Historisch Archief 1877-1940
No. 1614
DE A M S TE R D A.MME R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ferrari. Hu heeft niet bet pathos van zyn
landgenooten Leoncavallo, Mascagni, Paccini
e. a., dit zon trouwens hier ook misplaats
? wezen. Evenmin klampt hjj zich vast aan
Richard Wagner's Meistersinger" en hoewe
ik het na niet eens ben met de in
Duitschland wel eens geuite bewering dat de
contrapuntische schryfwyze de duidelijkheid van
den dialoog belemmert, maar veeleer van
meening ben, dat juist een fraai, maar onge
dwongen en licht contrapunt een ongemeene
levendigheid verschaft aan het geheel men
zie slechts naar Verdi's Falstafl", als men
die Meistersinger" buiten bespreking wi
laten zoo kan ik mij toch zeer goed ver
klaren dat Wolf?Ferrari zijn opera in dezen
vorm concipieerde en wil ik hieraan gaarne
? toevoegen, dat ik van zyn opera zeer heb
genoten.
Een draaitooneel had men te Bussnm niet;
evenmin een gezelschap datgewendisMozart'e
opera's op te voeren. Wat men wel had dat
is liefde en ijver en geestdrift voor de zaak
En daarom moet men o Ter het hoofd zien
dat de scène-verwisselingen wel eens wal
lang duurden en dat er ook in spel en zang
wel eens tekortkomingen waren. Het lykl
mij dankbaarder te wijzen op het vele goede
In de eerste, plaats op hetgeen de heer en
mevrouw Schoonderbeek tot stand hebben
gebracht; zij hadden de leiding van het geheel
in handen; de eerste vóór het tooheel, de
tweede achter de schermen. De dirigenl
was misschien af en toe een weinig druk.
Het dirigeeren met beide armen moet in
een dergelijk werk beperkt blijven tot de
hooge uitzonderingen, maar hq wist toch
leven en bezieling te geven aan het geheel.
En aan mevrouw Schoonderbeek was het
zeker voornamelijk te danken dat de meeste
medewerkenden zich zoo gemakkelijk bewogen
op het tooneel.
Mevrouw Denys-Krnyt als Colombine was
voortreffelijk. In deze rol herinnerde zy m
voortdurend aan haar Page uit Mozart's
Figaro".
Ook de Arlecchino" van den heer Van
Oort was uitmuntend. Zijn stem schoon en
vol, zyn dictie duidelijk en zy'n spel en
mimiek los en ongedwongen. Wat moet van
Oprt een uitstekende Leporello of Figaro
zyn l Voortdurend drong zich de vraag b
my op of hem op de Bühne" niet nog meer
lauweren wachten dan in de concertzaal.
De heer Rud. van Schaik heeft een mooie
lyrische tenorstem, die hem in de omvang
rijke partij van Florindo goed te pas kwam.
De heer Van Schalk zal zyn wyze van zingen
echter moeten veranderen. In de midden
tonen vooral begint zyn stem allengs
heesch te klinken. Er rnischt dan een bijge
luid mede, tengevolge waarvan het orgaan
noodeloos vermoeid wordt. Zyn zekerheid
en slagvaardigheid zyn boven allen lof ver
heven. De dames Ménage Challa en Haag
mans waren goed berekend voor hare rollen;
mej. Annie v. Dijk minder; haar stem staat
niet en zy detoneert, hetgeen vooral jammer
was by haar Arioso, Ach nur für dich
mein Susser". De heeren v. d. Vliet, Dirks
en Schilderman zongen mede voortreffelijk.
Jammer dat de heer Butter door een
keel^ongesteldheid alleen kon spelen en zyn party
door den heer Zalsman van het orchest uit,
gedongen moest worden. Natuurlyk deed de
«SB*v,Zafcvman*dit; uitsteAmad.*
Het Uirechtsche ofchest verleende zijn
hooggewaardeerde medewerking op de van
dit corps, bekende conscentieus artistieke
wy'ze. Toch zonden een paar repetities meer
aan verschillende details der zeer eigenaardige
partituur ten goede zyn gekomen.
De opvoering van Wolf-Ferrari's
Neugierigen Franen" was niet de eenige gebeur
tenis waarmede de feestvierende afdeeling
Bussnm haar jubileum herdacht. Een paar
dagen van te voren vond een concert-uitvoering
plaats, waarop werden uitgevoerd R
demption" van César Franck en la Sulamite"
van Em. Chabrier.
Eerstgenoemd werk was nog nimmer hier
te lande uitgeroerd. Het is gecomponeerd
voor solo-sopraan (Mevrouw Julie Hekking)
declamatie (Mevrouw Schoonderbeek) ge
mengd koor en orchest.
De componist schildert in het eerste deel,
aan de hand van den tekstdichter Ed. Blau,
hoe de aarde zucht in den ty'd van het
heidendom onder de ellende van een wereld
beschouwing, die als haar devies heeft de
woorden: Gloire au victorieux et malheur
au vaincn".
Vervolgens vraagt de reciteerende stem
Qui pourrait nous guider? Les Sages sont
partisl Un instant, o Platon, la terre
illuminée tressaillit de tonrêve et vers toi s'est
tonrnée.
Maar daar komt een koor van engelen
licht brengen in de duisternis. Koren van
mannen wisselen af met engelenkoren, tot
dat de aartsengel wijst op la crèche oüdort
eet enfant, Ie berceau d'un nouveau monde,
sauvépar un Dieu triomphant".
Het tweede gedeelte vangt aan met een
symphonisch gedeelte voor orchest; vervol
gens wisselen mannen- en engelenkoren,
benevens het verhaal van de declameerende
stem en de zang van de aartsengel elkander
af, tot dat het engelenkoor besluit met de
woorden Dans nos al ar m es 's onvrent n os
ailes d'or. Jésus regoit vos larmes et vous
pardonne encore."
De muziek die Franck schreef by dit onder
werp, staat m. '.. niet op n ly'n met die der
Béatitudes; minder nog met die zijner ons
bekende symphonische en kamermuziekwer
ken. Er komen veel conventioneele gedeelten
in voor; de motieven hebben te weinig kleur
en geen klare pbysionomie. Ook scheen my
de bewerking van koor en orchest te dik, te
massief. Het kan zijn, dat myn oordeel
daaromtient zich by een eventueel volgende uit
voering wijzigt, daar de Bussumsche Concordia
zaal zich voor der gelijke uitvoeringen acustisch
niet van een gunstige zy de deed kennen. Het
klinkt daar alles scbel en hard. Fyne nuan
ceeringen komen niet tot haar recht; men
wordt overweldigd door geluid-massa's en door
de brutaliteit der felle kleuren komt men niet
tot een rustig bezinnen van het gehoorde.
By de opera-opvoering (het tooneel bevindt
zich wel in dezelfde taal, maar aan den
tegenovergestelden kant van het concert-podium)
is de acnstische verhouding veel gunstiger.
Het koor bleek voortreffelijk te zyn in
gestudeerd en vervulde zijn taak op accurate
wijze.
Mevrouw Schoonderbeek bracht met veel
uitdrukking en mooie stembuiging het
recitatief ten gehoore en Mevrouw Hekking
zong op zeer intelligente wy'ze de party van
de aartsengel. Men moet wennen aan haar
frangche manier van zingen; en dan nog zal
men misschien vrede hebben met haar
middentonen, maar minder met haar hooge
register, waar het orgaan flakkert en echri
klinkt. Onverdeeld valt haar dictie en haar
uitspraak van het Fransen te prijzen.
Het Utrechtsche orchest had hier een taak
te vervullen, die het meer gewoon is, onnoödig
dus te zeggen dat het zich met eere van
die taak kweet. ?
De heer Schoonderbeek leidde het gehee
met groote zekerheid en tact.
Het tweede werk .van den avond kon ik
slechts gedeeltelijk hooren. 'Ik wil my dus
onthouden daarover en over de uitvoering
een oordeel uit te spreken.
Ten slotte mijn oprecht en geluk wensch aan
het Bussumsche afdeelingsbestunr en zijn
energieken directeur Johan Schoonderbeek
die met groote voldoening op de viering van
het jubileums-muziekfeest mogen terugzien
ANT. AVBEKAMP.
De Ontwitteliiwig der Neterlandsctie Let
tertnMe door dr, J, te
i.
De schrijver van deze nieuwe geschiedenis
der Nederlandsche letterkunde" leidt zijn werk
in met een uitvoerige beginselverklaring, die
niet minder dan C VIII bladzijden in beslag
neemt. Of voor den gewonen lezer of
bestudeerder deze -inleiding van groote waarde is,
kan in 't midden worden gelaten voor den
beoordeelaar levert zy zeker een niet gering
gemak op. Zy ontslaat hem grootendeels van
de omslachtige taak, uit de geschiedscorijving
zelve de oorzaken af te leiden van de hem
gebleken tekortkomingen, welke oorzaken in
de inleiding, hetzij onmiddellijk gegeven zyn,
hetzy met voldoende duidelijkheid doorsche
meren.
Prof. te Winkel dan dit is wel de grond
toon van zyn beschouwing meent, dat net
niet op den weg van den literatuurhistoricus
ligt, over ieder kunstwerk een aesthetisch
oordeel uit te spreken en heeft den indruk,
voor deze opvatting niet zonder vrucht ge
streden te hebben. My zijn de vruchten van
zyn streven onbekend en het lijkt my wel
zeker, dat bij degenen die onze letteren in
derdaad lieihebben, voor een van het
aesthetische zooveel mogelijk abstraheerende be
schouwing thans minder gevoeld wordt dan
een dertig jaar terug. Letterkundige kunst
werken zyn voor ons allereerst belangrijk als
aesthetische verschijnselen, alleen in die hoe
danigheid behooren ze thuis in de geschie
denis der letterkunde en naar hun historische
aesthetische beteekenis is de plaats af te meten
die ze er in zullen beslaan. Is de literatuur
historicus dan niet anders dan een criticus,
iemand wiens werk (al slaan wij 't hooger
aan dan prof. T. W.) op den naam van
wetenschap geen aanspraak mag maken ?
Integendeel iets geheel anders.
De literatuurhistoricus heeft tot taak het
hoe en waarom te verklaren van de literaire
kunstuitingen van verschillende individuen
uit verschillende maatschappelijke klassen in
verschillende perioden. Hy heeft die te ver
klaren in den bizonderen aard van haar
schoonheid, hy heeft het verband aan te
toon en tusschen de naast elkaar staande en
"elkaar opvolgende schoonheidsöpvattingen en
het geestelyk leven, hooger op het gansche
maatschappelijk leven van den tijd. Zich
grondend op de algemeene" geschiedenis
van den tyd komt hij haar tevens te hulp:
door weinig middelen dringt men zoover door
in het leven van een tijd als door de weten
schappelijke kennis van zyn letterkunde. Dit
alles ik liep er reeds op vooruit is
wetenschap, geen critiek als gevoelsuiting.
Maar die wetenschap vooronderstelt aesthe
tische critiek: men kan het waarom van een
schoonheidsvorm slechts verklaren, men kan
het wezen er van slechts schilderen, als men
die schoonheid volledig doorvoeld heeft. Vol
ledig, hoe paradoxaal het klinkt in
betrekkelyken zin: voor zoover het den epigoon
mogelijk is. Is echter het schoonheidsgevoel
niet te subjectief dan dat een aesthetisch
oordeel ook voor anderen dan de schrijver
waarde kan hebben ? Deze opvatting veroor
deelt de aesthetiscae critiek niet slechts bin
nen het kader der wetenschap, maar absoluut
en mag dan ook als empirisch bewezen on
houdbaar gequaliflceerd worden. Het is trou
wens een opvatting wel inzonderheid eigen
aan onzen tijd, waarin, door welke oorzaken
dan ook, by een zoo overwegend deel der
menschheid het aesthetisch gevoel onont
wikkeld, misvormd, afgestompt of volkomen
afwezig isr dat in de opvattingen overschoen
en onschoon evenveel misverstand als anar
chie heerscht een toestand onvergelijkelijk
noodlottiger dan de natuurlijke eenzijdigheid
van vroegere perioden. Waar is echter, dat
de noodzakelijkheid de gegeven stof aesthetisch
te beoordeelen (een noodzakelijkheid die men
niet kan ontwijken zonder op te houden
literatuur-geschiedenis te schrijver), aan den
literatuurhistoricus zeer hooge eischen stelt.
Niet slechts een zeer ontwikkeld schoonheids
gevoel en groote historische kennis moet hij
bezitten hij moet zich ook kunnen losmaken
van persoonly'ke voorkeur en zich kunnen
in zijn eigen geestesleven ver staande
schoonheidsopvattingen. Behoeft hij echter een
omstandigealgemeeneschoonheidsleer? Neen,
veeleer zou men kunnen zeggen, dat hij die
helpt scheppen.
Een schoonheidsleer kan f zijn de min
of meer gelukkige formuleering van de
bizondere opvattingen, den bizonderen voorkeur
van afzonderlijke tijdperken, of het historisch
overzicht van de ontwikkeling dier opvat
tingen, dat is: een resultaat van de kunst
geschiedenis, niet praemisse. Eerst door een
bizqndere schoonheidsleer, imperatieve tracht
en absolute geldigheid toe te kennen, komt
men tot een aesthetisch dogmatisme, dat ik
evenzeer als prof. T. W. verwerp, en een
artistieke huichelarij, waarin ik moeilijk
'gelijk deze doet bh. XXXIII) eenig nut
kan zien. Hetzij echter verre met dit dog
matisme elk weloverwogen aesthetisch be
schouwen, het kind met het badwater, uit
;e werpen.
Wat zyn nu de gevolgen van het buiten
sluiten der aesthetische critiek uit prof. T.
W.'s werk ? Ten eerste dat deze critiek door
een achterdeurlje weer binnensluipt als onbe
wuste en dus ongecontroleerde en onhistorische
critiek de schrijver noemt deze het
aesthetisch systeem ... dat bij (hem) op den
achtergrond van den geest stond'1 (een aesthe
isch systeem, tusachen twee haakjes, dat in
loofdzaak een doire klassiflcatie van kunst
soorten en -vormen inhoudt). Ten tweede
wordt daardoor, omdat het zich niet laat
vermyden, kunstwerken uit een ander oog
punt te beoordeel en, een volstrekt ongeoor
loofde . ruimte gelaten aan ethische over
wegingen, piet het .minst indirect. De be
langrijkheid van een letterkundig werk meet
prof. T. W. af naar den indruk dien het
gemaakt heeft n den invloed, dien er van
is uitgegaan. Zeer goed, mits hier sprake is
van den aesthetisehen indruk en invloed, mits
uitgeschakeld worden die elementen van
ethische en andersoortige waardeering, die het
oordeel van tijdgenoot en nageslacht tot een
niet zuiver kunstcritisch stempelen. Er is
natuurlijk alles vóór, dien ethischen en anderen
invloed dan later nog afzonderlijk te behan
delen, als bijproduct der literatuurhistorie,
als van gewicht voor den bestudeerder van
het geestelyk leven in 't algemeen, maar de
scheiding moet gemaakt worden en dat kan
alleen door aesthetische critiek. Volgens zyn
stekel zal prof. T. W. er toe moeten komen
in den dichter als de eminente vertegen
woordiger van de echoonheidsidee der 17de
eeuwscbe burgery te zien terwy'l toch
diens popnlairiteit voor negentienden den
codificator van een opkomende moraal gold.
Om alle misverstand te voorkomen zy hier
even vermeld, dat ik er geen oogenblik
aan denk, de waarde van de ethische kracht
der aandoeningen voor het aesthetisch resul
taat in twijfel te trekken, ofte meenen dat
de gegeven mate Van aesthetische beteekenis
niet mede uit ethische werkingen bij den
dichter moet worden verklaard. Een derde
noodlottig gevolg, waarover later meer, is,
dat by de bespreking der kunstwerken de
meeste aandacht wordt gewijd aan het inde
laatste plaats belangrijke: de stof.
Niet slechts de gevolgen, ook de oorzaken
van 's schrijvers misvatting hebben wij na te
gaan. En dan is naast de algemeene
burgerlijke opvatting omtrent het wezen der
historische wetenschappen de hoofdoorzaak,
ik moet het tot myn leedwezen zeggen: ge
brek aan aesthetisch gevoel. De geschied
schrijver der letteren behoeft geen scheppend
dichter te zijn, maar hy moet als het ware
passief dichter wezen, gympathisca
meedichtend met den poëet, dien hy in zyn
geschiedtafreel wil laten optreden. De geheele stof
'an zyn werk moet aesthetisch door hem
gevoeld zijn" (blz. XVI). Met deze woorden
heeft de schrijver zijn eigen vonnis uitge
sproken. Want dat hij in bizonder geringe
mate passief dichter" is, blij kt uit iedere
bladzijde van zyn betoog voor wie het
niet reeds lang wisten. Dat blykt uit zyn
terminologie, uit het spreken over dichters
die een stof zoeken" uit de vraag of het
practisch (sic l) is, de beschrijving buiten even
redigheid tot de verhaalde daden of gebeurte
nissen uit te breiden," uit deze opsomming
van de naast eene sterker neiging om aesthe
tische neigingen bij zich te wekken" voor den
kunstenaar noodige eigenschappen:
ontembaren werklust, onvermoeibare werkkracht,
vlugheid en nauwkeurigheid van waarneming,
helderheid van voorstelling, oorspronkelijk
heid in gedachtenwbinding en bovenal veel
zijdigheid van studie en moed om in iedere
richting te durven" .(b!z. XXX). Lijkt dit niet
ontleend aan een advertentie om een han
delsreiziger of een redacteur-ver slaggever?
Het kunst, is paa»ie,"zoo dikwijls geponeerd,
zoo mooi toegelicht door me TT. Holst in De
Nieuwe Tijd jvan > Jan} 1906, het is voor prof.
Te Winkel niet'jzésehreven. Van de- harts
tochtelijke ontroering, de innige liefde voor
wat hem vervult,'die met het,beeldend ver
mogen dat door haar eerst gewekt wordt, den
kunstenaar maken van die ontroering en
van die liefde, die voor den geoefenden kunst
gevoelige wel altijd herkenbaar zyn en hem
houvast geven in zijn oordeel prof. T. W.
weet er niet van.
Uit dit gebrek aan kunstg a voel vloeit voort
en het U er het sterkste bewijs van tevens
dat prof. T. W. geen notie heeft van de ver
houding van vorm en inhoud van een kunst
werk. Schoonheid is een quaestie van vorm
in de eerste, vorm in de tweede vorm in de
derde plaats. Maar alleen wat een inhoud heeft
kan een vorm hebben en schoon is slechts
die vorm die den inhoud zuiver belichaamt.
Een automobiel bezit vaak een hooge mate
van natuurlijke schoonheid, maar het is
daarom niet de vorm an sich" die schoon
is, maar die vorm van dat ding. Zooals Kloos
eens schreef: Inhoud en vorm, in kunst als
in natuur, Zyn Eén " Maar het aesthetisch
aandoende is de uit den inhoud met zekere
noodwendigheid voortkomende vorm.
De vorm Is echter niet slechts het geluid
of het rbythme, al ia geen literair kunstwerk
volmaakt zonder schoonheid te dezen opzichte
(o ! wat wisten onze 17de eeuwsche en oudere
prozaschrijvers dat goed!), vorm is ook de
plastische uitbeelding van een karakter, van
een motief, de ontwikkeling van een drama.
Anderszijds is dit alles en het laatste het
meest, uit een ander oogpunt gezien, inhoud
tevens en moet de inhoud dan ook vooral
niet verward worden met de stof. De stof is
betrekkelijk indifferent, alles, dat ben ik met
den schrijver eens, kan de stof voor een
literair kunstwerk leveren, als het slechts met
liefde of (wat hetzelfde is) met haat bekeken
wordt. Iets toevalligs wordt de voorkeur voor
deze of gene stof daarmede nog niet: in be
paalde tijden znllen bepaalde onderwerpen
de sterkste aandoening wekken.
Prof. te Winkel echter hecht aan den vorm
weinig, des te meer aan den zakely ken inhoud.
Klanknabootsing" als zoodanig slechts
kan hij zich de kunst van het woordzeluid
denken (blz, 2b). Inderdaad, gelijk hij zelf
den beoordeelaar in den mond geeft:
Dit gebrek aan kunstgevoel zou hem, zelfs
bij nog tienmaal grooter geleerdheid, onge
schikt maken voor geschiedschrijver onzer
letteren, maar prof. T. W. zou althans de
qualités van zijn défauts hebben, wanneer hij
nu tenminste van al het strict inHividueele
abstraheerde en de geschiedenis schreef, wel
niet van onze letteren, maar zuiver objectief
van een zijde van het geestelyk leven. Helaas,
t is er verre van. Eén staaltje. Wij geven
dien naam (?an tragedie) aan zulk soort van
drama's, waarmee de kunstenaar den indruk
weet te wekken, dat de gebeurtenissen en
wandelingen, die er worden voorgesteld, niet
de gevolgen zijn van louter toeval of van den
vlijen wil der handelende personen, maar van
den innerlijken samenhang van alles in het
;root heelal, dat door ne in al zijne deden
we.rkzn.me macht wordt geregeld en bestuurd."
Ik cursiveer K) Dus geen tragedie dan op
todidienstigen grondslag weg Heyermans!
Dit staat op blz. LXX op blz. LXXV
ezen wij:
Op het gebied van het leerdicht heeft
rooral de god -dienstige hymne zulk
eentragi-ch karakter. Of de andere godsdienstige
lederen dat zullen hebben, hangt geheel af
van den persoon, die ze dichtte, want hoe
weinig godsdienstige, althans God vereerende,
meoschen zyn er, die inderdaad ook dan,
wanneer zy in eene godsdienstige stemming
verkeeren, ten volle overtuigd zijn van de
onveranderlijkheid der goddelijke wereldorde,
en, veeleer dan blijmoedig te aanvaarden wat
over hen beschoren is, door hunne gebeden
tot God en het aanroepen van zijne heiligen,
toch nog meenen eene poging te kunnen
wagen om in die wereldorde verandering te
brengen. Dat is menschelijk en verschoonbaar ;
maar die gebeden worden er in kunstvorm
onderdeelen door van de comische poëzie en zelf» van
de komieke. (Ik curs. K) als zij b.v. tot den
God van Nederland gericht werden om daar
mee voor ons dezelfde overwinning af te
smeeken, die de Engelschen voor zich af
smeekten van den God der Britten." Weg
kitderljjk, mooi en sterk geloof voriger ge
slachten, ge zyt komiek l Tragiek is slechts
mogelijk op den grondslag van 's professors
alleenzaligmakend modernisme!
Slechts een schets van eigen inzicht kon
ik hier tegenover enkele punten van prof.
T. W.'s beginselverklaring stellen. Graag was
ik uitvoeriger geweest, maar myn critiek is
toch al lang geworden, zonder dat ik klaar
ben. Want er rest nog na te gaan welke de
practische resultaten zyn van prof. T. W.'s
ideeën of over geschiedschrijving der letteren.
Daarover in een tweede artikel.
J. A. N. KNUTTEL.
Berichten,
Onder leiding van prof. dr. H. Brugmans,
zal onder den algemeenen titel NEDERLAND
SCHE HISTORISCHE BIBLIOTHEEK, een serie
monographieën verschijnen, waarin bebandeld
worden de belangrijkste tijdvakken onzer
vaderlandsche geschiedenis, elk bewerkt door
een bevoegd Nederlandschen historieschrijver.
Elk deel zal van illustraties worden voorzien.
Als eerste werk in deze bibliotheek zal ver
schijnen De Bataafsche Republiek, door dr, H.
T. Colenbrander, met illustraties daarvoor ge
kozen door E. W. Moes, die ook voor de
andere deelen zijne medewerking heeft toe
gezegd, terwijl als medewerkers nog genoemd
worden prof. dr. P. J. Blok, dr. G. J.
Boekenoogen, prof. dr. J. Huizinga, mej. Joh. W.
A. Naber, dr. W. W. van der Meulen en
Th. Morren.
Het extra voorjaars-nummer van Tbe Studio
zal gewijd zijn aan DE KDNST IN ENGELAND
ONDEK DE EEGEEKINGEN VAN ELIZABETH EN DE
STÜAETS en ongeveer twee honderd illustraties
bevatten van binrjenlanische architectuur,
meubelen, geweven stofien, borduurwerk en
schilderyen.
VOLGBNS JAPANSCHE VOORSTEL
LING. Voor eenigen tyd bevatte het Japansche
blad Jyi Skimbo een spotprent waarin het
Duitsche rijk wordt voorgesteld als Benkei,
een der reuzen uit de Japansche sprookjes
wereld. De reus staat ten strijde gereed, leunt
over geheel Europa en plaatst een zyn er voe
ten op het Aziatisch werelddeel. Hy heeft,
zooals de reus in het sprookje, zeven wapens
waarvan. elk den naam van een der Duitsche
dagbladen draagt.
Het Pruisische ministerie van
binnenlandsche zaken heeft zich, OP VERZOEK VAN DEN
KEIZER in verbinding gesteld met den Verein
zur Bekampfung des Madchen handels" om te
komen tot de uitgave van eene vertaling van
het in Noorwegen verschenen boek: De blanke
slavin, door Elisabetu Schöyen. De Duitsche
vertaling zal dezer dagen het licht zien.
Het 6000e nummer van Reclam's Universal.
Bibliothek waarover we de vorige week
schieven, zal bevatten Otto Ernst, Vom Strande
des Lebeni.'Novellen und Skizzen. Naar aan
leiding van de verschijning van dit nummer
hebben de uitgevers aan vakgenooten en
belangstellenden een herinneringsgeschriftje
doen toekomen, met tal van afbeeldingen
van hun bedrijf.
In November 1867 verscheen het eerste
nummer van de Universal-Bibliothek, thans
zyn de bekende boekjes by millioenen over
de geheele wereld verspreid. De voornaamste
werken uit 32 literaturen der gebeele wereld
zyn in deze bibliotheek opgenomen.
Behalve deze uitgave verschijnen by Reclam
nog het bekende Reclam's Universum en ver
schillende woordenboeken en klassieken. In
zyne drukkery' werken dagelijks 56 snelpersen.
In Maagdenburg is een oude klooster
bibliotheek ontdekt, waarin VÏLE BELANGRIJKE
HANDSCHRIFTEN EN INKUNABELEN Voorhanden
zyn. Van de ongeveer 10.000 deelen waaruit
de bibliotheek bestaat, zyn er meer dan 500
uit den tyd vóór het jaar 1500. Onder de
handschriften is een geschiedenis van Karel
de Groote; verschillende Maria-gedichten;
verder zyn voorhanden Luther's gezamenlijke
werken; Melanchton's werken; de Keulsche
Bijbel by Quentell gedrukt, met vele prachtige
houtsneden; het Psalterium Davids, in 1529
by MelchiorLottu op perkament gedrukt; enz.
De waarde der gevonden boekwerken wordt
op 75.000 Mark geschat. De Koninklijke Biblio
theek te Berlijn heeft voor de boeken, die
vóór 1650 zyn verschenen, reeds 12.000 Mark
geboden, wat zeker geen Koninklijk"
bod kan genoemd worden.
iilimiiMMilimimiiiiiiiMimiiiMiiiiiiiiiiMtiiiiiniiiiiiiiiiHiiiiiiiiimiiHiiiiiiMiiiiiHtiiiliiiiiiimitiii
c/faciamw
40 cents per regel.
heeft sedert 190 jaar eene onwan
kelbare reputatie voor absolute
zuiverheid en kwaliteit. Vraagt
uwen wijnhandelaar naar
proefflesschen.
Prijzen van f 2.5O tot ?8.5O.
Generaal-Agenten :
Koopmans & Bruinier, Amsterdam.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen Bouwbureau , A r t i",
aldaar.
van
ProOrG.
T
*y Eenige
Fabrikanten
rW.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
K. F. DEÜSCHLE-BENGER.
Verschenen:
De Goedkoope Uitgave
van het
beroemde boek
VAN
GUSTAV FRENSSEN.
Bewerking van
Dr. C. D. SAX.
De prijs van dezen nieuwen druk is:
In geïllnstr. omslag In prachiigen stempelb.
?8.50, /2.9O.
Uitgave van v. HOLKEMA & WARENDORF, Amst
WORDT TERUGGENOMEN
FABRIKANTEN VA HOR ZOMEN AMSTERDAM
Verkrijgbaar bij:
Hirsch en Cie., Hofl., Leidscheplein.
A d r. Schakel. Hofl., Heiligenweg.
H. Meyer, Hofl.. ^Koningsplein.
An Bon .TI are hé, Kalverstraat.
ag. lieizershof, Nieuwendyk.
E. H. Dik, Leidschestraat 10.
Allen te Amsterdam.
H. J. I>oor. Lijnmarkt 2A, Utrecht.
E. H. Boasson & Co., Middelburg.