De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 17 mei pagina 3

17 mei 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1613 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. verschil in interpretatie aanleiding te kun nen geven. Beden te meer dat dr. Kuyper door deze Tijd-artikelen wel zedelijk zich gedwongen zal voelen klare wijn te schenNiet alleen uit moreel, maar ook uit een. politiek oogpunt is een onomwonden ver klaring van 'dr. Abraham Kuyper of hij erkent dat dergelijke moorden hebben plaats gehad" zeer zeker een gebiedende eisch. Am s t., Mei'08. SIGMUND SEELIGMANN. Moziet ude'Hoofdstad. Toen ik in een der voorgaande nummers het vermoeden uitsprak dat de heer Gustav Kogel wel de/ laatste gastdirigent zou zjjnin dit seizoen, scby'n ik wat vootbarig geweest te zyn. Donderdag 7 dezer nam de heer Ang. Scharrer, evenals Kogel, voormalig dirigent van de Berlynsche philharmonische kapel, de plaats in van den heer Mengelberg. Deze dirigent had zich een programma saamgesteld, bestaande uit denamea Handel, Schubert, Weber en Strauss. Hoorden WQ Zaterdag 2 dezer een concerto grosso van Corelli met soli voor twee violen en violoncel, Scharrer liet ons er n hooren van Handel, voor dezelfde bezetting; alleen was het orgel by' den ouderen componist, hier vervangen door het klavier. Het is opvallend hoeveel overeenkomst bij beide componisten aanwezig is in het gebruik der solo-instrumenten. Slechts zelden treden z\j uit het kader van het geheel, zooals in de Aria" en in het laatste Allegro." Toch kan men het reeds bespeuren dat Handel een geslacht later heeft geleefd en ook... Handel is een reus en Corelli slechts een groot man. De wy'ze waarop de dirigent deze muziek voor ons heeft doen herleven, verdient den grootsten lof. Met een meer of minder juiste tempokeuze staat of valt het succes van een dergelijk werk. Dat de heer Scharrer, n door zy'n vast, mannelijk tempo n door zy'n mooie nuanceeringen, de aandacht van het vijfdeelige werk onafgebroken wist gaande te houden, pleit voor zijn stijlgevoel ten opzichte van Handel en ook van zy'n dirigeertalent. De unvollendete Symphonie" van Schubert kwam mede tot zeer schoone uitvoering. Alleen vond ik het tweede gedeelte iets te langzaam van tempo. Zijn beste troef speelde de heer Scharrer er echter uit met Weber's Freisch tz-ouyerture. Waarlijk daar zat Schwung" in en leven, zonder dat de opvatting in gemaniereerdheid ontaardde. Een enthousiast applaus was de dank van het publiek voor deze schitterende reproductie. Het tweede deel werd ingenomen door StrausB' symphonia domestica" opus 53. Sedert het November-concert van 1904 der Maatschappij Caecilia" was deze symphonie niet hier uitgevoerd. Zeer belangrijk dus was het, haar weder eens te hoor en; nog belang rijker, omdat wy- slechts weinige dagen te voren een prachtige vertolking mochten bij wonen van Ein Heldenleben," haar onmid dellijke voorgangster op symphonisch gebied. Zooals men weet, heeft Strauss in zijn opus 53 hetwelk prijkt met het opschrift: Meiner lieben Frau nnd unseren Jungen gewidmet" getracht verschillende tafereelen uit het huiselijk leven te schilderen. Natuurlijk spelen daar dus de motieven van den man, de vrouw en het kind de hoofdrol. Geluk in al zijn andere synjphonische wer ken, heeft Strauss ook hier heerlijke, wóndervolle bladzijden geschreven; maar degene die zou meenen dat het in zijn domestica" steeds recht huiselijk toeging, komt bedrogen uit. Wél is waar vindt men hier geen tromge roffel van dreunende legerscharen, gelijk in des Helden Walstatt" maar het kan er duchtig spoken; de componist heeft dan ook heel wat moeten hooren over de heftigheid, waarmede hij een huisely'ken twist van het ouderenpaar muzikaal heeft weergegeven. Strauss is er echter niet de man naar, zich om deze verwijten iets.te bekommeren. Hij gaat zijns weegs, zonder te zien naar rechts of links; zijn eigen voorwaartsch gericht doel houdt hij slechts in het oog. Laten wij zijn muziek als absolute muziek beschouwen en al de bijkomstigheden van het quasi-familieleven als een aardige curio siteit aanzien, dan kunnen wij weer bewon deren 's componisten onuitputtelijken rijkdom van vinding en van thema-combinatiën, zijn virtuositeit in het veranderen en moduleeren zijner melodieën; ook wij kunnen weer ver baasd staan over zijn ongeëvenaard meester schap in het behandelen van het veelkleu rige moderne orchest. Inderdaad, wie is in staat een partituur te schrijven als StrauK? En nooit vindt men een hiaat. Zijne gedachten volgen elkaar ongedwongen op en zonder onderbreking. Men vraagt zich wel eens af, wat heeft de componist er toch mee voor, trillers met gestopte trompetten te doen uit voeren? Het effect is alles behalve klankschoon ; het wekt zelfs een oogenblik wrevel. Maar de componist heeft het zóó bedoeld. De uitvoering dezer symphonie stond lang niet op dezelfde hoogte als die der andere door Scharrer gedirigeerde werken. In de sterk geinstrumeerde en buitengewoon ge compliceerde gedeelten had men niet dat straffe rhythme, zonder hetwelk Strauss' compositie een chaos wordt. Dit ligt in geenen deele aan ons voortreffelijk orchest, dat beter dan elk ander corps er op berekend is Strauss te spelen. De beer Scharrer had zich hiervan kunnen vergewissen weinige dagen vroeger, toen het onder Mengelberg's leiding de niet minder ingewikkelde partituur vaa Ein Heldenleben" vertolkte op een waarlijk magi strale wijze. Neen, hier ligt de fout aan den dirigent die het hoofd meer in de partituur dan de partituur in het hoofd had, en bij de moeielijke passages daardoor niet in staat was de accenten duidelijk gemarkeerd aan te geven. Tengevolge daarvan bleef de rhythmiek slap. Het kan ook zy'n dat er te weinig of niet doelmatig genoeg gerepeteerd is; in ieder geval de toejuichingen aan het slot waren meer verdiend voor het werk en voor het orchest dan voor den dirigent. Mejuffrouw Henriette Eoll en de heeren Heinrich Fiedler en Gerard Hekking hebben deze winter op een drietal avonden alle Beethovensche frio-compositiën ten gehoore gebracht. Zaterdag vond de derde dezer avonden plaats. Men begon met het trio in Bes op. 11, waarvan de vioolpartij ook door clarinet kan vervuld worden. Het is geen diepzinnig werk, maar vormschoon en eenigszins in den trant van Mozart. Het Adagio met zijn mooi thema, door de violoncel wel eenigszins te zwaar ingezet met het oog op de kleine zaal, bood al reeds een meer zelfstandig aspect. In het variatiethema had ik het humo ristische karakter wel wat duidelijker gepro nonceerd willen zien. De voordracht der variatieën zelven liet in dit opzicht weinig te wenschen over. Het by Peters als No. 9 verschenen nage laten Trio in Es, is evenmin een opus dat den toehoorder diep zal treffen. Ook hierin is echter de factuur glad in de pianopartij, die door mejuffrouw Koll voortreffelijk werd vervuld, brillant. De aanhef van het Scherzo werd m. i. een nuance te langzaam genomen. Zóó droeg het veeleer het karakter vaa een Menuet. Na de pauze kwamen aan de beurt de Variatieën die Beethoven geschreven heeft over het lied Ich bin der Schneider Kakadu" uit Wenzel Muller's opera l)ie Schwestern von Prag". Dit was weer een echte Beethoven uit 's meesters rijpsten tijd (op. 121). Hoe expressief en schoon is niet de Adagio-inleiding en hoe kostelijk heeft de componist het gemoedelijk liedeken van Wenzel Muller niet gevarieerd. De uitvoering stond technisch zeer hoog; toch zou de humor van het stuk nog meer zijn uitgekomen als men een grooter sans gêne" had toegepast. Is het stuk wel geschikt voor'een concertzaal? Zoo ja, dan moeten de deftige concertzaal-allures ook worden afge legd. Het Es-dar trio op. 70 No. 2 vormde het slot van den avond. Daarin waren onze concertgevers het best gedisponeerd. Hier vonden zij een werk waarin hunne talenten zich rijkelijk en ongedwongen vermochten te ontplooien. Reeds het Sostenuto" bracht den toehoor der in stemming; maar ook lieten de andere gedeelten niet na dien indruk te bestendigen. Het meest zal wel het Allegretto hebben aangesproken, bij het componeeren, waarvan Beethoven ongetwijfeld het thema van zijn pianosonate op. 26 in denzelfden toonaard voor den geest moet hebben gezweefd. De gelijkenis toch is meer dan treffend. Na het weerklinken van het schitterend gespeelde Finale, brachten de talrijke toe hoorders in een krachtig applaus bunnen warmen dank aan het drietal kunstenaars, dat in den loop van dit seizoen hen op zoo schoone wijze van Beethoven's Trio's heeft doen genieten. Naar aanleiding van de woorden die ik aan de uitgave van Zweers' derde symphonie heb gewijd, verzoekt de heer Noske mij met een enkel woord te willen mededeelen dat de uitgave der partituur, wegens de enorme kosten niet in Slich," maar in autographie" moest plaats vinden. De beste calligraaf, waarover de firma Breitkopf en Hartel beschikt, heeft met het samenstellen van het origineel der autographie een meesterstuk van schrijfkunst verricht. Mogen de noten zich van de gestochene" in scherpte onderscheiden, die ongelijkheid is min of meer door den afdruk ontstaan. Gaarne maak ik melding van deze tech nische bijzonderheid in de uitgave" des heeren Noske. "? ANT. AVERKAMP. Lanseloet ende Sanderijn bij De Hagespelers. Men zal zich herinneren dat de zoogenaamde Zomeripelen die in den vorigen zomer plaats vonden, hebben gebracht de moraliteit" Elckerlijc en het Abel spel van Laneeloet van Denemerken. Waar de opvoering van het eerste werk te-recht de bewondering van zeer velen wekte, daar werd tegen de vertooning vai> het tweede, en ook te-recbt, bezwaren ge maakt. Men waardeerde ten zeerste goede, zuivere bedoelingen, doch ooi deelde dat de leiding een goed stuk van haar doel ver wijderd was gebleven. Aan de vertooning van den Lanseloet der Zomerspelen was niets dat valsch is of onbe nullig, doch wel, en al te veel, onbeholpens. En met bedenkelijk hoofdschudden consta teerde men gebrek aan eenheid van stijl. Begrepen werd door de toeschouwers, dat de bevredigende opvoering van een werk als de Lanseloet, voor de leiding een zeer moeilijk te volbrengen taak beduidt. Wij zelf bewüfelden, toen wij elders, in het tijdschrift De Nieuwe Gids, over de Zomerspelen schreven, of het mogelijk zou zijn van den Lanseloet een opvoering tot stand te brengen, welke ons, XXe eeuwers, die, wij lieten de naieveteit-vraag zonder beant woording, zeker anders zy'n dan de dichters der abele spelen en hunne tijdgenooten, geheel ontvankelijk zou vinden. Deze ontvankelijkheid, zoo zeggen wy nu, zou er bepaald niet zijn, indien de leiding en spelers, ook zy XXe eeuwers l, in hun werk niet eeae ons overtuigende realiteit vermochten te scheppen; wij bedoelen hier : de realiteit eener fantasie. Eduard Verkade heeft sedert voor den Lanseloet een nieuw regie-plan ontworpen en uitgewerkt, en met een andere rolverdeeling dan bij ae Zomerspelen, met nieuwe decoratiën en gedeeltelijk nieuwe costumes, heeft hy' van het werk onder den naam "Lanteloet ende Sanderijn eerst eenige voorstel lingen in de provincie gegeven en het nu ook gebracht te Amsterdam, waar wy de tweede opvoering ervan in onze stad, die van Zondag middag j.l., mochten bijwonen. En laten wy nu dadelijk zeggen: de nieuwe vertooning van den Lanseloet heeft een blijde verrassing gebracht. Waar bij de Lanseloetvertooning der Zomerspelen van een sympa thieke, doch niet zeer geslaagde, poging be hoorde te worden gesproken, daar heeft de heer Verkade, het werk geheel over doende, nog geen jaar later irts bereikt dat wij ronduit uitstekend mogen noemen. En het is, omdat al het werken van den heer Verkade zoo bizonder sympathiek is, een groote vreugde dit slagen bij zulk een uitermate moeilijke taak te mogen constateeren. De nieuwe veitooning van den Lanseloet bijwonende, vraagt men zich niet af: boe zou dit werk in den tijd van zyn ontstaan zijn gespeeld, of: was men in dien ty d in erdaad zoo veel naiever dan wij, en zoo niet, laten wij dan de vraag beantwoorden : hoe komt het dat wy dit werk alleen heb oen kannen genieten als een allerliefst kleinood, als een schoone curiositeit. Naar deze voorstelling van den Lanseloet kijkende en luisterende vraagt men zich heekmaal niets af. Men aanvaardt; dit als alles wat werkelijk er ii. De lezer herinnert zich uit Wagners Meistersinger bet tooneel van Walther von Stolzings dichten en componeeren van het Meisterlied". Walther vraagt aan Sachs: Wie fang ich ngch der Regel an?" En Sachs antwoordt: TAr ttellt sie telbit, und folgt ihr dann." De leider der Hagespelers heeft voor den Lanseloet een wijze van opvoeren gevonden, die al het goede en mooie en beminlyke van het drama'tje tot hun recht doet komen en de vertooning doet zy'n een sterke en echoone daad van tooneelkunst. Hij heeft niet gelet op overleveringen; hij heeft zijn Regel" zelf gesteld, ea hy heeft de kracht gehad dien zelfgestelden regel immer te volgen. Daardoor heeft men nu in de opvoering een eenheid van stijl, van een vry strengen styl, die allerlei fijne spel-détails, kostelijke vondsten op het gebied der regie niet buitensluit. Het is verbazend, dat een jong kunstenaar die nog zelden in de gelegenheid werd gesteld practisch voor de regie te werken, thans reeds iets bereikt dat zoo goed is, dat op ons Hollandsche tooneel misschien nog nooit is gezien. De Lanseloet brengt aan tooneelindicaties alleen datgene méwat in de verzen zoo nn-en-dan, zeer zelden, wordt aangeduid. Al het andere moest gevonden worden. ± De opvoering kenmerkte zich door een beid van styl, zeiden wy reeds. Wy genoten daarneven bizonder de distinctie, bewonderden verder het uitnemende kleuren- geheel (een suc ces mede voor mej. Cato Neeb, de getrouwe medewerkster van Verkade), de expressieve.in toon gehouden dictie, het logisch uit de inner lijke handeling voortkomende, aanvullendespel, het ten zeerste (doch niet merkbaar) gecontroleerde gebaar. En wat was het licht voortreflyk geplaatst. Wie van de spelers te noemen, waar het Geheel zoo goed was? Verkade zelf dan, die, zoo zeide een onzer schilder-vrienden, naar het uiterlijke was als een figuur van W alter Crane, doch schooner dan Crane er ooit een vermocht voort te brengen, en die ons zeer aan het innerlijk van den Lanseloet, zijn rol, deed geloo ven.Mej.Helen Desmond,en hare be minlyke argeloosheid van het eerste gedeelte. De donkere, expressieve moeder" van mej. Pine BeJder. Het zeldzame geval deed zich hier voor, dat vóór onze oogen de figuren van het werk kwamen te verschijnen; dat wy, voor zoover mogelijk, de personen der vertolkers vergaten hoewel wij deze per sonen den laatsten tyd nog al vaak gezien hadden op het tooneel. De innerlijke sterkte van de opvoering werd wel zeer duidelijk bewezen door de volkomen aandacht waarmede zij, deze op voering, door het publiek van alle rangen werd gevolgd. Mededeelingen in den tekst die ons menschen van dezen tijd vreemd in de ooren klinken, gingen als iets zeer gewoons tot de aanwezigen in. Men was gevangen door deze voorstelling, die leek een mooie droom. Voor hen die na een uitputtenden werkdag in den schouwburg afleiding zoeken en ... niet vinden in den regel bij de voorstelling van een min of-meer goed stuk uit onze dagen, is een Lanseloet-opvoering een buitenkans. Een Lanseloet-opvoering bij De Hagespelers geeft behalve het vele andere goede, voor den geest een edele afleiding. FKANS MIJNSSBN. LndflYic Haléyy. Na een vrij langdurige ziekte is dezer dagen Ludovic Halévy, 74 jaar oud, over leden. Met hem verdwijnt een der schitterendste ver tegenwoordigers van een in onze dagen te zeer geringgeschat tijdperk, de gelukkige periode in het tweede keizerrijk. Hij was de zoon van Leon Halévy, hoogleeraar aan de poly technische school, ver taler van dichtwerken, schrijver van fabels en tooneelstukken, en neef van Jacques Fromenthal Halévy, den componist der Juive", en begon zijn loopbaan in de ad ministratie, als redacteur bij het Staatsmi nisterie, in 1852. Voortgeholpen en be schermd door den hertog van Morny, die hem zoowel als Alphonse Daudet groote vriendschap betoonde, was hij op weg een uitnemend ambtenaar te worden, toen hij in 1863 zijn ontslag nam, om zich geheel aan de litteratuur te wijden. ^Hij teekende met den naam Jules Serviöres talrijke libretto's waarbij Offenbach, Bizet en de hertog van Morny de muziek schre ven. Door zijne bemoeiingen kreeg Offen bach de vergunning om een kiemen schouw burg te openen in de Avenue Marigny. Toen begon met Orphée attx Enfers" een reeks tooueelwerken. waarvan het succes door niets werd afgebroken. Met medewer king van Hector Crémieux schreef hij een epiloog voor den Chandelier van Alfred de Musset, bij welks opvoering de jeugdige Mlle Pfotzer op zoo dramatische wijze, te midden van haar triomf, op het tooneel ^stierf. Daarna volgde de l'ont des Soupirs", een dramatische en komische operette, met den zelfden medewerker. In 1864 ontmoet hij op zekeren dag Meilhac op het bordes van de Variétés". Zij maken kennis en geraken in gesprek. En uit deze ontmoeting ontstaat een samen werking die bijna twintig jaren duurt en over Parijs en geheel Frankrijk een stroom van frissche vroolijkheid en fijne geestig heid uitstort. Voor de toeschouwers, de zoetheid des levens genietend zonder voor gevoel van de vreeselijke beroeringen die weldra het Keizerrijk zouden omverwerpen en het land in verwarring brengen, staken zij vroolijk den draak met alle tradities, alle stelsels, zonder de personen te sparen. La Helle Helene, Barbe-Uleue, la Vut Parisienne, la Périchöle, les Brigands, la GrandeDuchesse de Gérolstein, lePetit Duc werden opgevoerd onder daverend schaterlachen. Intusschen werden de beide samenwerkers dit in hun oogen stellig wat grof succes moede. Zij begonnen iets aniers en vonden in la Petite Marquise, Fronfrou, Ie Mari de la Debutante, la Mousotte een der aardigste vormen der moderne comedie. Zonder ingewikkelde intrige, zonder ophoo ping van voorvallen, zonder these, slaag den ze er met smaak in, op bij uitstek fransche nranier te amuseeren en te ont roeren. Zonder twijfel vormen hunne comedirs geen systematische filosofie van het menschelijk hart, maar zij vloeien over van fijngevoelde opmerkingen, scherp waarge nomen trekken en bekoorlijke gezegden. Zij willen behagen en slagen daarin. Eindelijk verscheen in 1873 in de Vie Parisienne" Monsieur et Madame Cardinal een studie van het tooneelleven, een felle kritiek op alle kringen, in een realistische manier, toentertijd geheel nieuw, misschien zelfs zonder antecedent, maar een geestig realisme, qui ne pèse ni ne pose"... en met een glimlach het leven beschouwend. Na het ontzaglijk succes van l'Abb Constantin, dien bekoorlijken roman vol teederheid en huiselijkheid, werd hij in 1884 opgenomen in de Académie Fraucaise. In zijn intreerede liet hij niet een zoo be scheiden voldaanheid blijken als het de ge woonte is te toonen. Terwijl hij verze kerde dat hij altijd had gedacht in een fauteuil d'Immortel" te zullen plaats nemen, drukte hij er zijn spijt over uit, dat hij niet tot o verhuur man had zijn trouwen Meilbao. Deze vreugde werd hem echter weldra gegeven en sinds dien tijd heeft hij, in de volheid van zijn geluk en de verwezenlijking al zijner droomen, bijna niet meer geschreven. Toch verloor hij daarom zijne belang stelling in het litteraire leven niet, en debutanten vonden bij hem steeds de meest welwillende en krachtdadige hulp. Zijne buitengewone zenuwachtigheid, door de ongelukken van 1870 nog zeer verergerd, en het pessimisme der geslachten, volgend op die, welke onder het besef van de nederlaag hadden geleden, verhinderden hem niet, steeds een uitmuntend causeur te blijven; maar hij had een demper gezet op zijne spotzieke levendigheid. Niets schil dert, naar onze meening, deze verandering beter, dan wat hij zeide van zijne twee zoons, Elie en Danië) Halévy, beide bekend door hunne belangrijke werken op wijsgeerig, historisch en letterkundig gebied, en op wie hij overigens zeer trotsch was: Zij zijn een beetje te diepzinnig voor mij, en ik verbeeld me, dat ze, onbewust, mij voor een beetje te frivool houden. Wan neer ik met hen spreek, moet ik mij zeer inspannen om hen te begrijpen." Zijne goedheid was spreekwoordelijk; geen werk van liefdadigheid waaraan hij niet deelname wijdde; geen lijden waarmede hij niet medeleed. Had indertijd zijn collega van de Académie, Gebhart, die hem eenige dagen in 't graf is voorgegaan, den moed niet, de onvoldoende candidaten voor het baccalauréatsexamen te laten zakken, Ludovic Halévy, zou er zonder eenigen twijfel ver driet van gehad hebben, zoo hij had verno men, dat in Nederland geheele geslachten van aspiranten voor de akte-lager- onder wijs- Fransch vol angst nachten lang hebben moeten zwoegen op zijn AbbéConstantin. H. P. HARLEM. Eduard Kerner, door M. C. VAN DOORN. Met teekeningen van J. B. MIDDEHIGU BOKIIORST. Haarlem, Vincent Loopjes. 1907. Een stuk kinderleven, dit boek : jong, fiisch en gevoelig. Eduard Kerner is een eenig kind, alleen wonend met een flinken, verstandigen vader, die door ianige, hartelijke teedtrheid den gevoeligen jongen 't gemis van de gestorven moeder vergoedt. Vader is alles voor Eduard, zijn hulp en steun ook tegen een neiging tot luiheid en verzaken van zyn plicht. On verwachts moet vader voor vier maanden naar Indië, en Eduard komt zoolang in huis by een oom en tante, druk gezin met zes vroolyke kinderen. In dit gezin tchter ont breekt de echte band van hartelijkheid tusschen ouders en kinderen; ieder gaat er zoowat zijn eigen weg; de ouders trachten zoo weinig mogelijk last van de kinderen te hebben, en de kinderen zoeken zich te ver maken zonder iets strafbaars te doen of ten minste zonder straf te krijgen. Eduard voelt zich hier onthuis; hy mist den hartelijken omgang met vader, en vooral ook vaders steun bij zyn werk, dat tusschen 't spelen in, slordig en slecht wordt afge raffeld. En toch, gevoelige jongen, die hij is, heeft hij er altijd spijt van, niet te doen wat vader goed zou vinden. Dit alles is boeiend, en met groote levendig heid beschreven; we zien het gedoe van al die kinderen tusschen vier en-veertien jaar, en vooral, we doorleven Eduaids voelen en denken. Zoo goed is gegeven 't zich-vreemdvoelen van den jongen, die altijd alleen is geweest, in dat drukke gezin ; zulke kinderen hebben dien angst voor plagen, en tegelijk de schaamte om 't te toonen. 't Is zoo natuurlijk, dat Eduard eerst meestal't gezel schap zoekt van de kleintjes, van 't lieve Beppie vooral, zacht kindje van vijf jaar, die dolblij is als zoo'n groote jongen zich met haar bemoeit. In 't spelen van de kinderen zijn tooneeltjes gegeven, tintelend van pret; hun gekibbel is echt, zóó echt, dat we de schrijfster zelf nog voelen als hél jong, en zelf dicht nog bij dat kiudergedoe. Zoo gebruikt ze, om een voorbeeld te noemen, sprekend over de grappen van n van de grootere jongens, telkens het woord geestigheden", zelf een echt jongenswoord. Maar de kinderen zullen daarom misschien het boek met des te meer plezier lezen. Esren wil ik in een paar aanhalingen aantoonen, hoe goed mej. van Doorn eene stem ming kan doorvoelen, en weergeven in een enkel trekje. Op bladz. 3 vinden we: Op 't zelfde oogen blik stormde Eiu de gang in, de keukendeur met een harden slag achter zich dichtgooiend. Het dreunde nog even na in de ruime keuken" 1). En op bladz. 4 het volgende: Eduard heeft iets ondeugends gedaan, wat zijn vader nog niet weet, doch hy denkt er telkens aan, en verwacht telkens, dat vader een vraag zal doen, waardoor het uitkomt. Maar vader vraagt kalm naar andere dingen, o. a. naar de vioolles, en Eduard vertelt dat Mijnheer" hem beknord heeft omdat hy' niet rustig speelde: Eduard wachtte even, als was hy vergeten, wat hy verder had willen zeggen, en maakte toen haastig zijn zin af: en rustig spelen". Bij de laatste woorden had hy een kleur gekregen, en strak keek hy op zyn bord, maar niet omdat hij aan de vioolles dacht. Hij had de aangebrande appeltjes geproefd, en 't had hem er aan doen denken, wat hy dien middag nog meer had uitgevoerd. Vader scheen er nog niets van gemerkt te hebben, by- at ten minste kalm door; zeker dacht hij, dat Eduards vuurrood gezicht met de vioolles in verband stond. En waarom doe je dat dan ook niet ?" Wat, vader f" l) Wel, rustig spelen." In dat wat vaderf" is zoo volkomen weer gegeven, 't afdwalen van Eduards denken, zoodat hy 't verband kwy't is tusschen zyn vertellen en vaders vraag. Op bladz. 227: Eduard heeft zyn arm ge broken, en in de koorts plagen hem benauwde droomen. Eduard schrikte wakker, 't was nu heelemaal donker in het kleine kamertje, want 't nachtlichtje op 't portaal was uitgewaaid wat was er ook weer voor akelig» gebeurd f' l) Een enkele maal denkt de jongen in wat te wy'ze termen voor zyn leeftyd. Zoo blz. 226: Zeker zou vader denken, dat hij kalm sliep, en vader zou zelfs heelemaal niet vermoeden 1) hoe hy wakker lag." Leely'k is op bladz. 2: want Edu had het slot weer opengedraaid en hield nu met al zijn twaalfjarige kracht 1) de knop"... enz. Doch de vlekjes zijn heel klein en 't geheel is een heerly'k boek, dat onze jongens en meisjes boeien zal, rustig, zonder op winding. En van de schrijfster mogen we na zulk een eersteling zeker veel verwachten, ook in grooter werk. ANNA VAN Gocn?KAÜLBACH. 1) Cursiveering van my'. A. v. G.?K. Berichten, De uitgever August Scherl te Berly'n, eigenaar van de tijdschriften Die Woche", Gartenlaube" en verschillende dagbladen, heeft een nieuwe onderneming op touw gezet, de Bibliothek Scherl", in hoofdzaak bedoeld als MIDDEL TOT BESTRIJDING VAN DEN COLPERTAGEROMAN. Aan een circulaire over deze bibliotheek, beter gezegd leenbibliotheek, ontleenen wij het volgende: De boeken zullen verschijnen in hetzelfde formaat en alle 16 vel druks of 256 bladzijden bevatten. De deelen, handig gebonden, zullen ns per week door boden van den uitgever franco aan huis worden bezorgd. Het leesgeld bedraag) 10 pfenning per deel, waarvoor men het werk een week mag behouden; daarna wordt een nieuw deel geleverd, zoodat men in eenjaar 5* deelen, in vooraf vastgestelde volgorde, te huis bezorgd krijgt. Ieder deel wordt na ge bruik gedesinfecteerd en van een nieuw om slag voorzien. Is het den lezer niet mogelijk geweest een werk in 8 dagen uit te lezen, dan kan hij het tegen vergoeding van 5 pfenning opnieuw 8 dagen houden. Daar van elk deel honderden exemplaren in voorraad zyn, is men verzekerd S'eeds de werken in geregelde volgorde te zullen ontvangen. Een (groote factor om het welslagen der onderneming te bevorderen, is ongetwijfeld iiiitiiiiiiimiiiim 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWEInlichtingen aldaar. Bouwbureau .Arti". Piano-. Orgel- en Muziekhandel JMeyntos *V Halshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN KUILEN. Verschenen: De Goedkoope Uitgave van het beroemde boek VAN GUSTAV FRENSSEN. Bewerking van Dr. C. D. SAX. De pvijs van dezen nieowen druk is: In geïllnatr. omslag In prachtigen ftempelb. ?8.50, /2.9O. Uitgave van v. HOLKKMA & WARENDORF, Amet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl