De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 3 mei pagina 7

3 mei 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1610 D K AMS1 KH1) A M M Kil \\ EEKBL A 1> VüK N K D K R L A N D. Qabriël. Molen te Kortenhoef. Veiling moieme sOulHeröeii. De kunsthandel Voskuil & Co., zal 5 Mei a.8. in de Brakke Grond een veiling houden van moderne kunst, afkomstig van de collectie R. 8. van Son te Amsterdam en van oog twee andere collectie'», slecht g door de initialen der namen aangeduid. Daaronder Met Darwin de wereld om. De groote reis, die Charles Robert Dar win als 22-jarig jongmensch begon en die bijna vijf jaren heeft geduurd, noemt hij zelf de belangrijkste gebeurtenis uit zyn leven. Men kan dat zoo recht goed begrijpen, als men nagaat, hoe zijn heele verdere leven aan de studie der natuur is ge»yd geweest, en hoe op dien tocht met H. M.'s oorlogsschip, de Btagle, de jonge man onder den indruk kwam van nat er in de verschillende bezochte lan den aan natuurvoorwerpen viel te zien en te bestndeeren. Ieder van ons kan thans met weinig moeite den grooten Darwin leerén kennen, zooals hy aan den ingang van zijn leven, bewonderend en gelukkig, begon zijn kennis te verrijken en met open oogen in de wereld rond te zien. Want in t wee deeltjes van de Wereld bibliotheek is het reisverhaal opgenomen onder den titel De Reis om de Wereld, dagboek van onder zoekingen in de natuurlijke geschiedenis en aardkunde van de landen, bezocht op dereis rondom de wereld van H. M.'s vaartuig The ^jkjjpai Charlj» Darwin, uit het Engel8cti4ertafi!a"door J. Brandt," Er staat verbazend veel in die deeltjes, waarvan het eerste 379 en het tweede 459 bladzijden bevat, en waarvan geen enkele pagina onbelangrijk of vervelend is en alle in prettigen, opgewekten stijl zyn geschreven. Darwins verwondering en bewondering en zijn vurige belangstelling in de dingen om hem heen proeft en tast men overal. Al in 't begin, nadat ze 27 December 1831 uit Devonport in Engeland waren vertrokken, zegt hij op 16 Jan. 1832, toen hy op een der Kaap-Verdische eilanden rondliep: Het is alles' zeer belangwekkend, indien althans iemand, pas uit zee "en die "voor het eerstin een bcscaje met kokosboomen wandelt, over iets anders dan over zijn eigen geluk kan oordeelen. Ken maand later ruim, te Bahia in Brazilië, heet het: De dag is genot vol voorbijgegaan. Genot op zich zelf is echter een zwakke term, om de gevoelens van een natuuronderzoeker uit te drukken, die voor het eerst in eigen persoon een Braziliaansch woud heeft bezocht." In eigen persoon", klinkt daarin niet alleraardigst de naïeve trots van den 22-jarige, die later zulk een groote rol in de wetenschappelijke wereld zou spelen? Nog op de laatste bladzijde komt hot be minnelijke karakter van den reiziger uit, als hu anderen opwekt, zijn voorbeeld te volgen. Ik heb mijn reis te volop genoten," zegt hij, om niet eiken natuuronderzoeker aan te bevelen, alle kansen te wagen, en zoo mogelijk landreizen of anders een verre zeereis te doen, hoewel hy er niet op moet rekenen, zoo gelukkig in zijn reisgenooten te zijn, als ik het was. Hy kan er van verzekerd zijn, dat hij, behalve in zeldzame gevallen, geen moeilijkheden of gevaren zal ontmoeten, die niet geringer zullen blijken, dan hij te voren verwacht heeft. Uit een zedelijk oogpunt behoort het gevolg te zijn, dat hij leere, opgeruimdheid te paren aan geduld, zijne eigenliefde te overwinnen, zich te gewennen aan zelfstandig handelen en zich zoo goed mogelijk in alle omstandigheden te schikken." Ja, hy is een gelukskind geweest, die Charles Darwin, gelukkig gectisponeerd door zyn grooten werklust en zijn doorzettings vermogen, die hem tot den laatsten dag van zijn 73-jarig leven bijbleven. Den dag voor zyn dood, op 19 April 1882, onderzocht hij nog plantenmateriaal in zijn studeerkamer. Geldzorgen heeft hy niet gekend; zijn moeder was een dochter van Josia Wedgwood, den uitvinder van het procédévoor het vervaar digen van het wereldberoemde Wedgwoodaardewerk, en zyn vrouw was zijn nichtje, Emma Wedgwood. Zijn huwelijk had in 1839 plaats, drie jaar na den terugkeer van de groote reis, en nadat hy zich had gevestigd op het landgoed Down in Kent, bij Beckenham. Darwins beide zoons, Francis en George Howard, werkten met hem mee; beide werden later professor in Cambridge, Francis, die enkele werken met zyn vader samen uii gaf, in de botanie, en de ander, die eerst in de rechten had gestudeerd en later den weg der natuurwetenschappen ging, in astronomie en physica. Hij, thans Sir George Darwin, was dezer dagen tegenwoordig by de plech tige byzetting van Lord Kelvin's stoffelijk overschot in de Westminster-abdij. Francis heeft een levensgeschiedenis van zijn grooten vader geschreven, juist zooals die vader zyn eigen grootvader had geëerd door een biografie van hem te geven. Want Erasmus Darwin, die op zeventigjarigen leeftijd in 1802 overleed, was komt voor een serie van 50 aquarellen en teekeningen door Th. de Bock. Verder vind ik in den catalogus meerdere welbekende namen, als Allebé, Tadema, Bastert, Bauer, Bi l der8, Blommers, Bosboom, Gabriël, Tan Gogh, Haverman, de twee Israëlsen, alle drie de Marissen, Van Looy,Mauve, Mesdag,Nenhuys, Poggenbeek, Roelofs, Steinlen, Tholen, Weis een merkwaardig man, dichter en natuuronder zoeker en van beroep geneesheer. Een paar van zijn groote didactische gedichten dragen de namen van Love of the plants, en The botanie Garden. Ook een natuurwetenschappe lijk systeem is van hem afkomstig, neerge legd in het werk Zoonomie or the laws of organic Ufe"; over tuin- en landbouw schreef hy, en nog in 1854 heeft een australisch heestertje met roode bloemen voor de koude kas naar hem den naam van Darwinia ge kregen. Een interessanter afstamming is zeker niet denkbaar voor een man als Charles Darwin! Maar nu iets over die 838 bladzijden van de Wereldbibliotheek, waarin de heer J. Brandt het Journal of the researches into the natural hittory and geology of the countries, vitited by H. M.'s Beagle uitstekend in het Nederlandsch heeft vertaald met veel, en niet te veel, noten, waar die noodig waren bij onderwerpen, die later door de wetenschap of in een ander licht zyn gesteld of waar over veel nader ia onderzocht. Maar waarom heeft de vertaler geen uit voeriger inhoud aan het werk toegevoegd?, Dat reisverhaal, over vijf jaren loopend, men vindt er nu zoo moeilijk den weg in. Dat heb ben andere vertalers anders ingezien; Victor Carus heeft in zijn duitsche overzet ting voorin een uitvoerigen inhoud met de titels der 21 hoofdstukken en buitendien een korte vermelding van hun inhoud. Ook heeft hij als hoofdjes boven de bladzijden aanwijzin gen omtrent wat wij er te lezen krijgen en op zy links de namen der jaren, een alleraangenaamste manier, om den lezer zich te doen oriënteeren, en die ook voor de Nederlandsche lezers zeker niet te ver smaden zou zijn geweest. Ook al was het boek niet bestemd voor een zeer breeden lezerskring, zooals met de werken der Wereldbibliotheek toch wel het geval is. zou men dan eenigszins den weg hebben kunnen vinden in die honderden dichtgedrukte bladzijden, om bij voorbeeld eens na te lezen, wat Darwin over een be paalde streek, die hy bezocht, te vertellen had. De moeilijkheid wordt grooter, doordat de de chronologische orde niet is in acht ge nomen ; het vierde hoofdstuk begint met 24 Juli 1833, het tiende bij 17 Dec. 1832 en zoo meer. Men kan al op verschillende manieren om de wereld reizen, en op een tocht van vijf jaren zou men nu zeker meer te zien krijgen dan het gezelschap op de Beagle, maar het was een wetenschappelijke reis met het doel, Patagoniëen Vuurland op te meten en de kusten van Chili, Peru en eenige eilanden in den Stillen Oceaan in kaart te brengen, terwijl ook chronometer-waarnemin gen zouden worden gedaan. Kapitein FitzRoy had om een wetenschappelijk man aan boord gevraagd, en door tusschenkomst van den hydograaf, kapitein Beaufort, wist men de goedkeuring van de Lords of the Admiralty te verkrijgen, toen de jonge Darwin zich aanbood. In wetenschappelijken zin heeft Darwin eigenlijk zijn heele leven lang geleefd op die wereldreis; zyn zin voor orde en netheid schrijft hij er ook al aan toe, want in de kajuit, die hij met den kapitein deelde, moest ieder plekje worden gebruikt. Darwin is vol lof voor dien kapitein, van wien hij gedurende de vijf jaar van hun samenzijn de hartelijkste vriendschap en hulp genoot. De wetenschappelijke resultaten van de reis zyn door zeer veel geleerden bewerkt, en Darwin heeft een groot aantal geschriften en verhandelingen over onderdeelen der onderzoekingen het licht doen zien. Het werk, dat nu hier vertaald is, noemde hij zelf bestemd voor den algemeenen lezer; maar het draagt toch beslist een weten schappelijk karakter en wel een, dat de planten- en dierenwereld tot begin en einde heeft. In het breede weidt de schrijver uit over inktvisschen en slakken, spinnen, lich tende insecten, kikvorschen en honderderlei andere dieren ; er komt ook een zeer weten schappelijke beschouwing over de vorming van koraalrotsen in deze reisbeschrijving voor, alles belangwekkend genoeg, maar een reden, waarom men moeilijk kan toe stemmen, dat de Nederlandeche Wereldbiblii theek met deze deelen in de kringen, die zij tracht te bereiken, veel nut zal doen. De route, door de Beagle gevolgd, is de volgende. Over de Kaap Verdische eilanden, waar ze zich zoowat een maand ophielden ging het half Febauari 1832 over Sint Pau> en Fernando Noronha naar Bahia in Braziliël senbrnch, de Zwart. Over het ? gehalte van dezen blijkbaar be langrijken inhoud, kan ik, als ongezien, niet oordeelen. De hierby gereproduceerde Gabriël is echter van zeer goede kwaliteit, een nogal onstuimig ge schilderd werk van dezen nog niet over schatten meester. Het huisje links staat er alleen wat zwaar in. De Neuhuys hoort ook onder de krachtige werken van dezen schilder, maar een der allereerste attractie's van deze veiling zal wel zyn nevenegaaid schilderij llllllllllMllllinilllllllltllllllMHtlllllllltllllUllltMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII aan de oostkust en het Oosten van ZuidAmerika is dan verder het eerste jaar gewijd en de Kerstdag van 1832 werd gavierd in de St. Maartens Kreek by Kaap Hoorn. In de zeeën en aan de kusten en eilanden van Patagoniëwerden de beide jaren 1833 en 1834 doorgebracht. Ze hadden in dat land der hevige noordwesterstormen het soms moeilijk genoeg, en met ware voldoening denkt de schrijver er al aan, dat het volgende nieuwe jaar hen ddar zal treffen, waar een blauwe lucht hun zeggen zal, dat er een hemel is. De zonnige plek, waar het eind van 1836 werd doorgebracht, was op NieuwZeeland, en van daar ging het naar Australië, waar 12 Januari 1836 Port Jackson werd bereikt. De thuiskomst was in October 1836. Men ziet, dat het laatste gedeelte van de wereldreis veel sneller werd afgelegd dan het begin; over Tasmanië, de Keeling-eilan den ten zuiden van Java, ging het recht streeks naar Mauritius en van daar om Kaap de Goede Hoop over Ascension en weer de Kaap-Verdische eilanden, waar ze den laat sten dag in Augustus 1836 ankerden, naar Engeland. Op 2 Oetobe? verliet Darwin te Falmouth de Btugle. ' Sedert is zyn roem voortdurend gestegen. Het hoofdwerk over Het ontstaan der soorten" is van 1859. Lochem. FBBDEEIKE J. VAN UILDEIKS. Tentoonstelling Larenscie innstnanflel. Schilderyen van de heeren Dooyewaard en Van Blaaderen. Eerstgenoemde opende by zijn debuut, al reeds ettelijke jaren geleden, gun stiger uitzichten op zyn werk dan tegen woordig. Hy heeft nu beet gekregen, wat wellicht velen onverstandig hem zullen benijden: de handige slag van schilderen. Zijn werk is gansch en al factuur, geen mooie of bezielde, maar werktuigelyke factuur. 't Schilderen is hem klaarblijkelijk geen moei te volle bezigheid meer, 't gaat als van een leien dakje. En daarbij een vast palet zich vertrouwd gemaakt Dooyewaard weet te beschikken over een behaaglijke kleurmengeling. Het werk wil doen denken aan het ongerepte en stellige in schilderyen van malerisch" doelende Duitschers. Ik zeg niet dat ik vakkennis gering acht, of technische ervarenheid overbodig reken, maar wensch ze deugdelijker toegepast, zinhoudeni, als bijv. in de binnenhuizen van Briët, ai vat deze zyn behuizingen van het buitenvolk met al hun schilderachtig hebben en houen te veel op als stilleven-motieven. Dooyewaard als vakman uitsluitend is er thans. En nu maar een praktische aanwending van zijn bedrevenheden, zooveel mogelyk productief in het genre van boerenbinnenhuis, het eene schilderij na het andere, die aanlokkelijke tafereeltjes te aanschouwen geven. Bij ieder nieuw gekozen sujet, gaat de onderneming even vlot, waarbij onveranderd aldra de op lossing gevonden wordt voor eiken toonaard, voor elke typische schilderachtigheid. De vaardige factuur scheert alles over een kam, of het een blauw schort is over den schoot van een vrouw, een bruin bouten kastje, een glanzend gloed-rooden klok; een schoorsteenvalletje met talrijke plooitjes, de verscheidenheid platte steentjes van den vloer, de hand van dezen schilder keert bij al deze opgaven zich geen enkelen maal ervoor om. Stofuitdrukking ? 't Komt er maar op aan een doek over zijn geheale oppervlakte te bedekken met vaardige penseeltoetsen, behagelijke kleur-zetjes. Dat er hier en daar even sporen zijn van dieper doordringen, het kan het algemeen oordeel over dit werk niet gunstiger stemmen. Het Nunspeetsch Interieur" is niet van de minste, maar wat een geval ook: die ruime deel met schoorsteen in de diepte, als een altaar gezien vanuit het schip eener kerk! Maar daar kan de schilder zich niet druk om maken, 't eene geval is zoo goed als het ander voor de schildery-productie. By' zulke kunst mag eerst met volle recht gezegd worden: 'k zie de natuur toch altijd liever dan de kunstigste vertolking ervan. Van Blaaderen is onbeholpener, maar maakt het zich moeielyker, al heeft hij ook nog geen verheugend getuigenis van zijn streven kunnen leveren. Hij tracht op verschillende wijzen; werkt nu eens op stemming, als bij het troebele avondlandschap met koeien, in de buurt van den mooien Schinkel; dan weer gaat hij eenige generaties terug met een veestuk bij ondergaande zon, wordt smeltend W. Maris. Ezeldryvers. van Willem Maris. Het is, zooals men weet, uit zeer vroegen tijd en een uiting zoo machtig en voldongen by den toen nog zeer jongen meester, geeft weer aanleiding totover denkingen over den opkomst en weelderigen bloei der Haagsche school, doet bepeinzen, of er in de ontwikkeling van dit groote talent, opgenomen in de leefkrachtige stroo ming niet toch een schakel is losgeraakt. Het latere werk van Maris is van overwel digende kracht, maar in een werk als dit is er toch iets van een reiken naar wat van romantisch ('t werk doet me denken aan een schilderij vftn Molli ager in Museum Kunstliefde) ; Thija Maris achtig in Straatje bij Samois", en in Voorjaar te Samois" zyn weer andere, buitenlandsche, invloeden te gis*en. Ook spant hij zich wel eens in op uitvoerigheid, wordt dan mat (het detailnaspeuren, het verdiepen in eigenaardigheden, moet begrepen worden als toenemende be langstelling voor de bijzonderlijkheden van eenig ding, dat met onverflauwde warme genegenheid beschouwd wordt). Zijn teekening is nog z«er onvoldoende; 't blijkt vooral uit zijn beesten en zelfs in een der beste werken nog Strand te Valkenveen". Er is hier een tamelijk aangename helderheid van kleur, maar zonder genoegzame steun van vorm. Ook een terrein moet geteekend zijn, de onbepaaldheid zy er bepaald. Nog zijn er teekeningen en etsen van Vrieslander, werk dat ik voor 't eerst hier zag. Eerly'k gezegd ben % het voor een stellig uitgesproken meeniiig erover, met mezelf nog niet geheel eens. Laat me constateeren, dat het als teekenwerk nog al kundig en naar den geest zeer on-Hollandsch is. Verder als uiterlijke eigenaardigheid, dat de teekenwijze hier niet met lijnen, maar met puntjes procedeert. Het is een stelsel. Waartoe? Uit welke overtuiging? Maar het is handig volgehouden. Hierin zou voor een groot deel het criterium bij beoordeeling van dit werk gelegen moeten zyn. Totaalindruk (eerste): dat deze teekenaar decoratief ge zind is. De wonderbaarlijke maskeradeachtige voorstellingen (elders aangeduid als Traumbilder (?)) wenden voor een grillige fantasie, met neiging naar het excentrieke (Beardsley?) Intusschen is het eens wat anders in ons Hollandsch kringetje. Het beeldhouwwerk van Dupuis is mij, voor zoover ik het ken, niet sympathiek. Dit portret van Haverman, is echter het beste wat ik nog van hem zag. De gelijkenis pakt;'t is een opgewekt impressionnistisehe portretstudie van een beeldhouwer. Maar wat een dankbaar onderwerp ook I In het voorhoofd hindert me echter weer het euvel in Dupuis' werk, als in het portret van Bouwmeester: ongemotiveerd en effectjagend chargeeren der vormen. Verder een gemêleerde tentoonstelling waar onder enkele goede werken, en bekende namen. 'k Geloof dat een teekening van Isaac Israëls daarbij echter nog het meest aanlokkende werk is, eerder zeker dan dat flauwe strandecènetje van zijn vader. W. STEENHOKF. Pnlcnri. Fr. Brangwyn's etsen, (Nabeschouwing.) Om deze tentoonstelling is Pulchri Studio te prijzen. Het wat anders laten zien in Holland van tijd tot tijd noodzakelijk, want wel gaarne gelooven de meesten onzer tegenwoordige schilders in eigen voortref felijkheid; misschien zelfs in eigen macht die hier tegenwoordig algemeen wordt gemist. En macht is juist wat Brangwyn lypeert. Het is niet altijd broedende diepte, het is kunst een nog weldadiger bekoring kan doen uitgaan: het ideëele element. Dit Bchilderij met zyn juist evenwicht van factnur en geestelijke bedoeling, met zijn grootscue liefelijkheid, zyn rustige wijdheid, is van meer klassieken aard dan Marie'latere werk. Zulke schilderyen moesten ook behouden kunnen blijven, ze zyn van heel veel kunst historisch belang. W. S. niet altijd innige, verinnigde statieueheid, maar het is zoo goed ais altijd zucht tot groote lijnen in de figurtn, en een niet te ontkennen neiging naar een rijk evenwicht. De Hollands :he kunst mist deze neiging, die toch noodzakelijk is, om haar als wereldkunst te doen gelden. De Hollandsche kunst heeft soms het lieflijke, soms het wat weidsche in het impressionisme; soms heeft ze het innige en dikwijls het typische maar staatsie van lijnen en praal van plannen is niet iedren dag baar een deel. Eer enkele keer zocht Witsen naar haar een enkele keer in een ets uit Londen en na dit werk hier, zou het mogelijk zyn, na dit werk hier gezien te hebben leek het me misschien mogelijk dat bouwsels uit het Zuiden, met grooter vormen hem een hernieuwing konden brengen tegenover wat tegenwoordig bem niet zeer ontroert. De etsen van Brangwyn behan delen dokten, scheepswerven, schepen in aanbouw, steigers en figuur-groepen. Ze zijn behandeld de figuurgroepen en de figuren met groote ruime contouren terwy'l juist in deze gegevens een wél balanceerende samenstelling beproefd werd. Tot de etsen die mij het meest bijbleven behooren No. l, de 4 trekkende* mannen op den voorgrond (soms er voor staand hebt ge het gevoel dat de bouw even nog uit het evenwicht is). No. 52, de mannen die den boom zagen, met den eenen linksch in een statige houding staande; de straat met de processie (No. 4 ) waarin het architectonisch gedeelte een goede grootheid bezit. No. 32 de roerende mannen. No. 8 de molen; No. 7 de schepen, vooraan met de ankers etc. weidsch gegeven en ach terin de koepels van de gebouwen. No. 14, de bakkers, No. 19 etcy de watermolen met den iets te grooten voorgrond en ietwat leeg als geheel. * .* Het werk van Brangwyn wordt gekarak teriseerd door zucht naar grooten bouw; door een zoeken van deze in allerlei onder werp, wat goed is; dikwijls door gebrek aan dieptewerking, doen vele dezer etsen zooge naamd decoratief. Ook door de groote vlak ken van n zelfde intensiteit. Eigenaardig is dat het hoogste licht dikwijls links hoogis PLT. Om eenige duizende zilverlingen. Politieke leuzen, daar is 't om vechten, partijbelangen, die moeten behartigd worden, met werkelijke volksbelangen mag men spelen. L. SIMOSS. Op den 13en December 1904 werden in de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de behandeling der Begrooting voor het Departement van Buitenlandsche Zaken voor het dienstjaar 1905 bij de post Con sulaten" door een tweetal leden harde noten gekraakt over een onzer consulaire ambte naren, aldus heet het in de zeer lezens-. waardige karakterschets van den Hoog Ed. Gestr. heer F. M. Knobel, thans ConsulGeneraal te Pretoria en welk art. te vinden is in de Januari-afleveriog 1906 der Holl. Revue. En zoo was het. We hebben de De heer Theo Bouwmeester (Frenkel) in de Brand in de Jonge Jan". (Figaro.) De heer Theo Bouwmeester (Frenkel), zoon van onze groote tooneelspeelscer oogst dezer dagen veel succes in een Parijgchen boulevard schouwburg, het Théatre du Gymnase". De Paryzenaars verheugen zich in zijn mimische gaven en de wisselvalligheid zijner costumeering. Deze wisselvalligheid achten zij even groot als die van den Franschen geest en de Nederlandsche temperatuur.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl