Historisch Archief 1877-1940
No. 1610
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van de ?wijken Saint- Geivais, Saint-Victor,
l'ile Saint-Lonis. Zij leven daar, in een soort
van gemeenschap van goederen, in een laag
donker lokaal, waar aan weerszijden tegen
de muren eenige bedden zijn opgesteld, of
eenvoudig maar hier of daar een matras
met wat oude dekens is neergelegd, 's Avonds
wordt eene groote tafel in het midden gezet,
en vijftien a twintig metselaars eten hun
groentesoep, waarin ieder voor zich zijn
brood doet. Voor een maand betaalt iedere
compagnon voor zijn slaapplaats en zijn
diner 10 frank; deze Spartanen ge yen voor
hun verder onderhoud niet veel meer uit
dan een irank per dag, zoocLat hun jaarlijks
800 a 1000 frank overblijven.
En er zijn er velen, die na zich bekwaam
gemaakt te hebben in het vak, later zelf
groote ondernemers zijn geworden, beschik
kende over legioenen arbeiders, en die
menige wyk van Parijs hebben herbouwd:
aldus Duphot, Labouré, Lefaure, Mazet, enz,
die in de annalen van het bouwvak goed
staan aangeschreven en toch begonnen zijn
«net limousinërie".
Maar in hun tijd ging dit gemakkelijker
toch dan heden. Toen nam men ook met
selaars aan op de Place de la Grève (bij het
Hotel de Ville). Daar werden jongens van
veertien jaar zelfs aangenomen, hetgeen de
?wet thans verbiedt. Na drie jaar den
meteelaar bijgestaan te hebben in zijn arbeid,
werd hij weldra zflf arbeider en daarna
meester in het vak.
Nergens, in geen enkel vak in Pary's is de
discipline zoo goed bewaard gebleven, als
büde metselaars. De hiërarchische geest
is er zoodanig, dat geen enkele arbeider het
gezag van een maitre-compagnon" zou
dulden, die niet degelijke bewijzen heeft
gegeven van zijn handigheid. Beroemdheid
verwerft men in dat vak slechts door middel
van handigheil en een sterke vuist. Naijver
beerecht er dan ook niet weinig onder de
metselaars, en vaak gaat men er wedden
schappen aan, wie het vlugste kan werken
en het sterkste i?.
Het is misschien het eenige vak, waar
de ambtgenooten elkaar nog zekere legenden
vertellen, 'e avonds in hun gemeenschappelijk
lokaal. Zoo is er een van een zekeren
Mauduit, een dikken Limousin, den Napoleon
van de kalk! Gauvert, een klein, mager
kereltje uit de Bauee, durfde een wedden
schap met hem aangaan. Er was geen
overwinnaar, maar de strijd eindigde met
het huwelijk van Gauvert en de dochter van
Mauduit. En als een metselaar U dit ver
haalt, dan eindigt de geschiedenis aldus:
Ze leefden gelukkig, werden oud en
hadden heel veel kinderen. Hunne nazaten
zijn thans rijke huiseigenaren, die ieder
minstens een huis bezitten van vijf ver
diepingen, in elk arrondissement van Parijs".
Geen rijke ei ge raar die niet een afstam
meling is van de familie Gaurert l
De verdeeling van den arbeid is tot het
uiterste gebracht in dit vak: Appareilleurs"
en Maitres compagnons" ontvangen een
salaris van 300 a 400 frank per maand. Aan
hen heeft men te danken de oprichting van
kostelooze leercursuesen, waardoor metselaars
en eteenbewerkers onderricht wordt gegeven
in de beginselen van de lijnteekening,
geometrie, en waar geleerd wordt de hoe
danigheden en de weeretandskracht van het
in het bouwvak gebruikte materiaal.
Doordat ondernemers en arbeiders uit1
dezelfde landstreek afkomstig zijn, kon
men gedurende langen tyd den vrede be
houden. Doch toen er geschillen ontstonden,
waren het juist die arbeiders, die men inge
slapen meende, die het eerste inzagen, hoeveel
men kon winnen door een gezamenlijk
optreden. Alhoewel het salaris van 4 frank
per dag verhoogd is tot het dubbele, is er
geen metselaar die niet met een zucht spreekt
van den goeden, ouden tijd".
H. H.
uiimtiiimiiii iiiNiimiHiiimniiiiiiiiiMiiririmiiiiiiummnrunnimMM
in de Eoofdstaü.
Vermoedelijk zal de heer Gustav Kogel
wel de laatste gastdirigent geweest zijn in
dit seizoen, die geroepen was den heer
Mennïeuwsgierig naar den afloop. De adjudant, be
grijpende, dat een oogenblik van zwakheid
z'a prestige in gevaar zoa brengen, zei
bijtend-streng:
' Hou je mond, sergeant."
M'n mond t.., m'n ..."
Zwij i sergeant; of denk jij, dat je vandaag
alles mag doen, omdat je de zilveren medaille
hebt gekregen? Verwijder je oogenblikkelijk.
'k Zal je gedrag rapporteeren."
Ra ... mpporteeren? Gedrag? ... Vier ....
vierentwintig jaar ... jaartjes ... trouw. ..
trouw..."
Een der kameraden nam Snaps bij z'n arm,
zei : kom, hou je mond, en ga mee, anders
draai je de kast in. Vooruit."
Ja... ja ... maar..."
Ja, straks, straks. Vooruit, ga mee." Ook
anderen bemoeiden er zich nu mee, en Snaps
ging, nijdig omkijkend telkens naar z'n meer
dere. Ze brachten hem naar een
onderomcierskamer, wilden hem doen slapen. Nie
mand echter wilde z'n bed afstaan en ook
Snaps weigerde, mèeet weer naai de cantine,
zou den mottige op z'n gezicht slaan. Doch
eindelijk brachten ze hem tot kalmte, ging-i
zitten aan de tafel, lei z'n hoofd op z'n armen
en viel in slaap.
Juffrouw Snaps zat te wachten met het
eten, en ofschoon ze ver wachtte, dat-i vandaag
wel wat later zou komen, werd ze nu toch
ongeduldig, keek telkens in 't spionnetje of
ze 'm niet zag aankomen, maar Snaps kwam
maar niet. Lang mocht het niet meer duren,
want ze rekende op visite, had er voor inge
slagen, boerenjongens, bier en jenever. Na 't
eten moest ze de boel nog opruimen. De
vaten kon ze desnoods morgen wasschen.
Het werd zes uur, half zeven; toen wachtte
ze niet langer, deed wat eten apart voor d'er
man, zette 't op het petroleumstel en ging in
haar eentje aan tafel.
Ze had niet veel trek, was ongerust, omdat
ze haar man wist in de cantine, met geld in
z'n zak. En onder 't werktuigelijk eten van
wat aardappelen en groente, dacht ze aan
haar leven, haar bestaan van slovende
huisgelberg tijdens zijn afwezigheid te vervangen.
De heer Kogel is geen onbekende in ons
land. Voordat hij te Frankfort de plaats
innam, die thans de heer Mengelberg ver
vult, stond hy aan het hoofd der Ph
harmanie te Berlyn. Do heer Kogel was het
voornamelijk die aan de concerten der
Philharmonie te Scheveningen gedurende het
badseizoen, de beteekenis wist te geven die
zij tot op den huldigen dag hebben behouden.
De wijze van dirigeeren des heeren Kogel
kenmerkt zich door een zekeren zwier. Niet
alleen wil hij het uitdrukkingsvermosren van
het orchest vergrooten, maar hij tracht oojs:
in zijn gebaar de expressie aan den dag te
leggen die hij van zijn executanten verlangt.
Dat hij hierin wel wat ver gaat en wel eens
wat druk doet, vooral met zijn linkeiarui,
mag niet wor'lcn verzwegen. Maar toegegeven
moet worden dat hij het orchest beheerscht
en het veelkleurige instrument voortreffelijk
weet te bespelen.
De heer Kogel maakte zijn entree met een
voor ons onbekende suite van Techaikowsky
opus 55, No. 3. BUjkbaar past die zeer goed bij
zijn talent. Zij entspricht" zoo geheel zijn
dirigentenwezen.
Verwondering mag het wekken dat dit
werk thans eerst op een der
concertgebouwprogramma's -voorkwam. Het is een zeer
dankbare compositie, die zich zeker wel een
duurzame plaats in het repertoire zal ver
overd hebben. De Elegie", met haar ver
schillende melodisch goed gevonden themaV,
werd door den dirigent op zeer elastische
wijze weergegeven. Men kan het hem aan
zien met hoeveel welbehagen hij zwelgde
in de eenigszjns sensueele melodiek van
Tschaikowsky. De Valse mélancolique" sluit
zich in karakter geheel aan bij den eersten Satz.
Het Scherzo" is een fijn prikkelend stuk,
waarvan de instrumentatie, die overigens in
het geheele werk de premier ordre. is, wel de
hoofdzaak uitmaakt. In het Thema con
Variazioni" begint de componist met schelle
kleuren te werken ; men zou zijn vaderland
eerder aan de oevers van de Arno dan aan
die van de Newa zoeken ; hier en daar wor
den zelfs de grenzen van het triviale geraakt.
Tscbaikoweky's suite is wel geen bijzonder
diepgaand stuk, maar zij mag geacht wordea
te behooren tot de zeer goede en vooral
dankbare Unterhaltungsmusik".
Het orchest ontwikselde een prachtigen
klani; het bleek een gewillig instrument in
de handen van den ervaren dirigent.
Liszt's Tasso-eymphonie werd niet geheel
erscfcöpfu". Ondanks enkele schoone momen
ten waren er ook partituurbla Izij ien
waarvf n veel meer gemaakt had kunnen worde».
Wagcer's Siegfried-IdylV, dit heerlijk
stvsk kunst, vol van innige melodische
teederheid, een onverwelkbaar
geboortegeechenk voordenjorgen Siegfried,werd
wóndervol gespoeld, met prachtige
klankschakeeringen en met veel poëzie. Het maakte een
grooten, stemmingsvollen indruk.
In het Meistersinger"-voorspel kwam de
Pu'tvirtuose" voor den dag. Het is waar,
men hoorde een schitterenden orchestklank,
maar de tempi weiden hier en daar zoo on
gemotiveerd snel genomen en zoo grillig, dat
men voortdurend moest denken aan de luimen
van den dirigent, in plaats van aau de
intenties van den componist.
Waartoe een ment ch de zucht al niet voeren
kan, een dergelijk werk toch vooral niet
te dirigeeren gelijk een ander dirigent het doet.
De Koninklijke Oratoriumvereeniging"
heeft een crisis doorgemaakt. Na de laatste
uitvoering |waarop e. a. Brahms' Deutsches
Requiem" werd ten gehoore gebracht, zijn
er dingen voorgevallen die hier buiten
bespreking moeten blijven, als rakende
de interne aangelegenheden van de
vereeniging. Genoeg zij het hier te vermelden,
dat zij, na een reorganisatie van het bestuur,
1.1. Zondagavond wederom voor den dag
kwam met een uitvoering van llaydu's
,,Jahregzeiten:' welke alleszins a's
voortreü'elïjk geslaagd mag worden aangemerkt.
De koren klonken frisch en krachtig; de
soli waren aan uitstekende handen toever
trouwd; n.l. aan mej. Johanna v. Liuden, v. d.
Heuvel! en de heeren J os. E. Sobilderman en
Gerard Zalsoian en het orchest, was dat van htt
Concertgebouw. De heer Tierie dirigeerde
met groote levendigheid eii hoewel enkele
zijner tempi ik denk hier aan dir jauc'nzet
die Nalur1', de zo uer-aria van dtn Xenor en
den jacht-aria van den bas mij \ve! wat
te snel voorkwamen, mag men hem toch
gelukwenschen met de voorireUelijk geslaagde
uitvoering. Daarmede is tevens een
werkzaamvrouw, naast een man, die ze eens had lief
gehad, maar voor wien ze niets meer gevoelde,
naast wien ze voortleefde ia sleur, zonder
eenig verlangen, onverschillig, geen lief Ie
gevend en ook niet ontvangend. lu den be
ginne nog wel eens zich verzettend tegen z'n
plathedeu, z'n hinderlijke commando toon,
was langzamerhand toch die oppositie bezon
ken. Nu eu dan, als haar gemoed te zeer werd
aangedaan, te veel werd geschokt en geschud,
kwam 't wel es weer boven, doch dat was
even maar. Dadelijk viel ze terug in dolïe
lijdzaamheid. Eentonig bleven de dagen met
steeds dezelfde huiselijke püchtjes, zy haar
troost zoekend in 't zindelijk, netjes houden
van haar boeltje. Een grauw, grijs bestaan,
waarin deze dag een lachje had kunnen
geven. Ze had het gehoopt, toen-i thuiskwam
om koffie te drinken, 't zonnetje zoo lieilijk
scheen in de opgeruimde kamer, op de ge
boende meubeltjes. Ma'ir 't vervloog a' gauw,
toen-i vroeg om getó. Toen voelde ze a!, wat
dat zou geven.
Toen ze klaar waa uiet eten, wa--i er nog
niet. Ze ruimde de tafel op. ging thee zetten.
Als er visite kwam zou 't gauw zijn, misschien
over een half uurtje. Ze wist zelf niet, of w
't prettig vond, die visite, 't Gaf afleiding ja,
't gaf een verzet, maar als ze dan dacht aan
zijn thuiskomen als er visite was, wilde ze
maar weer liever, dat er niemand kwam.
Toen ze de thee had gezet en het theegerei
op tafel stond, 't nu en dan knappend
spiritusvlammetje brandde onder de theepot, ging ze
zitten, wachtende, luisterende of er gebeld
werd. 't Was stil in de straat; duidelijk kon
ze hooren de naderende voetstappen van
menechen, die ze telkens meende, dat zouden
stilstaan voor haar deur om dan te bellen.
't Werd later steeds, 't Eentonig getik van
de klok, de stilte, maakten haar dommelig.
Ze sloot de oogen, viel in lichten slaap,
werd wakker toen de klok acht uur sloeg.
Toen echonk ze zich thee in, en terwijl
ze daarmee bezig was werd er gebeld. Dat
moest visite zijn, want hij had do sleutel. Gauw
trok ze open. Huw werd tegen de deur geduwd,
kwam bijna vallend een man mee naar binnen.
heid van tien j\ren afgesloten, welke der
OratoriuD-vereeniging en zijnen directeur tot
groote eer strekt en die voor de kunst zeer
vruchtdragend is geweest.
In een volgend artikel iets over hef
Wagnergastspel van het operagezelschap uit Barmen.
AKT. AVEKKAMP.
* *
BERNARD ZWEEKS.
Symphonie Aan mijn Vaderland."
En zoo is dan deze derde Symphonie van
Zweers in partituur verschenen. Met een
smaakvolle band versiering van Theo Ns.uhuys
en op mooi papier gedrukt, is het een royale
uitgave, die den heer A. A. Norke te
Middelburg tot groote ter verstrikt. Jammer vind
ik het dat het notentype niet zoo mooi en
klaar en scherp ia ais bij de meeste andere
in den laatsttn verschenen orches.partituren.
Voor ondergeteeker.de, die het werk als
het ware langzamerhand heeft zien ontstaan,
een twintig jaren geleden, is het een eigen
aardige gewaarwording thans die
partituur"bladzijden, gedrukt voor zich te zien. Her
inneringen van allerlei aard worden er aan
vastgeknoopt.
Wanneer de symphonie reeds dadelijk na
haar ontstaan zou zijn uitgegeven, wat
zou zij dan een clat gemaakt hebben l Zeker,
zij is een compositie van blijvende waarde
en de instrumentatie treft door de zekerheid
waarmede zij is uitgevoerd.
Vaak sober en bescheiden, een andermaal
licht en schertsend maar ook machtig en
imponeerend, steeds echter raak eu juist.
Doch tusschen den tijd waarop Zweers'dei de
symphonie ontstond en is uitgegeven, hebben
wij al die rijk geïnstrumenteerde cornpositiën
van Strauss en Maaier e. t. q. zien verschijnen
en hooren uitvoeren en daartegenover maakt
de uitgave van Zweert,' symphotie wel een
ietwat anachronistiechen indruk.
Allerminst treft den uitgever, den heer
Noske, hiervan den schuld. Integendeel wij
kunnen zijn offervaardigheid niet hoog genoeg
aanslaan, teu gevolge waarvan thans eindelijk
een werk dat reeds lang aan de openbaar
heid had moeten behooren, gepubliceerd is.
Terecht heeft de heer S. Z. in het Hnnde
'sblad er op gewezen dat in Zwitserland thans
een pymphoaie van Han- Huber is verschenen
onder het patronaat van de Zsvitsertsctie
Tocnkunste airsvereenigiug. Ook vindt men
in een der laats'.e afleveringen van Die Musik
een Artikel van W. Ah manu, waarin bepleit
wordt de stichting van een fonds vanwege
den AUgnut'intn Daiticltcn Musiktere'in om
talentvolien componisten de gelegenheid
te geven omvangrijke wecken het licht te
doen zien. A'taiann gelooft niet aan mede
werking van regeeringawege.
Bij ons te lande beeft de regeering alleen
hart voor de beeldende kunsten. Wij heiben
een Rijksmuseum en een Rijksacademie van
beeldende kunsten. De volksvertegenwoor
diging voteert een half millioen tot den aan
koop van een schilderij van den Delftschen
van der Meer. Heel mooi! Maar wat doet
de regeering voor de muziek ? Zij geeft een
heel klein subsidie aan het Conservator!u n
te Vüravenhage. Dat ie alles l Zou het nu
niet op den weg liggen van de Maatschappij
tot bevordericg der Toonkunst of van de
Neierlandsche Toonkunstenaarsvereeniging
om uitgaven als di<' van den heer No.-ke,
zoo al niet zelf te ondernemen, dan toch te
steunen ?
AMT. AYERKAW.
mmiiMMumiiiMiiiiliiMliiillil
Dante-TertaliDB,
(Ingezonden).
Haarlem, 5 April 1908.
M'jnlieer de Keiacteur,
In het laatste nummer van uw Wreekblad
met grooten lof gewapende van 's heeren
Boeken's Dantevertaling", prijst de heer
Dirk Coster in 'i bijzonder de wij'.e waarop
de passage van Francesca (?een mei.'je dat
de dichter op aarde gekend heeft," zegt hij)
daarin is weergegeven.
Misschien is gezegde passage in 't Hol
landsen, das heeren Boeken fraaier dan 't
origineel: niet ik zal het beslissen. Maar op
enkele hoofdpunten is zij toch wel iet s geheel
anders geworden, dunkt mij.
Wanneer we bij Dante lezen van Lancelot,
come l'anior lo strinse," zegt de heer Boeken
dat de liefde hem neep". Of dit hetzelfde
zij, ea of het sierlijk zij uitgedrukt, is wellicht
betwistbaar. Stellig onjuist echter, meen ik,
Ben jij 't Jan?"
Hard werd de deur weer dichtgesmeten.
Ze kreeg geen antwoord. De man ging naar
boven, langzaam, onvast. Toen ze zag, dat hij
'i, was, vroeg ze: Had je geen sleutel ?" Maar
ze kreeg geen antwoord. Boven gekomen
liep-i langs d'r heen, onzeker stappend, de
kamer in, smeet z'n pet op een stoel, ?,'n gabel
in een hoek eu ging zwijgend zitten. Zij volgde
hem. zei niets, raapte z'n sabel op en hing
die aan de kapstok in de gang. Toen ze
terugkwam in de kamer, zat-i voor zich uit
te staren. Ze ging tegenover hem zitten,
vroeg wat-i had, of er wat gebeurd was. Zóó
had ze 'in nooit ger.ien. Maar hij bleef zwijgen.
Toen ineens sloeg-i op de tafel met z'n vuist.
Die lamme stip, 1) zoo'n... zoo'n..,
haiia ... en ... en die mottige ... smeer ...
smeerlap... die smeerlap."
Wat is er dan?"
Waar heb-i m'n medaille, hè? Waar...
waar heb-i die?" vroeg-i ineens nijdig.
Je medaille?"
Waar heb.. . heb i m'n me... inedaille,hè?"
Die heb 'k in de kast gelegd. '
( !eef op."
Wat wou je dan?"
Geef op ... zeg ik je. Wou .. . wou jij mijn
verbieje .. ."
Ze E urn de medaille uit de kast, legde die
vuor hem neer. Met veel moeite deed-i het
doosje open, nam 't zilveren voorwerp er uit
eu probeerde 't op z'n jas te hechten.
Met onrustig angstigea .blik volgde zij z'n
bewegingen, vreezend dat-i zoo weer wou
uit.ga.an. Ze zag, o.at 't hem niet gelukte de
haak van de medaille in de trens te brengen,
doch dacht er niet aan hem te helpen, tot-i
plotseling op ruwe commando-toon zei:
Hier... doe jij 't... vooruit," en z'n vrouw
de medaille reikte. Ze wilde niet weigeren,
deed het. Toen 't hing, ging-i achterover
zitten, keek naar z'n borst, glimlachte en
zei: Haha... mottige,., daar heb je 'm
nou .. ." en treiter!» tot z'n vrouw : Mot jij. ,,
is de vertaling van gli oechi c! sosplnse" met:
deed die lezing ons de oogen blikkeren".
Ten minste, tot dusverre heeft men vrjj
a'gemeen aangenomen, dat de dichter bedoeld
heeft aan te duiden hoe de gelieven hij de
lezing elkander aanzagen.
En zoo de heer Coster de overzetting van
den regel la bocca mi baciötutto tremante"
?elfa door cursiv.eering als bijzonder gelukt
doet uitkomen: toen kuste die nooit van
mij gescheiden moge worden mij den gansch,
irillenden mond" dan verwerpt hij toch ten
eenenmals Dante voor den heer Boeken.
Want er staat tuUo tremante: hij haalt het
'.elf aan. Niet de mond, maar de kussende
beefde; of, wil men, trilde".
U voor de plaatsing van deze kleine
opmerldmren d:ink zeggende, heb ik de eer
met 'l.i verschuldigde gevoelens te zijn,
Mijnheer d<> Kedacteur,
Uw dve.,
I. ESSER.
* *
*
Om t-3 beginnen wensch ik den geachten
inzender van het bovenstaande te wijzen op
wat ik in mijne ko^te aanbeveling schreef:
,//>ijn er geen ware letterkundigen hier in
het land die waarvoor het hier de plaats
niet is dit boek van zwaren arbeid zorg
vuldig willen toetsen?"
Waar deze vertaling slechts zelden wezenlijk
afwijkt van de meeste bestaande lezingen,
dacht ik onzijdig te kunnen blijven bij de
vele opvattings-kwesties die Dante's werk
aanbiedt, met-critisch. ook over 't algemeen
tegenover de taalkundige waarde van de
vertaling. IT valt inderdaad mér te doen
alvorens de/e vertaling, waarin het artistieke
element overheertcht, voldoende tot haar
recht is gebracht. Ik heb mij vergenoegd
en dit koa slechts in ui te korte termen
geschieden, terwijl ook hierover veel te be
schouwen viel ? het streven, den geest die
deze vertaling als geheel bezielt, aan te geven.
Valt er, wa'. ik uit kracht van volbrachte
vergelijking v..°ag te betwijfelen, zeer veelte
zegïen over de nadeelen vin de door dr. B.
gevolgde vertaijugsmethode de taak is den
heei Etser dar. aangewezen, die ter geschikter
plaatse haar nut zal blijken te hebben. Daarop
wellicht zal er nog menig strijdwoord te wis
selen zija (iHichtn taalkundig- en
artistiekbetoeg'Jer. Ec;i alleen staande plaats die
menicheüjko; wijze misgevat werd, beslist, in
deze dan nog niet.
Wat het derde punt van 'a heeren Esser
j^betoog betref c: onloochenbaar is deze plaats
uiterst t wij f e cichtïg. Alle vertalingen ook
die van La:neni.ai<. door mij bij vergelijking
geraadpleegd, gtven de lezing tout
tremhlarjt me bui-a la bjuche." Het was juist
daarom dat ik d?'i; l Aliainschen tekst aan den
voet van het artikel er bij gaf en de
uitdrukkirg cursiveerde. Uier valt echter een verzuim
te herstellen: mot-r commentaar dan dit stil
zwijgende ware hit-r ter vooikoming van mis
vatting zeer gewens ;ht geweest. Het kan hier
slechts ten doele eene verontschuldiging
heeteu dat ik jreen critische beschouwing
gevend zeer ongaarne de aandacht afleidde
van da £c:;oo;:li<.-ul8ttaarde van dit citaat,
dat zeer iii«u,> H door zielvolle v. edergave
van da aandotnii;,tn en nuances die in den
Italiaanschen klankval zelf -schuilen, van
het rhythme en de trilling van
droevigherinneide efdosvreugde erin, die door de
onwaarschijnlijke vertaling van deze uitdruk
king niet verminderd integendeel verhevigd
wordt. Verhevigd: immers Dante heeft niet
zouder bedoeling van beelding zijn weidechen
zin met een trillenden klank (tremante) ge
sloten. En lu'.t leien der woorden, het sleepen,
het steigeren, kreunen of beven of donderen
van den klank is naast hunne beteekenis óók
een middel tot verbeelding der dingen.
Een zuiver vertaalde zin kan in eene andere
taal eene geheel andere uitwerking hebben,
door de essentiëele anders-wording van den
klank. Eene rechtvaardiging van dr. Boeken s
zijde, zij 't dan in dezen zin, kan ik al
meen ook ik hier met eene misvatting te
doen te hebben, mij ala mogelijk denken 1),
De beide andere plaatsen te behandelen,
eischt wellicht de bevoegdheid van een'
Dantecommentator en het is er hier de plaatsniet voor.
Naar mijne persoonlijke opvatting zou gli
occhi c! sospinse" (van : sospignere) let
terlijk vertaald, kunnen luiden: hitste (zette)
onze oogen aan." Men kan daarachter voe
gen: om elkander aan te zien, maar deze be
teekenis is, hoewel duidelijk, eene ve'i - wegene.
Zeer fijn vertaalt dan ook Larnennais: (>:ette
lecture) mul nos regards," (mouvoir r; bewe
gen, ook: aanzetten, bewegen totj In den zelf
den geest vertaalt dr. Boeken: deed onze
oogen blikkeren" (van blikken). Mij dunkt
dat deze vage plaats van niettemin duidelijke
bedoeling zeer goed v.-srtaald werd. Waar
Dante zelf niet verklaart, slechts aangeeft,
hoeft de beeldende vertalernietteomschrijven;
het is zelfs niet gewenecht. De geliefden heb
ben elkander (met lichtenden blik) telkens
aangeblikt. Die bedoeling van snel en lich
tend blikken wordt door blikkeren" fijn aan
geduid, wijl aan dit woord de herinnering
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELTJWE.
Inlichtingen Bouwbureau A r t i",
aldaar.
VUZELGRftCHT
Mij. voor Meel- en Broodfabrieten.
Opgericht anno 1853.
Afd. LUXE-BAKKERIJ.
Telefoon 129(3.
Beroemd P aas c h brood!
Piano-, Orgel- en Muziekhondel
lleyrüos A: Halshovt-n,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Zoop en in Huur.
REPAREEEEN STEMMEN RUILEN.
1. Stip is de kazernetitel van een
adjudantonderofticier.
jij mijn es ... mijn es verbieje .. . haha . . .'.
Zij, begrijpende, dat 't goed was te zwijgen,
voelde nu wel waaiOrn-i zoo deed. Kalm,
berustend weer, schonk ze haar thee verder
in, terwijl hij nog een;5 zei: Mot jij mijn es
verbu-je .., haha ..." YJ% keek hem niet aan,
trok even haar schouders op. Toen verdween
ineens door baar stilzwijgend doen zijn
grijnslach, zag-i weer zijns vrouw, zooals ze altijd
was, hem ergernis gevend door haar lijd
zaamheid, die hem onverschilligheid leek, en
in zijn ougen kwam driftglans, z'n neusvleu
gels bewogen, y,'n lippen trilden, zijn verlept
leelijk gezicht kreeg een uitdrukking van
dierlijkheid. Als een fel aangeblazen vlam
laaide ineens op z'n woede, die hij niet in
te houden wist nu, eu heel z'ti dikwijls ver
beten ergernis over haar nooit iets
tegenzeggen barstte los in een schor-gillend : Doe
je bek dan ts los, wijf," en hard, dat het
theegerei rammelde en danate, sloeg-i de
vuist op de tafel. Zij, schiikkeul even door
't plotselinge van die uitbarsting, keek ang
stig hem aan, maar toen r/,3 zag z'ii oogen
vol driftnyd, z'n grimmig vertrokken mond,
z'n becstgezicht, toen kwam walging over
haar, innige walging, voelde ze ineens als
een huivering felle haat opkomen. En dit
gevoel, nog vreemd aan haar gemoed, da! door
de emotie van 't oogeublik zoo werd geschokt,
deed heftig ineens boven komen een zucrit naar
oppositie, naar verzet tegen 't onduldbare in
haar leven, en hartstochtelijk, met oogen vol
haat, zei V,K, terwijl ze opslond, kopje en
sehoteltj-3 driftig neerzette: Met iemand als
jij, ...jij, die stomdrouken bent, mei jou,
met jou praat ik niet.''
Verbaasd even over dit verzet, \vaar-i toch
naar verlangde, maar meer nog woedend,
omdat ze hem schold voor gtorndronken,"
omdat-i voelde, dat ze heul verachtte op dat
oogenblik, stond-i op, maakte» z'n handen, z'n
dunne roodbeknokelde handen tot vuisten,
trok 7,'n lippen op als een grimmige hond,
gereed tot bijten, en stikkend haast van
folterende ergernis over haar minach
tend aankijken, onmachtig z'n woorden zoe
kend, greep-i plotseling een theekopje en
smeet het hair naar 't hoofd, 't Sloeg in
stukken tegen de wand, en toen, niet denkend
aan de inconsequentie van z'n eisch,schreeuwde
hij: Wijf, hou je bek, hoor, hou je bek."
Zij, niet versvacht hebbende deze daad van
geweld, schrok, voelde zich daartegen niet
opgewassen. Dood « as ineens haar verzet. Be
rusting kwam terug. Ze keeule zich om, raapte
de scherven op eu liep er mee de kamer uit.
Snaps was weer gaan zitten,keek met nijdige
blikken z'n vrouw na en zei: ,,'k zal jou wel
leeren. Ben jij heelemaal..." en toen ze terug
kwam lag weer z'n grijnslaeh op ?/'n gezicht:
Haha, wie is hier de haas, hè? Wie, hè?
Dronken, dronken, jawel."
Zwijgend veegde zij de kleine scherfjes op.
Geef mijn een kop thee," commandeerde
hij met bijt-stem.
Ze liep met stoflër en blik naar de deur,
en hij, denkend,dat ze 't weigerde,schreeuwde:
Thee, zeg ik je."
Ze legde stoffer en blik neer, schonk thee
in, en terwijl ze daarmee bezig was, keek
Snaps, achterover geleund in z'n stoel, nu en
dan naar z'n medaille, streek er liefkozend
met z'n hand over en zei: die mottige...
smeerlap."
Z'n thee stond nu voor hem, en onder 't
slurpend opdrinken, z'n knevelbaren hangend
in 't bruine vocht, bemerkte hij niet, dat z'n
vrouw heenging, zachtjes de deur dicht deed
achter d'er. Ze ging naar bed; visite zou
er niet meer kom n.
Snaps zat alleen, scheen 't niet te voelen.
Toen-i z'n thee op had, keek-i weer naar z'ji
medaille, staarde toen met half-open oogen
wezenloos voor zich. Zoo zat-i een oogen.
blik stil, hoorde je niets als 't getik van de
klok. /'n oogen vielen dicht, z'n hoof i boog
zacht voorover en Snaps viel in slaap. En met
z'n zilveren medaille op z'n borst, z'n armen
slap hangend naast z'n ingezakt lichaam, z'n
l roode neus, 7,'n mager, leelijk, geel gezicht,
| z'n mond half open, vlezig nat de gore knevel,
zat daar Snapg, de sergeant, voor wien's mor
gens het geheele bataljon had gedefileerd
De feestdag was geëindigd.