De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 31 mei pagina 1

31 mei 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r; 1614 WEEK DE AMSTEEDAMMER A°. 1908, VOOK NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. r©d.a.ctie TTSLTL IMJr. H. IF, L. uitgevers: VAN HOLKEMA WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad ,Vo. 124). Abonnement p«r 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indit per jaar, bij vooruitbetaling . . mail 10. Uwoderlgk* Nummert aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/« Zondag 31 Mei Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel , 0.40 Annonce» nit Duitochland, Oostenrijk en Zwitserland worden mtaluitt-nd aant;ciT>men 'loor de firma RÜPO1.F MOSSE te Kenlen ea door *!!<? filinlet de/.er firma. De prijs per reëel l 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE ES VAN NABIJ: Een natio nale gevoelsfout. Buiten- en Binnenl. Zaken, door d. K. Op de zitting van een rechtbank, door d. K. Verkeerde vergoelyking. Een serk op de Anti-theje, door ii. 8;mons. Het budget van onzen Nederlandschen Staat, door Gz.?SOCIALE AANGELEGENHEDEN; Het flasco der wet op de Kamers van Arbeid, I, door H. S. FEUILLETON: Van blijde verwachtingen, door J. van Op. - KUNSTEN LETTEREN: Emile Verhaeren: Les Héroe, door P. N. van Eyck. Berichten. - VOOR DAMES: Om en b\j het internationaal congres voor vrou wenkiesrecht, II, met portr., door Johanna W. A. Naber. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Lijkverbranding, II, met af b., door dr. Ph. K. van Lis$a. De woederen der techniek, beoord. door H. F. v. G. Besliste volzinnen, door Jacob Israël de Haan. Het gouden jubileum van P. H. Hugenboltz Jr.. met portr., door P. Kenning. Tentoonstelling van St. Lucai, II, door W. Steenhoflf. Fianfois Coppée, t, met portr,, door H-P. Harlem. Onderstellingen, door Dirk Coster. Les deux Sultans, door H. G. Ibelp. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO NIEK, door V. d. M. en V. d. S. Het Haegsche Mal, door Oppenhuis. Over de opvolging in Oostenrijk, door K. Sarah Bcrnhaidt's roem. door M. C. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPtL ADVERTENTIEN. «iiiiiiiiiiiiiiiniii mini nu iiiiiiiiiiiiiiiiiiiilltniiiiiiiiiiin Een nationale- gevoelsfout". Wij ontvingen het volgende schrijven: Batavia, 13 April 1908. Aan de Redactie van De Amsterdammer. M. d. R. Dank zij uwe goede opvattingen omtrent journalistieke gebruiken ik ontving uw olad in goede orde, de overige, waardige, tegenstandtrs hebben zich de moeite, die ruiteilykheid zou medebrengen, niet willen getroosten heb ik kennis kunnen nemen van uwe idee, dat ik een nation ile gevoelefout beging, met mijn schrijven in Da» Freie Wort. En ge merkt op dat Eduard Dou ves Dekker, vermoedelijk bedoeldet ge Multatuli, zich aan zoo'n verkeerd gevoel nooit zou hebben bezondigd. Daargelaten, M. d. R-, dat ge 'u iet of wat vergist omtrent de nationale ge voelens van myn oudoom, waardoor ik u verwys naar Idee 534; daargelaten voorts, dat hetgeen familiele !en van me deden of niet deden, geen richtsnoer kan zijn voor myn handelingen, wilde ik niet het eene oogenblik wellicht een parvenu, het volgende een imbécile, het derde een chauvinist zijn, wat nog erger, immars belachelijker zou zijn ; dit alles daargelaten, verzoek ik u mij aan te geren, welk nationaal gevoel ik geschon den heb ? Nederlandsche burgerschapsrechten zijn my als Nederlander steeds onthouden; een fullgroirn Nederlandsch burger ben ik nooit geweest. En nochtans heeft mij artikel 7 sub. 4 van de wet van 12 Dec. 1892 (tïederl. Stbl. No. 268) die nimmer bezetten rechten ontnomen en mij tot vreemdeling eigpnlijk tot n:et-Nederlander gemaakt. Met mijn nationaliteit sta ik quitte. Wy hebben oyer en weer een weinig droevig afscheid genomen. *) Noem my' dus wat gij wilt; ik werd op Java geboren en mijn moeder was een Duitsch-Creoolsche. Maar doe mij het genoegen, M. d. R., die fjut in myn gejoel wat te preciseeren. Of te erkennen, wat de rest niet zal doen, dit ge wat voorbarig waart met oordeel en conclusie. Met verschuldigde gevoelens E. F. E. DOUWE.S DEKKER. *) Toelichting is wellicht gewenscht. Op het oogenblik dat ik uit de handen van den veldcornet te Pretoria wapens ea munitie ontving, was ik Nederlander af. Om de toe passing van bedoeld wetsartikel heb ik overigens zelf gevraagd. E. F. E. D. D. Wanneer wij van een nationale ge voelsfout" spreken, gaan wij uit van de veronderstelling, dat de persoon, dien wij van die fout beschuldigen, behoort tot onze, d. w. z. de Nederlandsche natio naliteit. Bleek dus, dat de heer E. F. E. Douwes Dekker niet Nederlander is, of zich tenminste niet Nederlander voelt, de schrijver van bovenstaanden brief zou gelijk hebben met ons afkeurend oordeel (Wbl. no. 1603) ongegrond te noemen. De heer Douwes Dekker is echter wel Nederlander. De zoo te zeggen mecha nische werking van de een of andere wet, die u Nederlander-af maakt op het oogenblik dat ge met uw beide broers de wapenen opneemt voor nota bene Nederlandsche stam ver wan ten, kan wel formeel-wettelijk, maar niet werkelijk een Douwes Dekker ontnederlandschen. Maar onze inzender gaat verder. Hij is niet alleen geen Nederlander, hij wenscht het niet te zijn.... Tot eer van den heer Douwes Dekker gelooven wij daar geen zier van. In de verbittering, die hem vervult, ziet hij de dingen anders dan ze in zijn binnenste zijn. Deze haat is slechts uiting van gekrenkte liefde! Wat zoudt gij u immers, vragen wij, zoo gekwetst voelen door onze beschul diging van een nationale gevoelsfout", indien gij met heel uw hart stond buiten onze nationaliteit! Zou het u b. v. ge deerd hebben, als een Eagelsch blad u had toegeroepen tijdens den Boereuoorlog, dat ge anti-nationaal-Engelsch deedt, toen ge aan de zijde gingt staan van de Republieken ? Ge hadt hartelijk gelachen! Dit dan vastgesteld, kunnen wij slechts herhalen, dat een Ne lerlander, die een felle, opzweepende critiek over onze schanddaden als koloniale mogendheid in een buitenlandsch, en in't bizonder in een Duitsch blad plaatst, zich schuldig maakt aan een nationale gevoelsfout." *) O, wij begrijpen wel, hoe de heer Douwes Dekker tot zulk een daad van verbittering kwam. Hij, die aan de zijde der Boeren op oorlogswijze, maar op fatsoenlijke oorlogswijze, had payéde sa personne, terwijl de Nederlandsche dag bladen hun deugdzaamst afgrijzen toon den over de concentratiekampen, de rockende hoeven, de dum-dum kogels ... der Engelschen, hij zag, in Indi teruggekeerd, onze militairen in verove ringsoorlogen bezig, onder de onaandoenlijkheid en zelfs vergoelijking van dezelfde dagbladen, met concentratie-kampen, niet het platbranden van heele dorpen en met het maken van dum-durns. Het is te begrijpen, dat iemand, in desillusie en ver ontwaardiging, dan een uitweg zoekt voor zijn aanklacht. Toch is het niet te verdedigen, indien hij dien aanklacht anders uit dan in den kring der eigen volks-familie. Wie de schande van zijn huis wegdraagt naar de buren, welke zich weldra vergasten aan 't ge zicht van onze zonden of die ze benutten om er tegen ons munt uit te slaan, is nooit geheel te verontschuldigen. I leeft de heer Douwes Dekker tot de Duitschers zich soms gericht, als tot menschen met edeler rechtsgevoel ? Heeft bij dan niet vergeten, dat die Duitschers óók koloniseeren, iil. op de ruggen van arme negers, die ze uit moorden op n<->2 ongpgeneerder manier, dan wij op de Atjehers opereeren ? Bij ons in Holland weten de kranten te ver goelijken, te verdedigen, te draaien en te verdraaien ... een bewijs tenminste, dat ze zich schamen of op weg zijn het te doen. Dat is nog wel een tikje minder het geval in Duitschland, waar mach theb ben den in de Afrikaansche Buitenbezittingen, die zich hebben schul dig gemaakt aan wreedheid, aan moord, zonder meer worden vrijgesproken of tot een onbeduidende boete worden veroor deeld, met handhaving in hun b -trekking. Wilde niet de K/Ünisclte Zeifung allen, die deelgenomen hadden aan den opstand, tot slaven maken, en vond datzelfde blad het niet onbehoorlijk, dat het getal rottanslagen, die op de ruggen van die zwarten" neerkomen, voortaan genoteerd moet worden ? 77 fuut laver wn line/e saleeu familie. Maar jn gén geval heefc het pas bij een buurman spot en verontwaardiging te vragen voor wat leelijk bij ons is, als het in diens huis zoo mogelijk nog iee1 ijker toegaat! Men vroeg Heinrich Heine eens den man, die zooveel bitters tegen zijn vaderland in zijn hart omdroeg (en met wiens eenig standbeeld, banneling-stand beeld, dezer dagen nog wordt gesold !) waarom hij zich niet, na zooveel jaren in Frankrijk te hebben gewoond, als Franschman liet naturaliseeren. Och," was het antwoord, iemands grootmoeder kan leelijk zijn, 't blijft niettemin je grootmoeder." En nu zoudt gij, die, hoewel niet fullgrown Nederlander, gestreden hebt in Zuid-Afrika voor het goed recht van den Nederlandschen stam, in een vreemd land gaan vertellen ... hoe leelijk uwe grootmoeder is ? *) Ook Multatuli deed eens, de inzender heeft wat dit betreft gelijk, iets van dezen aard. Hij heeft eens op een internationaal congres, in Nederland gehouden, (vlak na de Hivelaarsgeschiedenie), in het Fransen en tegenover vreemdelingen on ie kolonisatie methodes op de kaak gesteld. Wij vinden het, alles in aanmerking genomen, een veel geringer feit, dan 't geen de medewerker van DM Freie Wort volvoerde. Ons beroep op Multatuii vervalt intusschen. Kom, kom, waarom ons geen gelijk gegeven en erkend, dat ge een fout begingt? ? Buiten- en Bianenlandsche Zaken. Toen wij over Nederland en de Noordzee-verklaring schreven, hadden wij ge legenheid reeds eenigszins de aandacht te vragen voor de rede/oering in de Tweede Kamer door onzen Minister van Buitenlandsche Zaken gehouden. Wij stelden daarbij in het licht, hoe de heer De Marees v. Swinderen, inloszinnigheid van beeldspraak woorden in plaats van zaken gaf, tenzij men zijne aldus uitgedoste onjuistheden zaken zoa mogen noemen, den Nederlandschen Staat waardig en voor dezen van waarde. Wij moeten nu nog niet om de Noordzee-verklaring, maar wijl v. Swinderen's uitspraak een meer algemeene beteekenis schijnt te bezitten n deel dier redevoering onzen lezers ter over weging geven, wijl het de toekom stige buitenlandsche politiek althans 's Minister's aangekondigd diplomatiek beleid betreft. De entente sloot zich daarom en hierme'le nader ik het tweede gedeelte der dubbele taak, die ik mij meende te zien voorgeschreven in de beantwoording der vraag van d^n geachten afgevaardigden uit Amersfoort. Zij sloot zich daarom passend aan de gedragslijn welke de Regeering van zins is te volgen op het gebied onzer bu tenlandsche staatkunde, omdaVzij eene welkome gelegenheid verschafte om voor ons land de p'aats te vinden waarop het onmisbaar recht heeft, eene p'aats die nu bij eersten oog opslag in het gezicht treedt, terwijl nietdeelteming aan deze ons zoo van naby rakende onderhandelingen ontnidlellyk geleid zou hebben tot het weinig vleiend beeld, niet ongelijk aan de bekende Vixirbilder", «aarin men, geleid door het onderschrift : waar is Ntderland ? ons Vaderland slechts ergens tusschen de schaduwen der andere figuren verscholen zou hebben gevonden. Zonder ook maar voor een ondeeliaar oogenblik Ie willen afwijken van de verrtandige ttaatkunde der onthouding van politieke verdragen, die in Nederland sedeit tal van jaren zoo vuorsiehtiglijk is 'n acht genomen, hoopt de Regeenng niettemin in zooverre ook hier den pulden middenweg te betreden, door zich voor oogen te houden dat waar in het Europeesch concert Nederland naar geen eerste viool behooit te grijpen, wij ons niettemin voortdurend hebben rekenschap te jjeven dat ooi de kleinere instrumenten, mits goed gestemd en wel bespeeld, tot het harmonisch effict van het gehtel, op onmis bare wijze kunnen bijdrager." Wij luten dit beeldsprakig rommeltje gaarne voor hetgeen het is. Geen com mentaar dus op de welkome gelegenheid," het Vixirbild", op de kleinere instru menten", ook niet op het ondeelbaar oogenblik" om af te wijken van de ver standige staatkunde enz., maar wij mogen niet voorbij zien, dat onze Minister van Buitenlandschc Zaken, nog meer zulke ententes wenscht te . sluiten, als het Noordzeetfdctaat, waartoe wij, bij al zijn bluf, eenvoudig door de groote Mogend heden gedwongen zijn geworden; en dat hij, volgens zijn verklaring geen seconde willende vergeten, dat wij geen verdragen moeten sluiten, toch er op belust is zooveel mogelijk mee te doen met de groote Europeesche Machthebbenden. Ware nu de heer De Marees v. Swin deren niet een en al beeldspraak en grootspraak, dan zag er dit voor ons land zeker gevaarlijk genoeg uit. Maar tot geruststelling onzer landgenooten zijn wij bereid als ons gevoelen te uiten, dat Z. Exc?de gematigd onverschillige, die zeker 't Noordzee-tractaat niet heeft uit gevonden, zich wel wijzer zal betoonen, dan om zich der groote Europeesche mogendheden aan te bieden om met haal verder op jacht te gaan. Het eenige waarin zijn werkzaamheid zou kunnen uitblinken als diplomaat indien de hemel ons althans geen ver wikkelingen brengt zal zijn het sluiten van arbitrage-verdragen, thans min of meer in de mode, en waarschijnlijk een liefhebberij van ongevaarlijken aard; maar dat ons land op het gebied der reclame, en een ander kan moeilijk den diplomaat de Marees voor oogen staan! ??behoefte zou hebben zich nog meer geafficheerd te zien, dan door de Haagsche Yredesconferentie niet op ons verzoek reeds geschiedt, valt moei lijk aan te nemen. Zeker zouden wij, mochten er eens verwikkelingen ontstaan mede doorhem op te lossen, alles behalve gerust zijn, nu wij de behartiging onzer buiten landsche belangen in handen weten van den man van het vijfarmig anker", die de ernstigste zaken bespreekt met een lichtvaardigheid, welke hem in staat stelt, de meest tastbare onwaarheden te verkondigen in een soort van diploma tieke rederijkers-taal. Al zij a wij inden laat s ten tijd in onze Ministers van Buit. Zaken niet bijster gelukkig geweest, iets van dezen aard hebben wij toch nog niet gehad. En indien de toespraak, waarop de Marees het parlement heeft onthaald, een /^eenw^s-verklaring moet heeten, door het Kabinet goedgekeurd, en de opgewektheid" van den diplomaat ook den toets van den joligen premier heeft doorgestaan, dan, meenen wij, voor zekere gevallen, tot eenige waakzaam heid, ondanks onze geruststellende woor den, te mogen aansporen. Edoch het is niet deze zijde van de zaak, waarop wij thans den nadruk willen leggen. Wij wenschen den Heer de Marees te doen opmerken, dat de vraag: waar is \Nederland? *zs\ het goed zijn, beant woord moet kunnen worden met de ver zekering: Nederland dat niet groot kan zijn in den internationalen Raad der Mogendheden, heeft met alle kracht zich toegelegd op de bevordering zijner handelsen nijverheidsbelangen in het buitenland. De NederlaEdsche Staat heeft begrepen, dat aan den stoffelijken voorspoed van het volk oneindig meer gelegen is, dan aan de voortzetting van een schijn-welvaren als mogendheidje, door diplomatiek ver toon. Daarom is de zoogenaamde diplo matie, gelijk 't in onzen tijd behoort te zijn, in hoofdzaak een door en door be kwame en ijverige handel- en nijverbeidsdienaresse, welke die van eiken kleinen en van eiken grooten staat in verhouding te boven gaat. Zie ons consulaatswezen eens aan; zijn hoog ontwikkeld perso neel, onder de leiding van onze in handelsen nijverheidsbelangen volleerde diplo maten. Deeischen, waaraan onze diplomaten" bij hun examens moeten voldoen, vor deren een studie in hoofdzaak gericht op het ambt van zoo practische en voor het land, dat zij dienen, zoo hooge beteeke nis; en aldus is er een ambtenaarsstand ontstaan, van diplomatieke en consulaire agenten, die het kleine land er voor be hoed hebben, een Vixirbild te worden eerst na lang zoeken tusschen de overi gen te vinden. Zoo moest het zijn. Een van de laatste berichten echter luidt men kon het in het Handels blad en in de Nieuwe Courant lezen dat te Zürich, ondanks de aanwezigheid van Nederlandsche, naar men verzekert, be kwame sollicitanten, een Duitscher aldaar tot consul is benoemd. Daarbij brengt de N. C. terecht in herinnering, dat zelfs te Berlijn een Duitscher tot consul-gene raal werd benoemd, wijl hij persoonlijk bekend met den keizer en tal van hooge relaties in handels- en nijverheidskringen bezit." De genoemde voordeelen, zoo fchreef dit blaH, worden allicht opgewogen door het nadeel dat de machtige vreemdeling niet van na'ure voor de belangen die hij heeft te bevordiren. noch voor onze landgenooten de hij hef ft bij te staan, gfvoelt. Zijn betrekking tot Nederland is van louter ambtelyken aard Elet is mogelijk dat de Nederland che Regeering een enkele maal eens door zy'n invloed iets bereikt, dat haar zonder dien moeilijk zou vallen of dat haar een contra-praest at it te beurt valt voor de beleefdheid, hem door de henoeming bewezen. Maar daar staat tegenover, dat de vreemdalnp zich aan de HolJand;che kolonie in zijn stad in den re^el niet gelegen laat liggen, dat er voor hem aan zijn ambt hoegenaamd geen ideëele kant is, en dat hy zich niet door innerlyken aandrang geroepen gevoelt zich van zy'n consulaat iets meer aan te trekken dan het minste waarmee hij het af kan. Wat wij zoo wel eens van de aanraking van consul generaal Friedliinder met de Nederlandsche belangen en personen te Ber lijn vernomen hebben, bevestigde ons in die meening. En deze is dan nog persoonlijk een machtig" man, terwy'l dejongeVon Claparède als eenigen titel voor het Nederlandsche consnlschap te Zürich, heeft aan te wyzen dat hy van een machtig man ... te Berlijn... de zoon is!" Het toeval geeft hier een voorbeeld, waarvan ook de heer de Kfarees de betee kenis niet onderschatten zal. Maar hoe veel gevallen zou men niet kunnen aan wijzen van Ministers van Buitenlandsche /aken, die consulaatsbenoemingen als vriendschapshandelingen uit de tweede of derde hand deden; Ministers die van handels- en nijverheidsbehoeften en be langen niet het geringste besef hadden; en hoeveel consuls dan voor wie Neder land niet veel meer is dan het Neder landsche wapen met de vlag er bij boven de deur en 't naamkaartje. Natuurlijk, de goede en uitstekende niet te na gesproken. Onbegrijpelijk, dat in een land zóó bedreigd door mededingende Staten als 't onze, nog altijd die beide groote bronnen van volkswelvaart als een bijzaak beschouwd worden, en hun een afzon derlijk Ministerieel departement blijft onthouden even als dat van Landbouw. Hoe lang reeds had men ze aan de achterlijke verzorging moeten onttrekken. Immers wat is dit nu voor een toestand, om Ds. Talma alle deze takken van bedrijf op te dragen met de arbeids wetgeving bovendien!! Kan men dit verantwoorden tegenover het Nederland sche Volk? Een Ministerie van Handel en Nijver heid, waaronder het consulaat wordt gebracht en waardoor alle mogelijke middelen tot verheffing van Handel en Nijverheid worden in toepassing gebracht, welke ook elders de Regeeringen aan wenden, om niet overwonnen te worden in den economischen strijd, kan alleen herstel beloven. Indien het Kabinet Heemskerk eens in deze richting iets wist tot stand te brengen, en de Marees v. Swinderen daartoe de stoot kon geven hoe zou hij er toe hebben bijgedragen oir Neder land grooter te maken in het buitenland. _=^- "' K' Op de zitting van een rechtbank. In een verslag der terechtzitting, ter behandeling van de strafzaak tegen Wurpel en Pieters, als bestuurderen van de te Amsterdam gevestigde afdeeling der Internationale Anti-Militaristische Yereenigiug komt o. m. het volgende voor: De letterzetter F. EI. Dickhout, e het eerst a'.s gel uige verschijnt, wenscht den eed af te leggen onder protest. Voorzitter mr. Meinesz : U moet den eed afleggen : Zoo waarlijk helpe mij God al machtig". Getu'ge: Onder protest, zoo waarlyk helpe mij God almachtig". Voorzitter: Zoo waarlijk helpe mij God almachtig en nie's anders'. Ge'uige: Wilt u dan gfen rekening hou dt n met de overtuiging van anderen?" Voir?. : U moet den eed afleggen " Getuige : Onder protest. Kan ik niet vol staan met een verklaring?" Voorz.: Houdt u» mond als ik spreek. Zult u nu onmiddellijk den eed afleggen, anders zal ik andere maatregelen nemen. Die protesten kunt u voor u houden. Getuige legt hierop den eed af." Hoe s'uitend is dit tooneeltjc! Dat de Voorzitter van een rechtbank het recht heefr, iemand te dwingen tegen zijn overtuiging te spreken, om ... ja, waarom ? Om hem tot waarheidspreken te verplichten. Misschien is Mr. Meinesz ten deze iet wat gevoelloos geworden, door het her haald gebruik van dit wettig middel zoo niet, wat moet er op zulk een oogen blik in zijn allerwaarheidslievendst hart als rechter omgaan ? Het publiek, het hoogere en het lagere, vindt deze afgeperste eedsaflegging, waar bij gedreigd mag worden met andere maatregelen" voor hen, die niet aan een persoonlijken God gelooven, gewetensdwang, alzoo een schending van het hoogste zedelijk recht, waarmee de rechts handeling aanvangt! En daar zijn duizenden bij duizenden in ons land, die geen eed kunnen zweren zonder in eigen oo?en hun karakter te verloochenen. Op deze terechtzitting waren er verse eidene, en met name wordt Prof. van Rees genoemd, als een, bereid om de gevolgen der weigering te dragen weshalve hij dan ook door den advocaat der verdediging van ge tuigen werd vrijgesteld. Een voorbeeld tevens, hoe de eisch van eedsaflegging nadeelig voor de rechtspraak zelve kan zijn. Hoe lang zal deze waarheidsvorkrachting tot rechtsverheffing nog wettelijke sanctie behouden in ons vrije Xederland? ? Weieven nu onder een rechtsch bewind, welks leden een voor een belijden, dat men den naam van zijnen God niet ijdelijk mag gebruiken. Want de Heer zal niet onschuldig houden ... Kan het met hun goedkeuren zijn, dat een ongeloovige zijn vingers opsteekt bij de valschc verklaring: Zoo waarlijk helpe mij God almachtig? En wat meer zegt: Kunnen zij den atheïst dwingen, zoo den heiligen naam te misbruiken van hun God?... Over schrijden zij, geloovigen, niet aldus de grenzen van bet satanische ? Zou een beroep op dit kerkelijk minis terie niet de noodige wetswijzigingkunnen brengen; en ware niet van de zijde der vrienden van gewetensvrijheid een be weging in deze richting gewenscht? * * * Tn deze zelfde zitting van de recht bank, deed zich nog een bijzonderheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl