De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 17 mei pagina 5

17 mei 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1613 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. YOOÏl DAMES. LIBERTY C O S T U M E DEPARTMENT OAINTY AND INEXPENSIVE SU M M ERDRESSES IN LINEN .... FL. 39. EMBROIDERED IN FLORAL VOILE FL. 49. TRIMMED WITH LACE LEIDSCHESTRAAT AMSTERDAM SOLE REPRESENTATIVES IN HOLLAND Hoe het jonge meisje op haar eerste bal verschijnt,.... (Punch.) Tehuizen TOOT scüoolgaamie mm. Vier jaar geleden werd te Rotterdam op gericht de Vereeniging voor Schoolgaande Kinderen, en in deze vier jaar heeft ze bij allen te Rotterdam, die zich de moeite gaven om kennis te nemen van haren arbeid, sympathie gewekt. Want haar arbeid, zij het ook nog op kleine schaal, is zóó goed, zóó sociaal" in de beste beteekenis van het woord, dat inderdaad if dereen die zich daar van rekenschap geeft, zich wel verplicht moet gevoelen om daarin mee te helpen, hetzij daadwerkelijk door een deel van zijn vrijen tijd voor de kinderen die er een dag-tbnis vinden, beschikbaar te stellen. Reeds vroeger heb ik van het Tehuis" der Rotterdamsche Vereeniging, in een burger- of heerenhuis aan den Crooswjjkgchensingel gevestigd, een en ander medegedeeld. Maar het thans verschenen jaarverslag door lezende, voel ik me gedrongen, nog iets van het werken der Vereeniging te melden. Het aantal kinderen 't welk er een vrien delijk, verzorgend en opvoedend thuis vindt, varieert tusschen 20 en 30 per dag. Vrijdag is het 't drukste, omdat dan de meeste moeders uit weiken zijn. De kinieren komen uit de school om 12 uur op het Tehuis; ze vinden de tafel gedekt en er wordt een warme maaltijd gebruikt. In de wintermaanden mag men kosteloos de spijzen van de ^Kindervoeding" halen, waarvan steeds een dankbaar gebruik wordt gemaakt. De overige maanden wordt er door den huishoudster aan het Tehuis gekookt. Na de maaltijd spoedt de jeugd zich weer school. waartg en komt tegen half vijf terug. Dan houden zij zich bezig met allerlei spelen, bij goed weer in den tuin, welwillend afge staan door de Heinekens Bierbrouwerij, bij afwisseling wordt er ook gebreid, zoowel door jongens als door meisjes; een jongen kwam onlangs triomfantelijk aandragen met een paar kousen, die hij zelf gebreid had. Als het slecht weer is, wordt er in huis gespeeld, gelezen, aan de teekenlap gewerkt, enz. .Om half zes wordt de tafel gedekt door de oudste meisjes en dan worden boterhammen gegeten met warme melk. Melk en eieren worden ons dooreen welwillend belangstellend lid, gratis verschaft. UIT DE N AT U U El Bentheimer Bosch. III. Nu moet u maar op mijn woord gelooven, dat ik niet fantaseer wanneer ik u vertel, dat wij de Osterhase zelf gezien hebben in levende lijve, niet geteekend op een prentkaart of in een kinder sprookjesboek. Den morgen, volgend op onze avond-vondst van de mosnestjes aan den beukenvoet, gingen we natuurlijk vóór 't ontbijt even kijken, of alles er nog in was; onze paagchgift aan de poëtische kinderen lag nog onaangeroerd. 't Was ook nog vroeg in den ochtend en alleen de Bentheimsche vogels en eekhoorns waren wakker; de geelgorzen sloegen of ze 't voor de kost deden, en de eekhoorns waren blijkbaar ook niet gewoon aan matineus menschenbezoek. De bodem was tamelijk soppig, en de schoenenfrik zou zoo zijn best niet gedaan hebben, als hij geweten had, hoe onze voetbekleeding er een half uur na zijn werk al zou uitzien. Maar daarom konden wij ons niet bekommeren ; we waren op excursie en niet op visite in Bentheim. Bovendien tegen den tijd, dat de menschen uitkomen, zouden wij alweer diep in 't eenzaam bosch verscholen zitten. Op een van de natste plekjes, waar een modderig beekje heel langzaam stroomde, geen vijftig pas van de mosnesten verwijderd, hadden we verleden jaar Pinksteren het nest van een zwartkopje gevonden. Toen was het er droog en de braamstrui ken vormden er een dicht, warrelig gtruweel; nu waren de stekelige stengels nog kaal en de bodem met een dikke laag dor eikeblad bedekt. De plek, waar het nestje verscholen lag, vonden w\j wel terug, maar geen spoor meer van het nest zelf; dat verwachten wij ook niet; dat wjj er heen gingen, was meer een haast onwillekeurige daad; het idyllisch nestje onder een overhangend braamblad, het mooie vogeltje er op, dat ons met zijn zwarte oogje zoo angstig aankeek, dat alles lag mij nog zoo versch in het geheugen; de indruk van zy'n intieme schoonheid en liefelijkheid was zoo sterk geweest, dat ik het n oogenblik met geestesoogen precies zoo weer zag, en dat ik geen lijfelijk oog had voor het nieuwe nest, geen meter er vandaan. Mijn zoon staarde ook naar de plek. Ziet u hem?" vroeg hij flui sterend. Ja, net als verleden jaar; ik zou het weer kunnen teekenen." Stil, hij beweegt, wat een mooi oog l" Bewegen. Mooie oogen?" Wat meen je?" De Osterhase van de kin deren, daar vlak voor u onder die braam stengels." Nu eerst zag ik hem; en werkelijk, toch in haar droom, Van 6 8 uur wordt er gewerkt; er wordt teekenles gegeven aan de groote kinderen, er wordt onderricht gegeven in het stoelen matten en in het schoenen verzolen. Ook dringt de Directrice er bij de moeders op aan, om de kinderen hun kapotte kleeren te laten meebrengen om te verstellen: hier van wordt te weinig gebruik gemaakt, toch vindt men er soms een jongen bezig zijn bloeze te verstellen. Vrijdagavond helpen de groote meisjes de huishoudster bij het huiswerk en des Zaterdags helpen ook de jongens poetsen en schuren. De Direclrice wandelt des Zaterdags meestal met een deel van de kinderen, wat ze heel prettig vinden. Des Dinsdags om 12 uur gaan de kinderen baden in het Volksbadhuis van het Nut", onder geleide van de Directrice en de huis houdster, slechts l cent per bad wordt daarvoor betaald. Steun heeft de Directrice van hare zuster, mej. E. Beijers, die de jongens leert stoelen matten; van mej. Verkerk, die t wee avonden in de week de kinderen teekenles geeft, van mej. Dutilh, die 's zomers de kinderen helpt bij het aanleggen van tuintjes." Zoo zou ik nog mér uit het verslag kunnen mededeeleD, waaruit de nuttige werking der Vereeniging blijft. Moge ze toch flink gesteun l worden, op dat ook in het Westen der Stad spoedig zulk een tehuis verrijzen kan! S. Keizerin Carlota van Mexico. Mededinceters naar den Prix de Rome. De Vrouw en haar Huis." Vingerafdruk als waarmerk. Lange kolommen werden in de dagbladen gewijd aan de feestelijkheden in Weenen, aan de pompeuze receptie te Schönbrun ter gele genheid van het-60-jarig jubileum van den in leed en jaren vergrauwden keizer Frans Jozef. Arme Souverein! Jubelen met zooveel schrijnende smart in de ziel. Glimlachen, buigen, welwillend ea hof felijk zyn op gedenkdagen, die voor hem zóó wreede herinneringen wakker schudden, zoo veel wonden open scheuren. Hoe zal hij in zijn binnenst benijd hebben den eenvoudigen, ver geten burger, die stil en ongemoeid zijn dagen mag afleven; die niet gedoemd is te jubelen, terwijl alles in hem schreit en klaagt... kon ik even, even maar, mijn eigen oogen niet gelooven. Maar dat hazenoog was zoo le vend, het glinsterde als een heel groote water druppel tueschen de dorre bladeren; toen volgde ik de vage lijnen van de ooren, de wit en bruine streepjes van de haren op den kop en een stukje van den ruglijn, tot waar die in het donker van de blader-nis verdween. Een haas in zijn leger! Dat is ook iets, dat een stadsmensen niet zoo heel vaak in zijn leven te zien krijgt. Wel heb ik buiten vaak heel jong haasjes in 't bosch gevonden; maar die liggen niet in een leger zooals deze; de melkhaasjes worden door de moeder op verschillende plaatsen neergelegd en zy komt ze beurtelings zoogen. Onze Bentheimer Osterhase evenwel lag in zijn leger als een kind in zijn wieg; maar andersom, op zijn buik, met den kop aan 't Tot de in-droeve figuren, verwant aan het zwdar beproefd geslacht der Habsburgers, be hoort Charlotte van België, zuster van den regeerenden koning van België. De schoone, ambitieuze prinses Charlotte, was gehuwd met, den hoogst sympathieken broeder van keizer Frans Jozef, met Maximiliaan, speelbal in de hand van Napoléon III. Napoléon, die belust was naar de schatten in Amerika verborgen, ^stichtte in Mexico een keizerrijk, en ter onzaliger ure gelukte het den Franschen despoot, Maximiliaan te overreden da^r in verre gewesten, in troebele, van op stand en krijgsrumoer zwangere tijden zich aan de weerbarstige, Mexicaansche bevolking, als keizer op te dringen. Doch, niet alleen Napoléon bewerkte zijn sujet. Maximiliaan's jonge eehtgenoote, de schoone Charlotte smeekte haar man, om naar Amerika te gaan, want, in haar eerzuchtig harte, laaide het verlangen als keizerin te worden gekroond. Carlota, zooals zij in haar aangenomen vaderland werd genoemd, waant zich in de somberte van den waanzin die haar geest omfloerst, log steeds keizerin van Mexico. Op een der lustsloten van den Belgischen koning, te Laeken, nabij Brussel, wordt de arme, krankzinnige vrouw verpleegd, die blijft uitzien naar de terugkomst van haar gemaal, in 1866 in Mexico door opstande lingen gefusilleerd. Den 7 Juli 18ü6, toen de positie van het jonge keizerspaar in Mexico, met den dag, met het uur onhoudbaarder en hachelijker werd, reisde Carlota, vergezeld van een Mexicaan sche hofdame, naar Europa, om tusschenkomst en hulp in te roepen van den Paus en van Napoléon III. Van den Franschen keizer, die beweerde hun trouwe makker en bondgenoot te zijn. Zenuwachtig en ontred derd kwam Carlota te Parijs aan; zeer be vreemdde het haar, den trouwen makker niet wachtend te vinden, verlangend haar te ver welkomen. Hij weigerde haar te ontvangen. Carlota liet zich niet afschrikken. Hield vol. Eindelijk gelukte het een samenkomst met den keizer tot stand te brengen. Te Sr. Cloud bij Parijs, had de ontmoeting plaats, Napoleon ontving de ongelukkige vrouw koei en afgemeten; zei, dat hij niet vermocht te helpen, Carlota weende, smeekte, bedelde om hulp. Hij weigerde kort en bondig. Toen richtte de smeekende zich op; gloeiende De Osterhase" in zijn leger. voeteneind, zijn dikke rug onder de kap van bladeren en twijgjes. Op de plaats zelf heb ik zijn portret gekrabbeld, dat hier bijgevoegd is. Ik stond even dicht bij hem, a's de foto graaf bij zijn klant op het atelier. Het dier lag volmaakt onbeweeglijk, alleen het oog trok even,toen ik een blad van mijn schetsboek omsloeg en mijn potlood in postuur bracht; zoo lang als ik bezig bleef evenwel, vijf minuten ongeveer, heeft ook het oog niet geknipt of bewogen. Ik herinnerde mij noi* vaag, eens, als kind, een haas in zjjn leger te hebben gezien, ik weet niet precies meer waar; of liever ik heb hem niet er in zien liggen, maar er uit zien sprin gen; ik was met een paar jagers en dragers meegegaan of ik ben ze nageloopen; de man met de kiel een speurder,denk ik, stond als een paal, tot de jager vlak bij was, en ik hoor hern nog luid zeggen: Hoe ik 'm weet l" en daarop Brrrr... op een heel bijzonderen toon, die ik niet na kan doen. De haas sprong en dui kelde een seconde later over zijn kop. Onze Osterhase rilde even, nauw merkbaar, toen ik mijn schetsboek dichtsloeg en in mijn jaszak liet glijden; hy was geteekend en we hadden hem, als loon voor zijn goed vertrou wen op zijn schutkleur, in zijn schuilplaats met rust moeten laten. Maar de zucht tot proefnemen zit er nu eenmaal bij me in; ik moest eens zien, hoe ver dat vertrouwen op zijn onzichtbaarheid zou reiken. Langzaam deed ik twee kleine passen vooruit, de stengels en dorre takjes kraakten, de dappere haas verroerde zich niet; ik stond zoo goed als vlak boven hem: dan eens probeeren of hij mij bij zich op de hurken zou laten zit ten. Dit werd hem te machtig, ik was nog niet half doorgezakt, of met een sprong van belang, maar zonder een kik te geven, vloog hij recht vooruit het leger uit, rakelings langs mijn jasmouw. Nog even het gezicht op zijn twee witte achterstrepen en zijn lange pooten, n oogenblik sloegen de ooren omhoog, en weg was hij, verdwenen tusschen de berkestam men. Onze dag was al goed, en de klok be gon pas te klepelen voor de vroegmis. Na bet ontbijt, een Hollandseh, geen Duitsch, gingen we het bosch in; deze keer zonder rijwiel, want we wilden door dik en dun. Het was vochtig warm in het hout, vooral waar jonge sparren en cypressen met hun wintergroen den zwakken noordenwind geheel onvoelbaar maakten.Dezen keer,door morgen zon belicht,zagen de hagebeuken er heel anders uit; in het geheel niet spookachtig meer, wel bizar, bijna tot in het komische. Er was nog geen groen blaadje aan de loofboomen te bespeuren; alleen een enkel groen puntje aan een meidoorn en een kamperfoelie; maar de hulst, de jeneverbes, de taxus en de klimop tieren er zoo wild en welig, dat het geheel volin de werkelijkheid. (Punch.) (Het jonge meisje in quaestie, is aangeduid door het +.) haat flitste uit haar fonkelend oog; zij striemde den trouwen makker met haar niets ontziende. toornende woorden: O! dwaas die ik wasi mijn vorstelijk huis zóó te vernederen, door een gunst te vragen aan een plebejer l" Lichamelijk en geestelijk vernietigd toefde zij een paar weken in Zwitserland. Men hoopte, dat rust baar zou doen herstellen. Plots drong zij er op aan naar Rome te reizen, om den toenmaligen kerkvorst, Pius IX te smeek en, haar echtgenoot te helpen. Carlota weigerde in het voorgeschreven zwart zijden toilette met kanten sluier o ver't hoofd, naar 't Vaticaan te gaan. Zij verscheen voor den Paus, in reiscostuum en met hoed op. Pius IX ontroerde; zag aan haar gelaat, hoorde aan haar verwarde woorden, dat de ongeluk kige smeekelinge niet toerekenbaar was voor haar daden. Zij wilde het Vaticaan niet ver laten ; was daartoe niet te bewegen. Groote consternatie! Een vrouw overnachten in 't Pauselijk paleis! Pius IX was de beminne lijkheid, de onuitputtelijke ontferming zelf. Hij gelastte in de bibliotheek twee bedden in gereedheid te brengen, voor de keizerin en voor haar hofdame. Kardinaal Antonelli en dr. Semelader slaagden den volgenden dag evenmin, de schuwe, arm» lijderes uit het Vaticaan te verwijderen. Eindelijk wonnen twee nonnen haar vertrouwen, de geestelijke zusters verzochten Carlota met haar naar 't klooster terug te keeren, wat de rampzalige keizerin inwilligde. * * * Drie vrouwelijke leerlingen van de Ecole des Beaux-Art?, te weten, de schilderesjes : Jouclard, Hauterives en Tertiaux, zullen in 1908 mededingen naar den Prix de Korne. In het atelier van haar vereerden leer meester, den schilder Humbert, hebben zij de voorbereidende studies gemaakt, ten einde als mededingsters in aanmerking te komen. * * * De Mei aflevering van het geïllustreerd maandblad voor dames: De Vrouwenhaar Huis" biedt wederom een inhoud vol aan gename afwisseling. Ie lere vrouw zal met genoegen F. W. Diijver's opstel lezen, getiteld De Vrouw in haar huis" rnet woorden, ontleend aan 1 hérèse Hoven, als motto : Zij stond hoog door heur hart. Zij was vóór alles: Vrouw! Zij leve hoog I" stres, t geen dood-winterschen indruk maakte. Dat kwam ook door de weelde van groen en bloemen op den bodem: de anemoontjes stonden wijd open, maar de oxalisbloemen waren nog gesloten, niets dan stip pen en kegeltjes in het gras met een sche mer van rose er overheen. In de boomen leefde het van vogels, vooral de meezen hadden het druk, er waren misschien al jongen; de roodborst en de vinken zongen niet veel; die waren denk ik nog aan 't ontbijt; het tjiftjafgetjing daarentegen, was niet van de lucht. En daar tusschendoor roffelde er telkens iets in de verte, hoog tusschen de zware eiken, of er snel dikke stokken tegen elkaar werden geslagen; eerst dachten.we aan takken die tegen elkaar se duurden; daartoe was het geluid echter wat te dof en te laag van toon; bovendien er was zoo weinig wind.dat de hoog ste twijgen haast niet bewogen. Dat moest wat anders wezen. En 't wils iets anders; dom, dat wij niet dadelijk aan de bonte specht dachten. Daar begon het weer, een honderd pas vooruit, waar twee reusachtige eiken, knapen van veertig meter, over het armzalig hagebeukenbosch heenkeken. Wij slopen voor zichtig dien kant op; de mospollen op den bodem maakten het ons gemakkelijk, onhoor baar te naderen, en de groene sparren en de jonge beukjes, die hun koperen winterloof nog droegen, gaven voldoende dekking; geen takje knapte, geen beukenblaadje deden we ritselen. Daar stonden de eiken voor ons; wij bleven even verscholen achter een groote hulst, en... daar snorde het weer vlak boven ons; een eind verder gaf een korte roffel, iets hooger van toon, antwoord op den eerste.Er waren misschien twee spechten aan het musiceeren; zien konden we ze niet. We bewogen ons niet meer dan noodig was, om de halzen te rekken en de hoofden te wenden; maar dat was blijk baar genoeg om ontdekt te worden ; want het geheimzinnig geluid hield op, en meteen vloog er een groote vo^el den eikentop uit, ver van ons weg. Het was stellig een specht, te herkennen aan de golvende vlucht en het telkens geheel samenklappen van de vleugels. Maar nu moesten we de paukenslagers toch ook eens aan het werk zien. Ze naloopen zou niets geven. We moesten ons hier verschuilen, in de hoop, dat de heeren naar hun instrument zouden terugkeeren. Vlak bij den stam gingen we plat op het mos tegen de voet liggen, boven op onze overjassen, want het was er vochtig; de kijker in de hand om onmiddellijk gereed te zijn; en nu maar ge duldig wachten, in het vertrouwen dat de voorjaars-hartetocht van de spechten sterker zou zijn dan hun menschenvrees. En het ging ons best. Nog geen vijf minuten iiiiMiiniiiimii Deze lofrede laat de romanschrijfster' hou den, door professor Marenstein, wanneer hy, op zijn zilveren bruiloft, een toast uitbrengt op zijn levensgezellin, die hem steeds be koorde door das ewig Weibliche". Het artikel: De Kimono," van' de hand van R. W. P. de Vries Jr., zal evenals: De rijsttafel van den Europeaan," van Martine Tonnet, met belangstelling worden gelezen Zoo ook Primnla's snoezig gedichtje Mei " waarvan hier het 1ste couplet: " ' Heb je wel eens geluisterd Naar 't windje in de Mei? En wat het zoetjes fluistert Maakt je dat ook zoo blij ? Geen twee menschen bestaan er, wier vin ger-indrukken geheel dezelfde zrjn. Om de identiteit van een persoon vast te stellen is de zekerste weg zijn vingerafdruk te laten fotografeeren. Onschatbaar bewijs van persoonlijkheid In alle mogelijke zaken: strafrechterlijk onderzoek; voorkoming van namaak van schilder- en beeldhouwwerk. Wanneer de kunstenaar zyn werk behalve van zijn handteekening, voorziet van zijn duim-afdruk is bedrog bijna onmogelijk. ' Het karakteristiek persoonlijke van den vingerafdruk is door alle eeuwen heen be kend, doch, komt eerst in de laatste tijden meer algemeen onder de aandacht. Men zegt, dat de Chineezen reeds in de 7e eeuw vingerafdrukken als gerechtelijk document hebben aangewend. In Rumeniëis sedert 1903 de afdruk van den duim bij alle akten van den burgerlijken stand verplichtend. In Argentinië, is sedert 1896 het dactyloscopisch waarmerk voorgeschreven, niet alleen voor misdadigers; ook, voor politiebeambte!!, kruiers, koetsiers, dienstboden. In de Vereenigde Staten wordt van analphabeten niet gevergd het simpele krassen van een kruisje, maar, de vél zeggende duim-afdruk. De niets-ontziende tand des Tijds, lustig aan alles knagend, schijnt bij de menschelijke vingerafdrukken te stuiten. Hun waardij blijft gehandhaafd. CAPRICE. hadden we gelegen, of er klonk een kort luid geroffel in een eik achter ons; dat was een temptatie; niet omkeeren, natuurlijk; dat zou alles bederven. Het geluid leek een zeer snelle trommelslag, maar zonder galm, alsof een menschelyke trommelslager van beroep een korte roffel op het hout van zijn instru ment inplaats van op het vel sloeg. Dadelijk daarop weer een roffel, van twee 4 drie secon den lang, veel lager van toon; dat was vlak boven ons, in onzen eik; maar we zagen geen vogel, nog minder de dorre stomp die hij als trommel moest gebruiken. Het trommelen herhaalde zich om de minuut ongeveer, en duurde, telkens maar eenige seconden. De beide dieren antwoordden elkaar als twee kraaiende hanen. Het waren trou wens hanen, spechthanen, dat wisten we, die beiden om een wijfje riepen, of waarvan de eene den ander tartte in zijn gebied te komen, waar hij al voorzien was van een wederhelft. Uiterst voorzichtig schoven we om den stam heen; en boven ons, halverwege den top, daar zagen we de groote bonte specht zitten; zijn roode plek onder de staart was zoo duidelijk, dat we die zonder kijker kon den onderscheiden. Hij sprong telkens van zijn takje naar een dikke afgebroken takstomp, en met een verbazend snelle trillende beweging van zijn kop en zijn heele lijf, bracht hij de holle takstomp in trilling en veroor zaakte zoodoende het merkwaardig geluid, zijn liefdezang. Het is wel eens betwijfeld of de spechten-roffel wel veroorzaakt wordt door den snavel, maar vooronsishetnu volkomen zeker, datdesnelle snavelstooten deeersteoorzaakzijn. Onze vogel had twee instrumenten, een dikke en een dunnere takstomp, die een bijna even hoog geluid gaven, maar het eene van den dunnen tak klonk zwakker dan dat van de dikke stomp. Een vol kwartier lang hebben wij de beide spechten aan het roffelen gezien. Op het laatst snel achter elkaar. Op goed geluk bootste ik met de mond het geluid na, door de tong en het zacht verhemelte snel te bewegen tot een dikke rollende keel-r. Dat gelukte boven ver wachting, de specht werd tot mijn verbazing gefopt; en hij roffelde er als een razende op los. De tweede, verder op, scheen dit als een uitdaging aan zijn adres gericht te beschou wen en ging er van door; misschien ook heeft die ons in het oog gekregen. De onze, boven ons, was in ongunstiger conditie, dit zij tot zijn verontschuldiging gezegd. Hij zag ons echter dadelijk toen wij opstonden en hjj vloog verschrikt weg, zonder eenig geluid te geven zonder te hinneken of te schateren, zooals de groene specht in zoo'n geval doet; maar die roffelt ook nooit; dat doet alleen een bonte- E. HJDIMANH.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl