Historisch Archief 1877-1940
Ho. 1612
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
9
:-;
Boerenwoning te Beek, (Gelderland).
Boerenwoning te Laren, (Noord-Holland).
schutting vinden tegen de gure zeewinden
Daar de veeteelt in deze streken eene
hoofdrol speelt, is eene ruime hooibergtng
eene eerste vereischte; daarom is het
middengedeelte van het ongeveer
kwadraatvormige plan hiertoe aangewezen,
zoodat het hooi tot hoog in den nok kan
worden opgestuwd. Rondom deze
hooiberging, die aldus den vorm van het ge
bouw zoowel in- als uitwendig beheerscht,
liggen stallen, bergplaatsen en woon
huis. Het woonhuis wordt uitwendig
gaarne aangeduid door het aanbrengen
van een topgevel, die zich dan naar de
straatzijde keert, soms vergezeld van een
kleinen voorsprong. Aan deze partij wordt
de meeste zorg besteed; is baksteen als
materiaal gekozen dan zijn
Renaissanceinvloeden duidelijk merkbaar, zooals bij
voorbeeld aan een zeer mooien gevel
te"Westerblokker. Het overige van den bouw
is echter meestal van hout: planken
tegen een raamwerk van zware stijlen,
hier en daar door, raam- of deuropeningen
doorbroken, een bouwwijze zooals langs
de Zaan" tot voor weinige jaren de
heersenen de was. Karakteristiek ia de
hooge, fraai gemetselde schoorsteen en
de groote schuuringang, die, steeds aan
een der hoeken gelegen, een weinig is
teruggebouwd om voldoende ruimte te
verkrijgen voor het inbrengen van de
hoogbeladen hooiwagens.
De zin voor sprekende kleuren, den
landman eigen, treedt hier sterk aan
den dag en draagt er veel toe bij den
eenvoudigen, bijna somberen bouw een
zeer aantrekkelijk uiterlijk te verleenen.
Vooral een krachtig uitgesproken voor
liefde voor groen en wit laat zich duide
lijk herkennen, nochtans zijn andere
kleuren als blauw en rood niet uitge
sloten, doch dan meer voorde inwendige
versiering. De houten buitenwanden van
de hoeve zijne steeds frisch groen, de
kozijnen en ramen wit geverfd, terwijl
het metselwert eene mooie diep-ropde
baksteenkleur hezit.
Dat behalve de aard van de streek
ook nog de ligging daarvan tenopzichte
der groote verkeerswegen en steden vari
invloed op de vormgeving van het boeren
huis was, is duidelijk m rkbaar aan onze
Hollandsche, Utrechtsche en ten deele
ook Geldersche boerderijen. Daar vroeger,
even goed als thans, de boer geneigd
was steedsche voorbeelden na te volgen,
is het begrijpelijk, dat ook zijne woning
vormen vertoont die aan de bouwkunst
van de steden was ontleend. Evenwel
bezitten die vormen en motieven een
eigen karakter en zijn geenszins
klakkelooze copieën. De landman, wien een
eigen kunstgevoel en zin voor versiering
niet kan worden ontzegd, onze museums
kunnen ervan getuigen, was zelfstandig
genoeg in zijne opvattingen om die
bekoorlijke Renaissancevormen, waar
mede hij op zijne tochten naar de stad
in aanraking kwam, naar zijne inzichten,
op zijne wijze en naar zijne behoeften
om te werken en toe te passen. De
mooie en goed verzorgde boerderijen
langs de Giessen, de Rijn en de Vliet,
om maar enkele nader aan te duiden,
geven daarvan menig bewijs. Het type
van boerderijen, die men hier en ook
elders in Holland, Utrecht en in de
Betuwe aantreft, is sterk afwijkend met
die van Noord-Holland. Was daar alles
tot n gesloten geheel gebracht, hier
spreken meer de verschillende
onderdeelen van het gebouw. Het woonhuis,
dat evenals de stal geheel in baksteen
is uitgevoerd, laat zich onmiddelijk her
kennen, vooral wanneer het dwars voor
den stal gebouwd is, zoodat een T-vormi g
grondplan ontstaat. Bet is ook meer be
schaafd van lijnen en vormen, vertoont
eene goede verhouding van deur- en raam
openingen en muurvlakken en bezit vaak
kernachtige details zooals onder meer
aan een gevel te Vlist waar een mooie
ingang met eenigzins Gothisch deurtje,
voorzien van sierlijk ijzerbeslag, op te
merken valt. Ook de omgeving van
deze Hollandsche boerderijen is meer
verzorgd dan bij de Friesche
stelphoeven. Gewoonlijk-is een boomgaard
en moestuin in de onmiddellijke nabij
heid van het huis gelegen; een naïef
aangelegd voortuintje, vol bonte bloemen
pracht en van eene beschuttenden groenen
heg omgeven, ontbreekt echter" zelden.
Zonder zoö'n siertüintje kan men zich
moeilijk eene goede Hollandsche boer
derij denken; beide, huis en tuin, zijn
onafscheidbaar, zij hooren, bij; elkaar, te
zamen bieden zij een beeld, van groote
bekoring vol schoonheid en poëzie.
Een derde type van boerderijen, of
schoon in eenige opzichten met de Hol
landsche overeenstemmende, vindt men
in de streken langs de Zuiderzee zooals
in Laren, Blaricum, bij Hilversum, en
Staphorst, streken waar de beoefening
van den landbouw meer naar voren treedt.
Het woonhuis en de groote schuur, die
voor zich weer ia verschillende
onderdeelen is verdeeld, liggen in eikaars
verle»gde onder n doorgaand rieten
dak, waardoor deze boerderijen een zeer
gestrekt aanzien verkrijgen; bovendien
zijn de muren zeer laag,, zoodat het
horizantalisme sterk overheerscht. Alleen
de groote schuur-ingang met zijne zwarte,
in vieren gedeelde deur, brengt hierin
eene gewenschte onderbreking; overigens
zijn de muren van slechts weinige en
kleine raam- of deuropeningen doorbro
ken. Deze boerderij n zijn steeds in
baksteen uitgevoerd ; meer naar Drenthe
toe echter, in Staphorst bijvoorbeeld,
vindt hout als bouwmateriaal eeneT rui
mere toepassing. Hier is alleen het woon
huis van steen en de schuur geheel van
hout geconstrueerd. Staphorst, een onzer
eigenaardigste dorpen, bestaat uit eene
aaneenschakeling van betrekkelijk kleine
boerderijen, onjedwongen langs d^n
straatweg van Zwolle naar Meppel ge
schikt. Met fluweelen mosbekleeding op
het groote rieten dak, de omsloten heg
gen en het zwaar geboomte, de bloemen,
planten en struiken van de voortuintjes,
waartusschen de woonhuisgevel met zijne
zware, helder wit geverfde kozijnen met
in kleine ruitjes verdeelde ramen en
groene onderluiken, vriendelijk en gast
vrij doorkijkt, behooren deze boerderijen
tot het landschap en vormen een har
monisch totaalbeeld dat gelukkig nog
niet door moderne" bouwwerken wordt
verstoord. Nog is hier de traditie krach
tig genoeg om die nieuwe steedsche
vormen af te weren en de plaatselijke
bouwwijze te handhaven. Nieuwe hoe
ven worden steeds gebouwd als eertijds,
een conservatisme, dat hier niet alleen
is te begrijpen, doch ook tot op zekere
hoogte valt toetejuichen.
Het grond-idee dezer boerderijen ligt
ook den boerderijen in Noord-Brabant
ten grondslag, allén met dit verschil,
dat hier de armoede^yan, den bodem ook
zijn stempel .drukt,f!0>p'.het aanzien van
het huis en dat het blijde kleurenspel
voor kleur*soberheid heeft plaats gemaakt.
De bouwwijze dezer hoeven is hoogst
eenvoudig, zelfs primitief. In't algemeen
is het landbouwbedrijf op dezen schralen
bodem weinig winstgevend, zoodat de
Brabantsche boer aan zijne woning niet
veel ten koste kan leggen. De dure
baksteen wordt uitsluitend gebruikt voor
het woonhuis-gedeelte en dan nog maar
op bescheiden wijze; de wanden van de
schuur en stal zijn van ruwe planken
opgetrokken. Voor het dak, dat ook hier
het domineerend bestanddeel vormt,
worden dennenstammen, aan de na
burige bosschen ontnomen, aangewend;
vandaar dat het zware rieten dak, dat
als eene beschuttende vacht op den lagen
onderbouw rust, soms zulk eene eigen
aardige golflijn vertoont die ten onrechte
zou doen vermoeden, dat het verval reeds
in hooge mate is ingetreden. Evenals de
lijnen zijn ook de kleuren in harmonie
met het landschap; de grijs-bruine toon
van de omgeving ligt eveneens over de
woning en wordt alleen door het warm
geel of rood van den baksteen, het wit
van de kozijnen en het blauw-groen van
de luiken, onderbroken.
De kenteekenen van eenvoud en sober
heid, den Brabantse en boerderijen eigen,
bezitten ook de hoeven van Overijssel,
doch voornamelijk die van Drenthe,
streken die met Brabant in vele opzichten
punten van overeenstemming bezitten.
De toepassing van baksteen treedt hier
echter geheel voor den uitgesproken
houtbouw terug.
Reeds in Staphorst, om nog- even op
dit bekoorlijke plaatsje terug te komen,
vertoonen zich houtconstructie's zooals
de met planken beschoten topgevels, die
in den achterhoek van Overijssel geregeld
voorkomen. Doch hier wordt de hout
bouw meer als zoodanig opgevat en be
handeld. Van de aan de naaste omge
ving ontnomen bouwstoffen weet men
bij den bouw van de woning een hoogst
doelmatige toepassing te maken. De
zwaarste boomstammen, slechts ruw
behakt, worden tot de hoofdstijlen aange
wend en geplaatst op een grondmuur
van ruwe zandsteen. Deze hoofdstijlen
door lichtere stijlen onderling verbonden,.
worden van boven vereenigd door een
legger waarop de zolderbinten en de kap
rusten. Een eenigszins andere manier
voor het aanbrengen van den zolder, is
om de moerbinten met pen en gat aan
de hoofdstijlen te verbinden; de pen
wordt dan uitwendig zicht aaar gelaten
en door flinke spieën opgesloten, eene
zeer logische gedachte, die van eene groote
waarheidsliefde getuigt. Het vakwerk
wordt met baksteen of wel met leem
gedicht. De tuitgevels met staande plan
ken beschoten, steken een weinig over,
zoodac de ondergelegen wanden
eenigermate tegen den regen en het afdruipend
water beschut zijn en tevens eene mooie
schaduwwerking ontstaat.
Deze geheele manier van bouwen ver
toont e3ne gezonde opvatting van doen
en draagt de kenmerken van echtheid
en natuurlijkheid, wars van alle effect
bejag of gezochtheden. Al zijn de vor
men meestal grof en onhandig soms,
karakteristiek zijn zij in hooge mate en
volkomen met. den aard van het mate
riaal in o 'ereenstemming; menig timmer
man uit de stad, ja zelfs hooger staande
vaklieden, zouden bij deze eenvoudige
boeren een nuttig lesje kunnen nemen.
De samenstelling van de Drentsche
hoeve berust op dezelfde gedachte als
de Overijsselsche: ook deze is geheel in
vakbouw uitgevoerd maar op primitiever
wijze, daar de gewone bouwmaterialen
hier moeilijk te verkrijgen zijn. Zoo'n
Drentsch dorp is dikwijls zeer geïsoleerd;
als eene oase in de woestijn liggen zij
vaak te midden van onafzienbare heide
velden ; alleen een torenspitsje boven
eenig geboomte duidt aan dat daar eene
menschelijke nederzetting te vinden is.
Een kaarsrechte weg, zonder andere af
wisseling dan nu en dan een plaggen
hut, die zich trouwens eerst op het laatste
oogenblik als zoodanig laat herkennen,
daar de menschelijke bouwkunst hier
zoozeer in de natuur is opgegaan, dat
die woningen aanvankelijk als een
bodemverhooging voorkomen, voert van het
eene dorp naar het andere en maakt
de eenige verbinding met de buiten
wereld uit. Door deze afzondering draagt
het dorp ook een lokaal karakter. Reeds
in de wijze van aanleg onderscheiden zij
zich van onze andere dorpen. Te midden
van een kring van velden en weiden,
liggen de hoeven tamelijk kort tezamen
gedrongen, zonder schijn van orde of
regelmaat. Doch juist daarom zijn die
dorpen zoo eigenaardig; zij zijn als 't
\> ,\nrt-.- f
iH
Boerenwoning te Weerselo, (Overijssel).
ware zoo in den loop der tijdea ge
groeid, naar de behoefte en het praktisch
begrip der bewoners, zonder voorschriften
omtrent rooiïng en dergelijke. Ook de
huizen dragen dit cachet, ook zöj zijn
als 't ware gegroeid.
Stroo, door het landbouwbedrijf in vol
doende hoeveelheid geleverd, vindt bij
den bouw eene ruime toepassing: het
dak is ermede gedekt, de tuitgevèl er
mede bekleed ; vermengd met leem, wor
den zelfs de ruimten tusschen bet vak
werk ermede gevuld. Het vakwerk zelf,
rustende op eene voeting van groote en
kleine veldkeien, wordt uit ruwe stijlen
en leggers samengesteld, waartusscfaen
de deur en eenige ramen zijn geplaatst.
De tamelijk ver overstekende tuitgevel
wordt soms door krom gegroeide schoren
ondersteund. Een enkel maal is eenig
onderdeel door eene verzorgde lijn of
simpel snijwerk even gemarkeerd, wat
aardig doet bij zooveel soberheid.
Deze kinderlijke zin voor versiering
en gezonde opvatting van samenstelten,
die uit de oude landelijke bouwkunst
spreekt en pok in voortbrengselen van
meer bescheiden aard, zooals huisraad,
werktuigen en kleeding, te herkennen
valt, dreigt in onzen tijd helaas geheel
verloren te gaan. Dorp, huis en gebruiks
voorwerpen beginnen hun eigen stijl,
hun eigen karakter meer en meer te
verliezen, waarvoor eene algemeene bana
liteit in de plaats treedt.
Er zijn verscheidene stroomingen aan
te wijzen die, zoo zij niet in goede banen
worden geleid of in hun loop worden
gestuit, den onherroepelijken ondergang
van de landelijke kunst zullen veroor
zaken. Bouwwetgeving en brandverze
kering hebben hier en daar reeds veel
verlies teweeg gebracht, doch de zucht
tot moderniseeren, en tot het navolgen
van steedsche vormen en modes is voar
de landelijke kunst dooiend. Reeds in
vroegere eeuwen richtte de boer zij n blik
naar de stad en liet zich door de daar
aanwezige goede vormen influenceeren,
wat niet anders dan gunstig op zijn eigen
werk kon in wei ken. Heden is dat juist
tegenovergesteld; wat de steden thans
aan nieuwigheden bieden is nog niet
bijster verheffend en zeker niet geschikt
om gedachtenloos op het land te worden
overgebracht, zooals de boer maar al te
gaarne doet. Alles wat uit de stad komt
vindt hij mooi en voor navolging ge
schikt; zijn eigen schoone kunst kan
hem niet meer bekoren. Hij zendt zijne
zonen naar de stad om ze op de
teekenschool te doen volproppen met onbegre
pen vormen, waarmede zij later hun
dorpsgenooten zullen verblijden. Terug
gekeerd zijnde, wenschen zij toch te
laten zien in de stad iets geleerd te hebben
en omhangen daarom hunne bouwpro
ducten met allerhande gezochte versier
selen zonder geest of zin. Alleen uit lust
tot pronken en pralen worden de meest
heterogene bestanddeelen op gewrongen
wijze tezamen gevoegd, absoluut in strijd
met den aard van het gebouw en het
karakter van de streek. De eenheid gaat
verloren en het dorp wordt eene verza
melplaats van wanstaltigheden; en ten
slotte is alle bekoring geweken.
Nu zou het eene kollosale fout zijn
van den boer te verlangen, dat hij steeds
op dezelfde wijze zou bouwen als zijne
voorouders dat deden. De eischen des tijds
zijn thans anders dan toen; zij mogen
niet genegeerd worden, integendeel zij
moeten terdege onder de oogen worden
gezien, want nieuwe eischen brengen
nieuwe vormen, brengen nieuw leven!
Doch men moet nooit bouwen op de
oude gegevens, die, door de eeuwen heen
gedragen en trouw bewaard, nog heden
aanwezig zijn, hoewel zij dagelijks
schaarscher en schaarscher worden. Zoo
veel mogelijk conserveeren wat uit
vroegere perioden rest, is een eerste
eisch. Daarmede moet gepaard gaan het
opheffen van den kunstzin. De beer moet
weer liefde en waardeering krijgen voor
't geen zijn vader en grootvader hem
achter lieten. In hem moet het besef
worden opgewekt, dat die overblijfselen
beschermd en gespaard moeten worden