De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 19 april pagina 2

19 april 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1608 De onzedelijke uitstalling in het Handelsblad. In vroegere, betere t uden, toen elk mensch nog braaf en de zonde een onbekend ge noegen was, zegt men dat er te Amsterdam geen winkeltjes m e, t onzedelijke uitstalling bestonden. Maar dat was lang vóór het tijd stip onzer geboorte, en waar wij, laat- 19e eeuwers, ons trachten te herinneren, vinden wij altijd die winkeltjes in onze heugenis, gelijk wij hen op ons pad vonden, als wij in de jaren onzer blonde jeugd, ten Damme togen. Zelfs erkennen wij, schaamtevol, toen wel eens steelsgewijs naar het onzedelijke achter glas te hebben gegluurd ---- De ergernis kwam eerst later, toen wij, net als de autoriteiten van 't Handelsblad, ouder, helaas! en alleszins weldenkend waren geworden. Ik wil dan maar zeggen, dat er al voor jaren en jaren van die winkeltjes bestonden, en niet veel minder dan thans. De bevol king van Amsterdam is sedert meer dan verdubbeld, maar het getal dier zaakjes is, zoover ik weet, slechts met enkele ver meerderd in dat stadsdeel. Misschien komt dat, wijl Amsterdam nog zoo weinig grootsteedsch is. Een stad van werkelijk internationaal verkeer is gewoon hen bij dozijnen te tellen. In plaats daar van zegt het Handelsblad, er wel 5 of 6 te kennen in den omtrek van den Dam alleen". Is dit soms een bewijs van veelheid of veel verspreidheid ? Waar, drommel, zullen die arme dingen beter zijn dan in 't centrum van de stad, waar de koffiehuizen, en gevolgelijk ook de koffiehuisheeren zijn, waar de beurs is, met derzelver speculanten en speeulantjes, die hun lustjes gemeenlijk ook niet . . . onder de koornmaat zetten? En waar het postkantoor is, waar honderden samen komen en de meeste trams rij len, dia velen aanbrengen, die wellicht immoreel zijn. En waar het Handelsblad hen moreel begluren kan, het zelfde HandelsHad, dat, blijkens eenige zeer opvallende annonces, het vuile geld ook niet altijd pleegt te versmaden ---Zoo'n zaakje heeft menschen, passanten noodig en zou in zijn eentje op de hei hoe genaamd geen effekt sorteeren," gelijk de behoorlijke term luidt. Had het Hilsbl. inderdaad iets willen betoogen dat indruk maakte (en dat was toch zeker de bedoeling) dan had ''t moeten uitroepen hoe aller wege, tot in de afgelegenste en minstbevolkte stadskwartieren, die zaakjes talrijk waren, talloos als b. v. de drankwinkels, die, welbeschouwd, ook onze delijke uitstallingen zijn. Dan hadde het tenminste een willekeurig stadsdeel moeten noemen, maar niet den Dam, niet juist den omtrek van den Dam, waar alle verkeer van uitgaat en heenvloeit. Er blijkt dus geenszins bewezen, dat die schunnige zaakjes vele zijn of in verhouding tot den groei der bevolking onevenredig sterk toenemen. Doch, al ware dit zoo, al openden zij bij honderden en kon geen eerzaam Amster damsen burger meer zijn deur uitgaan, op Heeren-. en Keizersgracht, in Parkweg of Van Eeghenlaan, zonder de gruwzame ergernis van zulk een onzedelijke uitstal ling vlak voor zijn zuivere oogen, . . . wat zou dit dan beteekenen? Dat de onzedelijkheid toenam, niet waar?. Tengevolge van die winkeltjes? Och kom, wie gelooft dat nu? Prof. Winkler heeft ongeveer gezegd waarop het hier aan komt : de gezonden deert 't niet en de zieken zijn al ziek. Dat wil zeggen: die winkeltjes zijn grootendeels gevolg en niet oorzaak, zijn symptoom van een kwaal, die elders en dieper zijn oorzaken heeft. En waar men aanvoeren mocht, dat die uitstallingen, zoo weinig als ze dan oorzaak mogen zijn, juist het verderfelijkst zullen werken op hen, die nog niet ziek, maar ook al niet meer gezond zijn, op de wanIIIIIIIHtlHHHUinilllllllMIHIIIIIIIIIIIIIIHIIUHinniniltHIIIIIIIIIIHIIIIIIII Op Jassnaja Poljana". ( Een bezoek bij graaf Leo Nikolaewitch Tolstoj). Vertaald uit de .S'/. Petertburgska'ia Gazeta. II. Wij bespraken met Tolstoi de gebeurtenis sen van den dag. Over de Doeoaa was hy niet best te spreken. De Doema is slecht ingericht. ... Ii begrijp zoo iets niet ! . . . Men haalt die lieden van veld en akker, zet ze ergens neer en zegt: Denkt l" . , . Kan men dan op bevel denken? . . . Vooral nu, nu het meerendeel der leden het volk niet kent en niet liefheeft en zy'ne nooden niet wil leeren kennen! . . . Neen, het parlementarisme deugt niet voor ons. Het ligt niet in den geest van het Russische volk ! Wy moeten iets anders hebben, wat, weet ik nog niet, maar zeker geen parlementarismel Het voorbeeld van Europa toont reeds, dat het o ik daar niet noodzakelijk is. . . .Hetzij verre van mjj, de regeerende klassen ti willen verdedigen ! Zij dragen de schuld, de ontzettende echuld van alles, wat in Rus land thans voorvalt ! Ja, ons vaderland is totaal vermolmd, ten prooi aan eene algeheele verwildering. Hoe zijn de ontwikkelde geesten ontaard en verdierlijkt! Om een voorbeeld te geven : Gisteren kwamen twee werkeloozen bij flny, beklagenswaardige, hon gerige, in lompen gehulde schepsels. Zij vroe gen om geld: Geef ons een kleinigheid voor een revolver l" Waar heb je een revolver voor noodig?" Wy willen onze vijanden, onze onder drukkers dooden!" De stem van Leo Nikolaewitch klonk droef en bekommering sprak uit zijne blikken, toen hij dit vertelde. Maar toch was het moeilijk, een glimlach te weerhouden. Tot wie zij zich ook hadden kunnen wenden met kans op goeden uitslag, die werkeloo zen met hunne lompe, ruwe bede, zeker niet tot Tolstoj, die geschreven heeft, dat men geen kwaad met kwaad mag vergelden en die bovendien den dood betreurde van een naasten bloedverwant, gevallen door de hand van zulk een werkelooze. Ik vroeg: Leo Nikolaewitch, in de dagen der vrijheid stond Uw brief aan Alexander III in de couranten afgedrukt. Hebt gij daarop ooit antwoord gekregen 1" Neen nooit. . . ." En is het waar, dat de keizer, naar aankelen, daar antwoord ik, dat de gansche stad voor de/en n verderf, n pest is. _ Wat zij 's avonds op de straten, in de tingel-tangels en in sommige theaters kun nen bijwonen, wat zij uit de leesbiblio theken ter leen krijgen en in de kasten van de allerbeste boekwinkels kunnen zien (ik herinner b.v. aan die lieve boeken van dr. Stratz, over de Schoonheid der Vrouw en dergelijke) en wat ten slotte ook de kunstwinkels in hen kunnen opwekken, dat werkt alles samen tot hun val, en niet deze of die oorzaken, maar vele bij elkaar, onze geheele maatschappelijke inrichting, het gansche moderne leven is hier schuld. Het anders te zien is kortzichtigheid, die het voorstelt alsof niets dan brandschoone zielen, langs die winkeltjes komende, plotselin» besmeurd worden met het roet der onreinigheid: een kinderlijke voorstelling voorwaar. De algemeene zenuwverzwakking van den tijd, de pbysische en geestelijke degeneratie, het commercialisme van een samenleving, wie in waarheid niets heilig is, de cynischmakende bestaansstrijd, ziedaar de alge meene oorzaken, waaruit de kwaal voort komt. Als bijzondere komen daar dan nog bij: d 3 gebrekkige opvoedingsmethoden en de sociale verhoudingen speciaal in een groote stad. Wat zijn tegen al die machten uw win keltjes, o Handelsblad? zelfs al waren 't er honderden ? Maar zulke versche publiekeopinie-voorlichters, zulke on versaagde strijdtegen-sociale-euvelen-aanbinders, wien (ova zoo maar eens een beeld te gebruiken) de baard van het beter inzicht nog in den keel van hun onbenullighei l zit, wat zouden zij van deze dingen weten! Het staat zelfs te vreezen, dat zij nimmer wijzer worden, want het is een echte Hollandsche kwaal klein te zlm. zich blind te staren op n zijde van de dingen. En dan een vereenigirg op te richten: Nationale Oranjebond tof. Bestrijding van Onzedelijke Uitstallingen, dat zou waarachtig zoo kwaad niet klinken en onder de tallooze bondjes en vereenigingetjes, die alle iets bestrijden of iets aanmoedigen willen, maar geregeld eindigen met dood te zijn en toch niet te kunnen sterven (een griezelige toestaud!). zou deze nieuwe vereeniging een geacht h'guur kunnen maken. Minstens geeft zoo iets de gelegenheid eenmaal 's jaars zijn naam te zien openbaar gemaakt in een alge meene vergadering en een jaarverslag, ter wijl jhet ook een kansje opent met het bestuur op audiëntie te gaan bij H. M. en vervolgens het hofbal bij te wonen. Om van verdere gelukkige mogelijkheden nog niet eens te spreken. Komaan! Als de Handelsblad-heer zijn sociale plicht" beseft, zijn de statuten al gereed van de vereeniging, waartoe hij den stoot gaf," als 't heet. Hij kan er de zoogenaamde ziel' van worden... met al den aankleve van dien: een kleverige ziel"! Maar verder. Wij zijn het er nu wellicht over eens, dat van die arm zalige winkeltjes de positieve macht gering is, als men er niet te veel de aandacht op wil vestigen. Daarentegen is hun onderdrukking en ver drijving lang geen onschuldige zaak, gelijk ook het Handelsblad reeds lichtelijk be vroedde. Want, zeide het, die vrees was overdreven, men kon het gerust aan de rechters en zelfs aan mindere beambten overlaten om hier de goede van de rotte vruchten te onderscheiden. En in hetzelfde nr. stond, onder kunstnieuws, een bericht, dat zekere, ik meen Saksische, rechtbank zich doorgaand belache lijk maakt met het verbieden van reproductietjes naar marmerbeelden, die te Berlijn openlijk geëxposeerd stonden, copieën naar het Antiek, of zoo. Wat reden, behalve zoowat Chauvinistischen voorkeur, heeft men, te meenen dat 't hier beter toe zou gaan, als de wet scherp werd toegepast? Reeds in de brie ven van enkele autoriteiten" verschenen veege MHMIHIIIIIIMinlIMimllmlIimlIMmmllMIInlIIMMIIIIIMIIMMHIIMIIMIII leiding van Uwen brief zou hebben gezegd: Tolstoj schijnt den wensen te koesteren, dat ik hem naar Solowki zal verbannen, maar zulk een goedkoope reclame gun ik hem niet ?'' Ja, dat is zoo. ..." Leo Nikolaewitch vroeg ons daarop, wat de nieuwe litteratuur in den laatsten tijd h id opgeleverd. Wij van onzen kant stelden er belang in, zijne meening over dezen of genen tehry'ver te hooreu. Ofschoon hy de groote gaven van Gorki en Andreefl' volkomen erkent, laakt hjj hunne gekunsteldheid en gedwongenheid..,Wanneer men van een schry eer genieten wil, moet zijne ei^en persoonlijkheid achter de figuren en helden verborgen blijven en niet op den voorgrond treden. Daartegen nu zondigen Andrëeff en Gorki. Ieder oogenblik treden ze zelf op, tusschen de regeld door, ieder weer op zijn eigen manier. . . . Wien ik voor den talentvolsten onder de jongere schrij vers houd, dat is Kaprine! Zijn school is magnifiek, zijn schrijden geheel objectief. Bijzonder fraai zjjn zijne schetsen, die het kazerneleven schilderen. Zijn roman, Het duel" is wat gerekt, wat lang, doch van zijne kleinere werken hebben wij veel genoten; wy hebben ze hardop voorgelezen. . . ." Wat is uwe meening omtrent KorolenkoV Die bevalt mij niet bijzonder. ... Ik vini hem tendentieus. . . ." Onder de dichters van den nieuweren tijd wordt Rathaus door Tolstoj zeer geroemd; zijne gedichten noemt hij klankrijk, schoon en waar. De bediende trad binnen: ,,De leeraar van Bajkal is aangekomen. ..." Leo Nikolae witch stond op. Ik kom direct. . . . Verontschuldigt u mij een oogenblik. ..." Hij verliet de kamer met vasten tred, zijn houding licht gebogen. Wij bleven alleen. De zon was ondergegaan, de avond viel. Door de glazen deur van het balkon blikten wij in den ouden, verwaar loosden tuin. Als de tuin anders zou zijn geweest?regelmatig, symmetrisch aangelegd, zou hij niet bij Tolstoj hebben gepast. Vlugge schreden en het ritselen van een japon werden hoorbaar en in de deur verscheen de liguur van gravin Sophia Andreevna. Zij wist onmiddellijk het gesprek weer op gang te brengen en na eenige minuten scheen het ons toe, alsof wij al, ik weet niet hoelang, op, ..Jassnaja Poljana" waren geweest. Toen het gesprek kwam op den leeftijd van Leo Nikolaewitch, merkte Sophia An dreevna op; Ik ben niet zooveel jonger, dan hij: ik ben i>3 jaar oud. . .." teekenen van onklaarheid en bekrompen heid aangaande hetgeen kunst geoorloofd kan zijn, hetgeen nog kunst is. En hoe ware 't ook anders mogelijk in onze huidige wereld. Hoezeer moet iemand een toonbeeld zijn van jovialige onbedui dendheid, van fri?ch-doortastende optimis tische oppervlakkigheid, die nooit merkte wat de eigenlijke plaats en roeping der kunst is onder de nu levende menscben. Die bij de tegenwoordige levensverhoudin gen en den tegenwoordigen staat der kunst zoo maar losweg de maatschappelijke men schen, de magistraten, genegen en in staat acht te onderscheiden wat kunst ia als 't hun niet te voren als zoodanig wordt aangekon digd. De traditioneele eerbied, de goede wil is er, kan men aannemen, maar waar zou in 's hemelsnaam t vermogen vandaan komen bij den zoo verstrooiden, anarchistischen staat, waarin de hedendaagsche kunst verkeert ? Men wordt met die dingen zoo maar niet geboren en de samenleving is er waarlijk niet meer naar om on t vankelijkheden te ontwikkelen, die voor het practische en zakenleven zoo absoluut nutteloos zijn. Of meent de geachte Handelsbladredacteur dat hij en zijn standgenooten al van zelf, uit enkele krachte van hun geboorte en min of meer beschaafde opvoeding van kunst begrip hebben, dat men schoonheids gevoel mee krijgt, zooals haar en tanden, indien meu maar boven zeker maatschap pelijk peil uit is ? Laat ik hem dan minzaam mogen ver zekeren dat dit geenszins zoo is en dat wij, burgerlieden allen te zamen, er meest erger aan toe zijn dan het z.g. volk. Want zoo dit al geen kunstbesef heeft, zij beweren het ook niet te hebben, terwijl daarentegen wij, beschaafde klasse"" vol zitten met waan en wanbegrip, die meest elk beter inzicht tegenhouden. Maar wij kunnen inzoover weer getroost zijn, dat het in geen land heden ten dage beter gesteld is en zelfs hot kuiistontwikkelde Parijs gaf in de laatste vijftig, zestig jaar zonderlinge processen en zedelijkheids-demonstraties te zien. Het is daarom, dat men de wijsheid niet genoeg kan loven, die zich hier van in grijpen onthouden wil, in zulk een verwarde en stekelige materie, waar het grijpen" bovendien allereerst aan de lagere politie beambten zou te beurt vallen. Laat men het weinigje dat er van de kunst is overgebleven ten minste in de maat schappij de ruimte laten zich in vrede te ontwikkelen, of dood te gaan. Den Handelsblad-schrijver zie ik er wel op aan, dat hij tot de velen behoort, die zich het niet zwaar zouden aantrekken, als dat laatste kwam te gebeuren. Als er in het Handelsblad dan geest moet zijn, zoo lijkt hij er wel van doortrokken, is hij er wel een veruitvvendiging van, en het staat no* te bezien of die geest zoo veel zedelijker is dan de geest van het winkeltje aan den overkant. O, niet naar het uiterlijk beschouwd! Zulk een //JMgebouw ziet er oneindig degelijker en braver uit dan welk schunnig winkeltje ook. Maar van de ideëcle zijde bezien. De geest en invloed van een groot dag blad, van de journalistiek in 't algemeen, opgewogen en ter vergelijking gesteld naast den invloed en geest van zooveel onzedelijke prentjes en boeken, als er hangen in alle winkeltjes te zamen. Waarlijk, die twee kunnen vergeleken worden op het stuk van onzedelijkheid, als men dit woord begrijpen wil in den zin van zedelijk-verzwakkenil, wilskracht-levenskracht-karakter-onder mijnen d, precies den zin dus, dien het moet hebben. En dan is het nog zeer de vraag bij die wegerij naar welken kant de schaal komt over te slaan... (Slot volgt). !?'. C. nimiMliimintii Als iemand anders het mij had gezegd, zou ik het niet hebben geloofd! Welk een magnifieke teint, gean enkele rimpel, geen enkel grijs haar l En dat voor een moeder van negen kinderen! Welk een prachtig, onverwelkt paar: Sophia Andreevna en Leo Nikolaewitch! Het verlies van uw broeder heeft u aeker smartelijk getroffen, gravin?" Het lever, dige, wakkere gezicht van Sophia Andreevna nam een sombere uitdrukking aan.... Ach, dat was voor mij een zware slag ! Ik had mijn overleden broeder zoo lief! Niet, omdat hij mijn naaste bloedverwant was, maar omdat hij een man was van een zeldzaam karakter. Onbaatzuchtig als hij was, gaf hij zich geheel aan de zaak der werkeloozen. Het viel bem moeilijk, het vertrouwen dier verbitterde lieden te winnen. Toen ik onlangs in St. Petersburg was, beklaagde bij zich erover, dat ze hem bij de keel Ladden gegrepen met het dreigement: We zullen je dooden!" Welnu, dood mij dan," antwoordde mijn broeler. 'l'en slotte hebben zij hunne belofte vervuld, die menschen, die meer en meer naar het dierlijke toeneigen. . . . Leo Nikolaewitch heeft u zeker wel verteld, dat zij hem om geld voor revolvers hebben gevraagd.... Maar bij u is, Goddank, alles rustig?" Siet gehtel en al. Een dezer Jagen werden wij bestolen. De boeren uit de dorpen in den omtrek hebben bij ons 2'J eiken geroofd.... Sophia Adieevna heeft een groot werk onder handen. Zij schrijft uitvoerige memoires", welke een tijdperk van meer dan vijft g jaren omvatten, van jaar tot jaar, van dag tot dag. Thans is zij gevorderd tot de grens der zeventiger» en tachtiger jaren. Deze boeken worden in het buitenland in eenige talen tegelijk utgegeven. Ieder woord van de gravin ademt warme liefde voor Leo Nikolaewitch. Aangezien hij een bespiegelend leven leidt, heeft hij de leiding van al zijne zaken aan zijne schran dere, energieke echtgenoote overgelaten. Zij voert de correspondentie,de onderhandelingen. Eene groote buiten'andsche uitgeversfirma biedt R-". 1.000.000.?voor de verzamelde wer ken van Tolstoj. Ik kan echter op het aanbod niet ingaan, want zij wensclit de werken in vollen eigendom te bezitten. ... j hans leiden wij geen gebrek, maar vroeger, langgeleden, waren wij zeer arm. Ik was genoodzaakt, zelf de kleederen voor mij en mijne kinderen te naaien. Al mijne kinderen zijn geboren op dezen divan, waarop ook Student en Professor. (Ingezonden). Het incident onder dit opschrift door de kouranten vermeld, is thans geëindigd. De hoogleeraar Van Emden heeft, zooals men weet, de vergadering van den akademischen Senaat verzocht oeenerlei tuchtmaatregel op den heer Bakker toe te passen, aan welk verzoek door de ambtgenooten werd voldaan. Hiermee is de zaak afgeloopen op de voor den heer Van Emden meest bevre digende wijze. Want al zouden de profes soren-senaatsleden de andere partij op formeele gronden in het ongelijk hebben gesteld hetgeen zeer waarschijnlijk gebeurd zou zijn, ware de aanklacht behandeld ge worden dan zou toch bij die behandeling, gelooven we, als de eigenlijk beklaagde en ook meest beklagenswaardige deze keer Van Emden zelf zijn verschenen. Formeel, het behoeft nauwelijks herhaald, had Bakker ongelijk. Dat een hoogleeraar in het publiek vervalsehiogen heeft gepleegd, komt een student niet toe te zeggen; even min als de verdere beschouwingen, die door hem aan dit verwijt zijn vastgeknoopt. Een en ander echter zal zelfs in de schatting van hen die sterk hechten aan kwesties van vorm, iets van het ergerlijke verliezen, wan neer men bedenkt dat de student" iemand is die wat leeftijd en levenservaring betreft, minstens degelijke is van den professer". 1) Het zou, in werkelijkheid, zot genoeg zijn geweest wanneer in een discussie loopende over de betamelijkheid van 's mans openbaar optreden, deze laatste gebruik had gemaakt van den sterken arm des akademischen gerechts. Althans voor deze dwaasheid heeft meergenoemde hoogleeraar zich dus weten te bewaren, of is hij door het advies van wijzeren dan hij bewaard geworden. Maar dit neemt niet weg, dat de op deze manier gesmoorde zaak gewichtig genoeg is om hier ter plaatse met een enkel woord te worden herdacht. De vervalschiiig door den waren beschul digde in dit ten zijnen behoeve opgerolde geding begaan, is er niet een die zich mathematisch laat bewijzen. Miar de mis greep is er niet minder evident om. Wij denken hoog genoeg van zijne ambtgenooten om te gelooven, dat de meesten dit reeds hadden ingezien vóór de aanklacht hen officieel bereikte. Want het volgende is geschied. In de Amsterdamsche studenten-vereeni ging S. L." heeft ondergeteekende een drietal voordrachten gehouden o rer het onderwerp Klassenstrijd''. We hadden ons voorgenomen om weinig of niets te zeggen over den klassenstrijd van dezen tijd, en twee van de drie avonden bestemd voor een uiteenzetting van den strijd in ons eigen land, tusschen bourgeoisie en aristokratie gevoerd in de eerste helft der 19e eeuw. Doch dit bleek niet volkomen naar den wensch van het bestuur, der genoemde vereeniging, dat juist iets meer verlangde te hooren over de aktueele kwesties, welke ook Mr. Treub een paar weken later zou behandelen; hij, natuurlijk van het stand punt der vrijzinnig-democratische dogmatici, die in de gebeurtenissen van onzen tijd veeleer een toenadering tusschen kapitaal en arbeid meenen te zien. Ons gedragende overeenkomstig de verklaarbare begeerte van onze gastheeren, hebben wij het tamelijk talrijke en zeer oplettende, geduldige gefeoor van meerendeels studenten meer dan eens attent gemaakt op de noodzakelijkheid, waarin we ons bevonden om de betrokken aangelegenheden niet anders dan vluchtig en oppervlakkig te bespreken. Iedereen, die met een weinig kennis van zaken en eenige onpartijdigheid een zoolanige voordracht aanhoort, zal deze noodzakelijkheid begrij pen. Wie binnen den tijd van een paar uur een overzicht zal geven van de ver schijnselen, waaruit een verscherping van de moderne klassetegenstellingen wordt afgeleid, moet zich bepalen tot het haastig iiimiMiiimiiMiimiimMMiiimiMimi Leo Nikolaewitch het levenslicht aanschouw de. . . ." Voor ons geestesoog doemden allerlei herinneringen op uit oude tijden, gebeurte nissen die reeds bijna vergeten waren. . . . Leo Nikolaewitch speelde in zijn jeugd veel kaart en biljart. In korten tijd verspeelde hij een paar landgoederen. Eens op een avond verloor hij niet minder dan Rs 6000. en reisde daarop naar den Kaukasus, waar hij buitengewoon eenvoudig leefde vaa slechts enkele roebels per maand . . . Ter gelegenheid van hare laatste reis naar St. Petersburg heeft gravin Sophia Andreevna ook de Doema bezocht, die haar erg is tegengevallen. Ik had gedacht, iets verstandiga te hooren. maar in plaats daarvan hoorde ik een zekeren Ozol of Mozol *) een uur lang redeneeren over eene huiszoeking, die bij hem was gedaan. . . . Leo Nikolaewitch trad binnen en zocht op het boekenrekje naar eenige brochures voor den leeraar van Bajkal. Dadelijk daarop verdween hij weer, doch keerde epoedig terug. Gravin Sophia Andreevna verliet de kamer om voor de thee te zorgen. ..Leo Nikolaewitch, ' vroeg ik, Anatolie Feodorowilch Koiii vertelde mij indertijd, welk een indrui uw schets \odsji Mourod" op hem heelt gemaakt. Hij is opgetogen, la u van plan die te laten drukken?' Ik weet bet nog niet. ... 't kan zijn. . . . misschien later eens...'' Jsmailoll werd nieuwsgierig: En heeft u nog veel litteraire etof, Leo Nikolaewitch?" Stof genoeg.... en boe ouder ik word, des te meer.... Maar of het mij gelukken zal, al mijne plannen uit te werken? Ik heb met den dag minder tijd.... Mag ik u uitnoodigen, de thee met mij te gebruiken?" Wij begaven ons in een van de andere kamers, die tijdelijk tot eetzaal was ingericht. Tijdelijk, omdat in verschillende kamers werk lieden bezig waren en de familie Tolstcj slechts een gedeelte van het huis bewoont. Wij zaten reeds aan tafel, toen gravin Alexandra Leowna en de dokter binnentraden. Leo Nikolaewitch zette zich ter zijde bij het open venster en dronk geen thee. Alexandra bracht hem een glas Kelir" (op bijzondere wijze toebereide melk). Het gesprek liep nu over b eldende kunst. Leo Xikolaewitch interesseerde zich ervoor, wie van de nieuwe school naam had gemaakt. aanwijzen van de voornaamste dier ver schijnselen kan onmogelijk meer .doen dan kortelijk de argumenten opsommen, welke naar zijn zienswijze hoofdzakelijk bestaan. Niets anders en niets meer hebben wij getracht dien avond te geven. De toe hoorders hebben zeer zeker niet hit bewijs ontvangen van de stelling die we ver dedigden, wel een nadere toelichting van de stelling, wel de aanduiding van de feiten, waaruit het bewijs moet worden opgemaakt. Voor belangstellenden onder hen voorzeker genoeg als het resultaat van een enkele redevoering. De bewuste heer Van Embden was in het lokaal aanwezig, kreeg na afloop gelegenheid tot debat en zweeg. Tien dagen later verscheen van zijn hand een artikel in zijn partijblad Land en Volk (29 Febr.) waarin, op grond van eenige kwasi-aanhalingen, onze voordracht alle wetenschappelijke waarde werd ontzeg 1. Wij noemden, in een kort antwoord op genomen door Hi-t Volk, deze manier van doen het werk van een vervalscher. In Prof>ria Cures, studenten-weekblad, zeide de heer Bakker, jur. cand., hetzelfde. » » * De kwade trouw van den vrijzinnigdemokratischehoogleeraar blijkt hieruit, dat hij misleid door partijhaat, waartegen geen wetenschappelijke zin opwoog, zijne kritiek zoo heeft ingericht, dat ze den Iez9r een geheel verkeerden indruk moest geven van het gesprokene. Hij heeft nl. niets gezegd orer, nog minder iets tegen de door ons ontwikkelde stellingen: en alleen, op zijn manier en volgens eigen willekeurig-verdraaide citaten, de toelichting of verdediging afgekeurd. De lezer moest dus denken, dat wij de uitgesproken meeningen als volledig bewezen hebben beschouwd door hetgeen wij aanvoerden beter, door hetgeen Van Emden ons deed zeggen. Zelfs, indien dit te goeder trouw en met verstand van zaken nauwkeurig weergegeven ware geweest, dan had nog een professor in de staathuis houdkunde, staande tegenover (of althans sprekende over,) een representant van een ander gevoelen, die een halven menschenleeftijd in deze dingen heeft gewerkt, tot de kourantenlezers die hij in vertrouwen nam, moeten zeggen: - gij begrijpt wel, dat de spreker niet de paar woorden, die hij aan ieder onderdeel kan wijden, niet heeft gemeend, dat de kwestie voldoende behan deld, de bewering afdoende bewezen was. 2) Had deze professor onmiddelijk na de rede het woord genomen, dan zou hij zich deze oneerlijke taktiek niet hebben kunnen permitteeren. Het gehoor van dien avond, hoe ook oordeelende over de stellingen, heeft geweten slechts met een exposévan de vraag te doen te hebben. Maar tegenover het algemeene publiek van Land en Volk kan hij zijn gang gaan. Dit is de vervalsching waarover een student niet mag spreken, maar die nog minder een professor mag begaan. F. v. i>. G. *) De Gravin maakt hier eene kleine woordspeling: Oiol is de naam vaneen der afgevaardigden. Mo:r>l beteekent : .,eksteroog". 1) De heer Bakker was werkzaam in de industrie op het eiland Java, toen een licha melijk ongeval hem noopte naar Holland terug te keeren en een andere bezigheid te kiezen. 2) Wij hadden b.v. de stelling uitgesproken, dat de afschaffing van akcijnsen, die de noodigste levensmiddelen duurder maken, een maatregel ten bate van de industrieele kapi talisten was geweest. De heer Van Emden heeft zich wel gewacht deze trouwens alge meen bekende waarheid te betwijfelen: enkel de beteekenis van de bewijsplaatsen trachten te verminderen, die wy hadden aangehaald, die hij foutief weergaf en die hy deed voor komen als^f ze voor ons het absolute bewijs zouden bevatten. De opmerking, dat wij zelf aan deze paar willekeurige grepen uit vroegere en latere debatten die waarde niet hechten, liet hij natuurlijk onvermeld. Dit zou het gehoor van S. L. niet hebben laten passeeren. Tot de symbolieken en decadenten voelt hij zich niet aangetrokken. In de beeldende kunst stelt hy oprechtheid en realisme op even hoogen prijs, als in de litteratuur. Zijn favorieten zy'n: Repine, Ge, Sourikoff, Polenon" Victor Wassninofi' en Nesterofl'.... Welke van uwe portretten bevalt u het beste?" Voor zoover ik erover kan oordeelen, gaf de schilderij van Kramsky mij het beste weer .. .." » Het bleek nu, dat de copie naar Kramsky, die wij in de ontvangkamer hadden gezien, door Sophia Andreevna was vervaardigd en, te oordeelen naai de woorden van de gravin, was dit baar eerste proef op echildergebied. Een schitterende proef, want men zou inderdaad hebben gemeend, dat het kunstwerk door een ervaren en met de tech niek volkomen vertrouwden schilder was gecopieeid. Met Ismailoll, die doctor is in de theologie, onderhield Tolstoj zich geruimen tijd over allerlei religieuse onderwerpen. Kenmaal in zijn leven is Tolstoj met Pobedonostseil in aanraking gekomen, maar die ontmoeting heeft geen aangenamen indruk bij hem achtergelaten. Jn het jaar 1881 heb ik hem een Jangen brief geschreven naar aanleiding van de terecht stelling der moordenaars des Keizers. . . . Pobedonostsefi' beeft mij op dien brief ook geantwoord. Hij betoogde in dat antwooid en trachtte ook mij er van te overtuigen, dat het doodvonnis geheel in den geest van het christendom was! Een afschuwelijke brief! . . . Leo Nikolaewitcb, is bet waar, dat Pobe donostseil als model voor Karenin" heeft gediend?" Noch Pobedonestsetl, noch Waloujetl', zooals anderen hebben gemeend. Karenin" is geheel en al eene schepping van mijzelf. Maar wat men vermoedde omtrent Oorlog en vrede", is gegrond. De daarin geschilderde graven Rostofl vertoonen inlerdaad veel gelijkenis met ons, 'J'olstoj's. . . ." De tijd vloog ongemerkt voorbij. Het werd elf uur en voor ons brak het oogenblik aan om te vertrekken, zoo we in Touia den nachttrein niet wilden missen. Wij namen afscheid en vertrokken, en ter wijl in de duisternis weer de belletjes der paarden onafgebroken rinkelden, deelden wij elkander onze indrukken mede. Beiden moes ten \vy' erkennen, dat de avond, doorgebracht op Jassnaja Poljana", een der gelukkigste en belangrijkste van ons leven was geweest. Y. & R.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl