De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 24 mei pagina 5

24 mei 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1614 D.E A M S T E R D A M M E R W ?£?$&?§fc AD VOOR' N E D E RL A N D. Het statioiuwert. Toen ik, een paar jaren geleden, uit eigen ervaring het een en ander in dit blad mede deelde, omtrent doel, en streven van het stationswerk, mocht ik uit alle deelen des landa sympathiebetuigingen ontvangen, door enkele medeinstemmers vergezeld van klin kende munt ten behoeve van dat werk. ? En -hoe aangenaam het eerste ook voor mg was, het laatste kwam niet minder ten goede aan onze kas, die nit den aard der zaak nooit goed ge raid ie. Want wat ia het geval? Veel meiges die op schoonschy'nende advertentie» in den val loopen en daaruit ontvluchten, zijn geheel zonder middelen; daarvoor zorgen wel de souteneurs. Een eerste vereiachte dus bij ons reddings werk ia, het hebben van klinkende specie. Want redden zonder verdere hulp is in deze gevallen gelijk aan iemand nit het water halen en In het andere neerploffen. Het doel van het stationswerk is dan ook niet alleen meisjes nit de handt n van son? tenenn te redden en ze te vrijwaren voor schade'en schande, maar bovendien om ons haar lot aan te trekken en er op toe te zien, dat door onze hulp vaak ook finantieel het geredde meifje goed terechtkomt en niet weer in hetzelfde en vel vervalt. Want de souteneurs zijn er als de kippen by, als ze maar een groentje" te pakken kunnen krijgen. Tal van voorbeelden zijn er, dat ouders die zonder nadere informaties, hun dochters naar de groote steden zonden, die kinderen voor immer verloren, ja, dat zelfs geen spoor meer van haar was te ontdekken. Ik heb hier voor mij, een overzicht van het werk dat in het vorige jaar is gedaan op dit gebied. Het is nu georganiseerd te Amsterdam, Rotterdam, den Haag en sedert Juni 1907 ook aan den Hoek van Holland. Te Groningen is het nog niet gelukt een vast comitéte vormen; toch is daar pok een juffrouw geregeld 3 maal per dag by aan komst van treinen. Te Amsterdam werden aan het Centraaletation in 1907 niet minder dan 1588 vrouwen en meisjes aangetroffen, die hulp noodig had. den, en de geholpen personen bleken het werk zeer op pry's te stellen. Te Rotterdam werden 1365 meisjes gehol pen op allerlei wij zee. Dikwijls moet ook worden gewaarschuwd tegen personen souteneurs zoowel mannen als vrouwen die schijnbaar- de behulpzame hand willen bieden, maar op sluwe wijze de slachtoffers in hun netten trachten te vangen. . , Tewijl het statiönswerk in Amsterdam en Rotterdam van de Vereenig ng ter beharti ging van de belangen der jonge Meisjes" uitgaat, is Ket werk in den Haag nn twee jaar geleden begonnen door den Vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk bewustzijn en de R. K. Vereeiiiging tot bescherming van meiejes. Het arbeidsveld is daar bijzonder moeilijk! ? Het stations werk aan den Hoek van Holland wordt bekostigd door de National vigilance association, international gnild of service for women". En nn iets over den stationsarbeid in den Haag. ' IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIflIIIIIIIIHIIIilMllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll UIT DE_NATUU1}. Bentheimer Boscb. (Slot.) Die spechtenroffel, waarvan ik aan het einde van mijn vorig opstel vertelde, heeft niets te maken met het geklop, dat zoo vaak in het bosch gehoord wordt. Indien dit kloppen door spechten wordt veroorzaakt, dan is het niets anders dan het gewone hakken, dat alle spechten en ook de boomklevers doen; zy' pikken dan met den snavel op den. stam (niet op een holle takstomp) en hakken er zoo noodig een gat in, dat de spaanders vliegen; en rondom aan den voet van den boom vallen de vellen en rafels neer. Dit kloppen of hak ken doen zoowel de groene-als de bonte specht, en dat is het, wat hun in de school-taalboekjes den naam van timr'.srman van het woud" heeft bezorgd. Zij rijn dan op jacht naar larven onder de schors of ze beginnen een geschikte plek te bewerken met het oog op den bouw van een nest, dat altijd in een oude of nieuwe eigengemaakte holte diep in * den boom wordt gebouwd. Nog eens: het roffelen ia een soort van bruidslied op een natuurlijke trom of pup. Alleen de bonte spechten verstaan deze kunst. Dit vooraf, ter nadere inlichting van hen die er meer van wilden wéten. Na het spechten-avontuur zijn we het heele bosch doorgetrokken tot aan de westgrens; daar gaat het over in gewoon gemengd oosch, met veel aanleg van dennenhout; maar ner gens ontbreekt .het loofhout geheel. Dit gedeelte lijkt al, veel meer dan het kern bosch bij het Bad, op een gewoon Geldersch of Ooat-Twentsch bosch. Maar wat dadelijk in het ooj valt, dat is de omstandig heid dat dit deel van het bosch, zoo het schijnt, alleen ten gerieve van de herten in stand gehouden en onderhouden wordt- Wat een voorzorgsmaatregelen, om het de dieren toch vooral naar den zin te maken. Overal in het dichtste gedeelte zy' n beschutte weidevelden uitgehakt; die zijn begroeid met fijne graasen en meest zoo gelegen dat de morgen- en de avondzon ze beschijnt. Voor voedsel, ook b\j sneeuwen ijs, wordt gezorgd door groen blijvende gewassen en door het kappen van takken waarvan de schors eet baar is. Toch zijn de dieren nog al schuw voor menschen te voet. Het eeret kregen wy een hinde met een jongen bok in het gezicht; ze kwamen net uit het hout geprongen en stoei den uitgelaten op de groote vierkante speel plaats. Wij stonden verscholen tusschen sta pels twy'gen en takkebossen, zoodat ze ons onmogelijk konden zien; toch kreeg opeens het hert kennis van onze aanwezighei i; dat was duidelijk te zien. Achterdochtig keek hij rond en rekte den kop, snoof de lucht op en met een korte gil sprong hij in razende vaart het hout in, de hinde volgde heel langzaam, half onwillig en weifelend en telkens omkeerend, of ze niet aan gevaar geloofde. Een eind verderop kregen we een heele kudde in het gezicht, een stuk of acht jonge die ren graasden heel kalm aan den zoom van het boech, ze Ia reiden" zooals de jagersterm luidt. Ik heb. voor my het verslag van het vorige jaar en ontleen daaraan het volgende: De algemeene beschouwingen laat ik rusten, doch wil liever eenige. voorbeelden geren van den invloed ten gunste nitge werkt, door de dames die de wacht honden aan onze stations, maar ook van teleurstelling. Zoo kwam op een Zondagavond een Duitsch meisje bij de station pjuffron w en vroeg het adres van een bekend placeur. Natuurlijk werd haar gevraagd of zy wel wist, welk beroep die man had. Het meisje verklaarde zeer wel te welen, wat zy deed, toen zij het adres van dien man vroeg. Alle raadgevingen werden door haar in den wind geslagen maar later zal zy nooit kunnen zeggen, dat haar geen gele genheid werd gegeven haar leven te beteren. Met den trein uit R. kwam een meisje dat als zoovelen zonder deugdelijke informaties naar een groote stad was gegaan, om een betrekking te ver rullen door advertentie die meestal heel .mooi zijn gesteld verkregen. Toen zy bemerkte in welk een rat t en val zij zich bevond, wilde ze het h ais ontvluchten, maar men dreigde haar met de politie, en al haar kleeren werden haar ontnomen! Toch gelakte het haar het ellendige buis te ontvluchten. Maar zij durfde niet thuiskomen zonder geld- en goed en met een misbruikt lichaam. De stationf>jnffronw, .innig met haar lot bewogen, boo i aan, biet meisje naar hare ouders te vergezellen en deze voor te berei den op hetgeen zij later zouden te hooren krijgen. Met tact ging zij te werk en het mocht haar gelukken, de ouders te bewegen de verloren dochter" weer tot zich te nemen. Als de stationpjuffrouw zich niet over het meisje had ontfermd, dan zou wellicht haar lijk na eenige dagen zy'n opgehaald uit de een of andere vijver of sloot. De moeilijkste gevallen zijn zeker wel die waar het betreft dephychisch minderwaardigen. 01 het velen zijn ? Vraag het den doctoren! Deukt gij, dat, wanneer haar aantal minder groot was, de handelaars in blanke slavinnen zoo dikwijls hun slag zouden kunnen slaan? Deze toch reizen steeds heen en weer op dezelfde lijn, in de hoop slachtoffers te maken, onder de meisjes die, onbekend met de ge varen eener groote stad, willoos en onstand vastig al het haar voorgespiegelde gelooven. Als dit niet het geval was, dan zouden de souteneurs zich wel wachten zich telkens op de perrons te vertoonen, daar z|j weten dat hun signalement bij de politie is bekend. Zij wagen dus wel veel! Als de winst niet zoo zoet was, dan zouden zij zich niet aan zoo'n groot gevaar blootstellen. Soms ook trachten de vrouwelijke soute neurs ons te verschalken. Zij spelen de rol van wolf in schaapskleeren". Uit mijn eigen ervaring kan ik daarvan het volgende vertellen. Eens kwam de politie my' waarschuwen dat een meisje in een berucht huiS zijnde, dit wenschte te verlaten en daarvoor onze hulp vroeg. Ik liet haar bij mij komen in de stations wachtkamer 3de klasse. Zy zeide me, dat het haar ernstig voor nemen was, haar leven te beteren. Maar om ver van de verleiding te zy'n, wensehte ze eerst in ons doorgangshuis te worden opgenomen. Ik beloofde haar hulp en nam tevens op my te trachten haar met iinniiiiiiiiiii Deze dieren waren lang zoo scherp niet van zintuigen als het eertse hert; of althans niet zoo waakach. Ze lieten ons tot op een twintig pas nader by' sluipen, en-toen esrstkeek er een naar onzen kant; hij gaf, schijnt het,een teeken, want op hetzelfde oogenblik draafde heel kalmpjes de heele optocht naar een volgende weide. Ook daar konden wy ze weer besluipen, maar toen ze ons voor den tweeden keer in den neus kregen, zetten zer'het op een loopen,.door dik en dun, over heg en steg. Dat was een mooi gezicht, die donkere dieren met de groote lap-ooren; de witgezpomde staartjes wapperden ze na; het leken wel Amerikaansche of Virginische herten, zoo donker waren ze en zoo licht leken de staartjes. Door een zoo'n herteweide, nu zonder herten, stroomde een slingerbeekje; het kronkelde heel bevallig onder langs den voet van een paar flinke beuken en van een meibaar ouders te verzoenen'. Het leek alles zoo oprecht, dat ik aan mijn belofte voldeed. Haar ouders bewerkte ik, haar na een proeftijd in het doorgangshuis tot zich te nemen, ja, zocht zelfs «en dienst voor haar by een dame die op zich nam haar verdere genezing" te trachten te bewerken. Toen alles zoover was, kwam het me ter ooren, dat het meisje, wel verre van berouw vol, juist dien weg gekozen had, om in het doorgangshuis jacht te maken op blanke slavinnen. Met andere woorden: het was een vrou welijke souteneur l Men moet wel veel optimisme hebben en geloof aan den zegepraal van het goede, om den moed niet te laten zakken, na het opdoen van dergtly'ke ervaringen. Maar wy' weten dat door het stationswerk de slavinnenhandel wordt belemmerd en die wetenschap geeft ons kracht en moed om voort te gaan met strijden. .Daarom besluit ik dit artikel met de eindwoorden van het jaarverslag: Zoo gaat ons werk in veler oogen misschien langzaam, doch zeker vooruit. Steeds meer wint de stationsjufirouw het vertrouwen, zoowel van het publiek als van het spoorwegpersoneel, doch alleen van uwen jitiantieelen steun hangt het af of er veel of weinig gedaan kan worden. Wy hopen da>i ook, dat menig lid dit jaar zal toetreden I Ook giften worden dankbaar aanvaard l s. v. p. met bijvoeging van de Prot. ofKath. afdeeling. Den Haag, H. VAN DB MOER. 59 Hugo de Grootstraat. IHIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII Princeste de Science". Koitbare pantoffeltje».'?De vrouw al» predikant. Vrouwen als stations-chefs in Denemarken. De roman van mevrouw de Jong van Beek en Donk: Hilda van Suylenburg" was in veel opzichten een uitschetterend alarmsignaal, gericht tot de vrouwen: Ontwaakt gij die slaapt"! Een 'kreet, geslaakt, om jonge meisjes en vrouwer, ingedommeld by' sleur en traditie, tot nadenken te brengen, haar.te doen beseffen, dat het diingend tijd was geworden, by het toenemend aantal vrouwen, by' de stijgende weelde, en klimmende duurte onzer dagen, dat jonge meisjes zich bekwaamden, in eigen onderhoud te. voor zien. Tot ernstig nadenken moesten zij gebracht worden. Dus verlangde het, de tendenzieuse Hilda. Gedund moesten worden de overvolle gelederen der bleekneuzigë, nervense meisjes uit den gegoeden stand, die hoopvol, kwijnend, uitkeken naar den verlossenden Ridder, die faalde te komen. Naar Hilda's voorbeeld, zetten zich heel wat sluimerende' krachten en talenten aan kloeken arbeid. Het onvereenigbare van vrouw-en-moeder zy'n, met het plichtmatig beoefenen van medische praktijk, heeft een Franscheschrijf ster: Colette Yver, in haar bekroonden roman: Princesse de Science" op-de kaak gesteld. Naar het voorbeeld vaq de Académie Goncourt, heeft het tijdschrift La Vie heureuse" een prijsvraag uitgeschreven voor den best bewerkten roman door de hand eener vrouw. De jury bestaande uit4e elite der Fransche schrijfsters: Comtesse de Noailles, Sévérine, iMiimiiiiiiiiiiiiiiMiiiiMiiiiHiiiiMiimiiMiinHiiimiiiiiiimMiiiiiiiiiiHiii doorn, die al in blad stond en geurde. Dóór heel de weide heen teekent het beekje zijn loop met een dubbele zoom van sleutelbloemen. Onder de hoornen zag het wit van de mooie witte bloemen van klaverzuring, waarover zulke fijne rose adertjes loopen en dat zulk een diep en teer goudgeel hartje heeft. Het is een prachtig bloempje en heel belangwekkend door zy'n levenswijze, althans voor een bloemenvriend. Alles aan dit bloempje: zy'n blad, zy'n knop, zy'n wortelstok, zy'n vrucht, zy'n zaad, het is allemaal even artistiek van bouw als interessant vanlevenswy'ze. Maar daaraan heeft niemand iets die het.plantje niet kent, bovendien het is nu uitgebloeid. Misschien vertel ik er het vol gend jaar wat van; hier ia al vast de afbeelding. Het spreekt van zelf, dat we daar by het beekje onder de boomen een poosje in de zonneschijn gingen liggen. De mooie hertet/l-t£W Jeanne Marni, Madame Bentzon, Madame Alphonse Daudet, Madame Dieulafoy enz., kende den pry's van 5000 francs toe aan de Bretoneche romanschrijfster Antoinette de Bergerin, de tegenwoordige mevrouw Hnzard, bekend onder den schuilnaam: Colette Yver. In 19 6 werd Colette Yver's boek: Comment s'en vont les reines" door de Académie Frangaise met go ad bekroond. Antoinette de Bergerin stamt uit een oud-Bretonsch geslacht. Zij werd in 1874 te Segré, in Bretagne geboren. Haar in L 903 verschenen werk : Ses Cervelines" handelt over jonge meisjes, die een mannel y k beroep kiezen. Princesse de Science" is de keerzijde van de Hilda-van Suylenburg-medalje. Hilda wan delt op rozen. Princesse de Science, de ge huwde medica verwart en verwondt zich in doornen. De heldin uit Princesse de Science", Thérèse Herlinge, dochter van een beroemd medicus, gaat in de medicijnen studeeren. Met den yverigen student Guémené, wordt zij de He velings-leerling haars vaders. Thérèse Herlinge trouwt met dr. Guémené, die van haar vorderde, eerst na hun huwelijk geen medische praktijk meer uit-te-oefenen. Thérèse weigert, wil de verloving verbreken. Guémen laat zich door de prinses der wetenschap over reden. Zy' acht-zich in haar o vermoed tot alles in staat; zy' zal een goede echtgenoote zy'n, voorbeeldige huisvrouw, mocht het zy'n, een trouwe, opofferende moeder, en een deugdelijk arts. Guémenélaat zich bepraten, en, onder gaat in een rampzalig huwly kale ven de nood lottige gevolgen van zijn toegeven. Thérèse Guémenéwordt moeder. Zij is verheugd met den pracht jongen; zeer voldaan over diens vlotte geboorte. Zoo spoedig mogely'k hervat zij de praktyk; laat haar kind over aan de zorgen van een min, die het knaapje verwaar loost, een roekeloosheid begaat met de voe ding van het kind. Het jongetje is niet te redden; sterft. Kort daarop keert dr. Thérèse Guémenévreugdestralend in de echtelijke woning. Het is haar gelukt een uiterst moei lijke verlossing schitterend te volbrengen. Haar man deelt niet haar overwinning, werpt haar de aanklacht voor de voeten: Ah, oui, t u sauves les enfants des autres!" Princesee de Science" is een hoogst ern stige waarschuwing voor modem-voelende, modern-handelende vrouwen, die in 't huwelyk treden. De getrouwde vrouw, demoeder moet haar ty'd, haar krachten, haar toewijding, haar onverpoosde zorgen schenken: aan man en kinderen. Met de verzorging van man-en-kinderen, het bestieren der huishouding, het waaksch opkomen voor de belangen van huis-en-hof, heeft een krachtige, gezonde vrouw haar handen vol. Een zwakke stumpert kan het niet af. Al zouden duizend Hilda's prediken, dat de getrouwde vrouw berekend is voor 't waarnemen van haar gezin, en voor 't mee maken van den maatschappelijken wedloop; al verkondigt «en Amerikaansche feministe, by monde van mrs. Gilman Perkins, dat voor 't gezin en voor de verzorging der kinderen skilied help" moet gezocht wor den, dat moeder de vrouw met haar man mee moet ins feindlichenLeben," met Colette Yver, acht ik zulk dubbelleven onhoudbaar. *** De jeunesse dorée van Stockholm, heeft de bekende Zweedsche tooneelspeelster, rnej. iHimmimmmmiiiiiiii minimum weide stond zoo heer ijk te glanzen in de morgenzon, er groeiden nog al wat zeld zame bloemen, ook Geelsterren, die nu net opengingen; maar vooral de Primula's waren het die ons lokten tot rusten en stilletjes kijken, of er ook hommels bezoek zou komen. Nu bezoek kwam er wel, maar n:e* van hommels. De groengele Citroen vlinders en een Dagpauwoog, staken hun lange zuigtong in den diepen bloem, deden zich te goed; ook een paar mooie purperroode fluweelby'en zoemden zachtjes af en aan; maar de hommels, de eigenlijke bestuivers, hadden het te druk op de waterwilgen; ze lieten ons wachten. Nu, verdelend was het er niet; we lagen op een zandig hoog en droog plekje, tegen noordenwind beschut door het hooge stammenbosch, de zon stond vlak tegenover ons en boorde zijn stralen door onze kleeren heen, zoo zelfs dat we het wel even te warm kregen, en nog al eens verleggen moesten. Op die plek moet ik iets opgedaan heb ben, dat eigenlijk een naweetje was van de beide heerlijke dagen in bosch en bergen doorgebracht. Ik zal het u straks vertellen. Laat me u eerst nog even zeggen, dat er in Bentheim, buiten het bosch, nog een ander plekje is, waar het in 't voorjaar heerlijk warm en mooi kan zy'n. Ik bedoel aan den bergkant, voorby desteengroeven aan de zuid-oost-zijde. Daar boven in de groeven met de steile gele en roode wanden, staat in de poelen een helder water, maar met een kleur, die het niet appetitelyk maakt; het heeft precies den tint van de kris tallen of van een sterke oplossing van ijzervitriool. In de groeven zitten of staan de men schen te zwoegen om uit den harden zaadsteen ronde slypsteenen en vloer-drempels, monnmentversiering, of grafzerken te maken; of ze liggen richeltjes te bijtelen in allerlei gehou wen voorwerpen. Het uithakken uit den rots wand vind ik nog niet zoo'n treurige arbeid als dat bikken en zagen; wat moeten de lon gen van die mensjhen een stof opnemen! Hoog boven een der steengroeven kwamen we op een oud Joodsch kerkhof, zonder muur of heining en met grafsteenen, zoo verweerd, bemost en o ver wassen, dat ze weer n met den steenigen grond 4ja geworden, een mooie natuurlijke zonderlinge doodenakker, die wel ernstige en pijnlyke gedachten moet wekken, door zijn haast al te groote eenvoud en natuurlijkheid. Voorbij de begraafplaats kwamen wy' onver wachts in een kloof met hoog opgestapelde ronde blokken van zandsteen, maar met airs van graniet. Daartusschen zwart en groen bemoste en verweerde steenplaten en zuilen. Dat was daar heusch eventjes een gezicht als in den Harz. Het is maar een kloofje van een paar honderd pas, zooals wij spoedig bemerkten, maar op het eerste gezicht ston den wij beiden verbaasd en waren inder daad eventjes verrukt over het schitterend uitzicht, uit de hoogte door de kloof heen op de diepe vlakte ten zuiden van Bentheim. Net kregen we een korte warme regenbui, we schoven met ons beiden in een nis onder een overhangend rotsblok, dat ons deugdelyk beschermde; maar wat zagen wij er uit, toen Hedman, met een eigenaardig geschenk ver rast: een paar kostbare muiltjes versierd met diamanten vlinders. Men" beweert dat die stofjes 48.000 gulden waard zy'n. Zou de Zweedsche schoone keuze kunnen doen, onder de pretendenten, die allicht zullen opdagen, hunkerend naar het groot privilegie wettely'k onder zoo'n kostbaar pantoffeltje 'te geraken? "?* De vorige maand preekte in de Martinikerk te Bremen: fraulein Gertrnd v'on" Petzpld. De vergunning tot het preeken door den kerkeraad verstrekt, heeft natuurlijk levendig protest uitgelokt bij de tegenstanders van de Vrouwenbeweging en van het Kerkelijk liberalisme. De orthodoxie steunt op den onbetwistbaren grond dat fraulein von Petzold niet bevoegd is in den kring der Duitsch-Evangelische kerk als predikante op-te-treden. Zy' heeft in Engeland en America die bevoegdheid we'. Daar valt tegen die bedenking niets te zeggen Maar on-evangelisch kan het toch evenmin wezen als on-christely'k, want in de eerste tijden van het christendom, in het Heilige land zelf, onder de Romeiosche heer schappij, toen zich wy'd en zjjd kleine Christen gemeenten vormden, waren het nu eens de gedulde, dan weer de vervolgde Christenen, die in samenkomsten openbare «f ge heime ook zonder be voeg iheid, doch enkel als de geest over hen vaardig werd, het-woord namen en hunne lotgenooten in blijdschap of verdrukking tot berusting, volharding en dankzegging opwekten. Inderdaad heeft de Reverend Gertrud von Petzold, door haar optreden bewezen, vol komen op de hoogte van haar taak en van het predikambt te zy'n, en was hare preek een model van kansel welsprekendheid. Er ging van haa* geestelijken arbeid een wijding uit, die de toehoorders als nit n mond erkenden. * * * Gelijk by ons, zy'n in Denemarken vele vrouwen werkzaam in de bureaux van spoorwezen, waardoor de zifterige, ofschoon ver nuftig ingerichte administratie, even zeker, nauwgezet en soms misschien met mér geduld dan door mannen wordt uitgevoerd. Nu heeft dezer dagen de Minister voor het Openbaar Verkeerswezen in Denemarken, een niet weinig opzienbarend besluit genomen. Daarbij wordt, by" wijze van proef, aan de vrouwly'ke ambtenaren in dienst by' de bureaus der Staatssporen, bevoegdheid verleend, ook stationsdienst en andere diensten met de tractie in verband staande te verrichten. De minister verzacht de proefneming uiter mate door. er in zyne circulaire by' te voe gen: dat hy ten volle overtuigd is van de bruikbaarheid van de vrouw voor den u twendigen spoorwegdienst. Er is dus kans dat men weldra in Dene marken vrouwen als stationschefs, als. onderchefs, als opzichters van weg en werken, als wissel-wachters, als conducteurs en contro leurs, en als inspecteurs by' de Staatsspoor wegen zal zien. Het is voor Denemarken geen nieuwtje, want by verschillende kleinere particuliere banen, o. a. by de zoogenaamde Vrouwenbaan" in Jutland, zy'n reeds ver schillende vrouwen werkzaam, dusver met het beste gevolg voor dienst, dienstregeling en voor het publiek. CAPEJCK. weer weer onderuit kropen, onze jassen en haren we hadden de hoofddeksels moeten afzetten vanwege de ondiepte van onze grot waren effen zeegroen gekleurd, door de algen die van binnen de steenen bekleeden, welke de holte vormen. By' het doorbreken van de zon was de kijk in en uit de kloof nog mooier dan zooeven vóór den regen; nu zwollen de korstmossen op de steenen tot grijze, groene en bruine kussens; het bladmos, het gras en de kale stengels glommen, de anemonen spreidden zich wijder nit; met golven stroomde het regenwater over de steenen en door de kuilen naar beneden, met golven ook sloeg uit de boomen in 't rond het vogelgezang op ons neer. Er staan hier geen bordjes op de passen tusschen de steengroeven; deze mooie passage noemen wy' gemakshalve de Anehkloof, als wy' er over spreken. Het was daar het laatste uurtje dat wij in Bentbeim door brachten, maar niet het minste. Op den terugweg door .het bosch geraakten wy' in zoo'n natte diepte, dat wy', om de plassen en poelen te passeeren, een jong omgevallen boompje meesleepten, en dat, telkens als het noodig was, als brng gebruikten. 't Ie mogply'k, dat ik daar my'n.koopjaheb opgedaan, maar ik geloof eerder dat ik het van 4e zonnige bloemrijke hert en wei heb meegebracht. Mei de Paaschdagen namely'k zat er op mijn linker ooglid in de plooi een dikke zwarte stip, een geronnen bloeddruppel, dacht ik, door de steek van rozen- of braamdoorn veroorzaakt. Dinsdag zat hy' er nog en jeukte hinderly'k, ik nam voor den spiegel de zwarte stip er af; dat deed even pijn en meteen zie ik, dat ik met een dier te doen beï>; ik heb drie dagen lang niets meer of minder dan een hertenteek op mijn ooglid den kost ge geven; een beest dat in 't voorjaar op struiken leeft en dat honden, herten en in zeldzame gevallen ook menschen : jagers en houthak kers, overvalt. Het dier is zoo groot als een speldeknop, het kan zich vol zuigen met bloed tot de grootte van een erwt, maar zonder te barsten. Ik had eigenly'k het dier eerst moeten dooden, voor ik 't er af nam, daar anders licht een deel van zy'n steek- en zuigapparaat, het is een soort myt of spin in de huid blijft zitten, en ontsteking veroorzaakt. Maar dat wist ik e er a t après coup, toen ik er lectuur over opsloeg. Uit vrees voor infectie droppelde ik er wat verdunde lysol op. Of ik nu het antisepticum nog wat testerkheb genomen voor een teer ooglid, of dat de teek mij al ingeënt had, weet ik niet, maar ik deck het laatste. Mijn ooglid is gruwelijk gaan zwellen en is daarna bont en blauw geworden, zoo sterk dat ik het moeilijk openen en sluiten kon; daarbij begon het zoo hinderly'k te steken en te trillen, dat ik er een dag ziek van ben geweest; 'toen was het over, maar het ziet nu na drie weken nog rood. Toch spijt het my niet, ja, ik ben er een beetje trotsch op, dat ik die echte bush-men-ervaring heb opgedaan. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl