De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 26 april pagina 6

26 april 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAM M Kit WEKKBLAD VOOR N K D E R L A N D. Reinier Nooms (Zeeman). Pesthuis te Amsterdam. (Ete.) Het H. Gezin. Ets van Rembrandt. (Komt niet voor in de hier besproken uitgaaf) iibeeUinp naar prattn en teekeniiip in liet Börsprententaiiinet. (Onder leiding van J. Ph. v. d. Keilen Dzn., lic ol druk van A. L. Versïuys, Amersfoort. Uitgegeven door W. VerAmsterdam.) Bij een werk als dit, kan weer ingezien worden vaa hoe groote waarde de tegen woordige resultaten der mechanische reproductie zijn, zoowel voor de studie der kunstgeleerden als voor den eenvoudigen kunstminnaar, die zich daaruit, bij gebrek aan de middelen tot aankoop van origineele werken, een genietbare verzameling traoht te vormen. Dat dit vooral geldt bij zwart-en-wit kunst, behoeft geen nadere verklaring. Een reproductie blijft natuurlijk altijd een surrogaat, een vergoeding voor het derven van het beate, en die beweren dat repro ductie's, waarin het hoogste bereikt werd, felijk waardig zijn aan het origineel, walen schromelijk. Een nauwkeurige, of aesthetisch scherp toeziende verge lijking, moet altijd kunnen onderscheiden : origineel van het aftreksel; hoogstens kan bij de allervolkomenste exemplaren (als bij het procédévan- Meurs) van een bedriegelijke nabootsing worden ge<sproken. En, bedriegelijkbeid moet altijd te ontmaskeren zijn. Hieruit echter, moet dan een nog te weinig opgemerkt voordeel van geeste lijken aard der tegenwoordig vér ont wikkelde fotografische reproductie inge zien worden ; ze werkt op onberekenbare wijze mee tot verbreiding en verscherping van kunstzin en kunstkennis. Immers, die zich nu uit bescheiden middelen, kunst in gereproduceerden vorm aanschaffen, zullen voor hun geld trachten te genieten zooveel zij vermogen, en in de meeste ge vallen zelfs meer dan de aankoopers van oorspronkelijke kunstwerken, die dikwijls tot den aankoop door minder zuivere be doelingen geleid worden. De eerste zullen dus door meer ingespannen aandacht op de vrij wel waardelooze reproductie's, tot voller inzicht kunnen gebracht worden van de dieper gelegene eigenschappen der origineelen. De gretigheid om van déze kennis te nemen, zal er door bevor derd worden. Welke waarde overigens van officieele zyde aan de tegenwoordige voortbreng selen der re productie- techniek wordt ge hecht, blijkt uit de jaarlijksche premiën, die door de maatschappij : Arti et Amicitiae" worden rondgezonden, waar het voorheen steeds waren origineele etsen of gravures. Dit lijkt me nu echter voor een vereeniging, die voorgeeït te bestreven de ontwikkelingen bescherming van hedendaagsche kunst" eerder te laken dan te prijzen. Het lag, zou men meenen, juist op haar weg, naar vermogen steun te verleenen aan verdienstelijke graphische kunstenaars van tegenwoordig, waar zich, hier toch een gunstige gelegenheid voor deed eraan mede te werken hun werk onder de algemeene aandacht en waardeering te brengen. Dit zou een passender en meer gemotiveerde onderscheiding zijn, dan, zooals nu gebeurt, blijkbaar volgens rooster, de leden-exposanten in aan merking te doen komen voor de gouden medaille, die elk jaar moet geloosd worden. Nevengaande reproductie's (behalve de ets van Rembrandt) zijn ontleend aan de jonge uitgaaf, door Versluys onder nomen, doelende een keur-collectie te vormen uit den ontzaggelijken voor raad prenten en teekeningen van 's Rijks Prenten-Kabinet. De leiding daarvan werd opgedragen aan den heer J. Ph. van der Keilen, die door zijn jaren-lange ambtsvervulling aan het Kabinet zoo goed den weg weet in den chaos over zoo tallooze portefeuilles verdeeld, en die met zijn aldus goed geschoolden, kennis en ervaren kijk, er de grepen uit zal weten te doen om het gehalte van deze uitgaaf zoowel kunstwaardig als historisch of topografisch, genietbaar en belangwekkend te doen zijn. In het korte voorwoord deelt hij mee, dat de vrijheid zijner keus volkomen ongebonden zal zijn en er niet getracht is eenigerlei systeem te volgen: teekeningen en prenten (gravures, etsen, houtsneden en zwarte kunst) zullen elkaar afwisselen in een werkelijk bont allerhande, en, daar de voorraad van kos telij kheden in het Prenten-Kabinet ze ker onuitputtelijk is, hebben de inteekenaren nog de meest onverwachte verras singen in 't vooruit zicht. De uitgaaf, zooah zij met hare drie nu verschenen eerste afleveringen, haar opwachting maakte bij de kunstlievende wereld, verdient ze ker een warm woord van appreciatie en aanbeveling. De on derneming moet, dunkt me, gretig ont haal vinden, waar, buiten de belangrijke inhoud, de platen met hun groot for maat en royale opzet, vergeleken met wat er elders aan reproductiewerk geleverd wordt, zeker gansch en al bevredigend zijn te noemen. Ze behooren op dit ge bied onmiskenbaar tot ^et beste en deze aanbeveling, die zon der bezwaar is neer te schrijven, wordt zeker nou wel versterkt door den onge woon lagen prijs. Het werk verschijnt in maandelijksche afleveringen, bevat tende ieder minstens 6 reproductie's en kost over een geheel jaar slechts ?30. Ook afleveringen afzonderlijk zijn ver krijgbaar gesteld. Deze drie afleveringen bevatten de meest uiteenloopende stalen van graveeren teekenkttnst, zoowel van tijdperken als van nationaliteitHet stelletjeterillustratie van dezen tekst geeft daar reeds blijk van. Mantegna en Reynier Nooms (gezegd Zeeman) grooter karakter verschil is welhaast niet denkbaar. De strenge Italiaan, wiens heele vorming zoodanig beïnvloed werd door de kunst der klassieken (hij schilderde zelfs een strijd der Tritonen in volkomen navol ging van antieke sculpture), die met zijn ietwat stroeve, zwaardrachtiae figuren zich daarbij wel in't bijzonder aangetrok ken scheen te voelen tot het typePolykletus, staat met het gesloten en gecom pliceerde lijnenstel zijner burijngravure geheel en al tegenover (en ook zeker wel vér boven) dejosse en schilderachtig badoelde teekeninjr met de etsiaald van Nooms, voorstellend het oude welbekende Pesthuis te Amsterdam. Als curiositeit kan hierbij vermeld worden, dat de Madonna van Mantegna Rembrandt zoozeer aan trok, dat deze, de strenge beeltenis vrij copiëerend, overzette in een compositie zijner eigen vinding. Tusschen deze prenten vanMantegna, die karakteriseeren de grootheid der Italiaansche tegen over de beminne lijkheid der Hollandsche kunst, staat het werk van Jacob de Ghe\ n. Deze is niet vertegen woordigd door een gravure, maar door twee teekeningen, die echter vooral bij de vrouw op haar doodsbed met de geser reerde en delica te uitvoerigheid, zeer merkwaar dig zijn voor de kennis der tech niekenopvatting van dezen krachtigen, gezonden burijngraveur v. omstreeks 1600. pelijke bestemming vanschoonheidsuiting. Dan, met toevoeging van een beknopten wegwijzenden en aesthetisch verklarenden tekst, kan 'n uit gaaf als deze, naast het genot van mooie prenten te doen zien, bijdragen tot ruimere ontwikkeling der kunstlievende leekenwereld. Dat intusschen eerstmaar de voorbeel den trekken mogen! W. STEENHOFF. Andrea Mantegna. Maria met het kind Jezus. (Gravure) De eerste aflevering bevat een aan schouwelijke staalkaart van de verschil lende procédés der graphische kunsten, nader verklaard door korte beschrijvingen. Die daar geheel vreemd voorstaat, zal er wel niet veel wijzer door worden, maar zij, die gedeeltelijk van die tech niek-wijzen op de hoogte zijn, kunnen toch met deze gefotografeerde metalen platen en houten blokken gereed tot afdruk, vooroogen, zich een juister denk beeld vormen van hun bewerking en persvaardighiiid. De meeste reproductie's zijn gegeven op ware grootte der origineelen, begeleid door een biographiscbe aanteekening be treffende de meesters. En hierbij kan ik ten slotte niet na laten een opmerking te maken, of liever een wensch te uiten, namelijk dat het standpunt van volkomen systeemloosbeid bij de keus, en on geco mm enteerde kunst beschouwing, s'eehts aanvankelijk zal ingenomen zijn. Bij dezen eersten jaar gang mogen we het nog nemen als een vlindertocht ter verkenning van het uitgestrekte terrein ; eenmaal echter de belangstelling gaande gemaakt voor de verscheidene gewesten niet hun tulloos wisselende bekoringen, zal de behoefte van zelf zich doen ge voelen, daarop de hoofd paden te vinden, die in onderscheiden richtingen leiden naar de voor alle kunst wijzen en kunstrichtingen gemeenschapJac. de Gheyn. Vrouw op doodbed. (Penteekening.) Gedachten OM oQToeiliii£ Hoe zwakker het lichaam is, des te meer beveelt het; hoe krach tiger daarentegen, des te heter dieut liet." Deze vrij vertaalde be wering vaa Jean Jacques Rousseau lijkt op 't eerste gezicht zonderling, ja, tegenstrijdig zelfs. Im mers waar haalt de zwakke zijn me.cht tot bevelen vandaan; en wat kan den sterke bewegen tot gewillig dienen I In de samenleving is het precies omgekeerd : daar moet de zwakke zich onderwerpen en zyne diensten aanbieden, ter wijl de sterke commandeert en gehoor zaamd wordt. Maar wie zoo redeneert, ver geet, dat een dichterlijke Franschman anders denkt en spreekt dan een prozaïsche Neder lander Een dichter houdt van overdrijving, grootspraak ; daardoor trekt hij de aandacht en prikkelt y tot nadenken. Ons geestelijk wezen en werken ia blijkens aller ervaring en hierop steunt ook de wetenschap van het geestesleven gebonden aan ons stoffeliji organisme, het lichaam. Tu^schtn die twee lichaam en geest heeft eene bestendige wisselwerking plaats: de geest ondergaat direct de invloeden van dat organisme en indirect n.1. door middel van het lichaam die der buitenwereld, en op deze actie volgt dan de geestelijke reactie. Een voorbeeld. Luchttrillingen treffen mijn trommelvlies, ik hoor muzikale tonen, herken den klank eener piano, de tonen vereenigen zich tot een bekend lied, ik neurie het mee...: ziedaar een reeksje processen, waarbij het lichaam als middelaar dient tnsschen buitenwereld en geest en om gekeerd : geest en buitenwereld. Zoo is ons waarnemen dus ook ons kennen en denken afhankelijk van gezonde zinsorganen : de blinde weet niet van kleuren, de doove niet van klanken en tonen. En wie heeft b,v. niet ondervonden, hoezeer zware hoofdpijn ons denken belemmert, ja, OEmogelijk maakt, hoe ze ons humtur bederft en dientengevolge onze naaste omgeving last en verdriet veroorzaakt, hoe zij onze wilskracht verlamt, zoodat we den arbeid moeten staken en rust zoeken I Welnu, wanneer de volwassen, krachtige mensch dien fyzieken druk dermate onder vindt, dat zelfs zijn groote wilskracht er ~ niet tegen bestand blijkt, hoeveel te meer zal dan de zwakkere kinderziel dien druk gevoelen en daar menigmaal on Ier bezwij ken ! Uit het voorgaande volgt, dat men zeer verkeerd doet met het lichaam te beschou wen als een quantit négligeable en het diensvolgens te verwaarloozen of zelfs te mishandelen, onver schillig met welke be doelingen: hetzij als eene coquette juffer, die borst en buik samenperst om daar door o, heilige onnoozelheid ! een mooi middeltje" te bekomen ; of wel als een vromemonnik,die door overvloedig vas ten zijne vleeschKlijke lusten wil breidelen, doch veeleer zyne le vens en werkkracht ondermijnt. Eene rationeele opvoedings leer althans kan er niet naee instemmen. Volgens haar is de taak der opvoeding tweeledig: o. de vereischte middelen aan te wenden voor eene normale ontwikkeling van alle lichamelijke organen en krachten; 6. hetzelfde te doen voor het kennen en kunnen, hel gevoelen en willen, de krachten en functiën van den geest. Bij de uitvoering dier taak komt het vooral hierop aan. dat men het evenwicht weet te bewaren : nl. oiet de lichamelijke ontwikkeling bijzon Ier hoog te stellen en daartegenover de geestelijke te kort laten komen; of wel het omgekeerde te doen: de geestelijke ontwikkeling vanden jongen mensch op de spits te drijven ten koste van het lichaam; want in beide ge vallen maakt de opvoeding bankroet. Op ^rond nu van 't voorgaande onderscheidt men : 1. de lichamelijke of fyiieke en 2. de geestelijke of psychische opvoeding, waarvan de eerste voornamelijk is opgedragen aan de ouders, en de andere aan daarvoor opgeleide personen : onderwijzers en onderwijzeressen. Hierbij valt ons dadelijk een opmerkelijk verschil in 't oog. Immers t er wij l de ouders hunne taak moeten volbrengen, zonder daar voor eene voldoende opleiding ontvangen te hebben, eischt men van de anderen eene speciale, zoowel practieche als theoretische opleiding voor hun werk. Dit verschil, dat onmogelijk, althans zeer bezwaarlijk wegge nomen kan worden, heeft vaak zeer onaan gename gevolgen: gemis van waardeering beiderzijds; menigmaal tegenwerking inplaats van medewerking van sommige ouders, waar door gepaste maatregelen van de schoolopvoeding belemmerd of geheel tenietgedaan worden, zeer ten nadeele van de jeugd. De vraag: hoe in dezen toestand verbetering te brengen" is een zeer moeilijke. Toch kan er, meen ik, wel iets voor gedaan worden; doch ik laat dit punt rusten tot later, ten einde - allereerst iets te te zeggen over de lichamelijke opvoeding. De uitdrukking is eigenlijk valsch" zegt Jean Paul in zijn Levana, want als verplegingsleer van het lichaam zou ze ook moeten gelden voor dieren, mannen en grijsaards". Och, wat is een naam l zal men zeggen; 't komt immers maar op de zaak aan. Zeer juist; doch een valsche naam leidt bij nietkundigen menigmaal tot misverstand. De uitdrukking geeft ons te verstaan, dat de opvoeding niet eenzijdig mag zijn, dat zij niet uitsluitend, ja, zelfs niet allereerst en aller meest moet zorgen voor den geestelijken groei van 't kind, maar wel het lichamelijk welzy'n zoo goed mogelijk bevorderen. Het kind half dier, half engel heeft alleerst louter dierlijke, namelijk lichamelijke be hoeften, en deze moeten op eene vertandige wy'ze bevredigd worden. Op een verstandige wijze, zeg ik, d. i. zonder overmaat of ondermaat; want in beide zit een f jut. En nu zou 'k willen vragen, of die eenvoudige regel algemeen wordt gekend, en vooral betracht. Doch die vraag is ei gen l tj k overbodig, wyl het antwoord al klaar ligt. Neen, de behoeften van net kind worden dikwijls, zeer dikwijls niet bevredigd. Ik behoef maar op twee oor zaken te wijzen: onkunde en onmacht. De eerste vindt men bij alle maatschappe lijke standen en kringen ik zeg niet alge meen, jiaar toch zeker niet sporadisch, en de andere gewis overal in de woningen der armen, op het platteland zoowel als in de steden. Ik wil gaarne erkennen, dat weten schap en kunst veel meer en algemeen ge waardeerd worden dan een halve eeuw ge leden ; toch, meen ik, worden de producten der echoone kunst meer gezocht en op prijs gesteld dan die der nuttige; vindt men meer lezers en lezeressen van fraaie letteren dan van wetenschappelijke geschriften, al zyn deze nóg zoo nuttig, 't Zou, dankt me, voor leg) ig wezen, dat in die verhouding meer en meer eene wijziging kwam ten gunste van de laatste. Waar deze practische ik bedoel financiëele voordeelen opleveren, is dat niet zoo noodig; want men is er algemeen genoeg op uit, de beste producten aan de markt te i rengen, omdat de beurs daar wel bij vaart. En wie weet, wat er gebeurde zou Jean Paul op zijne sarcastische manier zeggen indien er eene maatschappij opge richt werd, die prijzen uitloofde voor de best verzorgde en gezondst ontwikkelde kinderen van n jaar ! Maar helaas I de fout zit niet alleen in onkunde, maar zoo vaak ook in onmacht. Eu dat is treurig. Wat toch kan er groeien van kinderen, wanneer de moeder hen moet voeden met aardappelschillen, zooals de krant ons voor eenige dagen berichtte van een gezin in de hoofdstad onzes lands! Den slager, die, dit boorende, onmiddellijk een zak met pro viand aan de arme Btumpers bracht, druk ik in gedachte de hand. Doch dat geval is n van de vele ; want gewis wordt er meer ont beerd en geleden, dan de dagbladen melden n het publiek te weten komt. Over de fysieke opvoeding meer bijzonders een volgenden keer. H. E.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl