De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 17 mei pagina 1

17 mei 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 1612 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND r©cLa.ot±© -van. Dit nummer berat een . L. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad £o. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indid per jaar, bij vooruitbetaling, , mail 10. A&oodcrlüke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.121/» Zondag 17 Mei Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. . . . . . f 0.25 Reclames per regel , 0.40 Annonces nit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm* RÜDOI.F MOSSE te Keulen en door allo filiiilen d«/,er firma. De prijs per regel is 40 PfenniR. INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Te fijn I Nederland en de Noordzee-verkla ring, door d. K. Indiëen Nederland, door N. Een militaristisch zinnetje. Dr. A. Kuyper en de zoogenaamde ritueele kindermoord",(Ingez.), door Sigmund Seeligmann FEUILLETON: Middag in het Museum du Lonvre", door Karel Kever. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Lanseloet ende Sanderjjn bjj De Hagespelers, door Frans Mijnesen. Ludovic Halévy, door H.-P. Harlem. Eduard Verner. door M. C. van Doorn, beoord. door Anna van Gogh-Kaulbacb. Berichten. Aphorismen. VOOR DAMES: Tehuizen voor schoolgaande kinderen, door S. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Indische Piguren, I, met portr., door IJ. Acclimatisatie en kolonisatie in tropische gewesten, II, met alb., door dr. V. v. d. Plaats. Vertooningen van Warenar" in den loop der jaren, met afb., door J. H. R. Practische uitvindingen, door M. C. Tentoon stelling van hedendaagsche kunstnijverheid in Pulchri Studio, den Haag, door R. W. P. de Vries Jr. Gabriël, (Van Gogh, den Haag), door Plasschaert. Besliste volzinnen, door Jacob Israël. de Haan. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. S. Brieven van Oom Jodocus, XV. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. uiiiniiiiiiiiniirfuiniiiiHiiiiiiiiiiiiiiHMiiiiiii Te fijn! Sedert wij een stukje schreven om te doen uitkomen, hoe stevig De Neder lander den heer Kuyper aan de vischlijn had, hoe deze grappig-vergeefs aan het spartelen bleef, om maar te ontkomen aan die eene gruwelijke noodzakelijkheid van te erkennen, dat hij en niet Heemskerk de Kabinetsformateur zou zijn geweest zoo hij slechts gewild had (erkenning van de onrechtvaardigheid eener verdringing van Heemskerk in 1909!), sedert wij dat stukje schreven heeft de van God gegeven leider" door een uiterst gedurfde zet, een zet op leven en dood kan men zeggen, de baan voor zich vrij gemaakt. Hjj heeft ineens niets minder dan dat alles toegegeven, en eigenlijk nog meer: hij is uit den hoek, waar hij zich verdekt had opgesteld, plotseling naar voren getreden en heeft zalvend, zacht en bedroefd, tot de coalitie-broeders, die de goddelooze drijfjacht op hem hielden, zijn armen openend, gezegd: Hier sta ik, neem mij, niets is meer het mijne, ik sta vermorzeld vóór u" 1) Dit is een zeer gew_aagde krijgslist; maar ook een zeer listige.... Wij zijn er van overtuigd, dat dr. Kuyper een open raam in de buurt weet, waar hij straks, even plotseling als hij zijn aan doenlijke overgave speelde, voor de oogen der verbouwereerde broeders door heen springt! Laat de Vrijzinnigheid" zorgen, dat ze op het psychologisch oogenblik niet onder dat open raam staat 't Is echter op iets anders, dat wij heden tot nut en vermaak de aan dacht wilden vestigen. 't Is op de houding in deze aangenomen door De Tijd. Dit dagblad geeft blijk van pvergropte onnoozelheid of van een pijnlijk gemis aan broedermin. Zooals de man, die uit zijn hoek, als uit een onzeker vestinkje, naar voren springt om zich voorloopig gewonnen" te geven, met groote haast zich pratende tot den een of ander zal wenden, iemand voor zich zal trachten te stemmen, hem de woorden van bijstand en meegevoel in den mond zal geven, zoo keek Kuyper de vrome zuster van de Nieuwe Zijds Voorburgwal in de oogen, en riep: Niet?waar, Tijdelijke zuster, il? ben nooit van plan geweest in 1909 het tegenwoordig ministerie weg te dringen! Nietwaar, Tijdelijke zuster in Christo, het was een misverstand, toen gij mij bedreigd hebt...." Kuyper zei het fijner dan zóó! Nogal natuurlijk. "Wanneer men iemand iets in den mond uil geven vóór het gansche verzamelde volk, waaronder vele gladde broederen, dan doet men het niet ruw. Maar ziet! toen het zoo fijn gezegd 1) De Standaard erkende plotseling en geheel onverwacht, dat het Kabinet-Heems kerk, bleef Rechts aan 't bewind, in 1909 moest aanblijven ;.. Van dr. Kuyper be hoeft daarbij ganschelijk geen sprake te zijn. Niet alsof 't op zichzelf ondenkbaar of ondoenlijk ware geweest, dat ook bij dan in de combinatie ware opprenomen. Maar gelijk het nu liep is dit rolstrektelijk uit gesloten ..." werd, heeft De Tijd het... niet begrepen! De fijne" Tijdl Onnoozel schaap Ofte... niet willen begrijpen. Hartelooze zuster! Ziehier wat De Standaard schreef: De redactie van De Tijd" rept nu geen woord meer noch van haar dreigement, noch van haar scherp woord. Het schijnt uit te loopen op een misverstand. Toch meenen wij ons de vraag te moeten veroorloven, waar de redactie de voor stelling vandaan had gehaald, dat de Antire_volutionrjairen in 1909 de tegen woordige Ministers verjagen wilden?" Verjagen"! De Standaard toont zich boos. Men legge de klemtoon op toont, niet op boos. Geen sterveling, die de politiek sedert den val van het vorig ministerie volgde, twijfelt aan de juist heid van deze voorstelling: Kuyper, ook als zoodanig aan 't hoofd van bijna alle antirevolutionairen, wilde in 1909 Mr. Heemskerk een beentje lichten; Heemskerk mocht geen premier, tenminste geen leider meer zijn, maar hij, Kuyper, moest wederom de baas wezen. Met of zonder Heemskerk? Met of zonder Kolk man? Met of zonder broeder Van Swinderen ? Wat kon het hem schelen! Men had dus het volste recht te zeggen: De Kuyperianen willen dit Kabinet weg hebben. En geen mensch heeft dit betwijfeld. Ook, vermoeden wij, Kuyper niet. Mogelijk, dat een enkel min doordenkend particulier 2) zoo iets heeft uitgelaten, maar daarom zou de redactie niet zoo onzacht heel onze partij te lijf zijn gegaan. Ze moet wel anderen grond onder de voeten hebben gehad. Welke is die? In onze pers is, zoover ons bekend, elk der nieuw opgetreden Ministers met hooge ingenomenheid begroet. Ook de Eoomsch-Katholieke Ministers. Dat de overgang van een Kabinet uit abnormale in normale positie zonder ;uittreding van een der Ministers kan plaats hebben, spreekt vanzelf. Dat dit Kabinet Kechtsch was, en homogeen, is ook door ons in den breede bepleit. Dat zelfs de toetreding yan een nieuw Minister niet noodzakelijk het aftreden van een der tegenwoordige na zich zou sleepen, behoeft wel geen nader betoog." Neen! dat betoog kan men ons sparen, want daar gaat het niet om! Maar nu komt het eigenlijke, dat De Tijd over 't hoofd heeft gezien... of niet heeft willen zien. Eerst de tooneelmatige kreet: Wij zijn daarom au bout de notre latin" om te verstaan, uit wat hoek toch deze zoo averechtsehe voorstelling in de wereld is gekomen." Dan de roerende waarschuwing: Stemming is een zoo teeder iets, en een uitval als waartoe deze voorstelling aanleiding gaf, werkt zoo licht prikke lend.1' Eindelijk de wenk: Misschien kon nadere opheldering dit weer te niet doen." Is dit einde niet lief? Kom," knip oogt Kuyper tegen De Tijd, kom, mijn zwartje, mijn zoete bondgenoot, kom, voel je mijn bedoeling ? Vat je de kneep ?" Aardig: Misschien kon nadere op heldering dit weer te niet doen." De pientere schrijver van dit zinnetje heeft zeker niet kunne a denken, dat een zoo bot antwoord volgen zou, als het standaard-orgaan van zijn katholieke vrienden hierop volgen doet! Als ons iets verwondert, is het deze vraag van De Standaard. Hebben wij dan gedroomd, dat nog niet lang geleden in anti-revolutionnaire bladen " Nu ja! Wat een flauwerd! Die gaat nota bene bewijzen wat dr. Kuyper even goed weet als hij ? en wij en allemaal! Denkt ge soms, dat dr. Kuyper nieuwsgierig was naar die bewijzen ? Ze staan tot zijn verdriet overal geëtaleerd hij droomt van De Nederlander! Flauw! of... hin ... kwaadwillig? Wij hebben het ten onrechte, dunkt ons thans een oogenblik gedacht. Wij redeneerden zoo: Vroeger was De Tijd nogal Kuyperiaansch,?vanwege de ijzeren vuist des doctors en de nuttig heid van zijne in politicis verwarrende antithese. Nu is ze Heems-Kerksch, vanwege den zoeten geur der conser vatieve parfums, die de nieuwe pre mier bij zich draagt. Kuyper... denk eens aan hoe klein de kans ook is, dat hij het meende schreef nog pas democratisch getinte stukjes! En die 2) Die min doordenkende particulieren kregen de mooiste plaatsjes in De titundi/ard, die anders zeer nauw toeziet op haar pers overzicht. goede van God gegeven" (dit is, daar kan zelfs Kuyper niets aan doen, de authentieke vertaling van Theodorus)... Heemskerk zette onder hare oude-vrij sterbeenen de weldoend warme stoof van zijn behoudende gezindheid.... Was het, zoo dachten wij dan verder, dus kwaadwilligheid van De Tijd de wenk van Kuyper zoo plompweg te negeeren ? Wij gelooven het niet. Neen, neen, wij zien De Tijd niet aan voor zóó zwart! Wij gelooven oprechtelijk, dat het stukje van De Standaard dit kwezeltje te fijn "was! Nederland en de Noordzeeverklaring. Hebben wij in ons vorig artikel in 't bijzonder gehandeld over Duitschland en deze afspraak, waarbij ons land betrok ken is, ons rest nog aan te toonen, welke de positie van Nederland onder de mede contractanten is. Hierbij hebben wij in de eerste plaats ons te bepalen tot de ver klaring van den Minister Marees van Swinderen, die het eind der onderhan delingen heeft bijgewoond en ze ten deele misschien heeft meegevoerd. Doel was, zoo vernemen wij dan, om het wantrouwen weg te nemen, dat reeds gedurende zulk een tal van jaren zich deed gevoelen omtrent hetgeen enkele Staten, die door de Noordzee bespoeld worden, met elkander voor hadden. Die enkele" zijn natuurlijk Engeland, Duitschland (en Frankrijk) de eenigen die wat kunnen, en dan ontvangen we de verzekering: Bij de Nederlandsche regeering niet minder dan bij een der andere heeft van den beginne af de wensch voorgezeten om tot de zuivering van den politieken dampkring met al hare krachten bij te dragen..." Nietwaar, wat een verstandige wensch! 't Heeft dus aan Nederland niet gelegen, als er nog iets onzuivers in den poli tieken dampkring mocht zijn overge bleven ! De Nederlandsche regeering heeft met drie groote mogendheden ge werkt met al hare krachten." Is nu deze verklaring van den heer Marees van Swinderen belachelijk of niet ? En wat heeft ze nu met die drie groote mogendheden tot zuivering van den poli tieken dampkring bepaald? Welnu, om dan met de eigenlijke kern" te beginnen, dit zijn de woorden van Marees, zij zal haar grondgebied, grenzende aan de Noordzee, ongeschonden bewaren". M. a. w. Neder land zal, evenals Duitschland en Enge land en Zweden en Denemarken, voor het behoud van zijn kuststreken vechten. Nietwaar, ook zonder afspraak zou dat gebeuren. Of zit er achter dit zoo heel naïeve nog een diepzinnigheid? Maar dan volgt de kern van de eigen lijke kern. Zij zullen de souvereine rechten op hun kuststreken wederzijds eerbiedigen. En zoo hebben we hier de beloften van drie kleine mogendheden, waaronder Nederland, om de kuststreken van de drie groote mogendheden niet aan te randen. Toch zeker grappig genoeg! En dan komt de kern aller kernen en de drie groote mogendheden verbin den zich op die voorwaarden, ook de kuststreken der drie kleinen niet te na te komen, en dan nog bovendien elkan ders kuststreken niet te benaderen! Wat, zooals we reeds aangaande Duitschland en Engeland schreven, die aan niets anders denken dan aan een wedstrijd in oorlogsschepenbouw om elkaar te belagen en te vernielen, nonsens moet heeten. Intusschen heeft de Minister gelegen heid gevonden, te vertellen, dat hij deze entente zich wel zou willen veroorloven te noemen het vijfarmig anker, waaraan de kuststreken der Noordzee zich in die gemeenschappelijke wateren hebben vast gelegd." En in deze foutieve beeldspraak vinden wij volkomen aangegeven de fout, waardoor de Noordzee-verklaring zich in zoo hooge mate kenmerkt. Zij is in haar formuleeringen, als in de figuurlijke taal van de Neder!, minister, onwaar. Deze beeldpraterige orator had niet van een anker met vijf armen, maar van een anker met twee (Frankrijk meegerekend, met drie) moeten spreken, drie armen en drie stompjes. Juist door die armen en die stompjes als gelijken te behan delen, is men gekomen met welk doel ? tot het uitspreken van algemeen heden, te samen voor de grooten en de kleinen, die, gelijk wij hierboven aan toonden, niet ernstig kunnen worden opgevat. Zou er wel ooit een tractaat zijn ontworpen zoo onlogisch van vorm en inhoud ? Stel b.v., dat hèeens niets anders had behelsd als de verklaring van Duitsch land en Engeland wederkeerig, dat zij zich van eiken aanval op elkanders Noordzeekusten zouden onthouden, dit feit op zich zelf, mits behoorlijk voor bereid, naar eisch geformuleerd, en ver gezeld van eenig bewijs van welgemeend heid, het had als een wereldrjebeurtenis kunnen worden begroet, en door geheel de beschaafde menschheid als een voor bode van betere dagen zijn verheerlijkt. Maar nu, zoo maar, zonder meer, op den koop toe, als een onderdeel van een Noordzee-verklaring, door groote en kleine mogendheden te samen gegeven! Niemand gelooft er aan, dit feit der feiten is niet eens tot het bewustzijn der volkeren doorgedrongen. Wie spreekt er van ? Zoo iets teekent het Noordzeetractaat. # * Maar hiermee is het allesbehalve voor de kleine mogendheden onschuldig ge worden. Voor kleineren" is het steeds gevaarlijk met grooten" kersen te eten. Een waarheid door de geschiedenis zoo vaak bewezen. Toch wil men ook dit kerseneten met Duitschland, Frankrijk en Engeland als een voordeel doen doorgaan. Allereerst de Marees v. Swinderen, die het als zoo iets moois voorstelde, dat Nederland met de drie grooten mee den politieken dampkring" mocht zuiveren". De poes in samenwerking met den wolf, den leeuw en het neushoorndier. Evenzoo de Ne.ue Frele Preste, welke dat optreden van Nederland als een weerbare deelnemer" zoo eervol voor ons land acht. Want, zoo luidt haar redeneering: een neutraliteits-verklaring onderstelt behoefte aan bescherming, hetgeen voor een land, dat eens roem rijke oorlogen voerde, niet gepast zou hebben geschenen. Wij voor ons meenen, dat het gepaster voor een kleinen Staat, gelegen naast een tienmaal sterkere, is, om zelf de voor niemand verborgen gebleven behoefte aan bescherming gulweg te erkennen, dan zich gevleid te gevoelen, wanneer hem, onweerbaren deelnemer, een plaats in het reuzenconcert der meest weerbaren wordt aangeboden. Het gevaar van voor den mal gehouden, en later mishandeld te worden, is dan minder groot, en zijn eer gemakkelijker gered. Hoe dit zij het kerseneten met de groote heeren, waartoe wij ons door Duitschland hebben laten verleiden, of zachtelijk dwingen, schijnt ons niet onge vaarlijk in de mogelijke gevolgen. Wij bedoelen hiermede niet een verwijt aan onze ministers van Buitenlandsche Zaken, want wij erkennen gaarne, dat als de groote Oomes de kleine neefjes aan hun tafel noodigen, dit voor de onweerbaren moeilijk iets anders kan zijn dan een bevel waaraan zij niet kunnen weigeren te gehoorzamen. * * * Het komt ons voor, dat Marees v. Swinderen en zijn voorganger, zeer wel het lastige van de invitatie hebben gevoeld. De minister achtte het dan ook noodig aan te toonen, dat de Verklaring voor Ne derland ganschelijk niet gevaarlijk was; zelfs niet dit onderdeel: Voor het geval dat naar de meening van ne der boven-aangeduide regeeringen de tegenwoordige territoriale status quo in de kuststreken der Noordzee door eenigerlei gebeurtenis bedreigd mocht worden, zullen de mogendheden die deze verklaring geteekend hebben, zich met elkander in verbinding stellen orn zich bij wege van eeue tusschen hen te sluiten overeenkomst te verstaan nopens de maatregelen die zij wenschelijk mochten achten te nemen in het belang der handhaving van den status quo hunner bezittingen." Welnu, 's ministers geruststelling luidde aldus: Elk der staten zal ongeschonden bewaren zijn eigen grondgebied en dit gebod sluit dus ook door zijn nadrukkelijke beperking geheel uit, dat wij te eeniger tijd tot het bewaren van eens anders grondgebied ge roepen zouden kunnen worden." En nu geeft de Minister op grond hiervan de verzekering, dat we dus in de toekomst gevrijwaard zullen zijn, van in eenige verwikkeling betrokken te worden"! Toen Z. Ex. zich aldus uit drukte, geheel conform de beeldspraak van het vijfarmig anker, dacht hij zich Nederland als yroote mogendheid, maar er is geen twijfel aan, even daarna zal hij het zich wel weer als een kleine hebben voorgesteld. En zeker, een groote mogendheid heeft j?een gevaar te duchten, zij kan zichzelf wezen; maar een kleine, in troebele tijden, met groote mogend heden overleggend; onderworpen aan den invloed en pressie van die mogend heden misschien onderling in strijd, het is waarlijk de moeite niet waard uit te rekenen welke verwikkelingen, welke ver houdingen zich voor den stumperd dan kunnen voordoen vooral nu hij als medecontractant bondgenoot heet. % 3fAlle mogendheden, ieder op haar wijs, zullen haar kuststreken verdedigen, ook zonder zich tot zoo iets verbonden te hebben bij contract. Maar is het daarom voor een kleine mogendheid ongevaarlijk daartoe de contractueele verplichting tegen over drie groote mogendheden op zich te nemen? L)e toestand voor ons land is deze, dat Duitschland veel grooter belang heeft bij een krachtige verdediging onzer kuststreken dan Frankrijk en Engeland. Niets zou in tijd van spanning tusschen Duitschland en Frankrijk met Engeland voor het eerste rijk ongewenschter zijn dan eene bezetting onzer zeehavens en zeegrenzen door laatstgenoemden. Voor Duitschland ligt toch het oosten van Nederland steeds zoo goed als open. En het is in het tractaat, door Duitschland zoo sterk begeerd, niet om Denemarken en Zweden, maar vooral om Nederland te doen. Stel nu eens, dat het contractueel verbonden Nederland niet naar Duitschland s inzicht voldoende voor het defensief vermogen der kuststreken zorgt, wat kan er dan gebeuren ? Hier heeft men weer te denken aan het kerseneten van den kleinen man met groote heeren. De groote heeren dulden van elkander geen aanmerking; mocht er zoo iets door een hunner vernomen worden, zijn antwoord zou, misschien in hoffelijker vorm, luiden: loop naar de maan. Maar met den kleinen man, van een grootere een waarschuwing ont vangende, is het anders gesteld. Vooral als die groote de tienmaal sterkere buurman is, staande met zijn voet op 's kleinen man's drempel. En nu gaat zoo'n berisping niet in het openbaar tot het volk, maar langs de meest bedekte wegen tot hen, die zich sterk achten in hun met ijzeren deuren afgesloten kring. De kersennap wordt van den kleinen niet weggenomen... maar een stoot onder tafel, zoodat de andere grooten het niet kunnen merken, zal hem mores leeren. En thans zeggen wij niet, dat dit zal gebeuren, neen, eenvoudig, dat er voor zulk een handeling van den groote, ten gevolge van het zoogenaamde bondge nootschap meer schijn van recht zal bestaan. Alleen om de officieel op zich ge nomen verplichting van zeekusten-ver sterking en zeestreken-verdediging door Nederland, zou het sluiten van dit tractaat voor Duitschland reeds een voordeel kunnen zijn. * * * De heer de Marees van Swinderen heeft in zijn redevoering verklaard, dat dit tractaat volstrekt niet den eeuwigen vrede bracht. Dit te meenen zou ean roekelooze illusie" zijn. Zeker had men die verzekering van den heer Marees niet noodig de vraag is echter, of hij zulk een greintje vertrouwen aan de entente hechtte, "dat men met het nemen van verdedigingsmaatregelen zich niet behoefde te haasten, en de uitgaven voor Oorlog en Marine althans iets zouden kunnen verminderen. Te dezen opzichte heeft hij geen ander uitsluitsel gegeven dan uit de woorden roekelooze illusie" valt af te leiden. En als men daaraan nog toevoegt, dat de overeenkomst, volgens den minister, inderdaad geen andere strekking heeft dan als algemeen richtsnoer te dienen voor een vriendschappelijke internationale politiek" natuurlijk zoolang deze duurt dan weet men wel, dat de richt snoer", in verband met de militaristische neigingen der drie grooten, ook voor het kleine vriendje tot nadeel kan voeren voor zijn portemonnaie. Positief, zegt Marees, hebben we alleen op ons genomen de souvereiniteit op onze kuststreken gewapender hand te handhaven. Juist. En naar het oordeel van onzen medecontractant, Duitschland, de eenige, die naar den wil des Hemels altijd vlak achter ons staat, hebben wij daartoe noodig, een vloot, vele forten en een stevig leger. Als men dit niet gelooft, moet men bij onze militaristen maar eens informeeren. En al behoefde men niet aan Duitschland te denken, welke kracht onze militaire plannenmakers uit dit verbond van Nederland met de drie groote mogendheden zullen putten, voor hun roekelooze illusiën," anders gezegd, hoe veel millioenen dit onschuldig docu ment aan het Nederlandsche volk moet kosten, de tijd zal het leeren. Voegen wij hierbij nu het gevaar, in ons vorig artikel besproken, van den invloed door den machtigen nabuur des te gemakkelijker op Nederland te oefenen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl