarschap leest de schilder-voor-tentoonstellingen immers geen critieken. Il peint, il peint; et il Souche son ame, et il peint encore jusqu' a ce qu' il ressemble enfiu a l'artiste a la mode, et que par sa bêtise et son habilité, il mérite Ie suffrage et l'argent du public," zegt Baudelaire. Voor den goeden naam dien de pers in Nederland steeds heeft bezeten." Hier is de bedoeling duisterder. Mij dacht juist, dat die zoo goed als ooit werd opgehouden! Ik kan toch niet gelooven, dat het bestuur der eerwaardige maat schappij in het geniep een insinuatie waagt, die door sommige nijdigaard's lafhartig wordt uitgesproken achter den rug van den betrokkene. Laat de critiek dan soms onwelwillend, hatelijk en beleedigend zijn, ze is rechtvaardig. Ik ben er zeker van ook uit naam van mijn collega's uit naaste omgeving, een ieder te kunnen tarten n bewijs te kunnen leveren van haar omkoopbaarheid. Ik zeg djt bij deze gelegenheid om het pu bliek een waarborg te verschaffen van ons fatsoen", dat me hier het voornaamste, zelfs het eenigste toelijkt. Rechtvaardig en onpartijdig, dien goeden naam der pers in Nederland moeten we zien te behouden, en als ik er nu wel op door denk, wordt daarop een aanslag gemaakt door de maatschappij Arti zelf. Eindelijk ligt het hier niet op den weg het goed recht zelf der critiek te gaan bepleiten, waar het in dat gedenkwaardig schrijven van Arti reeds wordt erkend. Alleen wil ik nog zeggen, dat de ontstemdheid over den toon der tentoonstellings-verslagen, die zich zoo bekrompen uitte, de critiek kan aansporen tot betrach ting van nog meerdere rechtzinnigheid. Een kwade luim, veroorzaakt door de be dreiging van particuliere belangetjes, is maar tijdelijk gelijk een stofwolkje. Een collega kwam me vertellen, dat hij van een in de kunstwereld hooggeacht schilder een zeer onvriendelijke terecht wijzing ontving over den toon van zijn beschouwingen, en, bijna gelijktijdig van eea ander, die nog mér vermaard kan heeten dan de eerste, een bijzonder prij zend en aanmoedigend schrijven. Over 't eerste was hij zeer terneergeslagen, maar met het laatste weer erg gecoiffeerd! Ik zei hem: 'teen is zoo kwaad als het ander tracht noch terneergeslagen, noch gecoiffeerd te zijn. Ik voor mij heb ver schillende ervaringen van de wisselval ligheid der gunstige gezindheid en ont stemming bij heeren schilders; een al of niet gunstig oordeel over hun arbeid, kan daarin zulke plotselinge wijzigingen aanbrengen, 't Is zoo menschelijk! Maar ook de criticus is een mensen en wat hij 't meest moet schuwen, is het uitoefe nen van gezag op de algemeene meening. Hij trachte zonder omzien of bekomme ring over den gemaakten indruk, juist en zuiver te beoordeelen, echter steeds bereid zijn meening aan andere te toetsen, ja zelfs er naar verlangend, dat het inzicht van een ander scherper en volkomener zal blijken dan het zijne. Dit zal nu misschien lijken een ge forceerde bescheidenheid, of voor meer scherpzinnige menschenkenners, een ver schijnsel van zwakheid, het is inderdaad het kenschetsende onderscheid met de verwatenheid van de schilders, die alle geschrijf over kunst hun aandacht on waardig achten, zich daarboven den baas achten, omdat zij toch maar doen." En zij blijven maar doen op dezelfde wijs, verstompt in de routine; het leven noch de kunst heeft meer eenig mysterie voor hen; vertwijfeling aan zich zelf kennen zij allén in de bezorgdheid het altijd weer opnieuw te kunnen doen als zij het deden. Ze zien overal het schilderij; de natuur wordt hun eindelijk een onbe grensde kaart decalcomanie-plaatjes, de een valt wat beter uit dan de ander. L'art est aisé" voor dezen, herhaal ik van vroeger; ze weten niets Van den staagzinnenden, rusteloozen geest van den criti cus,, die steeds sceptisch jegens zich zelf gezind, zich immer tracht te verruimen, daartoe gretig gehoor leent aan ieders omnerking en uiting van bewondering, zoo daarin slechts warme belangstelling en onafgeleide aandacht voor een kunst werk of kunst in 't algemeen kennelijk zij. Maar ook op dien grond kan hij zijn bevoegdheid tot critiek voeren handhaven, gesteund door het besef, dat hij meer dan de kunstschilder van het veralgemeende type, zich durend inspant, niet hart en geest tegelijk, in het speuren naar het ware en schoone. Openbaring vin schoonheid te brengen aan de wereld, uit ee» menschelijke behoefte aan mededeelzaamheid, bedoelen zij toch beiden, de maker van schilderijen en de schrijver over kunst, om ze zoo kortweg te noemen. En waar dan de laatste, (noem hem criticus of kunsthistoricus, hij heeft geen vasten naam) hoewel zijn taak veel meer dingen van den geest en de nuchtere rede omvatten moet en zijn aandacht zich als 't ware duizendvoudig moet kunnen concentreeren, zeker een inferieure plaats inneemt tegenover den kunstenaar die een levend getuigenis der schoonheid geeft, vervult hij toch een roeping minder doelloos, en heilvoller voor de kunstont wikkeling dan de handvaardige, roaar van hun doen zich ternauwernood be wustzijnde schilders van schilderijen. Een middelmatige critiek heeft daarom meer zin, meer reden van bestaan dan een middelmatig schilderij. Toch ligt naar mijn overtuiging in de toekomst ook voor de critiek het scheppend ver mogen. (Natuurlijk in wijder zin geno men dan tentoonstellings-verslagen). Zij is nu nog in den voorstaat harer ont wikkeling. In den eigelijken zin van het woord is zij er in den tijd, die achter ons ligt, niet geweest. Haar actie was toen bovenal een vachten tegen misken ning der nu sinds lang algemeen als groot erkende kunst Een zoo veel dankbaarder en, betrekkelijk aangenamer en makke lijker taak! Zij kon zich daarbij ont plooien in lyrische gedaante, de criticus kon overgaan in den literator. Als een heuchelijk toonbeeld noem ik daarvan het schitterende stuk van Van Deyssel over La 'Perre. Het miste echter de kracht van zuivere ontledende critiek bij studies als over het werk van Couperus of de Goncourt. Als critische proeven lijken deze me meer onvergankelijk. Na het Impressionnisme zal het Raticlisme komen moeten, met een streven naar meer mathematische demonstratie der schoonheid, in de kunst, maar ook in de critiek. Reeds 50 jaar geleden schreef de intellectueele kunstenaar Plaubert: Le temps est passédu beau, l'humanité, quitte a y revenir, n'en a que faire pour Ie quart d' heure. Plus il ira, plus l'art sera scienti*ique, de même que la science deviendra artistique; tous deux se rejoindront au sommet après s'être séparés a la base. Aucune pensee humaine ne peut prévoir maintenant a quels brillants soleils psychiques cloreront les oeuvres de l'avenir." W. STEENHOFF. Naar aaoieiiüDg ran prof. Boiland's rahanileüDg ie Mm". De zon moge het den werker vergeven, die wel eens de gordijnen heeft laten vallen, als een ill te fel licht, op zijn werktafei schijnend, hem verhinderde goed te zien. Dat er ook een verontschuldiging ware voor wie zich veroorloofde de felheid der redeneerende rede te temperen om bij het zachtere schijnsel (desnoods betrekkelijke duisternis) van bevattelijke verstar digheid het gevaar van zich blind te kijken te ontgaan l Onherroepelijk luidt Boiland's vonnis:?Wie zonder collegium logicum met natuur zonder meer meent te kunnen rondkomen, of uit komen, zal in natuurlijke domheid, in domme natuurlijkheid sterven." Maar is dan het kind gedoemd ten doode omdat het nog geen man is, en zal het geen man worden om lat het maar een kind is? Dat de hoogleeraren der natuurwetenschap zelven" niet weten, wat zij eigenlijk als natuur zouden willen leeren kennen, men noeme hen desnoods onwijs daarom, maar vrage tevens: hebt gij een man gezien,die wijs in zijn oogen is; is er van een zot niet meer verwachting dan van hem 1" (Spreuken Cap. XXVI.) Indien het waar is, dat er meer reden is tot pijnlijk besef van het ontbrekende dan tot zelfingenomen tevredenheid met het gevoc dene; er is een troost waar prof. Bolland niet van spreekt: Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande enweenende; maar voorzeker zal hg met gejuich wederkomen, dragende zijne schoven." (Psalm CXXVI). M. H. COHKS. Onze Letterkunde. Overzicht der Nederlandsche letterkunde met bloemlezing, door dr. J. VAN DER VALK. Deel I, Mid deleeuwen. Rotterdam, J. M. Bredée. Op het gebied van boeken, die naast een overzicht van de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde een bloemlezing bevatten, uit hetgeen daarin in iedere soort of richtir g endoor zich onderscheidende of baanbrekende personen is geleverd, zijn we schraal voorzien. Immers, bij de groote bloemlezing van Penon, indertijd samengesteld om te worden gebruikt bij Jonckbloet's Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, maakt de om raag van beide werken het gebruik voor andere dan studie-doeleinden bezwaarlijk, nog daar gelaten, dat nieuwe handboeken in de plaats van Jonckbloet zyn gekomen. Weliswaar bezitten we grootere en kleinere werken, die in de behoef te kunnen voorzien, mits ze Ier aanvulling van elkaar worden geraadpleegd. Want sommige geven alleen een overzicht, andere uitsluitend een bloem lezing, (waarbij meerendeels zelfs gebonden en ongebonden stijl of afzonderlijk óf slechts in n of meer tijdvakken zijn behandeld) en van de enkele, die een vereeniging van deze beide geven, vormt voor zoover mij bekend alleen het boek van dr. W. van Schothorst een afgerond geheel. Terecht kan dus het werk, dat de rector van het Marnix-gymnasium te Rotterdam zich tot taak heeft gesteld en waarvan het eerste deel Middeleeuwen" verschenen is, als een aanwinst beschouwd worden. Op het werk van dr. v. Schothorst heeft het dit voor, dat het overzicht uitgebreider en de bloem lezing van noten voorzien is. Het wil mij echter voorkomen, dat het, wegens den om vang, de beteekenia van genoemd boek als schoolboek moet missen. Voor ondejwijzers daarentegen, die voor de hoofdakte werken, lijkt het mg zeer geschikt en verder zal, dnnkt me, iedereen, die wat meer van onze letter kunde wil weten, het met genoegen en be vrediging lezen. Zoovel het overzicht als de bloemlezing van dit eerste deel getuigen van veel zorg. By het overwicht spreekt die zorg daaruit, dat het blijkbaar met raadpleging van de beste bronnen is geschreven. Waar het nu daardoor nogal in bijzonderheden treedt, zou men misschien volledigheidshalve nog mogen verlangen, dat b.v. bij den Britsehen Sagenkring de roman van Toree (ook bij de uit voerige opsomming van Maerlaat's werken niet vermeld) en de Wrake van Ragïsel zou den zijn genoemd; dat bij de sproke van Beatiijs" zou zijn gewezen op de strekking, het nut van de biecht, zonder welke het wonder, door Maria verricht, doelloos ware; dat bij het dierdicht met een eikel woord van den Reina:rt II zou zyn gewag ge maakt e. d. Bij de bloemlezing is vooral Het Lied" flink en aardig veitegen1 woordigd. De reeds genoemde noten dienen tot verklaring en toelichting. Van eigenaardig Middelnederlandsche woorden wordt bovendien de betee kenis nu en dan herhaald ; alleen, waar dit niet geregeld plaats vindt, is het soms be zwaarlijk zoo spoedig de beteekenis op n der voorafgaande bladzijden te vinden, vooral wanneer een zelfde woord in verschillenden zin voorkomt, vgl. bv. ke(y)tive bl. 6 en bl. 78. Dan zijn er ook enkele woorden welke het mij niet mocht gelukken eerder verklaard te vinden wier beteekenis eerst een aantal bladzyden nadat ze in den tekst foorkcmen wordt medegedeeld (om enkele voorbeelden uit het begin te noemen : wacharme(n) bl. 22, verklaard bl. 70, halsberch 58?71, nieuwer 62?75, verscroven 79?154 enz.) Wellicht waren eenige voorafgaan de opmerkingen over schrijfwijzen en uitspraak van nut geweest bij woorden als : v, wt, -i (ridder b.v.) [Hij(hobande), -vuirtan, dblasen, tonaivaert e. d. En dan nog dit: zou iedereen Latijnsche uitdrukkingen verstaan als bv. op bl. 147 sanctus dominus'' ? Aan dergelijke kleine bezwaren kan echter door mondelinge toelichtingen worden tege moet gekomen. Dat ik b.v. deghen liever doorloopend als held" en pellen in het bijzonder als kost bare zjjden" stof bad vertaald gezien, zijn natuurlijk persoonlijke opvattingen. Zoo had ook, mijns inziens, bij die doot dede Roelande anxte groot" bij doot de ver taling doodstrijd" en bij anxte de toelichting kwe.ling" behoord, ter voorkoming van mis verstand. Inmiddels geefc deel I vaa Onze Letter kunde" alle redenen om met belangstelling het verschijnen van de volgende deelen tegemoet te zien. B. M. VAN DEE STEMPEL. BERICHTEN. DE BIBLIOTHEEK VAN DEN ONDERWIJZER. Bij de beraadslagingen in de Belgische Statenkamer over het ontwerp waarbij de Nederlandsche taal als voer-taal zou opgelegd worden in het Vlaamsch gedeelte van het land, werd o. a, beweerd dat slechts weinig onderwijzers voldoende onderlegd zijn in onze taal om er zich bij het onderwijs van te be dienen. Het onderwijzend personeel moest hier mede instemmen, zich evenwel verontschul digend door te wijzen op het gemis aan Nederlandsche handboeken in België. Ten einde de talrijke'goede Hollandsche werken beter te doen kennen, zal de uitgever L. J. Krijn te Brussel een catalogus samenstellen van boeken op het gebied van opvoeding en onderwijs. De heer H. Temmerman, gewezen directeur van 's Rijks kweekschool voor onder wijzers te Lier, zal er een artikel aan doen voorafgaan, getiteld DE BIBLIOTHEEK VAN DEN ONDERWIJZER. Daze uitgave zal er veel toe kunnen bijdiagen om onze schooluitga^en bij onze zui delijke buren beter bekend te doen worden ; vooral ook wanneer bij de in Juli en Aug. a.s. plaats hebbende prysuitdeelingen uit de op gegeven werken een keuze wordt gedaan. IBSEN ALS LANDSCHAPSSCHILDER. In zijn jongelingsjaren heeft Henrik Ibsen ver schillende teekeningen en schilderstukken gemaakt, waarvan tot nog toe twee grootere schilderijen en erenzooveel aquarellen, welke in particulier bezit zijn, bekend waren. Vol gens bericht zijn na nog zeven aquarellen en twee schilderijen van de hand des dichters ontdekt, welke het eigendom zijn van een landbouwer in het kleine Noorweegsche plaatsje Nitedalen. Diens vrouw, vroeger weduwe van e?n intimen vriend uit Ibsen's jeugd, heeft deze werken van den dichter ten geschenke gekregen. Zy stellen alle fjordlandschappen voor. De kunstwerken zullen binnenkort in de kunstenaars-vfreeniging te Christiania tentoongesteld worden. HET LITERAIRE MfiCCA VAN ENGELAND zal, volgenj de Westmmster Qazette, vroeger of later worden het plaatsje Twickenham in Middlesex. Geen andere kleine plaats in het Vereenigd Koninkrijk kan er op bogen de geboorteplaats te zijn van, of een woonp aats te hebben geboden aan zoovele beroemde letterkundigen. Aan Twickenham zijn de namen veroonden van Pope, Walpole, Swift, Gay, Laddy Wortley Montagu, Gibbon, Boswell, Johnson, Tennyson en Uickens. Het huis waar Tennyson vele jaren leefde en dat als Tennyson House" algemeen bekend is, staat op het oogenblik leeg en wordt niet onderhouden. Binnenkort verschijnt THB ADMIHALTY OF THE ATLANTIC, door P. A. Hislam; een werk geschreven met het oog op de ontwikkeling van de Duitsche zeemacht in het verleden, het heden en in de toekomst. EEN ZELDZAAM BOEKJE OVBB AMERIKA 18 onlangs ontdekt en bereids aan een Amerikaansch verzamelaar verkocht. Dit werkje, getiteld: Of the newe lande j and of ye people founde by the messengers of the kynge of Portyngale, named Emanuel" is in 1520 te Antwerpen by Jan van Doesborgh gedrukt en is het oudste boek in de Engelsche taal, dat een verhaal over de ontdekking van Amerika bevat. Van dit zoozeer gezochte boekje was tot nog toe slechts n exemplaar bekend, berustende in de bibliotheek van het Britsch Museum. In Juni zal Professor Dr. Pau' Herrmann uit Torgau. die daarbij daarbij door het Pruisische Kultus-minieterie gesteund wordt, een tweede onderzoekingsreis naar IJsland ondernemen. Het eerste deel der reis duurt 4 maanden en zal vooral dienen ter bestu deering van het tooneel der oude sagen, die zich vooral aan de West- en Noord-West kust van het eiland moeten hebben afge speeld. Het tweede deel der leis, dar, ook aan de geografische en geologische kennis van het eiland zal ten goede komen, gaat van Skagafjördur uit, dwars door het onherberg zame, onbewoonde hoogland langs den Kerlingarfjöll door het geheele zuidwestelijk s:hiereiland Nlyfejanas. In Kürgchner's Biicherschatz is eene geautorneerde vertaling verschenen van MARCELLUS EMANTS' Waan". Den 4en Mei a.s. zal worden uitgegeven THE LIFE AND LETTERS OF HEEBERT SPENCEB do >r zijn vriend dr. David Duncar. Het boek is in hoofdzaak gebaseerd op correspondentie, tezamen met twee onuitgegeven documenten, door Spencer speciaal voor dit werk nagela ten. Een van deze stukken, gedateerd van 1902, is over zijn eigen Physical Traits"; het andere geschreven in 1898?99 is een intellectueele geschiedenis van henzelf en getiteld The filiation of ideas". Verscheidene van Spencer's intieme menden hebben den bewerker van zijn biographie hunne herin neringen van den overledene medegedeeld, welke er veel toe by dragen de belangrijkheid van dit boek te verhoogen. DE NAGELATEN WERKEN VAN BAUDBLAIRE zullen binnenkort worden uitgegeven door de Spciétédu Mercure de France", welke deze maand ook doet verschijnen Les scrupules de Sganarelle" door Henride Regnier; de Poésies complêtes" van Emanuel Signo et en de Poêmes" van den Belgischen dichter Fernand Séverin. De uii gave van het nieuwe werk van Anatole France, Histoire des Pingouins," welke in Maart zou plaats hebben, is uitgesteld tot Mei. Inhoud van Tijdschriften. De Katholiek, April '08: T wee grondbegin selen van het modernisme, door J. M. L. Keuller. Het ontstaan van de roomsch katholieke missie in Ned.-Indië, door dr. A. H L. Hensen. Goede Vrijdag, door L. R. Letterkundige Kroniek, door M. A. P. C. Poelhekke. Jeugd, 4e afl : Aan allen die Jeugd lezen. W. Klercq, Verhalen van den Majoor. Het Babyion van oaze dagen en de Toren van Babel. M. E. v. d. Ve de Pijnappel, Torn. Het Esperanto. Een vreemde fietawedstrijd. Een keizerlijk vijftal. Vreemd en Eigen. Met een oorlogsvloot de wereld om. B. van Hasselt, Bij de plaat. Slojdwerk enz. Nieinu "r mwcnlrven, No. 4 : Een Mis ladigster, .loo<- Daicy E. A. Junius. De cion, door F. J. van Beek Calkoen. Hut onder zoek naar het vaderschap er de rechrsfjoaitie van het onechte kind, door A. Moll. Boekennieuws. Belang en Recht, April 'OS : Over beroeps keuze in het algemeen. Over beroep;keu'e van meifjsa in het bijzonder, door H. Goudsmit. Shakespearn lezingen, ioor G. Godsdienstige en Maatschappelijke Idealen in de XlXe eeuw van 1)-30 to: 1880, door R. E. Porter. Nederlandsch Tooneel, door Bona Fide. Op den Uitkijk. Pro en Contra, No. 2: Pro: i rrna A. Hiüen. Contra: dr. Ch. Ble-. De Levende Natuur, 12e afl.: Uit ons vogel dagboek, vervolg, door Jac. P, Thijsse. Zoogenaamde olifantstanden, door dr.Calkoen Nood, door Jo. Kok. Iets uit het leven der eksters, door G. J. Meinen. Een zilveren jubileum, door A. Loman. Deeendenkooi, door J. Kortland. Misstanden in onw vogelbescherming, door A. M. Frederikseen G. de Vries. Vragen en korte mededeeiingen. Groot Nede'land, April 1908: Louis Couperus, Sabijnsche maagdenroof. Cyriel Buysse, Terugkeer. J. Jac. Thomson, Quatrijnen. Herman Teirlinck, Pygmalionof de dood van mijnheer Serjanszoon. Virginie Loveling, Bij Busken Huet en bij Victor Hugo. Dra matische kunst. Literatuur. De Natuur in, afl. 10; J Daalder Dzn., Bij het Duinmeer. Onze M )ssen. Dr. A. J. M. Garjeanne, Boekbeoordeeling. De Flora van A nersfoort. De Vrouw en haar Huis, No. 12 : Lente jubel,' door A. C. Bol-Denijs. De wieg, door J. J. Meijer. Een en ander over de wet op de arbeidsovereenkomst, door mr. T. V. Lente.bloemen, door A.C. K. Kelly Uit den ouden tijd, Onze dienstboden, door J. E. ter Gouw. Iets over reform kleeding, door C. L. v.d. VeenBochardt. Kinderkleeding voor Oost-Indië. Zomertoiletten. Een bijzondere toepassing van lijn-ornament als versiering, door J. M. E. Kerlen. Kinder boetseer werk, doorThijza C. de Vries-Wijf. Elck wat wils, Voor een zuinige huigmoeder. Kleeding en gewicht. Kunstnaaldwerk-tentoonstelling te Brünrj. Wat men ziet en leest. Wenken voor het toilet. Onze houding en onze gang Be richt over patronen. 40 cents per regel. heeft sedert 190 jaar eene onwan kelbare reputatie voor absolute zuiverheid en kwaliteit. Vraagt uwen wijnhandelaar naar proefflesschen. Prijzen van /S8.5O tot /8.5O. Generaal-Agenten: Koopmans & Bruinier, Amsterdam. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen Bouwbureau Arti", aldaar. Hoofddepötte AMSTERDAM: Kalverstr.lfS? K. F. DEPSCHLE-BENCrEB. VÜZELGRACHT Mij. voor Meel- en Broodfabrieken. Opgericht anno 1856. Afd. LUXE-BAKKERIJ. Telefoon 1296. Beroemd Paaschbroodl f.nnnNTlc IEDER STUK DAT KRIMT UHHnill IE WORDT TERUGGENOMEN FABRIKATEN VALTOH ZONEN AMSTERDAM Verkrijgbaar bij : Hirsch en Cie., flofl., Leidscheplein. Adr. Schakel, tlnfl., Heiiisjenweg. H. Meyer, Horf, Koningsplein. Au Bon Marché, Kalverstraat. .TI as;, ftteizershof, Nieuwendyk. K. H. Dik, Leulschestraat 10. Allen te Amsterdam. H. J. Loor, Lijnmarkt 2A, Utrecht. K. H. Boasson & Co., M ddelburg.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl