De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 26 april pagina 7

26 april 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1609 DE AMBT Kit I) A M Al Kil \V E K K B L A l) VOOR NEDERLAND. Zocht zijn vrien delijkste argumenten, Zette kracht bij aan zijn woorden, En overwon. Campbell Bannerman begon te spreken, C. B." in het Lagerhuis. .t (1836?1908). In sir Henry Campbell Bannerman, van irien wy' hierboven eenige portretten 1) geven, i», naar het getuigenis van tegenstanders zoo vel ala partijgenooten, een zeldzaam recht schapen en sympathiek staatsman heengegaan. <3reen geniaal man, geen schitterend redenaar als Gladstone of DUreali. In geestesgaven stond hu voorzeker ook ten achter bij de drie groote leiders van de liberalen na Gladstone'a aftreden: Harcoart, Roseberry en Asqaith. Toch WBJ de keuze der party, die hem eerst, toen de liberalen nog oppositie waren, tot leider, en bij het optreden van het kabinet tot eersten minister maakte, ongetwijfeld een voortreffelijke. Men had, om de verloren schijnende zaak, die Roseberry en Harcourt hadden verlaten, te leiden, om ie liberalen en radicalen van alle richtingen zich weer te doen scharen om de vaan met de enkele <roote, door allen beleden beginselen: vrijhandel, Home-Rule, vooral een man nood i a; die algemeen achting, maar ook genegenheid wekte. En dat was Campbell Bannerman. Men zegt, dat in het laatste kabinet der liberalen, vóór de unio nisten zich wegens hun afkeer van HomeRule, onder Lord Hartington (de voor enkele weken overleden Duke of Devonshire) af scheidden, Campbell- Bannerman de eenige Mijne heeren, zegt aan u «ve medeburgers, dat ik geroelig ben aan het genoegen, het welk zij betuigen om mij bij hen te zien; dat ik het aanbod, hetwelk zylieden verlangd hebben dat (tijlieden mij plegtig en in hun nen naam doen zoudt, met welgevallen aan neem ; maar onder de stellige voorwaarde, dat alle de kosten, welke zulks na zich zal slepen, ten laste van de Kroon zullen komen, en dat ik niet langer gebruik van het Stad huis zal maken dan totdat eenige jaren vrede en het herstel der financiën zullen gedogen, dat een nieuw Paleis, ten koste van de publieke Schatkist, gebouwd worde, om dat van Den Haag te vervangen hetwelk aan de Domeinen is teruggegeven. Ik ver lang dat Amsterdam alsdan het Paleis terugneme, en dat het opnieuw het Stadhuis worde. Zoo uwe stad er geen bezat, mijne hoofdstad waardig, zoude ik by den vrede er een hebben doea b m wen." Het Bestuur van Amsterdam en alle andere eollegiën, vroeger zitting hebbende in het stadhuis op den Dam, werien tijdelijk hier en daar ondergebracht, tot het als nieuw stadhuis aangewezen Prinsenhof de noodige veranderingen zou hebben ondergaan, en voor andere colle giën doelmatige gebouwen zouden zijn aangewezen. Waar alle collegiën tijdelijk werden ondergebracht, zegt een bericht in De Amsterdamsche Courant van 22Febr. 1808. De evacuatie" (ontruimimg) heet het daar gaat in eene geregelde orde voort. De Thesaurie is provisioneel op het zoogenaamd Staalhof, op de Groeneburgwal, geplaatst, ten einde deszelfs werkzaamheden niet op te schorten en om ten spoedigsten op 't gewe zen Prinsenhof te worden aangebrag'. De Desolate Boedelkamer is geheel getranspor teerd in het gewezene Logement De Witte Molen", welk Locaal eenige Jaren geleden aangekocht is, om daarin een gedeelte der tot deselve behoorende werkzaamheden te verrichten. De 12de Penningkamer in het gewezen kantoor der Groote Excijns, aan de Oude Brug, provisioneel geplaatst, gaande de werkzaamheden der overige Collegiën en Kamers in 't algemeen, nog op 't Staibuis voort, totdat de noodige veranderingen op h*t door Zijne Majesteit den Koning, goadgunstiglijk ter dicpositie van 't GemeenteBestuur gestelde Prinsenhof voltooid zullen zyn. De spoed, waarmede de zich daarin be vin dende Bureaux en Ambtenaren der Marine, en der Convoyen en Licenten, het zelve ge vacueerd hebben, staat gelijk aan de buiten gewone activiteit, waarmede 't zelve tot het aangewezen gebruik geiippropireerd wordt; was, met wien de onder elkaar heftig ge brouilleerde andere ministers allen vriend schappelijk bleven omgaan. De nieuwe leider, opgetreden op een mo ment, dat de toestand hopeloos scheen, bracht het vertrouwen, de geestdrift, den moed er weer ie. Hij is, in den eersten tyd van zijn leiderschap, door de tegenstanders en door de buitenlandsche pers wel eens voor onbeteekenend uitgemaakt, de gang van zaken beeft bewezen, dat hy dit allerminst wa». Hij was een man zonder de demagogische, en men zou kunnen zeggen, artisïieke gaven van Gladstone en Disreali, doch had een hel der hoofd, een vlug begrip, veel schranderheid en de taaie volharding van den Schot. Ook diens ei^enaardigen, drogen humor. En wat Toor honderd jaar. HET STADHUIS TE AMSTERDAM VERAN DERD IN KONINKLIJK PALEIS. Zij, die het wisten en weten konden, beweerden dat Koning Lodewijk Napo leon, in 1808, Amsterdam tot Hoofd- en Residentie-stad verkoor, om den Haagschen adel te treffen, tegen welken hij n heimelijken weerzin had. Koning Lodewijk, ook te ongedurig om lang in een zelfde plaats te wonen, resideerde bij afwisseling te's-Gravenhage, op het Loo of in de Paushuizen te Utrecht. Zoodra Zijne Majesteit aan het Stads bestuur van Amsterdam den wensch te kennen had gegeven, om er zich met zjjn geigdeten htjfttoet te vestigen, begreep deze te-goed welk groot voordeel het voor. déstad zou z^n en deed alles om den Koning welbênagleljjk te wezen. De vraag echter*.: welk gebouw in aanmeiking zou kunnen-komen om-den vorst en zijn hof te mogen herbergen, viel niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Op menig gebouw, dat tot Paleis zou kunnen worden ingericht, werd in de Raadszittingen het oog geslagen, daar de tijd het niet toeliet een nieuw te bouwen, al had men er op de Nieuwmarkt, in de Plantage of elders een geschikte plaats en de noodige fondsen voor kunnen vinden. Het eene gebouw na het andere bleek, na onderzoek, ongeschikt. Men was ten einde raad. Eindelijk kwamen echter enkele raadsleden op de gedachte om het Stadhuis tot Paleis in te richten. Met weerzin werd dit voorstel aange hoord, het vond heftige bestrijding en werd verworpen. Doch toen de tijd al meer en meer drong, was men wel gedwongen met de lippen toe te stemmen wat her, hart verfoeide". Er werd eene commissie uit leden van het Stadsbestuur saamgesteld, om den Koning het Stadhuis, nadat het eenige hervor mingen had ondergaan, aan te bieden. Met den nog niet spreekwoordelijk geworden bekwamen spoed", in weinig maanden, had de verandering van het Stadhuis^ plaats. Van buiten waren de veranderingen weinig, van binnen niet veel meer. De kleine ramen en glasruiten werden ver vangen door groote; de zeven toegangen, aan de voorzijde, werden met even zoo vele deuren afgesloten, voor de pui een balcon aangebracht; hier en daar de ijzeren stangen weggebroken. De verandering in het Stadhuis bepaalde zich voornamenlijk tot de eerste en tweede verdieping. De vierschaar werd tot een kapel in gericht en de zijwanden en het beeldhouwwerk met zijden stoffen bedekt. De groote Burgerzaal, waar ieder vrijen toegang had en waar men naar het kleinste stuivertje zocht, werd ingericht tot het geven van luisterrijke feesten, de schepen kamer tot troonzaal en boven den ingang versierd met zegeteekenen, door een vroeger geslacht op den vijand veroverd. De ingang aan de voorzijde van het tot Paleis gepromoveerde Stad huis werd uitsluitend bestemd voor den Koaing en het Koninklijk ge zin ; het vertrek er naast voor wacht kamer van schutters of soldaten. De ingang aan de achterzijde diende voor hovelingen, voor hen die op audiëntie kwamen, en voor allen, die tot het Paleis behoorden of er moesten zij D. Toen de bovengenoemde commis sie het tot Paleis vervormde Stad huis den Koning, 9 April 1808, onderdanig ter bewoning kwam aanbieden, antwoordde Z. M. op de sierlijke toespraak : Eene Vergadering van den Amsterdamechen Raad de nieuwe gevangenissen zijn reeds verre gevorderd. De communicatiën tmschen de verschillende Huizen, waaruit dit Locaal be slaat, zyn geopend, en binnen zeer korten tyd zullen zoo wel de Collegiën en Kamers tot het Politifk Bestuur der Stad, als die tot het Justitie Weien, zoodaniglijk aldaar ge plaatst zijn, dat de werkzaamheden in de beste orde en tot gemak en gerief der Inge zetenen, als van ouds zullen kunnen worden voortgezet; terwyl het Locaal, zoo door de ruimte der Binnenplaats, als door de aparte toegangen tot de meeste gedeelten daarvan,'' en de groote Vertrekken, zich daarin bevin dende, gelegenheid oplevert, om zonder zware kosten, eeae zeer goede partij daarvan te trekken. De Bureaux van de Marine zyn naar het O-I. Binnenhuis overgebragt; voor de ber ging van de Convoyen en Licenten is meer dere moeijelijkheid geweest om een geschikt en behoorlijk gesitueerd Locaal te vinden; de Latynsche scholen, met uit zondering echter van het Huis van den Rector en de by Dein gebruikt wordende gedeelten der Scho'en, zyn door het gemeentebestuur daartoe pro visioneel ingeruimd; wordende het zooge naamde Kistenmakerspand in de Kalverstraat, vlak achter de Latynsche scholen gelegen, me; spoed geappropriëerd, om dezelve daarin te doen houden, tot tijd en wijle de Bure«ux der Convoyen en Licenten wederom zullen kunnen worden geplaatst. De Stedelijke Minutenkamér is provisioneel overgebragt in de Nieuwe Wale Kerk, alwaar de zoo inportante als volumineuze Dokumenten, daartoe behoorende, in dezelfde nette orde geplaatst worden. De Sta Is Wisselbank is volkomen in deszelfs innerlijke inrigting, hebbende geene verandering hoegenaamd plaats gehad, dan alleen, dat de Essayeurs-Kamer verplaatst is, om het Portaal voor de nieuw gemaakte Buitendeur te vinden, waardoor aan de Per sonen, die dagelijksch daarin moeten zijn, voornamelyk aan de Cassiers, een veel gemakkelyker en minder koude loopplaats ver schaft is, zoodat deae, ingevolge Z. M. gegevene orders, g-maakte arrangementen ^ran een zeer heilzaam effect zijn. Eenige der zeer oude Bjeken en Papieren tot de Bank behoorende, zijn op een der zolders boven de beurs o'ergnbragt. Den 5n Maart 1808 was het geheele stad huis ontruimd. Het werd overgedragen aan den Intendant van 's konings paleis. Op denzelfden datum vingen de ver schillende politieke, financieele en partitutieele Colleges en Kamers in het nieuwe stadhuis, het oude Prinsenhof, hunne werkzaamheden aan. De gevangenen, die men gewoon was, in het stadhuis op te wellicht toch ook in de Staatkunde van be lang is... een goed hart. Zijn felle kritiek op den Boerenoorlog, die hem tijdelijk zeer impopulair maakte, was een blijk van zijn zedely ken moed. Hij aan 'aardde als weinigen da consequenties zijner begin selen, en bleef niet de liberaal van 1860 of 70, maar ging mee met den tjjd. Hy was in de sociale wetgeving een echt radicaal. Hoe wel van voorname familie (by heette oorspronkelyk Campbell en nam den naam zyner moeder eerst later aan) en zeer vermogend, was big tot het einde de onverzoenlijke vyand van privilegiën, reden waarom hy het Hoogerhuis den oorlog verklaarde. Campbell-Bannerman heeft maar een klein deel kunnen afdoen van de taai, die hy by sluiten, werden den 4n Maart, onder oppertoezicht van den hoofdofficier, in de grootste stilte, in den vroegen morgen naar het Basphuis op den Heiligen weg gebracht, als yoorloopige verblijfplaats. Den 20n April, 1808 onder begunstiging van mooi lenteweer, trok Lodewijk Napo leon, gekleed in deszelfs" koninklijk ge waad, statelijk Amsterdam binnen, gezeten in een prachtige staatsiekoets, getrokken door acht paarden. Drie koetsen met zes paarden bespannen volgden. In deze zaten de ministers, in de overige koetsen zag men de maarschalken Dumonceau en De Winter, en in de laatste civiele officieren van het koninklijke huis. Ook deze koetsen werden getrokken door zes paarden, evenals de drie koetsen welke aan de staatsiekoets van den koning voorafging. De trein was geopend door twee herauten te paard, een detachement van de Garde te paard, de eerewacht, en werd gesloten door de kurassiers van de lijfwacht. De koning was 's morgens te 10 uur uit zijn paleis te Utrecht vertrokken, werd te Loenen gecomplimenteerd en ontvangen door de Amsterdamsche eere wacht en vele hoogwaardigheidsbekleders bij de Buitenplaats van Bruin op den hoek van Kruislaan in de Watergraafs meer. Met groote geestdrift werd de koning te Amsterdam door eene ontzachlijke menigte begroet, onder het luiden der klokken en het donderen van het kanon. Een schrijver uit die dagen, niet in genomen met het nieuwbakken koning schap, schreef over 's konings intocht: Dat die intocht met praal en pracht, onder het juichen van huurlingen ge schiedde, zullen oog- en oorgetuigen met ons wel willen bevestigen. De koning, gezeten in een staatsiekoets van oudHollandsch maaksel, liet zich voort trekken door acht paarden, die hem trippelende van het uiterste einde der stad tot voor het paleis op den Dam brachten. Aldaar joelde en juichte, als gewoonlijk, de smalle gemeente, vooral toen Lodewijk op het balkon kwam, eene vertooning, geheel nieuw voor deze klasse van Amstels ingezetenen. Zulk eene ver tooning had men nooit gezien. De be goocheling faalde niet. Oorverdoovend cyn optreden als eerste minister aanvaardde. Hy heeft den Boaren zelfbestuur gegeven, hij heeft de Engelsche Staatkunde in de oogen der wereld sympathieker gemaakt door steeds voor den vrede en de goede gezindheid tegen over het buitenland (vooral Duitschland) te werken. Maar Home-Rule is nog niet inzicht. Het vrouwenkiesrecht, dat hij steeds wenschte, schynt voorloopig van de baan. En ergst van al, de party zelf schynt er niet erg best vóór te staan. Toch zal zyn werk wel vruchten dragen, wjjl hy het geloof in de grootste en beste beginselen van het Engelsche libera lisme weer deed opleven. C. 1) Ontleend aan the raptóc." iimiiMiiiimiiiiHitniiiiiiiiiiiiHiiiiiimiiHHiiiHii was het geschreeuw der menigte, die opgewonden genoeg was om den avond en nacht door de geïllumineerde stad te, kwinkeleeren, alsof Amsterdam reden had zich in vreugde te baden. Zoo ook ging het in den schouwburg, alwaar, hoe ongelooflijk dit ook schijne, zekere mannen van 1795, in vereeniging met fortuinzoekers, den toon aangaven, om zich over het koningschap te ver blijden. Later gingen deze kameleons nog verder. Zij onteerden hunne weibesnaarde lier door het vieren van een koning van Holland; van Holland! dat deze en gene in zijne veelvermogende betrekking, ook als lid van het Comit Revolutionnair, tot eene Republiek ten eeuwigen dage had geproclameerd." Op den dag van Lodewijk Napoleon's intocht te Amsterdam en het gaan be wonen van het tot Paleis ingerichte Stadhuis beviel zijne gemalin Hortense te Parijs van een zoon, die den naam ont ving van Charles Louis Napoleon, welke later bekend zou worden als Napoleon III, keizer van Frankrijk. Het bewonen van het oude Stadhuis door Lodewijk Napoleon had ten gevolge, dat de Dam een mooi, oud gebouw zag verdwijnen: de Waag. Om den koning een ruim uitzicht op den Dam te geven werd het afgebroken. Het Huis onder het zeil" bleef be staan en staat er nog, bekend als eommandantshuis";hoewel de bestemming van thans eene geheel andere is. J. H. R. Besliste rolzionen. Een goed mensch wordt het zwaarst ge straft voor de beste dingen, die hy doet. * Eene stad is een uitgebreid ziekenhuis, waarin de meeste ziekten lang duren en geheim blyven. * Algeheele armoede is een veilige njkdonu * De Hemel is hoog en de Hel is diep. Maar de aarde is plat en ik houd daar niet van. * Het publiek weet alles en ook dat. # Het aci(ste wereldwonder is, wat de menschen over elkander lasteren. Het negende is, wat zy van elkander gelooven. * Ik zeide: ik verveel mij zoo." Zy zeide: en je hebt zooveel boeken." Zij is dom, want zy heeft niet genoeg boeken gelezen. * De bodem des levens i» een bodemlooze afgrond. * Doen alsof" is het beste en goedkoopste in 't gebruik. * De eenige dragelijke dagen des levens zyn sommige nerveuze morgenschemeriDgen. JACOB ISRAËL DB HAAN. in de Mozeszaal van het Siadhuis te Amsterdam. 'Naareene gravure uit <le hel ft der IBr NIEUWE UITGAVEN. Weltgeschichte. Unter Mitarbeit von 36 Fachgelehrten herausgegeben von Dr. F. Helmoet. Verlag des Bibliographischen Instituts. Van dit standaardwerk zyn thans bet vy'fde en het achtste deel verschenen. In dit 5e deel worden behandeld o. a. Griekenland sedert Alexander de Groote, Europeesch Turky'e en Armenië, de Balkan-landen. De Albaneezen, De geschiedenis van Bohème, Moraviëen Sileziëtot aan de vereeniging met Oostenryk in 1526. In dit deel komen voor: vier prachtige chromos, 16 groote houtgravuren en 5 kaarten in onberispelijke uitvoering. Het achtste deel bevat onder meer de ge schiedenis van West-Europa en der landen omgevende den Atlantischen Oceaan. Ook in dat deel prachtige chromos en kaarten. Vereeniging van Nederlandiche Werkgevers, Staatsexploitatie van Spoorwegen in theorie en praktijk. Den Haag, Mouton & Co.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl