Historisch Archief 1877-1940
r; 1614
WEEK
DE AMSTEEDAMMER
A°. 1908,
VOOK NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
r©d.a.ctie TTSLTL IMJr. H. IF, L.
uitgevers: VAN HOLKEMA
WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad ,Vo. 124).
Abonnement p«r 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indit per jaar, bij vooruitbetaling . . mail 10.
Uwoderlgk* Nummert aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/«
Zondag 31 Mei
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel , 0.40
Annonce» nit Duitochland, Oostenrijk en Zwitserland worden mtaluitt-nd aant;ciT>men 'loor de firma
RÜPO1.F MOSSE te Kenlen ea door *!!<? filinlet de/.er firma. De prijs per reëel l 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE ES VAN NABIJ: Een natio
nale gevoelsfout. Buiten- en Binnenl.
Zaken, door d. K. Op de zitting van een
rechtbank, door d. K. Verkeerde
vergoelyking. Een serk op de Anti-theje, door
ii. 8;mons. Het budget van onzen
Nederlandschen Staat, door Gz.?SOCIALE
AANGELEGENHEDEN; Het flasco der wet
op de Kamers van Arbeid, I, door H. S.
FEUILLETON: Van blijde verwachtingen,
door J. van Op. - KUNSTEN LETTEREN:
Emile Verhaeren: Les Héroe, door P. N. van
Eyck. Berichten. - VOOR DAMES: Om
en b\j het internationaal congres voor vrou
wenkiesrecht, II, met portr., door Johanna
W. A. Naber. Allerlei, door Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
Lijkverbranding, II, met af b., door dr. Ph. K.
van Lis$a. De woederen der techniek,
beoord. door H. F. v. G. Besliste volzinnen,
door Jacob Israël de Haan. Het gouden
jubileum van P. H. Hugenboltz Jr.. met
portr., door P. Kenning. Tentoonstelling
van St. Lucai, II, door W. Steenhoflf.
Fianfois Coppée, t, met portr,, door H-P.
Harlem. Onderstellingen, door Dirk Coster.
Les deux Sultans, door H. G. Ibelp.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO
NIEK, door V. d. M. en V. d. S. Het
Haegsche Mal, door Oppenhuis. Over de
opvolging in Oostenrijk, door K. Sarah
Bcrnhaidt's roem. door M. C.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPtL
ADVERTENTIEN.
«iiiiiiiiiiiiiiiniii mini nu iiiiiiiiiiiiiiiiiiiilltniiiiiiiiiiin
Een nationale- gevoelsfout".
Wij ontvingen het volgende schrijven:
Batavia, 13 April 1908.
Aan de Redactie van De Amsterdammer.
M. d. R.
Dank zij uwe goede opvattingen omtrent
journalistieke gebruiken ik ontving uw
olad in goede orde, de overige, waardige,
tegenstandtrs hebben zich de moeite, die
ruiteilykheid zou medebrengen, niet willen
getroosten heb ik kennis kunnen nemen
van uwe idee, dat ik een nation ile gevoelefout
beging, met mijn schrijven in Da» Freie Wort.
En ge merkt op dat Eduard Dou ves Dekker,
vermoedelijk bedoeldet ge Multatuli, zich
aan zoo'n verkeerd gevoel nooit zou hebben
bezondigd. Daargelaten, M. d. R-, dat ge 'u
iet of wat vergist omtrent de nationale ge
voelens van myn oudoom, waardoor ik u
verwys naar Idee 534; daargelaten voorts,
dat hetgeen familiele !en van me deden of
niet deden, geen richtsnoer kan zijn voor
myn handelingen, wilde ik niet het eene
oogenblik wellicht een parvenu, het volgende
een imbécile, het derde een chauvinist zijn,
wat nog erger, immars belachelijker zou zijn ;
dit alles daargelaten, verzoek ik u mij aan
te geren, welk nationaal gevoel ik geschon
den heb ?
Nederlandsche burgerschapsrechten zijn
my als Nederlander steeds onthouden; een
fullgroirn Nederlandsch burger ben ik nooit
geweest. En nochtans heeft mij artikel 7
sub. 4 van de wet van 12 Dec. 1892 (tïederl.
Stbl. No. 268) die nimmer bezetten rechten
ontnomen en mij tot vreemdeling eigpnlijk
tot n:et-Nederlander gemaakt. Met mijn
nationaliteit sta ik quitte.
Wy hebben oyer en weer een weinig
droevig afscheid genomen. *) Noem my' dus
wat gij wilt; ik werd op Java geboren en
mijn moeder was een Duitsch-Creoolsche.
Maar doe mij het genoegen, M. d. R., die
fjut in myn gejoel wat te preciseeren. Of
te erkennen, wat de rest niet zal doen, dit ge
wat voorbarig waart met oordeel en conclusie.
Met verschuldigde gevoelens
E. F. E. DOUWE.S DEKKER.
*) Toelichting is wellicht gewenscht. Op
het oogenblik dat ik uit de handen van den
veldcornet te Pretoria wapens ea munitie
ontving, was ik Nederlander af. Om de toe
passing van bedoeld wetsartikel heb ik
overigens zelf gevraagd. E. F. E. D. D.
Wanneer wij van een nationale ge
voelsfout" spreken, gaan wij uit van de
veronderstelling, dat de persoon, dien wij
van die fout beschuldigen, behoort tot
onze, d. w. z. de Nederlandsche natio
naliteit. Bleek dus, dat de heer E. F. E.
Douwes Dekker niet Nederlander is, of
zich tenminste niet Nederlander voelt, de
schrijver van bovenstaanden brief zou
gelijk hebben met ons afkeurend oordeel
(Wbl. no. 1603) ongegrond te noemen.
De heer Douwes Dekker is echter wel
Nederlander. De zoo te zeggen mecha
nische werking van de een of andere
wet, die u Nederlander-af maakt op het
oogenblik dat ge met uw beide broers
de wapenen opneemt voor nota bene
Nederlandsche stam ver wan ten, kan wel
formeel-wettelijk, maar niet werkelijk
een Douwes Dekker ontnederlandschen.
Maar onze inzender gaat verder. Hij
is niet alleen geen Nederlander, hij
wenscht het niet te zijn.... Tot eer van
den heer Douwes Dekker gelooven wij
daar geen zier van. In de verbittering,
die hem vervult, ziet hij de dingen anders
dan ze in zijn binnenste zijn. Deze haat
is slechts uiting van gekrenkte liefde!
Wat zoudt gij u immers, vragen wij,
zoo gekwetst voelen door onze beschul
diging van een nationale gevoelsfout",
indien gij met heel uw hart stond buiten
onze nationaliteit! Zou het u b. v. ge
deerd hebben, als een Eagelsch blad u
had toegeroepen tijdens den
Boereuoorlog, dat ge anti-nationaal-Engelsch
deedt, toen ge aan de zijde gingt staan
van de Republieken ?
Ge hadt hartelijk gelachen!
Dit dan vastgesteld, kunnen wij slechts
herhalen, dat een Ne lerlander, die een
felle, opzweepende critiek over onze
schanddaden als koloniale mogendheid
in een buitenlandsch, en in't bizonder in
een Duitsch blad plaatst, zich schuldig
maakt aan een nationale gevoelsfout." *)
O, wij begrijpen wel, hoe de heer
Douwes Dekker tot zulk een daad van
verbittering kwam. Hij, die aan de zijde
der Boeren op oorlogswijze, maar op
fatsoenlijke oorlogswijze, had payéde sa
personne, terwijl de Nederlandsche dag
bladen hun deugdzaamst afgrijzen toon
den over de concentratiekampen, de
rockende hoeven, de dum-dum kogels ...
der Engelschen, hij zag, in Indi
teruggekeerd, onze militairen in verove
ringsoorlogen bezig, onder de
onaandoenlijkheid en zelfs vergoelijking van dezelfde
dagbladen, met concentratie-kampen, niet
het platbranden van heele dorpen en met
het maken van dum-durns. Het is te
begrijpen, dat iemand, in desillusie en ver
ontwaardiging, dan een uitweg zoekt
voor zijn aanklacht.
Toch is het niet te verdedigen, indien hij
dien aanklacht anders uit dan in den kring
der eigen volks-familie. Wie de schande
van zijn huis wegdraagt naar de buren,
welke zich weldra vergasten aan 't ge
zicht van onze zonden of die ze benutten
om er tegen ons munt uit te slaan, is nooit
geheel te verontschuldigen. I leeft de heer
Douwes Dekker tot de Duitschers zich
soms gericht, als tot menschen met edeler
rechtsgevoel ? Heeft bij dan niet vergeten,
dat die Duitschers óók koloniseeren, iil. op
de ruggen van arme negers, die ze uit
moorden op n<->2 ongpgeneerder manier,
dan wij op de Atjehers opereeren ? Bij
ons in Holland weten de kranten te ver
goelijken, te verdedigen, te draaien en
te verdraaien ... een bewijs tenminste,
dat ze zich schamen of op weg zijn
het te doen. Dat is nog wel een tikje
minder het geval in Duitschland, waar
mach theb ben den in de Afrikaansche
Buitenbezittingen, die zich hebben schul
dig gemaakt aan wreedheid, aan moord,
zonder meer worden vrijgesproken of tot
een onbeduidende boete worden veroor
deeld, met handhaving in hun b -trekking.
Wilde niet de K/Ünisclte Zeifung allen,
die deelgenomen hadden aan den opstand,
tot slaven maken, en vond datzelfde blad
het niet onbehoorlijk, dat het getal
rottanslagen, die op de ruggen van die
zwarten" neerkomen, voortaan genoteerd
moet worden ? 77 fuut laver wn line/e saleeu
familie. Maar jn gén geval heefc het pas
bij een buurman spot en verontwaardiging
te vragen voor wat leelijk bij ons is, als
het in diens huis zoo mogelijk nog
iee1 ijker toegaat!
Men vroeg Heinrich Heine eens
den man, die zooveel bitters tegen zijn
vaderland in zijn hart omdroeg (en met
wiens eenig standbeeld, banneling-stand
beeld, dezer dagen nog wordt gesold !)
waarom hij zich niet, na zooveel jaren
in Frankrijk te hebben gewoond, als
Franschman liet naturaliseeren. Och,"
was het antwoord, iemands grootmoeder
kan leelijk zijn, 't blijft niettemin je
grootmoeder."
En nu zoudt gij, die, hoewel niet
fullgrown Nederlander, gestreden hebt
in Zuid-Afrika voor het goed recht van
den Nederlandschen stam, in een vreemd
land gaan vertellen ... hoe leelijk uwe
grootmoeder is ?
*) Ook Multatuli deed eens, de inzender
heeft wat dit betreft gelijk, iets van dezen
aard. Hij heeft eens op een internationaal
congres, in Nederland gehouden, (vlak na de
Hivelaarsgeschiedenie), in het Fransen en
tegenover vreemdelingen on ie kolonisatie
methodes op de kaak gesteld. Wij vinden
het, alles in aanmerking genomen, een veel
geringer feit, dan 't geen de medewerker
van DM Freie Wort volvoerde. Ons beroep
op Multatuii vervalt intusschen.
Kom, kom, waarom ons geen gelijk
gegeven en erkend, dat ge een fout
begingt? ?
Buiten- en Bianenlandsche
Zaken.
Toen wij over Nederland en de
Noordzee-verklaring schreven, hadden wij ge
legenheid reeds eenigszins de aandacht
te vragen voor de rede/oering in de
Tweede Kamer door onzen Minister van
Buitenlandsche Zaken gehouden.
Wij stelden daarbij in het licht, hoe
de heer De Marees v. Swinderen,
inloszinnigheid van beeldspraak woorden in
plaats van zaken gaf, tenzij men zijne
aldus uitgedoste onjuistheden zaken zoa
mogen noemen, den Nederlandschen Staat
waardig en voor dezen van waarde.
Wij moeten nu nog niet om de
Noordzee-verklaring, maar wijl v.
Swinderen's uitspraak een meer algemeene
beteekenis schijnt te bezitten n deel
dier redevoering onzen lezers ter over
weging geven, wijl het de toekom
stige buitenlandsche politiek althans
's Minister's aangekondigd diplomatiek
beleid betreft.
De entente sloot zich daarom en
hierme'le nader ik het tweede gedeelte der
dubbele taak, die ik mij meende te zien
voorgeschreven in de beantwoording der
vraag van d^n geachten afgevaardigden uit
Amersfoort. Zij sloot zich daarom passend
aan de gedragslijn welke de Regeering van
zins is te volgen op het gebied onzer bu
tenlandsche staatkunde, omdaVzij eene welkome
gelegenheid verschafte om voor ons land de
p'aats te vinden waarop het onmisbaar recht
heeft, eene p'aats die nu bij eersten oog
opslag in het gezicht treedt, terwijl
nietdeelteming aan deze ons zoo van naby
rakende onderhandelingen ontnidlellyk geleid
zou hebben tot het weinig vleiend beeld,
niet ongelijk aan de bekende Vixirbilder",
«aarin men, geleid door het onderschrift :
waar is Ntderland ? ons Vaderland slechts
ergens tusschen de schaduwen der andere
figuren verscholen zou hebben gevonden.
Zonder ook maar voor een ondeeliaar
oogenblik Ie willen afwijken van de
verrtandige ttaatkunde der onthouding van politieke
verdragen, die in Nederland sedeit tal van
jaren zoo vuorsiehtiglijk is 'n acht genomen,
hoopt de Regeenng niettemin in zooverre
ook hier den pulden middenweg te betreden,
door zich voor oogen te houden dat waar
in het Europeesch concert Nederland naar
geen eerste viool behooit te grijpen, wij ons
niettemin voortdurend hebben rekenschap
te jjeven dat ooi de kleinere instrumenten,
mits goed gestemd en wel bespeeld, tot het
harmonisch effict van het gehtel, op onmis
bare wijze kunnen bijdrager."
Wij luten dit beeldsprakig rommeltje
gaarne voor hetgeen het is. Geen com
mentaar dus op de welkome gelegenheid,"
het Vixirbild", op de kleinere instru
menten", ook niet op het ondeelbaar
oogenblik" om af te wijken van de ver
standige staatkunde enz., maar wij mogen
niet voorbij zien, dat onze Minister van
Buitenlandschc Zaken, nog meer zulke
ententes wenscht te . sluiten, als het
Noordzeetfdctaat, waartoe wij, bij al zijn
bluf, eenvoudig door de groote Mogend
heden gedwongen zijn geworden; en
dat hij, volgens zijn verklaring geen
seconde willende vergeten, dat wij geen
verdragen moeten sluiten, toch er op
belust is zooveel mogelijk mee te doen
met de groote Europeesche
Machthebbenden.
Ware nu de heer De Marees v. Swin
deren niet een en al beeldspraak en
grootspraak, dan zag er dit voor ons
land zeker gevaarlijk genoeg uit. Maar
tot geruststelling onzer landgenooten zijn
wij bereid als ons gevoelen te uiten, dat
Z. Exc?de gematigd onverschillige, die
zeker 't Noordzee-tractaat niet heeft uit
gevonden, zich wel wijzer zal betoonen,
dan om zich der groote Europeesche
mogendheden aan te bieden om met haal
verder op jacht te gaan.
Het eenige waarin zijn werkzaamheid
zou kunnen uitblinken als diplomaat
indien de hemel ons althans geen ver
wikkelingen brengt zal zijn het sluiten
van arbitrage-verdragen, thans min of
meer in de mode, en waarschijnlijk een
liefhebberij van ongevaarlijken aard;
maar dat ons land op het gebied der
reclame, en een ander kan moeilijk
den diplomaat de Marees voor oogen
staan! ??behoefte zou hebben zich nog
meer geafficheerd te zien, dan door de
Haagsche Yredesconferentie niet op
ons verzoek reeds geschiedt, valt moei
lijk aan te nemen.
Zeker zouden wij, mochten er eens
verwikkelingen ontstaan mede doorhem
op te lossen, alles behalve gerust zijn,
nu wij de behartiging onzer buiten
landsche belangen in handen weten van
den man van het vijfarmig anker", die
de ernstigste zaken bespreekt met een
lichtvaardigheid, welke hem in staat
stelt, de meest tastbare onwaarheden te
verkondigen in een soort van diploma
tieke rederijkers-taal. Al zij a wij inden
laat s ten tijd in onze Ministers van Buit.
Zaken niet bijster gelukkig geweest, iets
van dezen aard hebben wij toch nog
niet gehad. En indien de toespraak,
waarop de Marees het parlement heeft
onthaald, een /^eenw^s-verklaring moet
heeten, door het Kabinet goedgekeurd,
en de opgewektheid" van den diplomaat
ook den toets van den joligen premier
heeft doorgestaan, dan, meenen wij, voor
zekere gevallen, tot eenige waakzaam
heid, ondanks onze geruststellende woor
den, te mogen aansporen.
Edoch het is niet deze zijde van de
zaak, waarop wij thans den nadruk willen
leggen. Wij wenschen den Heer de Marees
te doen opmerken, dat de vraag: waar
is \Nederland? *zs\ het goed zijn, beant
woord moet kunnen worden met de ver
zekering: Nederland dat niet groot kan
zijn in den internationalen Raad der
Mogendheden, heeft met alle kracht zich
toegelegd op de bevordering zijner
handelsen nijverheidsbelangen in het buitenland.
De NederlaEdsche Staat heeft begrepen,
dat aan den stoffelijken voorspoed van het
volk oneindig meer gelegen is, dan aan
de voortzetting van een schijn-welvaren
als mogendheidje, door diplomatiek ver
toon. Daarom is de zoogenaamde diplo
matie, gelijk 't in onzen tijd behoort te
zijn, in hoofdzaak een door en door be
kwame en ijverige handel- en
nijverbeidsdienaresse, welke die van eiken kleinen
en van eiken grooten staat in verhouding
te boven gaat. Zie ons consulaatswezen
eens aan; zijn hoog ontwikkeld perso
neel, onder de leiding van onze in
handelsen nijverheidsbelangen volleerde diplo
maten.
Deeischen, waaraan onze diplomaten"
bij hun examens moeten voldoen, vor
deren een studie in hoofdzaak gericht op
het ambt van zoo practische en voor het
land, dat zij dienen, zoo hooge beteeke
nis; en aldus is er een ambtenaarsstand
ontstaan, van diplomatieke en consulaire
agenten, die het kleine land er voor be
hoed hebben, een Vixirbild te worden
eerst na lang zoeken tusschen de overi
gen te vinden.
Zoo moest het zijn.
Een van de laatste berichten echter
luidt men kon het in het Handels
blad en in de Nieuwe Courant lezen dat
te Zürich, ondanks de aanwezigheid van
Nederlandsche, naar men verzekert, be
kwame sollicitanten, een Duitscher aldaar
tot consul is benoemd. Daarbij brengt de
N. C. terecht in herinnering, dat zelfs
te Berlijn een Duitscher tot consul-gene
raal werd benoemd, wijl hij persoonlijk
bekend met den keizer en tal van hooge
relaties in handels- en
nijverheidskringen bezit."
De genoemde voordeelen, zoo fchreef
dit blaH, worden allicht opgewogen door
het nadeel dat de machtige vreemdeling
niet van na'ure voor de belangen die
hij heeft te bevordiren. noch voor onze
landgenooten de hij hef ft bij te staan,
gfvoelt. Zijn betrekking tot Nederland is van
louter ambtelyken aard Elet is mogelijk dat
de Nederland che Regeering een enkele maal
eens door zy'n invloed iets bereikt, dat haar
zonder dien moeilijk zou vallen of dat haar
een contra-praest at it te beurt valt voor de
beleefdheid, hem door de henoeming bewezen.
Maar daar staat tegenover, dat de vreemdalnp
zich aan de HolJand;che kolonie in zijn stad
in den re^el niet gelegen laat liggen, dat er
voor hem aan zijn ambt hoegenaamd geen
ideëele kant is, en dat hy zich niet door
innerlyken aandrang geroepen gevoelt zich
van zy'n consulaat iets meer aan te trekken
dan het minste waarmee hij het af kan.
Wat wij zoo wel eens van de aanraking
van consul generaal Friedliinder met de
Nederlandsche belangen en personen te Ber
lijn vernomen hebben, bevestigde ons in die
meening. En deze is dan nog persoonlijk een
machtig" man, terwy'l dejongeVon Claparède
als eenigen titel voor het Nederlandsche
consnlschap te Zürich, heeft aan te wyzen
dat hy van een machtig man ... te Berlijn...
de zoon is!"
Het toeval geeft hier een voorbeeld,
waarvan ook de heer de Kfarees de betee
kenis niet onderschatten zal. Maar hoe
veel gevallen zou men niet kunnen aan
wijzen van Ministers van Buitenlandsche
/aken, die consulaatsbenoemingen als
vriendschapshandelingen uit de tweede
of derde hand deden; Ministers die van
handels- en nijverheidsbehoeften en be
langen niet het geringste besef hadden;
en hoeveel consuls dan voor wie Neder
land niet veel meer is dan het Neder
landsche wapen met de vlag er bij boven
de deur en 't naamkaartje. Natuurlijk,
de goede en uitstekende niet te na
gesproken.
Onbegrijpelijk, dat in een land zóó
bedreigd door mededingende Staten als
't onze, nog altijd die beide groote
bronnen van volkswelvaart als een bijzaak
beschouwd worden, en hun een afzon
derlijk Ministerieel departement blijft
onthouden even als dat van Landbouw.
Hoe lang reeds had men ze aan de
achterlijke verzorging moeten onttrekken.
Immers wat is dit nu voor een toestand,
om Ds. Talma alle deze takken van
bedrijf op te dragen met de arbeids
wetgeving bovendien!! Kan men dit
verantwoorden tegenover het Nederland
sche Volk?
Een Ministerie van Handel en Nijver
heid, waaronder het consulaat wordt
gebracht en waardoor alle mogelijke
middelen tot verheffing van Handel en
Nijverheid worden in toepassing gebracht,
welke ook elders de Regeeringen aan
wenden, om niet overwonnen te worden
in den economischen strijd, kan alleen
herstel beloven.
Indien het Kabinet Heemskerk eens
in deze richting iets wist tot stand te
brengen, en de Marees v. Swinderen
daartoe de stoot kon geven hoe zou
hij er toe hebben bijgedragen oir Neder
land grooter te maken in het buitenland.
_=^- "' K'
Op de zitting van een rechtbank.
In een verslag der terechtzitting, ter
behandeling van de strafzaak tegen
Wurpel en Pieters, als bestuurderen van
de te Amsterdam gevestigde afdeeling
der Internationale Anti-Militaristische
Yereenigiug komt o. m. het volgende
voor:
De letterzetter F. EI. Dickhout, e het eerst
a'.s gel uige verschijnt, wenscht den eed af
te leggen onder protest.
Voorzitter mr. Meinesz : U moet den eed
afleggen : Zoo waarlijk helpe mij God al
machtig".
Getu'ge: Onder protest, zoo waarlyk helpe
mij God almachtig".
Voorzitter: Zoo waarlijk helpe mij God
almachtig en nie's anders'.
Ge'uige: Wilt u dan gfen rekening hou
dt n met de overtuiging van anderen?"
Voir?. : U moet den eed afleggen "
Getuige : Onder protest. Kan ik niet vol
staan met een verklaring?"
Voorz.: Houdt u» mond als ik spreek.
Zult u nu onmiddellijk den eed afleggen,
anders zal ik andere maatregelen nemen.
Die protesten kunt u voor u houden.
Getuige legt hierop den eed af."
Hoe s'uitend is dit tooneeltjc!
Dat de Voorzitter van een rechtbank
het recht heefr, iemand te dwingen tegen
zijn overtuiging te spreken, om ... ja,
waarom ? Om hem tot waarheidspreken
te verplichten.
Misschien is Mr. Meinesz ten deze iet
wat gevoelloos geworden, door het her
haald gebruik van dit wettig middel
zoo niet, wat moet er op zulk een oogen
blik in zijn allerwaarheidslievendst hart
als rechter omgaan ?
Het publiek, het hoogere en het lagere,
vindt deze afgeperste eedsaflegging, waar
bij gedreigd mag worden met andere
maatregelen" voor hen, die niet aan een
persoonlijken God gelooven,
gewetensdwang, alzoo een schending van het
hoogste zedelijk recht, waarmee de rechts
handeling aanvangt!
En daar zijn duizenden bij duizenden
in ons land, die geen eed kunnen zweren
zonder in eigen oo?en hun karakter te
verloochenen. Op deze terechtzitting
waren er verse eidene, en met name
wordt Prof. van Rees genoemd, als een,
bereid om de gevolgen der weigering te
dragen weshalve hij dan ook door
den advocaat der verdediging van ge
tuigen werd vrijgesteld. Een voorbeeld
tevens, hoe de eisch van eedsaflegging
nadeelig voor de rechtspraak zelve kan
zijn.
Hoe lang zal deze
waarheidsvorkrachting tot rechtsverheffing nog wettelijke
sanctie behouden in ons vrije Xederland?
? Weieven nu onder een rechtsch bewind,
welks leden een voor een belijden, dat
men den naam van zijnen God niet ijdelijk
mag gebruiken. Want de Heer zal niet
onschuldig houden ... Kan het met hun
goedkeuren zijn, dat een ongeloovige zijn
vingers opsteekt bij de valschc verklaring:
Zoo waarlijk helpe mij God almachtig?
En wat meer zegt: Kunnen zij den
atheïst dwingen, zoo den heiligen naam
te misbruiken van hun God?... Over
schrijden zij, geloovigen, niet aldus de
grenzen van bet satanische ?
Zou een beroep op dit kerkelijk minis
terie niet de noodige wetswijzigingkunnen
brengen; en ware niet van de zijde der
vrienden van gewetensvrijheid een be
weging in deze richting gewenscht?
* *
*
Tn deze zelfde zitting van de recht
bank, deed zich nog een bijzonderheid