Historisch Archief 1877-1940
No. 1612
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
MnM in de Hoofdstad,
? Nadat die Walküre, Siegfried" en G
tterdammerung" voorgegaan waren, werd Don
derdag 30 April de cyclus Wagner Festspiele
van het opera-gezelschap uit Barmen met
Tristan und Isolde" besloten.
Onuitsprekelijk grootsch is de indruk, dien
Wagnei's Tragoedie der Liebe" maakt op
eiken onbevangen toehoorder. Telkens en tel
kens wordt men weer getroffen door het nood
lot waarmede het rampzalig menschenpaar
wordt vervolgd; men wordt vervuld van be
wondering voor de verheven opvatting waar
mede Wagner het ridderepos van Gotfried
van Straatsburg heeft geïdealiseerd en de
zinnelijke avonturen en intriguen van het
oorspronkelijke stuk heeft verhangen door
aangrijpende, zielroerende gebeurtenissen;
men wordt eindelijk niet moe te luisteren
naar die wonder volle, met den gloed der
hartstocht ver ruide melodieën en naar de
betooverende harmonieën die onze zinnen
BOg steeds gevangen houden, als hadden wij
ze nimmer van te voien gehqprd.
Zelfs wanneer het gehalte der opvoering
niet zoo hoog staat als wühet hier gewend
zy'n in onze Wagner-vereeniging, dan dringen
zich toch deze indrukken naar voren.
Ik heb de drie Nibelnngen-drama's niet
gehoord of gezien; veel goeds echter had ik
er van vernomen; vooral werd de leiding
geprezen van den dirigent Felix Lederer.
Was het nu daarom dat die mij in menig
opzicht tegen gevallen is ? Het is waar, tem
perament bezit hy- wel. Saai of vervelend
wordt zijn directie nooit; maar van een
Wagnerdirigent verwacht men meer stijlgevoel, meer
doordringen in den geest van het werk, meer
zelfbeheersching. Bg iedere stijgende passage
mag toch maar geen overmatig accellerando
gemaakt worden? Op die wijze verkrijgt
men grilligheden, welke de eigenschappen
van het bij Wagner gewenschte elastische
tempo verre overschrijden. Zeer sterk deed
zich dit euvel gevoelen in het tweede deel
van het voorspel. Hoe schoon en veel be
lovend het eerste gedeelte daarvan ook werd
ingezet, bij het overmatige jagen van de
opstijgende violenpassages verloor het stuk
een goed deel vaa zijn plastiek.
Ik zou onbillijk zijn wanneer ik niet erkende
dat de dirigent ook prachtige effecten uit
zijn orchest wist te krijgen. Zoo b.v. de in
leiding voor de tweede acte, de tweezang
Sink' hernieder, Nacht der Liebe", de eerste
Mahnruf" van Brangane met de daarop
volgende overheerlijke Ges-dur episode. Min
der daarentegen weder de scène die aan dien
tweezang vooraf gaat, met de motieven van
den dag en den nacht, uit welke scène trou
wens een aanzienlijk gedeelte gecoupeerd
werd.
Het orchest had mooie oogenblikken, het
was slagvaardig en wist ook de golving in
Wagner's melodiënweefsel wel te doen uit
komen. Het was voorts intelligent, maar
miste vaak die klankschoonheid die reeds
dadelijk het oor bekoort; het was ook vaak
te sterk, te hard van kleur, zoodat de solisten
zich in de forte's moeilijk verstaanbaar konden
maken.
Het koor... doch neen, daarover zwijg ik.
Of nu de weidsche titel Wagner-Festspiele
niet wat. te boog gegrepen was ? Juist bij
Festspiele stelt men aan leiding, orcheet en
koor de hoogste eischen. Solisten toch zyn
vaak door indispositie, plotseling optreden
TOor een. ander, enz. onbetrouwbaar. Meet
men nu het het optreden van het Barmer
gezelschap met den maatstaf van een
gewone opera-voorsteling, dan valt het
oordeel beslist zeer gunstig uit. Ik heb
menige opvoering van een Hoftheater bijge
woond, waar ik sleur en slordigheid moest
constateeren, in plaats van artistieken ernst
en toewijding, zooals die hier aanwezig waren.
De Isolde van Mevrouw Nusi van
Szekrenyessy, welke kunstenares slechts kort voor
het begin der voorstelling was aangekomen
om mevrouw Margaretha Kahler te vervan
gen, was mij een ware verrassing. Deze dame
paart een hooge, edele verschijning aan een
zeer schoone stem. Menige andere
dramatitische zangeres moge haar in kracht van
orgaan overtreffen, in voornaamheid van
opvatting en schoonheid van spel mag zij
met de allerbesten op n ly'n gesteld worden.
Ook onze vroegere tenor, Jac. Urlus, was
mij als Tristan nieuw. Het orgaan van dezen
zanger heeft, sedert zijn vertrek van hier,
langzamerhand de eigenschappen van een
heldentenor verkregen, gelukkig echter zonder
zijn lyrische qualiteiten te verliezen. Tenge
volge daarcan mag men hem zeker als een
der beste Tristan-vertolkers beschouwen, die
déDuitsche Bühne" heden ten dage bezit.
Zijn spel in de derde acte was wel wat al
te sober; ook in de andere bedreven hai ik
het expressiever gewenscht. Het was echter
een genot deza partij van het begin tot het
einde te hooren zingen, (slechts een enkelen
keer stoorde een kleine detonatie dit genot);
zoo menigmaal toch worden de hooge tonen
dezer partij er uit gestooten. Inderdaad met
twee zulke hoofd vertolkers krijgt een
Triatanopvoering ontegenzeggelijk een zeker relief.
De andere solisten traden, niet slechts
door den aard hunner partij, maar ook door
de wijze waarop zij die weergaven, op het
tweede plan. De Brangane van Mary Melan
had schoone momenten, vooral in de tweede
acte, toen zij van de Warte" haar waar
schuwend woord deed hooren maar hier
en daar was zij nog wat onhandig en miste
zij overtuiging.
Kurwenal (Max Dawison) kwam een zeker
burgerlijk niveau niet te boren.
De heer Theodor Lattermann, dien ik als
Hagen had hooren roemen, bleek mij zooals
ik vreesde, geen gewenschte koning Marke
te zijn. Als zyn stem voor de Hagen-partij
zeer geschikt is, dan kon men wel eenigszins
vermoeden dat hij niet de accenten zou vin
den, waarover koning Marke moet beschikken.
Daar worden vereischt stoere kracht en een
zekere hardheid van uitdrukking, hier juist
warmte, adel en mildheid. De heer Latter
mann is eciter nog jong en toonde zich zeer
intelligent. Af en toe kon men wel be
speuren het streven om den goeden toon te
treffen; wanneer hij onbeperkt over zijn ma
teriaal zal kunnen beschikken, dan is het niet
onmogelijk dat hij zich opwerkt tot die veel
zijdigheid, die hem in staat stelt beide rollen
voortreffelijk weer te geven.
Melofc" (Guido Herper) en Een Hirt"
(Hans Bechstein) werden op voortreffelijke
wijze weergegeven.
Zeer slecht echter zong Eduard Habich de
partij van den Steuermann", hetgeen des te
meer te betreuren was, omdat die mooie solo
geheel aan het begin van het drama komt
en de toehoorder dus reeds dadelijk op iets
leelijks onthaald werd.
Ondanks nu dat er vele tekortkomingen
aan te wijzen waren, maakte het wel geslaagde
in de reproductie toch een zoo goeden indruk,
dat men ten slotte onder een sterke impressie
huiswaarts ging.
Het jaarlijksche concert dat ten behoeve
van het pensioenfonds voor de leden van
het Concertgebouw-orchest gegeven werd
Zaterdag j 1. had veel beter bezocht moeten
zyn. Al vond er geen koor-uitvoering
plaats zooals verleden jaar, het programma
was toch interessant genoeg en gaf vooral
het orchest meer gelegenheid zich in
zyn volle kracht te toonen, dan zulks bij
een kooruitvoering het geval is.
Mij was het Concerto grosso van Corelli
zeer interessant, omdat ik het niet gehoord
heb op het Isaye-coucert, eenige weken
geleden. Het is een zeer mooi werk, waarin
de solo-instrumenten twee violen en
violoncel zich niet op den voorgrond dringen
maar zich vrijwel oplossen in den
strykorehestklank van het geheel. Alleen in het
Adagio en in het slot van het Finale hebben zij
een meer geprononceerde taak te vervallen,
De hoeren Timmner, Fiedltr en Hekking
hebben het solo-gedeelte prachtig gespeeld;
bescheiden, sober en toch warm met een
schoone ontwikkeling van toon en daardoor
kwamen de waardige ernst en het statige,
het plechtige van het stuk volkomen tot hun
recht. Het werd toch zeker niet in zijn oor
spronkelijke leziag uitgevoerd? Waarom werd
op het programma dan niet vermeld, wie de
orgelpartij heeft bewerkt?
Over de vijfde symphonie van Beethoven
zijn de akten wel gesloten, zooals onze buren
ten Oosten zeggen. Dat deze symphonie de
meest geliefde is van Beethoven, bewees wel
het krachtige en aanhoudende applaus.
Met Bichard Strauss' Heldenleben" werd
de avond op de denkbaarst schitterende wijze
besloten. Men weet het, dat dit opus 40
van den genialen toondichterdoor Mengelberg
op magistrale wijze wordt gedirigeerd. Maar
niet licht zal me a ook een orchest vinden,
dat de moeilijkheden van het werk zoo
spelenderwijze overwint.
Alles wat vroeger nog wel eens dreunend
en zwaar klonk, verkrijgt thans een duide
lijkheid die het mogelijk maakt de themata,
zelfs in de meest gecompliceerde vormen,
te herkennen. Ik kan mij voorstellen dat
enïelen weinig sympathie hebben voor de
wijze, waarop Strauss des Helden Gef
hrten" voorstelt, nu eens
heuchlerischschmachtend, dan weder lustig," een andermaal
leichtfertig," ook wel zornig und keifend"
(deze uitdrukkingen zyn van den componist)
maar ieder zal wel onder den indruk komen
van de schoone episode in Ges aan het einde
van dit deel, kort voordat de trompetten
achter de scène hun fanfare uitschetteren.
Ook zal het hoofdmotief met zijn fier en
trotsch opklimmende accoordfignren, bene
vens het heerlijke stemmingsvolle slot Des
Helden Weltflucht und Vollendung" wel
ieders bewondering opwekken.
Een zóó schoone uitvoering van Ein Hel
denleben" heb ik nog wel niet gehoord. De
ovatie aan de heer en Mengelberg en Ttmmner
(welke laatste op voortreffelijke wijze de
vioolsolo gespeeld heefi) was zeker ruimschoots
verdiend.
De B.-K, Zangvereeniging Arti et
Religioni," gaf Maandag 11. onder leiding van den
heer Hub. Cnypers een goed geslaagde uit
voering van Max Bruch's Lied von der
Glocke."
Ik herinner mij va«g een uitvoering van
dit werk onder Verhuist in de oude Park
zaal; maar dat is zeker een kleine dertig
jaar geleden; wel weet ik dat het werk toen
een ietwat modernen tint vertoonde. En het
Maandag 11. opnieuw hoorend», kon ik slechts
constateeren dat het in hooge mate verouderd
is. Bijna overal ontmoet men conventioneele
muziek, arm van vinding en goedkoop van
bewerking. Het denkbeeld om het optreden
van den Meister" motivisch te karaktiseeren
is op zich zelf niet slecht, maar wat een on
beduidende, saaie mjlodie heeft Bruch den
Meister" in den mond gelegd. Ook in enkele
koren en in het trio Munter fürdert seine
Schritte," zoekt men inspiratie tevergeefs; het
is alles muziek die met het verstand is ge
schreven, maar waarbij het hart koel is geble
ven. Een paar uitzonderingen zijn er. Het trio
Holder Friede" en de koren met soli O zarte
Sehnsucht" en Freude dieser Stadt bedeute."
Hierin toont zich Bruch een meester in het
opbouwen van mooie ensembles, die getuigen
van veel zin voor klankschoonheid.
Klankschoon is trouwens het werk wél.
Een bijzonder woord van lof heb ik voor
de vertolking der koren. Sopranen en bassen
klonken zeer mooi en wanneer de alten en
tenoren menigmaal te zwak waren dan kon
men zich ten minste er over verheugen, dat
door grootere krachtsinspanning, de be
schaafde klank niet in gevaar werd gebracht.
De solisten Mevrouw A. Reballio Siewe,
Mejuffrouw Bies en de heeren Fr. Philippeau
en Willem Bredius waren volkomen berekend
voor hun taak en wisten menig detail te
releveeren. Het trio Holder Friede" vond. ik
bijzonder geslaagd.
Het Amsterdamsen Stedelijk Orchest"
bewees over goede krachteu te kunnen be
schikken ; maar moet toch nog veel meer inge
speeld worden; ook is een slordigheid als
bij de begeleiding der alt solo Leergebrannt
ist die Statte" eigenlijk niet te verontschul
digen.
De heer Hub. Cuypers voerde met zeker
heid zijn uitvoerenden aan. Wel had ik in
zijn reproductie van de koren Hort ihr's
wimmern hoch vom Turm" en- Tausend
fleiss'ge Hünde regen" graag veel meer gloed en
meer gang gehoord, maar vooral wegens den
schoonen koorklank mag de heer Cuypers
met voldoening op den goed geslaagden
avond terugzien.
ANT. AVERKA.W.
Zonneschijn. Schoolleesboekjes van T.
VAN BUUL. C. A. J. van Dishoeclr;
Bussum.
Ofschoon het Schoolleesboekjes zijn, die ik
bespreken ga, meen ik, dat er niet met veel
woorden uiteengezet hoeft te worden, waar
om zulk een beschouwing hier een plaatsje
vinden mag. Hoe meer er geschreven wordt
in bladen, niet speciaal aan het onderwijs
gewijd, over de school en al datgeen wat er
mee in verband staat, hoe minder die school
door haar isolement" echoolsch wordt of
blijft. En de wijze waarop het kind zijn
taal leert, is een kwestie die wel de moeite
van het overdenken waard is. In 1897
schreef ik in De Gids een opstel over
Onze taal op de lagere School, waarin o. a.
aangetoond werd welke stijve, leelijke en
slechte taal onze kinderen in hun
schoolleesboeken te verwerken kregen. Daarop is toen
veel debat gevolgd en ook hier ter plaatse
had ik gelegenheid mijn meening nader toe
te lichten.
Het frissche, natuurlijke en kinderlijke be
gint zich nu overal meer te doen gelden in
onze scholen, ook in ons taalonderwijs. Sedert
1897 zyn er schoolleesboekjes in ons land
verschenen, die in elk opzicht geprezen kun
nen worden, het kind zuivere taal geven en
zoo geschreven zijn, dat zij van het prettige,
opvoedende lezen hoofdzaak maken.
Daarnaar streeft ook de heer van Buul in
zijn Zonneschijn, al geeft zijn werk tot
bedendingen en opmerkingen aanleiding.
In de eerste plaats tot deze, welke met de
eigenlijke waarde van Zonneschijn als
schoolleesboekje weinig te maken heeft, maar die
niet verzwegen kan worden. De heer van
Buul houdt er zonderlinge letterkundige
manieren op na. Hy heeft bij verschil
lende auteurs leentje-buur gespeeld en zy,
«vier werk ik vergeleek met het oorspron
kelijke, zijn allen verhaspeld weergegeven.
Hij geeft het verhaal van den barmüartigen
Samaritaan uit den bijbel en wijzigt op zijn
manier. Hij schrijft gedichten van De
schoolmeetter en Virginie Loveling oyeren knutselt
erin. Hy leent een schetsje van Samuel
Falkland en?schrapt en wijzigt. Hy leent veel,
heel veel bij N. van Hwhtum en verandert
zoo, dat het oorspronkelijke nauwelijks te
herkennen is. Ook een fragment uit myn
Uit tante't jeugd genoot de eer in den snaak
van den heer van Buul te vallen en de ver
zamelaar hield allergrappigst huis in de blad
zijden, die hy zoogenaamd overnam. Ik had
noch de gelegenheid, noch den lust al het
overgenomene met het oorspronkelijke te
vergelijken. Doch de wijzigingen, die ik ont
dekte, wettigen het vermoeden, dat niet heel
veel schry'vers, in wier werken de heer van
Buul grasduinde, er onveiminkt zijn afge
komen.
De heer Van Buul heeft, schijnt het, gansch
naïef te goeder trouw gehandeld. Hy meende.
dat hij zijn sausje van veranderingen wel uit
mocht gieten over het werk van anderen. Hij
neemt net daardoor niet alleen niet heel nauw
met de goede manieren in de republiek
der letteren, maar hij handelt ook wat
onpaedagogisch. De kinderen onzer scholen heb
ben, zoo gauw zij taal van anderen dan die
des heeren Van Buul te lezen krijgen, toch
wel het recht te vorderen, dat die hun niet
gegeven wordt, bereid naar n recept en n
opvatting. Een bloemlezing is daarom zoo
uitstekend, omdat zy' verschillend werk en
verschillende taal geeft. Wie in stukjes van
anderen gaat knutselen naar eigen opvatting,
ontneemt aan het geheel juist de aantrekke
lijkheid van het bonte, het afwisselende, het
levensechte.
Het kan niet ontkend worden, dat de
samensteller er naar gestreefd heeft na
tuurlijk Hollandsen te geven. Hij heeft ech
ter geen raad geweten met de moeielijkheid
om de schrijftaal, zoo zuiver mogelijk het
gesproken woord te doen weergeven. Hij is
alleen bizonder kwistig met het woordje der.
In alle deeltjes, van af het eerste, dat nog
de woorden in lettergrepen scheidt, tot het
laatste vindt men zinnen als: Hij tapt een
emmertje water en brengt dat bij DER. Maar
IJER moeder gaf DER ook altijd flink te eten.
DER lag daar een zacht tapijt. Dat was toch
niet aardig van DER. Hij speelt krijgertje met
DER. Hij wist het van der z( If. 't Is aar
dig zoo vertrouwelijk als de sijsjes naar DER toe
komen, als ze DER -een hennepzaadje toereiken
door de tralies heen.
In al de acht deeltjes zyn zulke zinnetjes
in groote hoeveelheid te vinden. Waarom
juist dat verhaspelen van haar, hun en er,
terwijl toch overal de heer van Buul het
gewone schrijf-Hollandsch geeft, ja zelfs in
de spreektaal trouw naamvalsuitingen invoegt,
waar de schrijvers ze weglieten?
Al de groote liefde van den heer van Buul
voor dat der belet hem niet hier en daar
stijf te zijn. Zoo laat hij kleine kinderen
tegen oude dienstboden je zeggen, maar zij op
haar beurt spreken jongetjes aan met: uw
pa, jongeheer, enz. Zoo zegt een kind: Kijk
eens, wat aardige fijne veertjes der door de
lucht vliegen. Dat eens is wel een beetje in
tegenspraak met dat der I
Zoo laat hij een arbeider, die een ster
venden jongen uit het water haalt, zeggen:
Loop naar dokter Bos aan den Singel. En
vraag of hij onmiddellijk komt. Ik :org wel
voor je broertje. Als hel maar niet te laat is.
Angst en zorg stooten andere woorden uit I
En meer voorbeelden van stijf of leelijk
Hollandsen zouden te vinden zijn. De plaats
ruimte dwingt echter tot beperking. Alleen
zij er nog gewezen op het lesje, dat het
achtste deeltje besluit. Daar oreert een mijn
heer, die gevaar loopt door een brilslang
gedood te worden, tot zijn vrienden in zulke
zinnetjes: Staat niet op, verroert u nitt. Gij
beweegt het hoofd; bij al wat u heilig ia, be
zweer ik u: doe dat niet. ff et is mij of ik haren
adem reedi vnel.
Wat een naamvallen- en gebiedende
wijs- meervoud-lief de in een oogenblik van
doodsangst l
By een herdruk zal de schrijver verstandig
doen al dergelijke leelijkheidjes uit zijn taal
weg te laten. Maar vooral zijn gedichtjes ver
dienen een revisie". Ook deze verzamelaar
meent, dat er twee soorten taal zijn :
prozaen poëzie-Hollandsch. Zijn proza hoort hij
wel, maar zijn gedichten zijn vol uitdruk
kingen, die hij in ongebonden" taal zou ge
schrapt hebben.
Heel kleine kindertjes laat hij zeggen en
leeren :
Moedertje, ziet
Hoe daar tussc'.ên het riet
Het hoofd van uw Annetje wiegelt.
In het derde deeltje roepteen pa uit: Wat
hamer, omdat het rijmen moet op kamer.
Wat verder rijmelt een klimmersbaas
Maar daar kwam rader aan l
Gauw uit den boom gegaan.
In het vierde deeltje staat er ergens in een
versje: Maar hier is lucht in overvloed, vol
reuken van het hout!
Ergens anders heeft de heer van Buul geen
bezwaar tegen dichtregels, als:
Wanneer je me weerbrengt in de beek,
Dan maak ikjewentchen waar, enz. enz.
In het derde deeltje laat hij Zomerzon in
't niet verzinken en ziet daarna aan den hemel
sterrengloed en maneglans. Het is wel wat moei
lijk, dunkt me, sterren te doen gloeien en
dat als de maan er is I
Deze voorbeelden zouden aan te vullen zijn
en worden waarlijk niet uit vitzucht neer
geschreven.
De opvatting moet er uit, dat het kind ge
dichten zou moeten leeren beschou ven als
wat wonderlijk dooreen gegooide woorden,
waar ter wille van maat en rijm het natuur
lijke, zuivere taalgevoel zich niet mag doen
voelen en het verklarende verstand slechts
te zwijgen heeft. Zoo heel veel
schoolleesboeken zondigen in dat opzicht. Hoe kan er
uit een kind een volwassene groeien, die het
schoone vers begrijpt en voelt, wanneer hij
in zijn jeugd telkens en telkens weer een
wonderlijk dooreen geklutst taaltje, aU een
gedicht moest beschouwen, elk vers of versje
niet leerde voelen als iets wat onmogelijk
anders dan in dien vorm had neergeschreven
kunnen worden !
* **
Toch wensen ik niet misverstaan te worden.
De boekjes van Van Bunl zouden geen nauw
gezette bespreking waardig zijn, indien ze niet
als een ernstige poging te beschouwen waren
om aan het kind wat goeds te geven. Hij heeft
bijeen trachten te brengen wat het kind be
grijpt, doorvoelt, aardig vindt en daardoor als
vanzelf goed zal weergeven. Zonneschijn zit
er in de boekjes door het kinderlijke, de
vroolijkheid, de opvoeding tot vriendelijkheid,
barmhartigheid, medevoelen, al wordt er een
paar maal minder aardig gesold met katten,
worden de vlindernetten bij een uitstapje niet
thuis gelaten, geldt er iemand voor dieren
vriend, die veel vogels in kooien houdt, praat
er ergens een klein meisje wel wat
oneerbiedig-wy'sneuzig over het humeur van haar
moeder, neemt er in een ander schetsje een
klein jongetje zich wat heel sentimenteel voor
het niemand meer lastig te maken.
Ten slotte echter kan er den heer Van Buul
veel vergeven worden. Hy is wat grappig
autocratisch met het werk van anderen om
gesprongen, waar hij meende in het belang
der kinderen te handelen. Hij is soms wat
slordig en wat stijf in zijn eigen taal, maar dat
is makkelijk te verbeteren in een volgenden
druk. Hij is in elk geval iemand; hij heeft
het kin i lief en zocht daardoor overal om
het beste saam te garen. Zyn acht boekjes
bevatten veel uitnemende bladzijden, in vlotte
taal geschreven. Daarom zullen zy ondanks
al hetgeen wat er op aan te merken is, een
goed onthaal vinden bij allen, die het frissche
en natuurlijke in taal en onderwijs lief hebben.
Nog even zy vermeld, dat de verkjes aller
liefst geïllustreerd zijn door Tj. Bottema.
IDA HEIJERMANS.
Inhoud van Tijdschriften.
De Nieuwe Oida, afl. 5: Spreuken, door G. J.
P. J. Bolland. De Ahasverieden, door Alfred
Verreyn. Over Pieter Bruegel den Ouden,
door P. H. van Meerkerken Jr. Verzen, door
Marie Metz-Koning. Iets over nevrosein
letteren, door J. de Meester. Schilderkunst,
door Plasschaert. De ware God, door W.
Kloos. Boekbespreking, door dr. H. Betby.
De watermeulen van Deurne, door Karel
van den Oever. Literaire kroniek, door W.
Klooe.
De XXt Eeuw, 5e afl.: Over de geschiedenis
der academie van beeldende kunsten te Am
sterdam en hare beteekenis voor onzen tijd,
door prof. A. J. Derkinderen.?Gemma
Bellincioni, door Frans Mijnssen. Het ivoren
aapje, door HermanTeirlinck.?Moewe jaren,
door dr. A. Aletrino. Ne ierlandsche letter
kunde van den tegenwoordigen tijd, door L.
van Deyssel. Over katholicisme, door mr. F.
Erene. Gedichten, door T. Bonn. De
Louteringsberg, door dr. H. J. Boeken.
Staatkundige kroniek.doormr. H.P. Marcbant.
De Beweging, Mei '08 : Amerikaansehe filo
sofie, door prof. dr. T. J. de Boer. De Ency
cliek Pascendie Dominici Gregis" van paus
Pius X tegen de modernisten, door dr. Frank
Weber. Amaniëen Brodo (slot), door Nine
v. d. Schaaf- De zestig minuten van bet
geluk. Aan mevr. Noordewier Beddingius,
door Maurits Uyldert. Eenheid en verande
ring in de sociaal-democratie, door Is. P. de
Vooys. Boeken, menschen en stroomingen,
door Albert Verwey. Boekbeoordeelingen,
door dr. A, Aletrino en dr. H. T. de Graaf.
Onze Eeuw, afl. 5: Ida Westerman, door
Gerard van Eckeren. De beteekenis van de
Tweede Vredesconferentie, door jhr. J. C. C.
den Beer Poortugaal. Meester Maarten
Vroeg, de barbier-chirurgijn, door J. Matthijs
Acket. De nieuwe geïllustreerde by'be), door
Just Havelaar. Het pelgrimsleven in Japan,
door dr. M. W. de Visser. Het Sprookje van
de booze fee, door Jacqueline E. van der
Waals. Verzen, van U. E. V. Onze
leestafel.
Groot Nederland, Mei '08: Louis Couperus,
Nachten. Fabricius, Eenzaam. Is.
Querido, Misdadigers en misdaad in den modernen
roman. ? Ed. Coenraads, Uilengeluk. Dra
matische kunst. Literatuur.
De Hollandiche Bevue, No. 4 : Frontispiece:
David J. Hill. Wereldgeschiedenis.
Belangrijke Onderwerpen : Wat een gewezen
Boomsch-Katholiek Priester over het moder
nisme in de Katholieke Kerk zegt. De
wonderman uit Californië. De wordings
geschiedenis van den nieuwen stuiver. Hoe
kan ik weten welke boeken ik in huis heb?
Karakterschets: Willem Kloos. (Vervolg).
Revue der Tijdschriften. Het boek van de
maand: Lilia", door Cécile de Jong van
Beek en Donk.
(Zie vervolg op pag. 14.)
40 cents per regel.
heeft sedert 190 jaar eene onwan
kelbare reputatie voor absolute
gut verheid en kwaliteit. Vraagt
uwen ivijnliandelaar naar
proefflesscheii.
Prijzen van f ».5O tot ? 8.5O.
Generaal-Agenten:
Koopmans & Bruinier, Amsterdam.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen Bouwbureau
aldaar.
,Arti'
Nuïfflül-ÜiÉrklecilin
van
ProfDrO.
Eenige
Fabrikanten
rW.BengerSöhnel
Shittgartl
Hoofddepót te AMSTEBDAM: Kalverstr. 157
K. F. DEÜSCHLE-BENGEB.
HEDERLANDSCHE INDUSTRIE «ER
NATUUR WOLLEN ÓNDERGOEDEREN
VIJZELGRACHT
Mij. voor Meel- en Broodfabrieken.
Opgericht anno 18B6.
Afd. LUXE-BAKKERIJ.
Telefoon 1296.
Beroemd Paaschbroodl
r.nnnMTic IEDER STUK DAT KRIMT
ImKHIl l IC WORDT TERUGGENOMEN
FABRiKAfiTtn VALTON ZOMEN AMSTERDAM
Verkrijgbaar bij:
Hirsch en Cie., IToJI., Leidscheplein.
Adr. Schakel, Hojl., Heiiigenweg.
H. Meyer, llojl.. Koningsplein.
Au JBoii Jlarché, Kalverstraat.
^lag. eiseershof, Nieuwendijk.
E. H. IMk, Leidschestraat 10.
Allen te Amsterdam.
H. «F. I>oor, Lijnmarkt 2A, Utrecht.
K. H. l{o:is*oii & <Jo., Middelburg.