De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 24 mei pagina 3

24 mei 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1614 DE A M S TE R D A.MME R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ferrari. Hu heeft niet bet pathos van zyn landgenooten Leoncavallo, Mascagni, Paccini e. a., dit zon trouwens hier ook misplaats ? wezen. Evenmin klampt hjj zich vast aan Richard Wagner's Meistersinger" en hoewe ik het na niet eens ben met de in Duitschland wel eens geuite bewering dat de contrapuntische schryfwyze de duidelijkheid van den dialoog belemmert, maar veeleer van meening ben, dat juist een fraai, maar onge dwongen en licht contrapunt een ongemeene levendigheid verschaft aan het geheel men zie slechts naar Verdi's Falstafl", als men die Meistersinger" buiten bespreking wi laten zoo kan ik mij toch zeer goed ver klaren dat Wolf?Ferrari zijn opera in dezen vorm concipieerde en wil ik hieraan gaarne ? toevoegen, dat ik van zyn opera zeer heb genoten. Een draaitooneel had men te Bussnm niet; evenmin een gezelschap datgewendisMozart'e opera's op te voeren. Wat men wel had dat is liefde en ijver en geestdrift voor de zaak En daarom moet men o Ter het hoofd zien dat de scène-verwisselingen wel eens wal lang duurden en dat er ook in spel en zang wel eens tekortkomingen waren. Het lykl mij dankbaarder te wijzen op het vele goede In de eerste, plaats op hetgeen de heer en mevrouw Schoonderbeek tot stand hebben gebracht; zij hadden de leiding van het geheel in handen; de eerste vóór het tooheel, de tweede achter de schermen. De dirigenl was misschien af en toe een weinig druk. Het dirigeeren met beide armen moet in een dergelijk werk beperkt blijven tot de hooge uitzonderingen, maar hq wist toch leven en bezieling te geven aan het geheel. En aan mevrouw Schoonderbeek was het zeker voornamelijk te danken dat de meeste medewerkenden zich zoo gemakkelijk bewogen op het tooneel. Mevrouw Denys-Krnyt als Colombine was voortreffelijk. In deze rol herinnerde zy m voortdurend aan haar Page uit Mozart's Figaro". Ook de Arlecchino" van den heer Van Oort was uitmuntend. Zijn stem schoon en vol, zyn dictie duidelijk en zy'n spel en mimiek los en ongedwongen. Wat moet van Oprt een uitstekende Leporello of Figaro zyn l Voortdurend drong zich de vraag b my op of hem op de Bühne" niet nog meer lauweren wachten dan in de concertzaal. De heer Rud. van Schaik heeft een mooie lyrische tenorstem, die hem in de omvang rijke partij van Florindo goed te pas kwam. De heer Van Schalk zal zyn wyze van zingen echter moeten veranderen. In de midden tonen vooral begint zyn stem allengs heesch te klinken. Er rnischt dan een bijge luid mede, tengevolge waarvan het orgaan noodeloos vermoeid wordt. Zyn zekerheid en slagvaardigheid zyn boven allen lof ver heven. De dames Ménage Challa en Haag mans waren goed berekend voor hare rollen; mej. Annie v. Dijk minder; haar stem staat niet en zy detoneert, hetgeen vooral jammer was by haar Arioso, Ach nur für dich mein Susser". De heeren v. d. Vliet, Dirks en Schilderman zongen mede voortreffelijk. Jammer dat de heer Butter door een keel^ongesteldheid alleen kon spelen en zyn party door den heer Zalsman van het orchest uit, gedongen moest worden. Natuurlyk deed de «SB*v,Zafcvman*dit; uitsteAmad.* Het Uirechtsche ofchest verleende zijn hooggewaardeerde medewerking op de van dit corps, bekende conscentieus artistieke wy'ze. Toch zonden een paar repetities meer aan verschillende details der zeer eigenaardige partituur ten goede zyn gekomen. De opvoering van Wolf-Ferrari's Neugierigen Franen" was niet de eenige gebeur tenis waarmede de feestvierende afdeeling Bussnm haar jubileum herdacht. Een paar dagen van te voren vond een concert-uitvoering plaats, waarop werden uitgevoerd R demption" van César Franck en la Sulamite" van Em. Chabrier. Eerstgenoemd werk was nog nimmer hier te lande uitgeroerd. Het is gecomponeerd voor solo-sopraan (Mevrouw Julie Hekking) declamatie (Mevrouw Schoonderbeek) ge mengd koor en orchest. De componist schildert in het eerste deel, aan de hand van den tekstdichter Ed. Blau, hoe de aarde zucht in den ty'd van het heidendom onder de ellende van een wereld beschouwing, die als haar devies heeft de woorden: Gloire au victorieux et malheur au vaincn". Vervolgens vraagt de reciteerende stem Qui pourrait nous guider? Les Sages sont partisl Un instant, o Platon, la terre illuminée tressaillit de tonrêve et vers toi s'est tonrnée. Maar daar komt een koor van engelen licht brengen in de duisternis. Koren van mannen wisselen af met engelenkoren, tot dat de aartsengel wijst op la crèche oüdort eet enfant, Ie berceau d'un nouveau monde, sauvépar un Dieu triomphant". Het tweede gedeelte vangt aan met een symphonisch gedeelte voor orchest; vervol gens wisselen mannen- en engelenkoren, benevens het verhaal van de declameerende stem en de zang van de aartsengel elkander af, tot dat het engelenkoor besluit met de woorden Dans nos al ar m es 's onvrent n os ailes d'or. Jésus regoit vos larmes et vous pardonne encore." De muziek die Franck schreef by dit onder werp, staat m. '.. niet op n ly'n met die der Béatitudes; minder nog met die zijner ons bekende symphonische en kamermuziekwer ken. Er komen veel conventioneele gedeelten in voor; de motieven hebben te weinig kleur en geen klare pbysionomie. Ook scheen my de bewerking van koor en orchest te dik, te massief. Het kan zijn, dat myn oordeel daaromtient zich by een eventueel volgende uit voering wijzigt, daar de Bussumsche Concordia zaal zich voor der gelijke uitvoeringen acustisch niet van een gunstige zy de deed kennen. Het klinkt daar alles scbel en hard. Fyne nuan ceeringen komen niet tot haar recht; men wordt overweldigd door geluid-massa's en door de brutaliteit der felle kleuren komt men niet tot een rustig bezinnen van het gehoorde. By de opera-opvoering (het tooneel bevindt zich wel in dezelfde taal, maar aan den tegenovergestelden kant van het concert-podium) is de acnstische verhouding veel gunstiger. Het koor bleek voortreffelijk te zyn in gestudeerd en vervulde zijn taak op accurate wijze. Mevrouw Schoonderbeek bracht met veel uitdrukking en mooie stembuiging het recitatief ten gehoore en Mevrouw Hekking zong op zeer intelligente wy'ze de party van de aartsengel. Men moet wennen aan haar frangche manier van zingen; en dan nog zal men misschien vrede hebben met haar middentonen, maar minder met haar hooge register, waar het orgaan flakkert en echri klinkt. Onverdeeld valt haar dictie en haar uitspraak van het Fransen te prijzen. Het Utrechtsche orchest had hier een taak te vervullen, die het meer gewoon is, onnoödig dus te zeggen dat het zich met eere van die taak kweet. ? De heer Schoonderbeek leidde het gehee met groote zekerheid en tact. Het tweede werk .van den avond kon ik slechts gedeeltelijk hooren. 'Ik wil my dus onthouden daarover en over de uitvoering een oordeel uit te spreken. Ten slotte mijn oprecht en geluk wensch aan het Bussumsche afdeelingsbestunr en zijn energieken directeur Johan Schoonderbeek die met groote voldoening op de viering van het jubileums-muziekfeest mogen terugzien ANT. AVBEKAMP. De Ontwitteliiwig der Neterlandsctie Let tertnMe door dr, J, te i. De schrijver van deze nieuwe geschiedenis der Nederlandsche letterkunde" leidt zijn werk in met een uitvoerige beginselverklaring, die niet minder dan C VIII bladzijden in beslag neemt. Of voor den gewonen lezer of bestudeerder deze -inleiding van groote waarde is, kan in 't midden worden gelaten voor den beoordeelaar levert zy zeker een niet gering gemak op. Zy ontslaat hem grootendeels van de omslachtige taak, uit de geschiedscorijving zelve de oorzaken af te leiden van de hem gebleken tekortkomingen, welke oorzaken in de inleiding, hetzij onmiddellijk gegeven zyn, hetzy met voldoende duidelijkheid doorsche meren. Prof. te Winkel dan dit is wel de grond toon van zyn beschouwing meent, dat net niet op den weg van den literatuurhistoricus ligt, over ieder kunstwerk een aesthetisch oordeel uit te spreken en heeft den indruk, voor deze opvatting niet zonder vrucht ge streden te hebben. My zijn de vruchten van zyn streven onbekend en het lijkt my wel zeker, dat bij degenen die onze letteren in derdaad lieihebben, voor een van het aesthetische zooveel mogelijk abstraheerende be schouwing thans minder gevoeld wordt dan een dertig jaar terug. Letterkundige kunst werken zyn voor ons allereerst belangrijk als aesthetische verschijnselen, alleen in die hoe danigheid behooren ze thuis in de geschie denis der letterkunde en naar hun historische aesthetische beteekenis is de plaats af te meten die ze er in zullen beslaan. Is de literatuur historicus dan niet anders dan een criticus, iemand wiens werk (al slaan wij 't hooger aan dan prof. T. W.) op den naam van wetenschap geen aanspraak mag maken ? Integendeel iets geheel anders. De literatuurhistoricus heeft tot taak het hoe en waarom te verklaren van de literaire kunstuitingen van verschillende individuen uit verschillende maatschappelijke klassen in verschillende perioden. Hy heeft die te ver klaren in den bizonderen aard van haar schoonheid, hy heeft het verband aan te toon en tusschen de naast elkaar staande en "elkaar opvolgende schoonheidsöpvattingen en het geestelyk leven, hooger op het gansche maatschappelijk leven van den tijd. Zich grondend op de algemeene" geschiedenis van den tyd komt hij haar tevens te hulp: door weinig middelen dringt men zoover door in het leven van een tijd als door de weten schappelijke kennis van zyn letterkunde. Dit alles ik liep er reeds op vooruit is wetenschap, geen critiek als gevoelsuiting. Maar die wetenschap vooronderstelt aesthe tische critiek: men kan het waarom van een schoonheidsvorm slechts verklaren, men kan het wezen er van slechts schilderen, als men die schoonheid volledig doorvoeld heeft. Vol ledig, hoe paradoxaal het klinkt in betrekkelyken zin: voor zoover het den epigoon mogelijk is. Is echter het schoonheidsgevoel niet te subjectief dan dat een aesthetisch oordeel ook voor anderen dan de schrijver waarde kan hebben ? Deze opvatting veroor deelt de aesthetiscae critiek niet slechts bin nen het kader der wetenschap, maar absoluut en mag dan ook als empirisch bewezen on houdbaar gequaliflceerd worden. Het is trou wens een opvatting wel inzonderheid eigen aan onzen tijd, waarin, door welke oorzaken dan ook, by een zoo overwegend deel der menschheid het aesthetisch gevoel onont wikkeld, misvormd, afgestompt of volkomen afwezig isr dat in de opvattingen overschoen en onschoon evenveel misverstand als anar chie heerscht een toestand onvergelijkelijk noodlottiger dan de natuurlijke eenzijdigheid van vroegere perioden. Waar is echter, dat de noodzakelijkheid de gegeven stof aesthetisch te beoordeelen (een noodzakelijkheid die men niet kan ontwijken zonder op te houden literatuur-geschiedenis te schrijver), aan den literatuurhistoricus zeer hooge eischen stelt. Niet slechts een zeer ontwikkeld schoonheids gevoel en groote historische kennis moet hij bezitten hij moet zich ook kunnen losmaken van persoonly'ke voorkeur en zich kunnen in zijn eigen geestesleven ver staande schoonheidsopvattingen. Behoeft hij echter een omstandigealgemeeneschoonheidsleer? Neen, veeleer zou men kunnen zeggen, dat hij die helpt scheppen. Een schoonheidsleer kan f zijn de min of meer gelukkige formuleering van de bizondere opvattingen, den bizonderen voorkeur van afzonderlijke tijdperken, of het historisch overzicht van de ontwikkeling dier opvat tingen, dat is: een resultaat van de kunst geschiedenis, niet praemisse. Eerst door een bizqndere schoonheidsleer, imperatieve tracht en absolute geldigheid toe te kennen, komt men tot een aesthetisch dogmatisme, dat ik evenzeer als prof. T. W. verwerp, en een artistieke huichelarij, waarin ik moeilijk 'gelijk deze doet bh. XXXIII) eenig nut kan zien. Hetzij echter verre met dit dog matisme elk weloverwogen aesthetisch be schouwen, het kind met het badwater, uit ;e werpen. Wat zyn nu de gevolgen van het buiten sluiten der aesthetische critiek uit prof. T. W.'s werk ? Ten eerste dat deze critiek door een achterdeurlje weer binnensluipt als onbe wuste en dus ongecontroleerde en onhistorische critiek de schrijver noemt deze het aesthetisch systeem ... dat bij (hem) op den achtergrond van den geest stond'1 (een aesthe isch systeem, tusachen twee haakjes, dat in loofdzaak een doire klassiflcatie van kunst soorten en -vormen inhoudt). Ten tweede wordt daardoor, omdat het zich niet laat vermyden, kunstwerken uit een ander oog punt te beoordeel en, een volstrekt ongeoor loofde . ruimte gelaten aan ethische over wegingen, piet het .minst indirect. De be langrijkheid van een letterkundig werk meet prof. T. W. af naar den indruk dien het gemaakt heeft n den invloed, dien er van is uitgegaan. Zeer goed, mits hier sprake is van den aesthetisehen indruk en invloed, mits uitgeschakeld worden die elementen van ethische en andersoortige waardeering, die het oordeel van tijdgenoot en nageslacht tot een niet zuiver kunstcritisch stempelen. Er is natuurlijk alles vóór, dien ethischen en anderen invloed dan later nog afzonderlijk te behan delen, als bijproduct der literatuurhistorie, als van gewicht voor den bestudeerder van het geestelyk leven in 't algemeen, maar de scheiding moet gemaakt worden en dat kan alleen door aesthetische critiek. Volgens zyn stekel zal prof. T. W. er toe moeten komen in den dichter als de eminente vertegen woordiger van de echoonheidsidee der 17de eeuwscbe burgery te zien terwy'l toch diens popnlairiteit voor negentienden den codificator van een opkomende moraal gold. Om alle misverstand te voorkomen zy hier even vermeld, dat ik er geen oogenblik aan denk, de waarde van de ethische kracht der aandoeningen voor het aesthetisch resul taat in twijfel te trekken, ofte meenen dat de gegeven mate Van aesthetische beteekenis niet mede uit ethische werkingen bij den dichter moet worden verklaard. Een derde noodlottig gevolg, waarover later meer, is, dat by de bespreking der kunstwerken de meeste aandacht wordt gewijd aan het inde laatste plaats belangrijke: de stof. Niet slechts de gevolgen, ook de oorzaken van 's schrijvers misvatting hebben wij na te gaan. En dan is naast de algemeene burgerlijke opvatting omtrent het wezen der historische wetenschappen de hoofdoorzaak, ik moet het tot myn leedwezen zeggen: ge brek aan aesthetisch gevoel. De geschied schrijver der letteren behoeft geen scheppend dichter te zijn, maar hy moet als het ware passief dichter wezen, gympathisca meedichtend met den poëet, dien hy in zyn geschiedtafreel wil laten optreden. De geheele stof 'an zyn werk moet aesthetisch door hem gevoeld zijn" (blz. XVI). Met deze woorden heeft de schrijver zijn eigen vonnis uitge sproken. Want dat hij in bizonder geringe mate passief dichter" is, blij kt uit iedere bladzijde van zyn betoog voor wie het niet reeds lang wisten. Dat blykt uit zyn terminologie, uit het spreken over dichters die een stof zoeken" uit de vraag of het practisch (sic l) is, de beschrijving buiten even redigheid tot de verhaalde daden of gebeurte nissen uit te breiden," uit deze opsomming van de naast eene sterker neiging om aesthe tische neigingen bij zich te wekken" voor den kunstenaar noodige eigenschappen: ontembaren werklust, onvermoeibare werkkracht, vlugheid en nauwkeurigheid van waarneming, helderheid van voorstelling, oorspronkelijk heid in gedachtenwbinding en bovenal veel zijdigheid van studie en moed om in iedere richting te durven" .(b!z. XXX). Lijkt dit niet ontleend aan een advertentie om een han delsreiziger of een redacteur-ver slaggever? Het kunst, is paa»ie,"zoo dikwijls geponeerd, zoo mooi toegelicht door me TT. Holst in De Nieuwe Tijd jvan > Jan} 1906, het is voor prof. Te Winkel niet'jzésehreven. Van de- harts tochtelijke ontroering, de innige liefde voor wat hem vervult,'die met het,beeldend ver mogen dat door haar eerst gewekt wordt, den kunstenaar maken van die ontroering en van die liefde, die voor den geoefenden kunst gevoelige wel altijd herkenbaar zyn en hem houvast geven in zijn oordeel prof. T. W. weet er niet van. Uit dit gebrek aan kunstg a voel vloeit voort en het U er het sterkste bewijs van tevens dat prof. T. W. geen notie heeft van de ver houding van vorm en inhoud van een kunst werk. Schoonheid is een quaestie van vorm in de eerste, vorm in de tweede vorm in de derde plaats. Maar alleen wat een inhoud heeft kan een vorm hebben en schoon is slechts die vorm die den inhoud zuiver belichaamt. Een automobiel bezit vaak een hooge mate van natuurlijke schoonheid, maar het is daarom niet de vorm an sich" die schoon is, maar die vorm van dat ding. Zooals Kloos eens schreef: Inhoud en vorm, in kunst als in natuur, Zyn Eén " Maar het aesthetisch aandoende is de uit den inhoud met zekere noodwendigheid voortkomende vorm. De vorm Is echter niet slechts het geluid of het rbythme, al ia geen literair kunstwerk volmaakt zonder schoonheid te dezen opzichte (o ! wat wisten onze 17de eeuwsche en oudere prozaschrijvers dat goed!), vorm is ook de plastische uitbeelding van een karakter, van een motief, de ontwikkeling van een drama. Anderszijds is dit alles en het laatste het meest, uit een ander oogpunt gezien, inhoud tevens en moet de inhoud dan ook vooral niet verward worden met de stof. De stof is betrekkelijk indifferent, alles, dat ben ik met den schrijver eens, kan de stof voor een literair kunstwerk leveren, als het slechts met liefde of (wat hetzelfde is) met haat bekeken wordt. Iets toevalligs wordt de voorkeur voor deze of gene stof daarmede nog niet: in be paalde tijden znllen bepaalde onderwerpen de sterkste aandoening wekken. Prof. te Winkel echter hecht aan den vorm weinig, des te meer aan den zakely ken inhoud. Klanknabootsing" als zoodanig slechts kan hij zich de kunst van het woordzeluid denken (blz, 2b). Inderdaad, gelijk hij zelf den beoordeelaar in den mond geeft: Dit gebrek aan kunstgevoel zou hem, zelfs bij nog tienmaal grooter geleerdheid, onge schikt maken voor geschiedschrijver onzer letteren, maar prof. T. W. zou althans de qualités van zijn défauts hebben, wanneer hij nu tenminste van al het strict inHividueele abstraheerde en de geschiedenis schreef, wel niet van onze letteren, maar zuiver objectief van een zijde van het geestelyk leven. Helaas, t is er verre van. Eén staaltje. Wij geven dien naam (?an tragedie) aan zulk soort van drama's, waarmee de kunstenaar den indruk weet te wekken, dat de gebeurtenissen en wandelingen, die er worden voorgesteld, niet de gevolgen zijn van louter toeval of van den vlijen wil der handelende personen, maar van den innerlijken samenhang van alles in het ;root heelal, dat door ne in al zijne deden we.rkzn.me macht wordt geregeld en bestuurd." Ik cursiveer K) Dus geen tragedie dan op todidienstigen grondslag weg Heyermans! Dit staat op blz. LXX op blz. LXXV ezen wij: Op het gebied van het leerdicht heeft rooral de god -dienstige hymne zulk eentragi-ch karakter. Of de andere godsdienstige lederen dat zullen hebben, hangt geheel af van den persoon, die ze dichtte, want hoe weinig godsdienstige, althans God vereerende, meoschen zyn er, die inderdaad ook dan, wanneer zy in eene godsdienstige stemming verkeeren, ten volle overtuigd zijn van de onveranderlijkheid der goddelijke wereldorde, en, veeleer dan blijmoedig te aanvaarden wat over hen beschoren is, door hunne gebeden tot God en het aanroepen van zijne heiligen, toch nog meenen eene poging te kunnen wagen om in die wereldorde verandering te brengen. Dat is menschelijk en verschoonbaar ; maar die gebeden worden er in kunstvorm onderdeelen door van de comische poëzie en zelf» van de komieke. (Ik curs. K) als zij b.v. tot den God van Nederland gericht werden om daar mee voor ons dezelfde overwinning af te smeeken, die de Engelschen voor zich af smeekten van den God der Britten." Weg kitderljjk, mooi en sterk geloof voriger ge slachten, ge zyt komiek l Tragiek is slechts mogelijk op den grondslag van 's professors alleenzaligmakend modernisme! Slechts een schets van eigen inzicht kon ik hier tegenover enkele punten van prof. T. W.'s beginselverklaring stellen. Graag was ik uitvoeriger geweest, maar myn critiek is toch al lang geworden, zonder dat ik klaar ben. Want er rest nog na te gaan welke de practische resultaten zyn van prof. T. W.'s ideeën of over geschiedschrijving der letteren. Daarover in een tweede artikel. J. A. N. KNUTTEL. Berichten, Onder leiding van prof. dr. H. Brugmans, zal onder den algemeenen titel NEDERLAND SCHE HISTORISCHE BIBLIOTHEEK, een serie monographieën verschijnen, waarin bebandeld worden de belangrijkste tijdvakken onzer vaderlandsche geschiedenis, elk bewerkt door een bevoegd Nederlandschen historieschrijver. Elk deel zal van illustraties worden voorzien. Als eerste werk in deze bibliotheek zal ver schijnen De Bataafsche Republiek, door dr, H. T. Colenbrander, met illustraties daarvoor ge kozen door E. W. Moes, die ook voor de andere deelen zijne medewerking heeft toe gezegd, terwijl als medewerkers nog genoemd worden prof. dr. P. J. Blok, dr. G. J. Boekenoogen, prof. dr. J. Huizinga, mej. Joh. W. A. Naber, dr. W. W. van der Meulen en Th. Morren. Het extra voorjaars-nummer van Tbe Studio zal gewijd zijn aan DE KDNST IN ENGELAND ONDEK DE EEGEEKINGEN VAN ELIZABETH EN DE STÜAETS en ongeveer twee honderd illustraties bevatten van binrjenlanische architectuur, meubelen, geweven stofien, borduurwerk en schilderyen. VOLGBNS JAPANSCHE VOORSTEL LING. Voor eenigen tyd bevatte het Japansche blad Jyi Skimbo een spotprent waarin het Duitsche rijk wordt voorgesteld als Benkei, een der reuzen uit de Japansche sprookjes wereld. De reus staat ten strijde gereed, leunt over geheel Europa en plaatst een zyn er voe ten op het Aziatisch werelddeel. Hy heeft, zooals de reus in het sprookje, zeven wapens waarvan. elk den naam van een der Duitsche dagbladen draagt. Het Pruisische ministerie van binnenlandsche zaken heeft zich, OP VERZOEK VAN DEN KEIZER in verbinding gesteld met den Verein zur Bekampfung des Madchen handels" om te komen tot de uitgave van eene vertaling van het in Noorwegen verschenen boek: De blanke slavin, door Elisabetu Schöyen. De Duitsche vertaling zal dezer dagen het licht zien. Het 6000e nummer van Reclam's Universal. Bibliothek waarover we de vorige week schieven, zal bevatten Otto Ernst, Vom Strande des Lebeni.'Novellen und Skizzen. Naar aan leiding van de verschijning van dit nummer hebben de uitgevers aan vakgenooten en belangstellenden een herinneringsgeschriftje doen toekomen, met tal van afbeeldingen van hun bedrijf. In November 1867 verscheen het eerste nummer van de Universal-Bibliothek, thans zyn de bekende boekjes by millioenen over de geheele wereld verspreid. De voornaamste werken uit 32 literaturen der gebeele wereld zyn in deze bibliotheek opgenomen. Behalve deze uitgave verschijnen by Reclam nog het bekende Reclam's Universum en ver schillende woordenboeken en klassieken. In zyne drukkery' werken dagelijks 56 snelpersen. In Maagdenburg is een oude klooster bibliotheek ontdekt, waarin VÏLE BELANGRIJKE HANDSCHRIFTEN EN INKUNABELEN Voorhanden zyn. Van de ongeveer 10.000 deelen waaruit de bibliotheek bestaat, zyn er meer dan 500 uit den tyd vóór het jaar 1500. Onder de handschriften is een geschiedenis van Karel de Groote; verschillende Maria-gedichten; verder zyn voorhanden Luther's gezamenlijke werken; Melanchton's werken; de Keulsche Bijbel by Quentell gedrukt, met vele prachtige houtsneden; het Psalterium Davids, in 1529 by MelchiorLottu op perkament gedrukt; enz. De waarde der gevonden boekwerken wordt op 75.000 Mark geschat. De Koninklijke Biblio theek te Berlijn heeft voor de boeken, die vóór 1650 zyn verschenen, reeds 12.000 Mark geboden, wat zeker geen Koninklijk" bod kan genoemd worden. iilimiiMMilimimiiiiiiiMimiiiMiiiiiiiiiiMtiiiiiniiiiiiiiiiHiiiiiiiiimiiHiiiiiiMiiiiiHtiiiliiiiiiimitiii c/faciamw 40 cents per regel. heeft sedert 190 jaar eene onwan kelbare reputatie voor absolute zuiverheid en kwaliteit. Vraagt uwen wijnhandelaar naar proefflesschen. Prijzen van f 2.5O tot ?8.5O. Generaal-Agenten : Koopmans & Bruinier, Amsterdam. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen Bouwbureau , A r t i", aldaar. van ProOrG. T *y Eenige Fabrikanten rW.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 K. F. DEÜSCHLE-BENGER. Verschenen: De Goedkoope Uitgave van het beroemde boek VAN GUSTAV FRENSSEN. Bewerking van Dr. C. D. SAX. De prijs van dezen nieuwen druk is: In geïllnstr. omslag In prachiigen stempelb. ?8.50, /2.9O. Uitgave van v. HOLKEMA & WARENDORF, Amst WORDT TERUGGENOMEN FABRIKANTEN VA HOR ZOMEN AMSTERDAM Verkrijgbaar bij: Hirsch en Cie., Hofl., Leidscheplein. A d r. Schakel. Hofl., Heiligenweg. H. Meyer, Hofl.. ^Koningsplein. An Bon .TI are hé, Kalverstraat. ag. lieizershof, Nieuwendyk. E. H. Dik, Leidschestraat 10. Allen te Amsterdam. H. J. I>oor. Lijnmarkt 2A, Utrecht. E. H. Boasson & Co., Middelburg.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl