Historisch Archief 1877-1940
No. 1614
D.E A M S T E R D A M M E R W ?£?$&?§fc AD VOOR' N E D E RL A N D.
Het statioiuwert.
Toen ik, een paar jaren geleden, uit eigen
ervaring het een en ander in dit blad mede
deelde, omtrent doel, en streven van het
stationswerk, mocht ik uit alle deelen des
landa sympathiebetuigingen ontvangen, door
enkele medeinstemmers vergezeld van klin
kende munt ten behoeve van dat werk. ?
En -hoe aangenaam het eerste ook voor
mg was, het laatste kwam niet minder ten
goede aan onze kas, die nit den aard der
zaak nooit goed ge raid ie. Want wat ia het
geval? Veel meiges die op schoonschy'nende
advertentie» in den val loopen en daaruit
ontvluchten, zijn geheel zonder middelen;
daarvoor zorgen wel de souteneurs.
Een eerste vereiachte dus bij ons reddings
werk ia, het hebben van klinkende specie.
Want redden zonder verdere hulp is in deze
gevallen gelijk aan iemand nit het water
halen en In het andere neerploffen.
Het doel van het stationswerk is dan ook
niet alleen meisjes nit de handt n van
son? tenenn te redden en ze te vrijwaren voor
schade'en schande, maar bovendien om ons
haar lot aan te trekken en er op toe te zien, dat
door onze hulp vaak ook finantieel het
geredde meifje goed terechtkomt en niet
weer in hetzelfde en vel vervalt.
Want de souteneurs zijn er als de kippen
by, als ze maar een groentje" te pakken
kunnen krijgen.
Tal van voorbeelden zijn er, dat ouders
die zonder nadere informaties, hun dochters
naar de groote steden zonden, die kinderen
voor immer verloren, ja, dat zelfs geen spoor
meer van haar was te ontdekken.
Ik heb hier voor mij, een overzicht van
het werk dat in het vorige jaar is gedaan
op dit gebied.
Het is nu georganiseerd te Amsterdam,
Rotterdam, den Haag en sedert Juni 1907
ook aan den Hoek van Holland.
Te Groningen is het nog niet gelukt een
vast comitéte vormen; toch is daar pok een
juffrouw geregeld 3 maal per dag by aan
komst van treinen.
Te Amsterdam werden aan het
Centraaletation in 1907 niet minder dan 1588 vrouwen
en meisjes aangetroffen, die hulp noodig
had. den, en de geholpen personen bleken het werk
zeer op pry's te stellen.
Te Rotterdam werden 1365 meisjes gehol
pen op allerlei wij zee.
Dikwijls moet ook worden gewaarschuwd
tegen personen souteneurs zoowel mannen
als vrouwen die schijnbaar- de behulpzame
hand willen bieden, maar op sluwe wijze
de slachtoffers in hun netten trachten te
vangen. .
, Tewijl het statiönswerk in Amsterdam en
Rotterdam van de Vereenig ng ter beharti
ging van de belangen der jonge Meisjes"
uitgaat, is Ket werk in den Haag nn twee
jaar geleden begonnen door den Vrouwenbond
tot verhooging van het zedelijk bewustzijn
en de R. K. Vereeiiiging tot bescherming
van meiejes.
Het arbeidsveld is daar bijzonder moeilijk!
? Het stations werk aan den Hoek van Holland
wordt bekostigd door de National vigilance
association, international gnild of service
for women".
En nn iets over den stationsarbeid in den
Haag. '
IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIflIIIIIIIIHIIIilMllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
UIT DE_NATUU1}.
Bentheimer Boscb. (Slot.)
Die spechtenroffel, waarvan ik aan het einde
van mijn vorig opstel vertelde, heeft niets te
maken met het geklop, dat zoo vaak in het
bosch gehoord wordt. Indien dit kloppen door
spechten wordt veroorzaakt, dan is het niets
anders dan het gewone hakken, dat alle
spechten en ook de boomklevers doen; zy'
pikken dan met den snavel op den. stam (niet
op een holle takstomp) en hakken er zoo
noodig een gat in, dat de spaanders vliegen;
en rondom aan den voet van den boom vallen
de vellen en rafels neer. Dit kloppen of hak
ken doen zoowel de groene-als de bonte specht,
en dat is het, wat hun in de
school-taalboekjes den naam van timr'.srman van het
woud" heeft bezorgd. Zij rijn dan op jacht
naar larven onder de schors of ze beginnen
een geschikte plek te bewerken met het oog
op den bouw van een nest, dat altijd in een
oude of nieuwe eigengemaakte holte diep in
* den boom wordt gebouwd. Nog eens: het
roffelen ia een soort van bruidslied op een
natuurlijke trom of pup. Alleen de bonte
spechten verstaan deze kunst.
Dit vooraf, ter nadere inlichting van hen
die er meer van wilden wéten.
Na het spechten-avontuur zijn we het heele
bosch doorgetrokken tot aan de westgrens;
daar gaat het over in gewoon gemengd oosch,
met veel aanleg van dennenhout; maar ner
gens ontbreekt .het loofhout geheel.
Dit gedeelte lijkt al, veel meer dan het
kern bosch bij het Bad, op een gewoon
Geldersch of Ooat-Twentsch bosch. Maar wat
dadelijk in het ooj valt, dat is de omstandig
heid dat dit deel van het bosch, zoo het schijnt,
alleen ten gerieve van de herten in stand
gehouden en onderhouden wordt-
Wat een voorzorgsmaatregelen, om het de
dieren toch vooral naar den zin te maken.
Overal in het dichtste gedeelte zy' n beschutte
weidevelden uitgehakt; die zijn begroeid met
fijne graasen en meest zoo gelegen dat de
morgen- en de avondzon ze beschijnt. Voor
voedsel, ook b\j sneeuwen ijs, wordt gezorgd
door groen blijvende gewassen en door het
kappen van takken waarvan de schors eet
baar is.
Toch zijn de dieren nog al schuw voor
menschen te voet. Het eeret kregen wy een
hinde met een jongen bok in het gezicht; ze
kwamen net uit het hout geprongen en stoei
den uitgelaten op de groote vierkante speel
plaats. Wij stonden verscholen tusschen sta
pels twy'gen en takkebossen, zoodat ze ons
onmogelijk konden zien; toch kreeg opeens het
hert kennis van onze aanwezighei i; dat was
duidelijk te zien. Achterdochtig keek hij rond
en rekte den kop, snoof de lucht op en met
een korte gil sprong hij in razende vaart het
hout in, de hinde volgde heel langzaam,
half onwillig en weifelend en telkens
omkeerend, of ze niet aan gevaar geloofde.
Een eind verderop kregen we een heele
kudde in het gezicht, een stuk of acht jonge die
ren graasden heel kalm aan den zoom van het
boech, ze Ia reiden" zooals de jagersterm luidt.
Ik heb. voor my het verslag van het vorige
jaar en ontleen daaraan het volgende:
De algemeene beschouwingen laat ik rusten,
doch wil liever eenige. voorbeelden geren
van den invloed ten gunste nitge werkt, door
de dames die de wacht honden aan onze
stations, maar ook van teleurstelling. Zoo
kwam op een Zondagavond een Duitsch
meisje bij de station pjuffron w en vroeg het
adres van een bekend placeur.
Natuurlijk werd haar gevraagd of zy wel
wist, welk beroep die man had.
Het meisje verklaarde zeer wel te welen,
wat zy deed, toen zij het adres van dien
man vroeg. Alle raadgevingen werden door
haar in den wind geslagen maar later zal
zy nooit kunnen zeggen, dat haar geen gele
genheid werd gegeven haar leven te beteren.
Met den trein uit R. kwam een meisje dat
als zoovelen zonder deugdelijke informaties
naar een groote stad was gegaan, om een
betrekking te ver rullen door advertentie
die meestal heel .mooi zijn gesteld verkregen.
Toen zy bemerkte in welk een rat t en val zij
zich bevond, wilde ze het h ais ontvluchten,
maar men dreigde haar met de politie, en al
haar kleeren werden haar ontnomen!
Toch gelakte het haar het ellendige buis
te ontvluchten.
Maar zij durfde niet thuiskomen zonder
geld- en goed en met een misbruikt lichaam.
De stationf>jnffronw, .innig met haar lot
bewogen, boo i aan, biet meisje naar hare
ouders te vergezellen en deze voor te berei
den op hetgeen zij later zouden te hooren
krijgen. Met tact ging zij te werk en het
mocht haar gelukken, de ouders te bewegen
de verloren dochter" weer tot zich te nemen.
Als de stationpjuffrouw zich niet over het
meisje had ontfermd, dan zou wellicht haar
lijk na eenige dagen zy'n opgehaald uit de
een of andere vijver of sloot.
De moeilijkste gevallen zijn zeker wel die
waar het betreft dephychisch minderwaardigen.
01 het velen zijn ?
Vraag het den doctoren! Deukt gij, dat,
wanneer haar aantal minder groot was, de
handelaars in blanke slavinnen zoo dikwijls
hun slag zouden kunnen slaan?
Deze toch reizen steeds heen en weer op
dezelfde lijn, in de hoop slachtoffers te maken,
onder de meisjes die, onbekend met de ge
varen eener groote stad, willoos en onstand
vastig al het haar voorgespiegelde gelooven.
Als dit niet het geval was, dan zouden de
souteneurs zich wel wachten zich telkens op
de perrons te vertoonen, daar z|j weten dat
hun signalement bij de politie is bekend.
Zij wagen dus wel veel! Als de winst niet
zoo zoet was, dan zouden zij zich niet aan
zoo'n groot gevaar blootstellen.
Soms ook trachten de vrouwelijke soute
neurs ons te verschalken. Zij spelen de rol
van wolf in schaapskleeren".
Uit mijn eigen ervaring kan ik daarvan
het volgende vertellen. Eens kwam de politie
my' waarschuwen dat een meisje in een
berucht huiS zijnde, dit wenschte te verlaten
en daarvoor onze hulp vroeg.
Ik liet haar bij mij komen in de stations
wachtkamer 3de klasse.
Zy zeide me, dat het haar ernstig voor
nemen was, haar leven te beteren.
Maar om ver van de verleiding te zy'n,
wensehte ze eerst in ons doorgangshuis te
worden opgenomen. Ik beloofde haar hulp
en nam tevens op my te trachten haar met
iinniiiiiiiiiii
Deze dieren waren lang zoo scherp niet van
zintuigen als het eertse hert; of althans niet zoo
waakach. Ze lieten ons tot op een twintig pas
nader by' sluipen, en-toen esrstkeek er een naar
onzen kant; hij gaf, schijnt het,een teeken,
want op hetzelfde oogenblik draafde heel
kalmpjes de heele optocht naar een volgende
weide. Ook daar konden wy ze weer besluipen,
maar toen ze ons voor den tweeden keer in den
neus kregen, zetten zer'het op een loopen,.door
dik en dun, over heg en steg. Dat was een
mooi gezicht, die donkere dieren met de groote
lap-ooren; de witgezpomde staartjes wapperden
ze na; het leken wel Amerikaansche of
Virginische herten, zoo donker waren ze en zoo
licht leken de staartjes.
Door een zoo'n herteweide, nu zonder
herten, stroomde een slingerbeekje; het
kronkelde heel bevallig onder langs den voet
van een paar flinke beuken en van een
meibaar ouders te verzoenen'. Het leek alles zoo
oprecht, dat ik aan mijn belofte voldeed.
Haar ouders bewerkte ik, haar na een
proeftijd in het doorgangshuis tot zich te
nemen, ja, zocht zelfs «en dienst voor haar
by een dame die op zich nam haar verdere
genezing" te trachten te bewerken.
Toen alles zoover was, kwam het me ter
ooren, dat het meisje, wel verre van berouw
vol, juist dien weg gekozen had, om in het
doorgangshuis jacht te maken op blanke
slavinnen.
Met andere woorden: het was een vrou
welijke souteneur l
Men moet wel veel optimisme hebben en
geloof aan den zegepraal van het goede, om
den moed niet te laten zakken, na het opdoen
van dergtly'ke ervaringen.
Maar wy' weten dat door het stationswerk
de slavinnenhandel wordt belemmerd en die
wetenschap geeft ons kracht en moed om
voort te gaan met strijden.
.Daarom besluit ik dit artikel met de
eindwoorden van het jaarverslag:
Zoo gaat ons werk in veler oogen misschien
langzaam, doch zeker vooruit.
Steeds meer wint de stationsjufirouw het
vertrouwen, zoowel van het publiek als van
het spoorwegpersoneel, doch alleen van uwen
jitiantieelen steun hangt het af of er veel of
weinig gedaan kan worden. Wy hopen da>i
ook, dat menig lid dit jaar zal toetreden I
Ook giften worden dankbaar aanvaard l
s. v. p. met bijvoeging van de Prot. ofKath.
afdeeling.
Den Haag, H. VAN DB MOER.
59 Hugo de Grootstraat.
IHIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII
Princeste de Science". Koitbare
pantoffeltje».'?De vrouw al» predikant.
Vrouwen als stations-chefs in Denemarken.
De roman van mevrouw de Jong van Beek
en Donk: Hilda van Suylenburg" was in
veel opzichten een uitschetterend
alarmsignaal, gericht tot de vrouwen: Ontwaakt
gij die slaapt"! Een 'kreet, geslaakt, om jonge
meisjes en vrouwer, ingedommeld by' sleur
en traditie, tot nadenken te brengen, haar.te
doen beseffen, dat het diingend tijd was
geworden, by het toenemend aantal vrouwen,
by' de stijgende weelde, en klimmende
duurte onzer dagen, dat jonge meisjes zich
bekwaamden, in eigen onderhoud te. voor
zien. Tot ernstig nadenken moesten zij
gebracht worden. Dus verlangde het, de
tendenzieuse Hilda. Gedund moesten worden de
overvolle gelederen der bleekneuzigë,
nervense meisjes uit den gegoeden stand, die
hoopvol, kwijnend, uitkeken naar den
verlossenden Ridder, die faalde te komen.
Naar Hilda's voorbeeld, zetten zich heel
wat sluimerende' krachten en talenten aan
kloeken arbeid.
Het onvereenigbare van vrouw-en-moeder
zy'n, met het plichtmatig beoefenen van
medische praktijk, heeft een Franscheschrijf
ster: Colette Yver, in haar bekroonden roman:
Princesse de Science" op-de kaak gesteld.
Naar het voorbeeld vaq de Académie
Goncourt, heeft het tijdschrift La Vie
heureuse" een prijsvraag uitgeschreven voor den
best bewerkten roman door de hand eener
vrouw.
De jury bestaande uit4e elite der Fransche
schrijfsters: Comtesse de Noailles, Sévérine,
iMiimiiiiiiiiiiiiiiMiiiiMiiiiHiiiiMiimiiMiinHiiimiiiiiiimMiiiiiiiiiiHiii
doorn, die al in blad stond en geurde. Dóór
heel de weide heen teekent het beekje zijn loop
met een dubbele zoom van sleutelbloemen.
Onder de hoornen zag het wit van de
mooie witte bloemen van klaverzuring,
waarover zulke fijne rose adertjes loopen en
dat zulk een diep en teer goudgeel hartje
heeft. Het is een prachtig bloempje en heel
belangwekkend door zy'n levenswijze, althans
voor een bloemenvriend. Alles aan dit
bloempje: zy'n blad, zy'n knop, zy'n wortelstok,
zy'n vrucht, zy'n zaad, het is allemaal even
artistiek van bouw als interessant
vanlevenswy'ze. Maar daaraan heeft niemand iets die
het.plantje niet kent, bovendien het is nu
uitgebloeid. Misschien vertel ik er het vol
gend jaar wat van; hier ia al vast de afbeelding.
Het spreekt van zelf, dat we daar by het
beekje onder de boomen een poosje in de
zonneschijn gingen liggen. De mooie
hertet/l-t£W
Jeanne Marni, Madame Bentzon, Madame
Alphonse Daudet, Madame Dieulafoy enz.,
kende den pry's van 5000 francs toe aan de
Bretoneche romanschrijfster Antoinette de
Bergerin, de tegenwoordige mevrouw Hnzard,
bekend onder den schuilnaam: Colette Yver.
In 19 6 werd Colette Yver's boek:
Comment s'en vont les reines" door de Académie
Frangaise met go ad bekroond. Antoinette
de Bergerin stamt uit een oud-Bretonsch
geslacht. Zij werd in 1874 te Segré, in
Bretagne geboren. Haar in L 903 verschenen
werk : Ses Cervelines" handelt over jonge
meisjes, die een mannel y k beroep kiezen.
Princesse de Science" is de keerzijde van
de Hilda-van Suylenburg-medalje. Hilda wan
delt op rozen. Princesse de Science, de ge
huwde medica verwart en verwondt zich in
doornen. De heldin uit Princesse de Science",
Thérèse Herlinge, dochter van een beroemd
medicus, gaat in de medicijnen studeeren.
Met den yverigen student Guémené, wordt
zij de He velings-leerling haars vaders. Thérèse
Herlinge trouwt met dr. Guémené, die van
haar vorderde, eerst na hun huwelijk geen
medische praktijk meer uit-te-oefenen. Thérèse
weigert, wil de verloving verbreken. Guémen
laat zich door de prinses der wetenschap over
reden. Zy' acht-zich in haar o vermoed tot alles
in staat; zy' zal een goede echtgenoote zy'n,
voorbeeldige huisvrouw, mocht het zy'n, een
trouwe, opofferende moeder, en een deugdelijk
arts. Guémenélaat zich bepraten, en, onder
gaat in een rampzalig huwly kale ven de nood
lottige gevolgen van zijn toegeven. Thérèse
Guémenéwordt moeder. Zij is verheugd met
den pracht jongen; zeer voldaan over diens
vlotte geboorte. Zoo spoedig mogely'k hervat
zij de praktyk; laat haar kind over aan de
zorgen van een min, die het knaapje verwaar
loost, een roekeloosheid begaat met de voe
ding van het kind. Het jongetje is niet te
redden; sterft. Kort daarop keert dr. Thérèse
Guémenévreugdestralend in de echtelijke
woning. Het is haar gelukt een uiterst moei
lijke verlossing schitterend te volbrengen.
Haar man deelt niet haar overwinning, werpt
haar de aanklacht voor de voeten:
Ah, oui, t u sauves les enfants des autres!"
Princesee de Science" is een hoogst ern
stige waarschuwing voor modem-voelende,
modern-handelende vrouwen, die in 't
huwelyk treden. De getrouwde vrouw, demoeder
moet haar ty'd, haar krachten, haar toewijding,
haar onverpoosde zorgen schenken: aan man
en kinderen.
Met de verzorging van man-en-kinderen,
het bestieren der huishouding, het waaksch
opkomen voor de belangen van huis-en-hof,
heeft een krachtige, gezonde vrouw haar
handen vol. Een zwakke stumpert kan het
niet af.
Al zouden duizend Hilda's prediken, dat
de getrouwde vrouw berekend is voor 't
waarnemen van haar gezin, en voor 't mee
maken van den maatschappelijken wedloop;
al verkondigt «en Amerikaansche feministe,
by monde van mrs. Gilman Perkins, dat
voor 't gezin en voor de verzorging der
kinderen skilied help" moet gezocht wor
den, dat moeder de vrouw met haar man
mee moet ins feindlichenLeben," met Colette
Yver, acht ik zulk dubbelleven onhoudbaar.
***
De jeunesse dorée van Stockholm, heeft
de bekende Zweedsche tooneelspeelster, rnej.
iHimmimmmmiiiiiiii minimum
weide stond zoo heer ijk te glanzen in de
morgenzon, er groeiden nog al wat zeld
zame bloemen, ook Geelsterren, die nu net
opengingen; maar vooral de Primula's waren
het die ons lokten tot rusten en stilletjes
kijken, of er ook hommels bezoek zou komen.
Nu bezoek kwam er wel, maar n:e* van
hommels. De groengele Citroen vlinders en
een Dagpauwoog, staken hun lange zuigtong
in den diepen bloem, deden zich te goed; ook
een paar mooie purperroode fluweelby'en
zoemden zachtjes af en aan; maar de hommels,
de eigenlijke bestuivers, hadden het te druk
op de waterwilgen; ze lieten ons wachten.
Nu, verdelend was het er niet; we lagen
op een zandig hoog en droog plekje, tegen
noordenwind beschut door het hooge
stammenbosch, de zon stond vlak tegenover ons
en boorde zijn stralen door onze kleeren
heen, zoo zelfs dat we het wel even te warm
kregen, en nog al eens verleggen moesten.
Op die plek moet ik iets opgedaan heb
ben, dat eigenlijk een naweetje was van de
beide heerlijke dagen in bosch en bergen
doorgebracht. Ik zal het u straks vertellen.
Laat me u eerst nog even zeggen, dat er in
Bentheim, buiten het bosch, nog een ander
plekje is, waar het in 't voorjaar heerlijk warm
en mooi kan zy'n.
Ik bedoel aan den bergkant, voorby
desteengroeven aan de zuid-oost-zijde. Daar boven
in de groeven met de steile gele en roode
wanden, staat in de poelen een helder water,
maar met een kleur, die het niet appetitelyk
maakt; het heeft precies den tint van de kris
tallen of van een sterke oplossing van
ijzervitriool. In de groeven zitten of staan de men
schen te zwoegen om uit den harden zaadsteen
ronde slypsteenen en vloer-drempels,
monnmentversiering, of grafzerken te maken; of
ze liggen richeltjes te bijtelen in allerlei gehou
wen voorwerpen. Het uithakken uit den rots
wand vind ik nog niet zoo'n treurige arbeid
als dat bikken en zagen; wat moeten de lon
gen van die mensjhen een stof opnemen!
Hoog boven een der steengroeven kwamen
we op een oud Joodsch kerkhof, zonder
muur of heining en met grafsteenen, zoo
verweerd, bemost en o ver wassen, dat ze weer
n met den steenigen grond 4ja geworden,
een mooie natuurlijke zonderlinge
doodenakker, die wel ernstige en pijnlyke gedachten
moet wekken, door zijn haast al te groote
eenvoud en natuurlijkheid.
Voorbij de begraafplaats kwamen wy' onver
wachts in een kloof met hoog opgestapelde
ronde blokken van zandsteen, maar met airs
van graniet. Daartusschen zwart en groen
bemoste en verweerde steenplaten en zuilen.
Dat was daar heusch eventjes een gezicht
als in den Harz. Het is maar een kloofje
van een paar honderd pas, zooals wij spoedig
bemerkten, maar op het eerste gezicht ston
den wij beiden verbaasd en waren inder
daad eventjes verrukt over het schitterend
uitzicht, uit de hoogte door de kloof heen
op de diepe vlakte ten zuiden van Bentheim.
Net kregen we een korte warme regenbui,
we schoven met ons beiden in een nis onder
een overhangend rotsblok, dat ons deugdelyk
beschermde; maar wat zagen wij er uit, toen
Hedman, met een eigenaardig geschenk ver
rast: een paar kostbare muiltjes versierd met
diamanten vlinders. Men" beweert dat die
stofjes 48.000 gulden waard zy'n. Zou de
Zweedsche schoone keuze kunnen doen,
onder de pretendenten, die allicht zullen
opdagen, hunkerend naar het groot privilegie
wettely'k onder zoo'n kostbaar pantoffeltje
'te geraken?
"?*
De vorige maand preekte in de Martinikerk
te Bremen: fraulein Gertrnd v'on" Petzpld.
De vergunning tot het preeken door den
kerkeraad verstrekt, heeft natuurlijk levendig
protest uitgelokt bij de tegenstanders van
de Vrouwenbeweging en van het Kerkelijk
liberalisme. De orthodoxie steunt op den
onbetwistbaren grond dat fraulein von Petzold niet
bevoegd is in den kring der
Duitsch-Evangelische kerk als predikante op-te-treden. Zy'
heeft in Engeland en America die bevoegdheid
we'. Daar valt tegen die bedenking niets te
zeggen Maar on-evangelisch kan het toch
evenmin wezen als on-christely'k, want in de
eerste tijden van het christendom, in het
Heilige land zelf, onder de Romeiosche heer
schappij, toen zich wy'd en zjjd kleine Christen
gemeenten vormden, waren het nu eens de
gedulde, dan weer de vervolgde Christenen,
die in samenkomsten openbare «f ge
heime ook zonder be voeg iheid, doch enkel
als de geest over hen vaardig werd, het-woord
namen en hunne lotgenooten in blijdschap
of verdrukking tot berusting, volharding en
dankzegging opwekten.
Inderdaad heeft de Reverend Gertrud von
Petzold, door haar optreden bewezen, vol
komen op de hoogte van haar taak en van
het predikambt te zy'n, en was hare preek
een model van kansel welsprekendheid. Er
ging van haa* geestelijken arbeid een wijding
uit, die de toehoorders als nit n mond
erkenden.
* *
*
Gelijk by ons, zy'n in Denemarken vele
vrouwen werkzaam in de bureaux van
spoorwezen, waardoor de zifterige, ofschoon ver
nuftig ingerichte administratie, even zeker,
nauwgezet en soms misschien met mér geduld
dan door mannen wordt uitgevoerd. Nu
heeft dezer dagen de Minister voor het
Openbaar Verkeerswezen in Denemarken, een niet
weinig opzienbarend besluit genomen. Daarbij
wordt, by" wijze van proef, aan de vrouwly'ke
ambtenaren in dienst by' de bureaus der
Staatssporen, bevoegdheid verleend, ook
stationsdienst en andere diensten met de
tractie in verband staande te verrichten.
De minister verzacht de proefneming uiter
mate door. er in zyne circulaire by' te voe
gen: dat hy ten volle overtuigd is van de
bruikbaarheid van de vrouw voor den u
twendigen spoorwegdienst.
Er is dus kans dat men weldra in Dene
marken vrouwen als stationschefs, als.
onderchefs, als opzichters van weg en werken, als
wissel-wachters, als conducteurs en contro
leurs, en als inspecteurs by' de Staatsspoor
wegen zal zien. Het is voor Denemarken
geen nieuwtje, want by verschillende kleinere
particuliere banen, o. a. by de zoogenaamde
Vrouwenbaan" in Jutland, zy'n reeds ver
schillende vrouwen werkzaam, dusver met
het beste gevolg voor dienst, dienstregeling
en voor het publiek.
CAPEJCK.
weer weer onderuit kropen, onze jassen en
haren we hadden de hoofddeksels moeten
afzetten vanwege de ondiepte van onze grot
waren effen zeegroen gekleurd, door de algen
die van binnen de steenen bekleeden, welke
de holte vormen.
By' het doorbreken van de zon was de kijk
in en uit de kloof nog mooier dan zooeven
vóór den regen; nu zwollen de korstmossen
op de steenen tot grijze, groene en bruine
kussens; het bladmos, het gras en de kale
stengels glommen, de anemonen spreidden
zich wijder nit; met golven stroomde het
regenwater over de steenen en door de kuilen
naar beneden, met golven ook sloeg uit de
boomen in 't rond het vogelgezang op ons
neer. Er staan hier geen bordjes op de
passen tusschen de steengroeven; deze mooie
passage noemen wy' gemakshalve de
Anehkloof, als wy' er over spreken. Het was daar
het laatste uurtje dat wij in Bentbeim door
brachten, maar niet het minste. Op den
terugweg door .het bosch geraakten wy' in
zoo'n natte diepte, dat wy', om de plassen en
poelen te passeeren, een jong omgevallen
boompje meesleepten, en dat, telkens als het
noodig was, als brng gebruikten.
't Ie mogply'k, dat ik daar my'n.koopjaheb
opgedaan, maar ik geloof eerder dat ik het
van 4e zonnige bloemrijke hert en wei heb
meegebracht.
Mei de Paaschdagen namely'k zat er op
mijn linker ooglid in de plooi een dikke
zwarte stip, een geronnen bloeddruppel, dacht
ik, door de steek van rozen- of braamdoorn
veroorzaakt. Dinsdag zat hy' er nog en jeukte
hinderly'k, ik nam voor den spiegel de zwarte
stip er af; dat deed even pijn en meteen zie
ik, dat ik met een dier te doen beï>; ik heb
drie dagen lang niets meer of minder dan
een hertenteek op mijn ooglid den kost ge
geven; een beest dat in 't voorjaar op struiken
leeft en dat honden, herten en in zeldzame
gevallen ook menschen : jagers en houthak
kers, overvalt. Het dier is zoo groot als een
speldeknop, het kan zich vol zuigen met
bloed tot de grootte van een erwt, maar
zonder te barsten.
Ik had eigenly'k het dier eerst moeten
dooden, voor ik 't er af nam, daar anders licht
een deel van zy'n steek- en zuigapparaat,
het is een soort myt of spin in de huid
blijft zitten, en ontsteking veroorzaakt.
Maar dat wist ik e er a t après coup, toen ik
er lectuur over opsloeg. Uit vrees voor infectie
droppelde ik er wat verdunde lysol op. Of
ik nu het antisepticum nog wat testerkheb
genomen voor een teer ooglid, of dat de teek
mij al ingeënt had, weet ik niet, maar ik deck
het laatste. Mijn ooglid is gruwelijk gaan
zwellen en is daarna bont en blauw geworden,
zoo sterk dat ik het moeilijk openen en sluiten
kon; daarbij begon het zoo hinderly'k te
steken en te trillen, dat ik er een dag ziek
van ben geweest; 'toen was het over, maar
het ziet nu na drie weken nog rood. Toch
spijt het my niet, ja, ik ben er een beetje
trotsch op, dat ik die echte bush-men-ervaring
heb opgedaan.
E. HEIMANS.