Historisch Archief 1877-1940
No. 1609
DE AMBT Kit I) A M Al Kil \V E K K B L A l) VOOR NEDERLAND.
Zocht zijn vrien
delijkste argumenten,
Zette kracht bij aan zijn woorden,
En overwon.
Campbell Bannerman begon te spreken,
C. B." in het Lagerhuis.
.t
(1836?1908).
In sir Henry Campbell Bannerman, van
irien wy' hierboven eenige portretten 1) geven,
i», naar het getuigenis van tegenstanders zoo
vel ala partijgenooten, een zeldzaam recht
schapen en sympathiek staatsman heengegaan.
<3reen geniaal man, geen schitterend redenaar
als Gladstone of DUreali. In geestesgaven
stond hu voorzeker ook ten achter bij de drie
groote leiders van de liberalen na Gladstone'a
aftreden: Harcoart, Roseberry en Asqaith.
Toch WBJ de keuze der party, die hem eerst,
toen de liberalen nog oppositie waren, tot
leider, en bij het optreden van het kabinet
tot eersten minister maakte, ongetwijfeld een
voortreffelijke.
Men had, om de verloren schijnende zaak,
die Roseberry en Harcourt hadden verlaten,
te leiden, om ie liberalen en radicalen van
alle richtingen zich weer te doen scharen
om de vaan met de enkele <roote, door allen
beleden beginselen: vrijhandel, Home-Rule,
vooral een man nood i a; die algemeen achting,
maar ook genegenheid wekte. En dat was
Campbell Bannerman. Men zegt, dat in het
laatste kabinet der liberalen, vóór de unio
nisten zich wegens hun afkeer van
HomeRule, onder Lord Hartington (de voor enkele
weken overleden Duke of Devonshire) af
scheidden, Campbell- Bannerman de eenige
Mijne heeren, zegt aan u «ve medeburgers,
dat ik geroelig ben aan het genoegen, het
welk zij betuigen om mij bij hen te zien;
dat ik het aanbod, hetwelk zylieden verlangd
hebben dat (tijlieden mij plegtig en in hun
nen naam doen zoudt, met welgevallen aan
neem ; maar onder de stellige voorwaarde,
dat alle de kosten, welke zulks na zich zal
slepen, ten laste van de Kroon zullen komen,
en dat ik niet langer gebruik van het Stad
huis zal maken dan totdat eenige jaren
vrede en het herstel der financiën zullen
gedogen, dat een nieuw Paleis, ten koste
van de publieke Schatkist, gebouwd worde,
om dat van Den Haag te vervangen hetwelk
aan de Domeinen is teruggegeven. Ik ver
lang dat Amsterdam alsdan het Paleis
terugneme, en dat het opnieuw het Stadhuis
worde. Zoo uwe stad er geen bezat, mijne
hoofdstad waardig, zoude ik by den vrede er
een hebben doea b m wen."
Het Bestuur van Amsterdam en alle
andere eollegiën, vroeger zitting hebbende
in het stadhuis op den Dam, werien
tijdelijk hier en daar ondergebracht, tot
het als nieuw stadhuis aangewezen
Prinsenhof de noodige veranderingen zou
hebben ondergaan, en voor andere colle
giën doelmatige gebouwen zouden zijn
aangewezen.
Waar alle collegiën tijdelijk werden
ondergebracht, zegt een bericht in De
Amsterdamsche Courant van 22Febr. 1808.
De evacuatie" (ontruimimg) heet het
daar gaat in eene geregelde orde voort. De
Thesaurie is provisioneel op het zoogenaamd
Staalhof, op de Groeneburgwal, geplaatst, ten
einde deszelfs werkzaamheden niet op te
schorten en om ten spoedigsten op 't gewe
zen Prinsenhof te worden aangebrag'. De
Desolate Boedelkamer is geheel getranspor
teerd in het gewezene Logement De Witte
Molen", welk Locaal eenige Jaren geleden
aangekocht is, om daarin een gedeelte der
tot deselve behoorende werkzaamheden te
verrichten. De 12de Penningkamer in het
gewezen kantoor der Groote Excijns, aan de
Oude Brug, provisioneel geplaatst, gaande de
werkzaamheden der overige Collegiën en
Kamers in 't algemeen, nog op 't Staibuis
voort, totdat de noodige veranderingen op
h*t door Zijne Majesteit den Koning,
goadgunstiglijk ter dicpositie van 't
GemeenteBestuur gestelde Prinsenhof voltooid zullen
zyn.
De spoed, waarmede de zich daarin be vin
dende Bureaux en Ambtenaren der Marine,
en der Convoyen en Licenten, het zelve ge
vacueerd hebben, staat gelijk aan de buiten
gewone activiteit, waarmede 't zelve tot het
aangewezen gebruik geiippropireerd wordt;
was, met wien de onder elkaar heftig ge
brouilleerde andere ministers allen vriend
schappelijk bleven omgaan.
De nieuwe leider, opgetreden op een mo
ment, dat de toestand hopeloos scheen, bracht
het vertrouwen, de geestdrift, den moed er
weer ie. Hij is, in den eersten tyd van zijn
leiderschap, door de tegenstanders en door
de buitenlandsche pers wel eens voor
onbeteekenend uitgemaakt, de gang van zaken
beeft bewezen, dat hy dit allerminst wa».
Hij was een man zonder de demagogische,
en men zou kunnen zeggen, artisïieke gaven
van Gladstone en Disreali, doch had een hel
der hoofd, een vlug begrip, veel schranderheid
en de taaie volharding van den Schot. Ook
diens ei^enaardigen, drogen humor. En wat
Toor honderd jaar.
HET STADHUIS TE AMSTERDAM VERAN
DERD IN KONINKLIJK PALEIS.
Zij, die het wisten en weten konden,
beweerden dat Koning Lodewijk Napo
leon, in 1808, Amsterdam tot Hoofd- en
Residentie-stad verkoor, om den
Haagschen adel te treffen, tegen welken hij
n heimelijken weerzin had.
Koning Lodewijk, ook te ongedurig
om lang in een zelfde plaats te wonen,
resideerde bij afwisseling te's-Gravenhage,
op het Loo of in de Paushuizen te Utrecht.
Zoodra Zijne Majesteit aan het Stads
bestuur van Amsterdam den wensch te
kennen had gegeven, om er zich met
zjjn geigdeten htjfttoet te vestigen, begreep
deze te-goed welk groot voordeel het
voor. déstad zou z^n en deed alles om
den Koning welbênagleljjk te wezen.
De vraag echter*.: welk gebouw in
aanmeiking zou kunnen-komen om-den vorst
en zijn hof te mogen herbergen, viel
niet zoo gemakkelijk te beantwoorden.
Op menig gebouw, dat tot Paleis zou
kunnen worden ingericht, werd in de
Raadszittingen het oog geslagen, daar de
tijd het niet toeliet een nieuw te bouwen,
al had men er op de Nieuwmarkt, in
de Plantage of elders een geschikte
plaats en de noodige fondsen voor kunnen
vinden. Het eene gebouw na het andere
bleek, na onderzoek, ongeschikt. Men
was ten einde raad. Eindelijk kwamen
echter enkele raadsleden op de gedachte
om het Stadhuis tot Paleis in te richten.
Met weerzin werd dit voorstel aange
hoord, het vond heftige bestrijding
en werd verworpen. Doch toen de
tijd al meer en meer drong, was men
wel gedwongen met de lippen toe te
stemmen wat her, hart verfoeide". Er
werd eene commissie uit leden van het
Stadsbestuur saamgesteld, om den Koning
het Stadhuis, nadat het eenige hervor
mingen had ondergaan, aan te bieden.
Met den nog niet spreekwoordelijk
geworden bekwamen spoed", in weinig
maanden, had de verandering van het
Stadhuis^ plaats.
Van buiten waren de veranderingen
weinig, van binnen niet veel meer. De
kleine ramen en glasruiten werden ver
vangen door groote; de zeven toegangen,
aan de voorzijde, werden met even zoo
vele deuren afgesloten, voor de pui
een balcon aangebracht; hier en daar
de ijzeren stangen weggebroken.
De verandering in het Stadhuis
bepaalde zich voornamenlijk tot de
eerste en tweede verdieping. De
vierschaar werd tot een kapel in
gericht en de zijwanden en het
beeldhouwwerk met zijden stoffen
bedekt.
De groote Burgerzaal, waar
ieder vrijen toegang had en waar
men naar het kleinste stuivertje
zocht, werd ingericht tot het geven
van luisterrijke feesten, de schepen
kamer tot troonzaal en boven den
ingang versierd met zegeteekenen,
door een vroeger geslacht op den
vijand veroverd.
De ingang aan de voorzijde van
het tot Paleis gepromoveerde Stad
huis werd uitsluitend bestemd voor
den Koaing en het Koninklijk ge
zin ; het vertrek er naast voor wacht
kamer van schutters of soldaten.
De ingang aan de achterzijde
diende voor hovelingen, voor
hen die op audiëntie kwamen,
en voor allen, die tot het Paleis
behoorden of er moesten zij D.
Toen de bovengenoemde commis
sie het tot Paleis vervormde Stad
huis den Koning, 9 April 1808,
onderdanig ter bewoning kwam
aanbieden, antwoordde Z. M. op de
sierlijke toespraak : Eene Vergadering van den Amsterdamechen Raad
de nieuwe gevangenissen zijn reeds verre
gevorderd. De communicatiën tmschen de
verschillende Huizen, waaruit dit Locaal be
slaat, zyn geopend, en binnen zeer korten
tyd zullen zoo wel de Collegiën en Kamers
tot het Politifk Bestuur der Stad, als die tot
het Justitie Weien, zoodaniglijk aldaar ge
plaatst zijn, dat de werkzaamheden in de
beste orde en tot gemak en gerief der Inge
zetenen, als van ouds zullen kunnen worden
voortgezet; terwyl het Locaal, zoo door de
ruimte der Binnenplaats, als door de aparte
toegangen tot de meeste gedeelten daarvan,''
en de groote Vertrekken, zich daarin bevin
dende, gelegenheid oplevert, om zonder zware
kosten, eeae zeer goede partij daarvan te
trekken.
De Bureaux van de Marine zyn naar het
O-I. Binnenhuis overgebragt; voor de ber
ging van de Convoyen en Licenten is meer
dere moeijelijkheid geweest om een geschikt
en behoorlijk gesitueerd Locaal te vinden;
de Latynsche scholen, met uit zondering echter
van het Huis van den Rector en de by Dein
gebruikt wordende gedeelten der Scho'en,
zyn door het gemeentebestuur daartoe pro
visioneel ingeruimd; wordende het zooge
naamde Kistenmakerspand in de Kalverstraat,
vlak achter de Latynsche scholen gelegen,
me; spoed geappropriëerd, om dezelve daarin
te doen houden, tot tijd en wijle de Bure«ux
der Convoyen en Licenten wederom zullen
kunnen worden geplaatst.
De Stedelijke Minutenkamér is provisioneel
overgebragt in de Nieuwe Wale Kerk, alwaar
de zoo inportante als volumineuze
Dokumenten, daartoe behoorende, in dezelfde nette
orde geplaatst worden.
De Sta Is Wisselbank is volkomen in
deszelfs innerlijke inrigting, hebbende geene
verandering hoegenaamd plaats gehad, dan
alleen, dat de Essayeurs-Kamer verplaatst is,
om het Portaal voor de nieuw gemaakte
Buitendeur te vinden, waardoor aan de Per
sonen, die dagelijksch daarin moeten zijn,
voornamelyk aan de Cassiers, een veel
gemakkelyker en minder koude loopplaats ver
schaft is, zoodat deae, ingevolge Z. M.
gegevene orders, g-maakte arrangementen ^ran
een zeer heilzaam effect zijn.
Eenige der zeer oude Bjeken en Papieren
tot de Bank behoorende, zijn op een der
zolders boven de beurs o'ergnbragt.
Den 5n Maart 1808 was het geheele stad
huis ontruimd. Het werd overgedragen
aan den Intendant van 's konings paleis.
Op denzelfden datum vingen de ver
schillende politieke, financieele en
partitutieele Colleges en Kamers in het nieuwe
stadhuis, het oude Prinsenhof, hunne
werkzaamheden aan. De gevangenen, die
men gewoon was, in het stadhuis op te
wellicht toch ook in de Staatkunde van be
lang is... een goed hart.
Zijn felle kritiek op den Boerenoorlog, die
hem tijdelijk zeer impopulair maakte, was een
blijk van zijn zedely ken moed. Hij aan 'aardde
als weinigen da consequenties zijner begin
selen, en bleef niet de liberaal van 1860 of
70, maar ging mee met den tjjd. Hy was in
de sociale wetgeving een echt radicaal. Hoe
wel van voorname familie (by heette
oorspronkelyk Campbell en nam den naam zyner
moeder eerst later aan) en zeer vermogend,
was big tot het einde de onverzoenlijke vyand
van privilegiën, reden waarom hy het
Hoogerhuis den oorlog verklaarde.
Campbell-Bannerman heeft maar een klein
deel kunnen afdoen van de taai, die hy by
sluiten, werden den 4n Maart, onder
oppertoezicht van den hoofdofficier, in
de grootste stilte, in den vroegen morgen
naar het Basphuis op den Heiligen weg
gebracht, als yoorloopige verblijfplaats.
Den 20n April, 1808 onder begunstiging
van mooi lenteweer, trok Lodewijk Napo
leon, gekleed in deszelfs" koninklijk ge
waad, statelijk Amsterdam binnen, gezeten
in een prachtige staatsiekoets, getrokken
door acht paarden. Drie koetsen met zes
paarden bespannen volgden. In deze zaten
de ministers, in de overige koetsen zag
men de maarschalken Dumonceau en
De Winter, en in de laatste civiele
officieren van het koninklijke huis. Ook
deze koetsen werden getrokken door zes
paarden, evenals de drie koetsen welke
aan de staatsiekoets van den koning
voorafging.
De trein was geopend door twee
herauten te paard, een detachement van
de Garde te paard, de eerewacht, en
werd gesloten door de kurassiers van de
lijfwacht.
De koning was 's morgens te 10 uur
uit zijn paleis te Utrecht vertrokken,
werd te Loenen gecomplimenteerd en
ontvangen door de Amsterdamsche eere
wacht en vele hoogwaardigheidsbekleders
bij de Buitenplaats van Bruin op den
hoek van Kruislaan in de Watergraafs
meer.
Met groote geestdrift werd de koning
te Amsterdam door eene ontzachlijke
menigte begroet, onder het luiden der
klokken en het donderen van het kanon.
Een schrijver uit die dagen, niet in
genomen met het nieuwbakken koning
schap, schreef over 's konings intocht:
Dat die intocht met praal en pracht,
onder het juichen van huurlingen ge
schiedde, zullen oog- en oorgetuigen met
ons wel willen bevestigen. De koning,
gezeten in een staatsiekoets van
oudHollandsch maaksel, liet zich voort
trekken door acht paarden, die hem
trippelende van het uiterste einde der
stad tot voor het paleis op den Dam
brachten. Aldaar joelde en juichte, als
gewoonlijk, de smalle gemeente, vooral
toen Lodewijk op het balkon kwam, eene
vertooning, geheel nieuw voor deze klasse
van Amstels ingezetenen. Zulk eene ver
tooning had men nooit gezien. De be
goocheling faalde niet. Oorverdoovend
cyn optreden als eerste minister aanvaardde.
Hy heeft den Boaren zelfbestuur gegeven,
hij heeft de Engelsche Staatkunde in de oogen
der wereld sympathieker gemaakt door steeds
voor den vrede en de goede gezindheid tegen
over het buitenland (vooral Duitschland) te
werken. Maar Home-Rule is nog niet inzicht.
Het vrouwenkiesrecht, dat hij steeds wenschte,
schynt voorloopig van de baan. En ergst van
al, de party zelf schynt er niet erg best vóór
te staan. Toch zal zyn werk wel vruchten
dragen, wjjl hy het geloof in de grootste en
beste beginselen van het Engelsche libera
lisme weer deed opleven.
C.
1) Ontleend aan the raptóc."
iimiiMiiiimiiiiHitniiiiiiiiiiiiHiiiiiimiiHHiiiHii
was het geschreeuw der menigte, die
opgewonden genoeg was om den avond
en nacht door de geïllumineerde stad
te, kwinkeleeren, alsof Amsterdam reden
had zich in vreugde te baden.
Zoo ook ging het in den schouwburg,
alwaar, hoe ongelooflijk dit ook schijne,
zekere mannen van 1795, in vereeniging
met fortuinzoekers, den toon aangaven,
om zich over het koningschap te ver
blijden. Later gingen deze kameleons
nog verder. Zij onteerden hunne
weibesnaarde lier door het vieren van een
koning van Holland; van Holland! dat
deze en gene in zijne veelvermogende
betrekking, ook als lid van het Comit
Revolutionnair, tot eene Republiek ten
eeuwigen dage had geproclameerd."
Op den dag van Lodewijk Napoleon's
intocht te Amsterdam en het gaan be
wonen van het tot Paleis ingerichte
Stadhuis beviel zijne gemalin Hortense
te Parijs van een zoon, die den naam ont
ving van Charles Louis Napoleon, welke
later bekend zou worden als Napoleon III,
keizer van Frankrijk.
Het bewonen van het oude Stadhuis
door Lodewijk Napoleon had ten gevolge,
dat de Dam een mooi, oud gebouw zag
verdwijnen: de Waag. Om den koning
een ruim uitzicht op den Dam te geven
werd het afgebroken.
Het Huis onder het zeil" bleef be
staan en staat er nog, bekend als
eommandantshuis";hoewel de bestemming van
thans eene geheel andere is.
J. H. R.
Besliste rolzionen.
Een goed mensch wordt het zwaarst ge
straft voor de beste dingen, die hy doet.
*
Eene stad is een uitgebreid ziekenhuis,
waarin de meeste ziekten lang duren en
geheim blyven.
*
Algeheele armoede is een veilige njkdonu
*
De Hemel is hoog en de Hel is diep.
Maar de aarde is plat en ik houd daar niet van.
*
Het publiek weet alles en ook dat.
#
Het aci(ste wereldwonder is, wat de
menschen over elkander lasteren. Het negende
is, wat zy van elkander gelooven.
*
Ik zeide: ik verveel mij zoo."
Zy zeide: en je hebt zooveel boeken."
Zij is dom, want zy heeft niet genoeg
boeken gelezen.
*
De bodem des levens i» een bodemlooze
afgrond.
*
Doen alsof" is het beste en goedkoopste
in 't gebruik.
*
De eenige dragelijke dagen des levens zyn
sommige nerveuze morgenschemeriDgen.
JACOB ISRAËL DB HAAN.
in de Mozeszaal van het Siadhuis te Amsterdam. 'Naareene gravure uit <le hel ft der IBr
NIEUWE UITGAVEN.
Weltgeschichte. Unter Mitarbeit von 36
Fachgelehrten herausgegeben von Dr.
F. Helmoet. Verlag des
Bibliographischen Instituts.
Van dit standaardwerk zyn thans bet vy'fde
en het achtste deel verschenen. In dit 5e deel
worden behandeld o. a. Griekenland sedert
Alexander de Groote, Europeesch Turky'e en
Armenië, de Balkan-landen. De Albaneezen,
De geschiedenis van Bohème, Moraviëen
Sileziëtot aan de vereeniging met Oostenryk
in 1526. In dit deel komen voor: vier prachtige
chromos, 16 groote houtgravuren en 5 kaarten
in onberispelijke uitvoering.
Het achtste deel bevat onder meer de ge
schiedenis van West-Europa en der landen
omgevende den Atlantischen Oceaan. Ook in
dat deel prachtige chromos en kaarten.
Vereeniging van Nederlandiche Werkgevers,
Staatsexploitatie van Spoorwegen in theorie
en praktijk. Den Haag, Mouton & Co.