De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 7 juni pagina 2

7 juni 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOO B* NEDERLAND. No. 1615 tingen, geen vrouwen en kinderen of welke andere familieleden ook. En Van Daalen kon met geen mogelijk heid nagaan, welk schromelijk misbruik onderhebbenden van allen rang en graad yan de, toch uiteraard reeds zoo harde, instructie maakten. 1) Hierbij nog de economische enortniteiten. Waar tonnen gouds noodig waren, ver meldden de politieke verslagen met ophef het besteden van nauwelijks zooveel honderden guldens voor ontwikkeling van land- en tuinbouw. Om de tram aan vervoer te helpen, moesten over geheel de Noord- en Oostkust de havens gesloten worden... enz. Dat kinderwerk, maar zoo vreeselijk in zijn gevolgen! lag ge heel in de lijn van het economisch program" door Yan Heutsz ontwikkeld bij de inwijding van de Sabangbaai op 28 September 1903. Een spottende glimlach valt moeilijk te onderdrukken bij het lezen van die toekomst beelden, o. m. a. over den goudrijkdom yan "Wpjla, die... nog niet eens was ge x&loreerd en later niet exploitabel eek. Dit alles is bewonderd en als om strijd geprezen door lieden die beter moesten weten. Over het hoofd werd gezien, dat een bestuursmethode telkens moet aanpassen bij de veranderende omstandigheden; dat ze in geen geval een plaag- en uitzuigaysteem mag zijn, op poene van gevaarlijke volksontevredenheid. Daartegen is herhaaldelijk van volkomen bevoegde en welmeenende zijde gewaarschuwd; maar te vergeefs. Zoo ontstond dan ook, vooral sinds 1904, weer een heftig militant en lijdelijk ver jet in bijna alle deelen van Atjeh. Eerst in de onderafdeeling Telok-Semawé, van liever lede in de sagies van Groot-Atjeh, waar toch de ergste Aijehpessimisten geen verzet meer denkbaar achtten; zelfs in het vredige Edische wordt de toestand gespannen: wapenssmokkelen en zeeroof beginnen er weer als vóór 15 jaar. In de overige onderhoorigheden, die nimmer geheel onderworpen waren, voelen de verzetslieden zich thans meer dan ooit aangemoedigd. In Gajoe en Alas is het bestuur tot stilzitten gedoemd. Trouwens: in de meeste Atjehsche land schappen nemen hoofden en bevolking open lijk een loopje met het bestuur, en dit wordt er na. de vele onoordeelkundige verban ningen" niet beter op. Overal tieren nu haat en wraaklust, spot en minachting jegens het gouvernement. In zulken toestand moet generaal Yan Daalen Atjeh verlaten, na er bijnaidrie jaar achtereen punctueel de bestuurs-inzichten van zijn grooten meester" te hebben uitgevoerd!... De billijkheid vordert echter er alsnog op te. wijzen, hoe overste Yan Daalen in 1905 bij zijn optreden als gouverneur een ongelooflijken janboel vond. Vooral ?dit feit is leerrijk voor iedereen, die op het stuk van 't koloniale" loeren wil. Toe» toch Yan Heutsz op 13 Juni 1904 naar Holland ging, liet hy Atjeh achter onder het bestuur van generaal-majoor jhr. Van der "Wijck; terwijl overste Yan Daalen met de geringe macht van elf brigades marechaussees moorddadig worstelde om in Gajoe- en Alaslanden de eerste bestuursvéstigingen in te richten. Lichtzinnige over drijving van het stelsel-Van Heutsz"! - Hoe kon Yan Heutsz Atjeh in zulke critieke omstandigheden overlaten aan zoo totaal onkundige leiding? Jhr. Yan der "Wijck moest, koste wat wil, behouden worden voor het Indische leger; want hij was de man, dien Yan Heutsz, hetzij dan gouverneur van Atjeh of gouver neur-generaal in s p e. als legercommandant noodig meende te hebben. Maar, dank zij omstandigheden, die hier onbesproken moe ten blijven, moest Van der Wyck in de .Atjehsche watten" gelegd worden. En zoo kon de voorloppig interimaire gou verneur van Atjeh, na het aftreden den rfToemvollen" generaal Boetje, deze opvolgen als legercommandant. Met Van der Wijck bleef de zekerheid, dat het departement van oorlog te Batavia in geen geval een spaak in het wiel van den Atjehschen wagen zou steken. . Aangenomen eens, dat op het behoud van een titularis als jhr. Van der Wijck prijs gesteld moest worden; mocht dan een 1) Hetgeen daaromtrent in de Wekker"artikelen werd medegedeeld, is in hoofdzaak waar. Alleen dient gewaarschuwd tegen het subjectieve gedeelte ervan. Ze zijn blijkbaar op een zeer onheilig vuurtje gaar gestoofd; zoodat hierbij dient gedacht aan kok en keukenmeid die onderling kyven. fifiiitmifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiimiiifiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 'N PROEFRIT. Naar het Engehch, van C. E. JOYCB. Wat de techter binnenkort zal moeten beslissen is, of ik Bilberry's motorfiets kocht vóór ik 'm in elkaar reed, dan of ik hem in mekaar reed vóór ik hem gekocht had. Kr komen nog een paar minder belangrijke dingen by, zooals het schadeloos stellen van de eigenaars van vier overleden honden en de verantwoordelijkheid voor het half smoren van agent 001, maar dat zijn zoaals ik zeg, slechts bijzaken. Ik beweer dat my'n bod van ? 300, als de fiets me paste, te niet 'gedaan werd door het gedrag van de fiets zelf en dat ik mijn later bod van n vijftig voor de overblijfselen uit zuivere goedhar tigheid deed. Bilberry daarentegen zegt, dat de fiets my heel goed paste, maar dat ik niet bij de fiets paste en dat ik, door hem eerst in elkaar te rijden en er daarna nog op den koop toe eenvjjftig voor te bieden, beleediging op beleediging stapelde. Ge moet dan weten, dat Bilberry al zoo wat een jaar een motorfiets bereden had en dat hy, omdat hij er genoeg van kreeg, mij zy'n voornemen te kennen gaf er eenkooper voor te zoeken. Daar ik 't moe werd mijn fiets heuvels op te duwen terwijl ik: er naast liep, gaf ik hem te verstaan dat, als zijn fiets aan. zekere voorwaarden voldeed, hij verder geen moeite behoefde te doen om een kooper te zoeken. De voornaamste dezer voorwaarden was, dat ik mij overtuigen zou van mijn geschiktheid om een motor te berijden. En zoo ziet ge me dus op een drogen winternamiddag op den weg voor Bilberry's huis op zijn motor zitten, terwyl Bilberry geheel gewest, dat reeds zooveel offers had gekost, opge tfferd worden aan zulk camarillagedoe? Want niets minder dan zoo grove fout is gepleegd. Het interimaat en de daarop gevolgde benoeming van j ar. Van der Wijck, waardoor in Atjeh een ongehoorde bestuur lijke anarchie ontstond! ieder deed wat hem goeddacht! dat heeft de tegen woordige geleidelijke ineenstorting van het Atjeh-pacifieatiegebouw verhaast. Dit alles was tot in de kleinste bizonderheden bekend bij het departement yan koloniën. Men wist daar das welke treurige persoonlijke verhoudingen de zoo uiterst gewichtige en ingewikkelde Atjeb-qu*estie in de laatste jaren weer vertroebelden. In plaats van met deze omstandigheid rekening te houden, werkte men bij dat departement mee, deed althans geen enkele poging om te beletten, dat Van Heutsz werd gecommit teerd tot het leiden van de Atjeh-enquête in November en December van 1907; waar van het teeder verzorgde rapport spoedig ter kennis van het parlement, waar schijnlijk ook van het publiek zal worden gebracht. 't Is waar: uit een technisch oog punt bezien, zal er wel geen bevoegder beoordeelaar van Atjeh-aangelegenheden dan de tegenwoordige gouverneur-generaal voor zoo'n onderzoek kannen worden uit gekozen. Maar er is aan deze quaestie ook een moreel e misschien beter: zeer immoreele kant. Deze werd eenvoudig over het hoofd gezien, en zoo is een toch al zoo goed als onaantastbare autoriteit aangesteld tot om het hier op z'n zachtst uit te drukken: totrechterovereigen fouten en verzuimen. Zooals zijn gewoonte is, trad in Decem ber jl. de hooge commissaris tevens onder koning uiterst arbitrair op; te verschoonen in de gegeven omstandigheden, wanneer het te verwachten resultaat een werkelijke Atj eh-pacif icatie zou zijn. Helaas, sommige van de tijdens de enquête genomen maatregelen waren olie in. het verzetsvuur; bleken dan ook doeltreffend om de gouverneur Van Daalen's prestige den laatsten knak, en dus aanleiding tot ontslag te geven Want het kwam nu tot een openlijken strijd tusschen van Heutsz en Van Daalen, en zoo iets is, met het oog op de disci pline" immers niet toelaatbaar. Van Daalen had om slechts dit eene voorbeeld te geven in het Kertische, het brandpunt van het verzet in het elokSemawésche, den zeer onbek wamen en onbetrouwbaren oelébalang of Atjehsch districtshoofd, teukoe Tjhi Bèntara, yan zijn functie ontheven en een verblijfplaats buiten de Noordkust aangewezen. Met het bestuur over Kerti werd toen be last een achtenswaardige en bekwame vrouw van veel ervaring op dat ge bied, tjoet Nja Asiah. Met het gevolg, dat terstond de toestand op dat deel der Noordkust verbeterde. Van Heutsz had echter geen al te plezierige herinneringen van genoemde tjoet; onthief haar dus van de waarneming van het oelébalaogschap, om den gevaarlijk gebleken teukoe Bèntara weer in de functie te herstellen. Dit alles tegen de nadrukkelijke waar schuwingen in van Van Daalen. Wat niet anders verwacht werd gebeurde: binnen een paar weken laaide het verzetsvuur met nimmer gekende hèvigheidop; hetgeen gouverneur Van Daalen aanleiding gaf van de betrekkelijke gedeelten der politieke ver slagen over Januari en Februari j.I. een soort van requisitoir tegen Van Heutsz te maken. Zelfs dreigde hy onomwonden de tegen zijn gevoelen genomen maatregelen die inderdaad noodlottig bleken te niet te zullen doen. Dit alles werd bekend, lang vóór de gouverneur-generaal de ver slagen in handen kreeg. Zoo kon het dus niet anders, of het kwam zwart op wit in de officieele Jaya-Courant" te staan. 2) Wat wonder: in plaats van Van Daalen zijn gang te laten gaan, hetgeen in deze omstandigheden zoo behoorde moest 2) Tot dusver was het periodieke Atjehverslag, ondanks zijn vele gebreken, een kostelijk controlemiddel voor een iegelijk die bij de quaesties genoeg ingewijd is, om het objectieve van het subjectieve te onderscheiden. Na hetgeen er thans voorviel, is er reden voor dat v er dag te vreezen; tenzy imperatief vanuit den Haag worde voorgeschreven, het tegelyk naar Nederland en Buitenzorg te zenden. Er mag geen gelegenheid tot revisie" buiten Atjeh geschapen worden. fliiiiiiiiiiliiiiiiiillillJiiiiiiilllilliiiiniiillliiiiiiiiltiiiiiMiiiliiliMiiiiiiiilli dezen vasthoudt en mij de laatste wenken geeft. Zoo gauw ik 'm op gang" breng, moet je een paar meter ver trappen. Je houdt je stevig vast en hij zal je naar 't andere eindje van de wereld brengen." Voor iemand met zoo'n laag karakter, houdt Bilberry wonderlijk veel van bloem rijke taal; maar had ik geweten hoeveel waarheid er aan zy'n hyperbolische woorden ten grondslag lag, dan zou 'k onmiddellijk afgestapt zy'n. Hy bracht me niet naar 't eindje van deze wereld, maar by'na naar 't hiernamaals. Maar daarvan stiaks. Op Bilberry's vraag of ik heelemaal klaar was, antwoordde ik bevestigend, waarop hy' hsar op gang" bracht of om 't in eenvou diger Hollandsen te zeggen, bij haalde een hefboompje over. De machine die tot nu toe symptomen van hevige hartklopping vertoond had, scheen nu plotseling in hevige mate de 8t. Vitusdans gekregen te hebben, en om haar lijden te verminderen, deed ik dus wat me gezegd was en begon uit alle macht te trappen. Het resultaat was gjnotvol. Na ongeveer vijftien seconden voelde ik me voortgedragen worden zonder eenige inspanning van mijn kant. Ik voelde me als 'n vogel, vry' en vreugdevol. Ik bad luid kunnen zingen, als 't niet zoo raar gestaan had. Terwijl ik de kleine helling van den weg opvloog, boorde ik Bilberry mij achterna loepen: Als je wil stop pen haal dan de oe oe over l" Hy zei natuurlek niet werkelijk oe oe", maar zoo leek het mij toe, terwijl de afstand steeds grooter werd. Wat hy precies zei, kon my niet schelen, want ik had immers heele maal geen verlangen om te stoppen. Toor de eerste maal in m'n leven proefde ik de vreugde der beweging in haar meest ver heven vorm. Ik was dronken van snelheid. Een kleine hond sprong vóór my op den weg eu ik nam hem mee in mijn vaart. Ik hoerde de hooggeplaatste recalcitrant springen l" Blijve slechts te hopen, dat de overste Swart, de nieuwe gouverneur, den toestand alsnog zonder nieuwe bloedige offers zal meester worden. Gelukkig is hij juist bizonder goed op de hoogte van de zaken in Telok-Semawésche, waar het verzet het gevaarlijkst is. Of hu'echter tot het inzicht zal komen, en de kracht zal hebben het door te voeren dat Atjehers ook recht hebben op andere bestuurlijke zegeningen dan orde door geweer en karabijn," of onder overste Swart Atjeh eindelijk eens werkelijk bestuurd zal worden, 't blijft voorshands af te wachten. Rijswijk, 16 Mei. C. VAN DER POL. Rectificatie. In no. l leze men voor phychologische verklaring" p s ychologische verklaring." Het Handelsblad en de Fransche Polka. Maar welk verlichte Vlaming lacht er Die ransche nieuwigheid niet uit. Een stap vooruit en twee naar achter enz. Mijn artikel over de Wethouderskeuze is bij het Handeliblad ingeslagen. De Raadsoverzichtschrij ver-redacteur is er zoo waar weer beduusd van geworden. De heer S. heeft eerst recht de liberalen van den Amsterdamschen Raad omhelzen van het clericalisme" als den geringsten vijand te yerwijtep, indien blijkt dat door de benoeming van den heer de Vries de Raad op paden gevoerd wordt, die niet leiden tot krachtig en goed gemeentelijk openbaar onderwijs." De tegenwoordige Raadsoverzichtschrijverredacteur van het Handelsblad heeft een sterk slaapvermogen. Hij kan genoegelijk halve zittingen verslapen en den volgenden avond toch zijn wijsheid over onze ver handelingen ten beste geven. Ik geloof hem zachtst neer te laten door aan te nemen, dat hij zijn verweerstukje tegen mijn artikel in zoo'n halven slaaptoestand schreef. Van een redacteur, die wakker is, verwacht men de wetenschap, dat een hoofd van een ge meentelijk departement ontzaglijk veel kwaad kan doen buiten den Raad om, een voudig doend door laten". Welken onnoozelen hals wil men nu wijs maken dat het plaatsen van een tegenstander van ons openbaar onderwijs aan het hoofd daarvan zou kunnen leiden tot een krachtig en goed gemeentelijk openbaar onderwijs? Het >(Handelsblad heeft, bij het aftreden van de heeren Van Hall en nu pas bij dat van den heer de Sauvage Nolting, dezen heeren warme hulde gebracht voor wat die beide Wethouders voor ons openbaar onderwijs gedaan hebben. En het waagt zich aan het goedpraten der keus van een nieuwen Wethouder, die zich in den Raad heeft doen gelden als de meest principi eel e tegenstander van wat deze heeren ten behoeve van onze jeugd hiel pen opbou wen, als geen bewijs van reactie! Maar dat komt ervan, als men zoo lang speelt met begrippen als vooruitstrevend en allen te goed vriend wil houden als het Alg. Handelsblad. Het Handelsblad heeft zich vóór mijn artikel (zegt mijn tegenstander), ook vooruitstrevend genoemd.1' Dat het zich zoo genoemd heeft, wordt graag toegegeven. Dat het ook wel eens een stap vooruit gedaan heeft, eveneens. Maar 't bleef altijd aan den Franschen polka-dans: voor uit, achteruit. En zoo heeft het, vooral in den laatsten tijd, onder zijn jongste redactie, verder meegewerkt tot die halfheid, die 'k in mijn artikel signaleerde als: 'k wil wel en 'k wil toch eigenlijk niet," die een duffen, loomen dampkring kweekt, waarin Am sterdam en heel ons land weer gaat insla pen, als Want: dit is zeker kenschetsend; ook de andere liberale" organen van de hoofdstad hebben de Wethoudersbenoeming aanvaard zonder een protest-woord; zij hebben mede de zerk helpen leggen op hun liberalismevan-vroeger. De persoonlijke geestigheden" van den Handelsblad-schrijver kunnen we natuurlijk laten passeeren. In deze allergewichtigste kwestie telt niet mijn persoon, maar de beginselen. En vooral het karakter. Ik heb alle respect voor ieder die zich kloek en vierkant als een tegenstander van mijn en anderer vooruitstrevendheid" presenteert. Maar het moet uit zijn met die halfslach tigheid van het zich liberaal- en vooruit strevend noemen en het in de hand-werken een korte luide kreet, mijn ijzeren ros sprong over de hindernis heen en een tslly ho" *) ontsnapte mijne lippen. Vossenjachtl Wildezwijnenjachtl Bah! Kindersport vergeleken bij 't overrijden van honden meteen motorfiets! Ongeveer twee honderd meter voor me uit, kwam een politieagent op z'n gemak een zy'weg uitkuieren, staarde eem oogenblik naar me en plantte zich toen midden op mijn pad. Hij stak een waarschuwende hand op, maar ik negeerde haar. Ik was in geen stemming om me .door waarschuwende handen te laten ophouden, zelfs al waren ze dan ook zóó groot dat 't halve landschap er pchter ver dween. Ik reed recht op dien smeris aan en hij sprong uit den weg. Goeie hemel, wat sprong die man uit den weg. Ik had nooit gedacht dat zoo'n dikke vent, zoo'n vlugheid ten toon kon spreiden, 't Eene oogenblik stond hy nog midden op den weg en 't vol gende oogenblik lag hy op handen en knieën op het zijpad. Toeu ik hem. voorbijschoot riep hy my iets toe, maar ik ving alleen het woord vel" op. Ik lachte. Wat kon my zijn vel schelen, 't Was mijn zaak niet als olifantachtige agenten zich 't vel van de schenen vielen in een sprong, die alleen ge schikt was voor 'n antilope. Ik lachte nog maals. Doch opeens schoot me iets door 't hoofd dat me alle lachen deed vergaan. Veil" vel I Wat de ongelukkige bedoeld had was hen-vel!" Charnely Heuvel l Een vreeselijke helling van 'n my'1 lang, met een scherpe bocht elke tweehonderd meter. Met de vaart waarmee ik liep, moest ik er in een paar minuten aan toe zijn. Ik begon als een bezetene te zoeken naar de oe oe er". Ik brak aan alles wat maar beweegbaar was, maar zonder resultaat. Zoo mogely'k vermeerderde my'n vaart er nog door. Of we hadden de oe oe?er" thuis gelaten of hy had 't werk gestaakt. Wét er eigenly'k *) De jachtroep der Engelsche vossenjagers. van het reactionnairisme. Let us at last call a spade a spade. En al draait en wendt het Handelsblad zich no£ zoo: vast staat nu duidelijk en helder voor ieder die niet slaapt, dat het, door het in de hand-werken der verkiezing van mr. de Vries zijn vooruitstrevendheid en liberalisme heeft afgelegd als oude plunje. Dat de verkiezing van Woensdag 27 Mei dit klaarblijkelijk heeft gemaakt, is de eenige winst ervan. 31 Mei. L. SIMONS. Sociala Het fiasco der Wet op de Kamers ran Arbeid. IL In mijn vorige artikel over dit onderwerp heb ik getracht te betoogen, dat n deel van de taak der Kamers van Arbeid, nl. dat deel hetwelk is omschreven in sub 4 van art. 2 der wet: het voorkómenen ver effenen van geschillen over arbeids-aangelegenheden", enz., op niets is uitgeloopen, en de Kamers feitelijk geheel buiten den werkelijken socialen strijd der arbeiders klasse zijn komen te staan; en dat de belang stelling van arbeiders en patroons tot een minimum is gereduceerd. Trouwens, dit fiasco der Kamers wordt ook algemeen erkend, en daaruit is juist de aandrang uit de Kamers zélf, tot wets wijziging, voortgekomen! Ik wil nog op iets wijzen, hetgeen ik in mijne onmiddellijke omgeving, nl. in Rotter dam, waar nog een betrekkelijk groot aantal Kamers vegeteert, heb waargenomen. Dat is nl. de neiging die langzamerhand is op gekomen, bij de Kamers, om zich allén of in hoofdzaak bezig te houden met loonvorderingen om een voorbeeld te noemen. Twee jaar geleden werd te Rotterdam, ik weet niet op wiens aandrang, bij Kon. Besluit, opgericht een Kamer van Arbeid voor den Kleinhandel, waaronder alle winkeliers, magazijn-houders, enz. met hun werklieden ressorteerden. Een vak-vereeniging bestaat daarin niet, omdat de geëmployeerden zich daartoe te zwak gevoelen, te langen dienst tijd hebben, enz. Van strijd tusschen kapi taal en arbeid", waarbij dan de Kanier ver zoenend kan optreden, is geen sprake. Maar wat doet nu de Kamer ? Zij occupeert zich met elk ontslag, 't zij van een loopjongen, een winkeljuffrouw, een bediende, een pakhuisknecht, ja zelfs een schippersknecht. Ze benoemt voor zulk een ontslag een commissie van onderzoek", stelt rapporten vast, bekgt vergaderingen over het geval," (die veel mér kosten aan vergoeding dan de week loon waarover 't gaat, en ... conclu deert, welke conclusiën ze met bewonderens waardige hardnekkigheid ter publicatie op zendt naar de bladen. Het gelukt wel eens, door haar bemiddeling, de(n) ontslagene aan eenige vergoeding of te weinig betaald loon te helpen, doch in de meeste gevallen stuit zij af op den onwil of de onverschil ligheid van den werkgever, en moet dan de(n) klager verwijzen naar den kanton rechter, zoodat dan de stumperd nog eens van voren af aan moet beginnen. Nu vraag ik: is dit een taak voor een Kamer van Arbeid? Is dat nu een werk voor een lichaam, dat voor beslissingen in zulke zaken vergaderingen moet beleggen, rapporten moet aanhooren, en ten slotte toch onmachtig staat, den werkman verder bij te staan, wanneer (zooals het in de meeste gevallen inderdaad gebeurt) de werkgever haar uitspraak volkomen negeert ? Ik onder schat de beteekenis van een loon vordering voor de(n) betrokkene volstrekt niet: het bedrag van een week of een maand loon kan voor hem of haar van beteekenis zijn. En ik gun gaarne den leden-werklieden (en ook den leden-patroons, onder welke er velen zijn die dit niet versmaden) hun presentie geld, 't welk elk zulk een geval" hun op brengt. Doch daarvoor zijn de Kamers niet. Daartoe missen zij de noodige snelheid in optreden, en de middelen om de(n) ge mployeerde ook voor de a kantonrechter bij te staan. Daartoe zijn de Bureau's voor Arbeidsrecht beter in staat, en vooral wan neer straks de Wet op het Arbeidscontract in werking treedt, en dus de procedure zooveel gemakkelijker is aan te vangen, ware het dwaasheid, nog langer degenen die wenschen te procedeeren, namens den burgemeester naar de Kamers van Arbeid te verwijzen en hen daarvoor een acte van onvermogen te weigeren, gelijk te Rotter dam gebeurt. mee gebeurd was, deed er niet veel toe. 't Feit bleef bestaan, dat ik met een vaart van vyftig mijlen per uur m'n ondergang tege moet rende. Ik kon 't bord Gevaarlijke helling A. N. W. B." boven op dien satanischen heuvel al zien, maar er was nog een laatste kansje ter ontsnapping. Juist op den heuveltop slaat een smal voetpaadje met een lange bocht rechts af, en komt na een paar honderd meter uit op de Jubileum-Laan. Als dat pad maar vrij was, dan zou ik 't redden, met een omweg naar Bilbery terugkeeren en hem zy'n hersens inslaan als hy' me eerst gezegd had hoe ik die helsche ma chine moest stopzetten. Er bleef geen tijd voor aarzeling, en daar om waagde ik het erop, schoot den hoek om, en slaakte een kreet van afgrijzen. -Het pad was niét vrij ! Van den tegeno /ergestelden kant naderden een dikke dame en een neg dikker heer. Als ze miar de tegenwoordig heid van geest gehad hadden om gauw terug te gaan, dan konden ze met gemak uit het laantje gekomen zijn, maar dit echeen hen niet in te vallen. Een oogenblik lang stonden ze aan den grond genageld van ontzetting, toen pakte de heer zijn gezellin om de beenen en zette haar met een ruk boven op een van de twee muren die van weerszijden het laantje afzet ten, en klauterde er toen zelf bovenop. Waarschijnlijk verwondert hij er zich nu nog over hoe hij dat in den vrede klaarspeelde. Ik durf wedden, dat 't hem niet meer lukken zou al probeerde hij 't in kalme oogenblikken duizendmaal, want de goede dame moet minstens tweehonderdvy'ftig pond gewogen hebben. Hoe dan ook, ik zag 't voor mijn oogen doen misschien wel wat tédegelijs want de oude dame schoot recht over den muur heen. Uit het kraken dat volgde maak ik op dat ze in een komkommerkas terecht kwam. Haar heldhaftige metgezel hing daar boven aan den muur en vervloekte me, terwy'l Daarvoor dus behoeft men waarlijk de Kamers van Arbeid niet in stand te houden! Intusschen, een communiquéin de bladen heeft ons dezer dagen medegedeeld, dat de Minister van Arbeid een algeheele wijziging der Wet op de Kamers van Arbeid in bewerking heeft, en dus dringt zich de vraag opnieuw aan ons op: wat moet er van de tegenwoordige Kamers van Arbeid blijven bestaan? Welk deel van hun taak is in hun bijna 10-jarig bestaan raisonabel gebleken, en in welke richting dient deze verder te worden voortgezet? Aan adviezen heeft het, ook in 't verleden, waarlijk nimmer ontbroken. Ik zal deze adviezen, door adressen enz. aan de Regeering kenbaar gemaakt, hier niet alle herhalen. Slechts wensch ik op óén advies de aandacht te vestigen,'t welk ik wel als bet best gemotiveerde en het verst strekkende besebouw: dat van de Kamer van Arbeid voor de Voedings- en Genotmiddelen te Delft, in Januari 1906 aan den Minister van Landbouw verzonden, waarin gezegd wordt: dat bij het voorkomen of vereffenen van arbeidsgeschijlen de Kamers van Arbeid zeer dikwijls tot werkeloosheid gedoemd worden, doordien een van de partijen, of beide, nalatig blijven om aan eenig verzoek der Kamer, 't zij om voor haar te verschijnen ten einde van in lichtingen te dienen, 't zij deze inlichtingen schriftelijk te geven, te voldoen; dat ook in die gevallen de Kamers alle bevoegdheid missen, om de nalatigen tot hun plicht te brengen; dat het toch niet kan worden ontkend, dat de oplossing van vele geschillen in de laatste jaren achterwege moest blijven, niet kon worden verkregen, enkel en alleen doordien niet beide partijen haar medewerking wilden verleenen; dat alzoo op deze punten de Wet op de Kamers van Arbeid zeer zeker aanvulling behoeft, opdat de Kamers haren invloed met meer kans op goed resultaat kunnen aanwenden." Ik heb deze laatste regels doen spatieeren, omdat dit, bij de aanstaande wijzigingen, het kernpunt zal uitmaken. En daarop wensch ook ik den nadruk te leggen. Het wil mij nl. voorkomen, dat de Regee ring een grooten misslag zou begaan, door de oplossing te zoeken, bij het vinden van een krachtiger en meer raisonabel bestaan voor de Kamers van Arbeid, in de boven staande richting. Het is mij bekend, dat de S. D. A. P. zich op haar congres van 1906 heeft uitgesproken voor een bindende wettelijke kracht aap de uitspraken der K. v. A. De internationale arbeidersbewe ging heeft echter in de 12 jaar die sedert zijn verloopen, wel eenige lessen opgedaan, die haar leeren,dat de strijd tusschen kapitaal en arbeid, die sedert over zooveel grootere uitgestrektheid is ontbrand, niet is een strijd die door scheidsrechterlijke uitspraak kan worden beslecht, maar behoort te worden overgelaten aan de machtsvorming der arbeidersklasse; do omstandigheden beslis sen, of die sociale strijd zal zijn een met tal van kleinere stakingen, toonbewegingen, of een worden zal van gewapenden vrede, als onder de tarief-overeenkomsten in Duitschland, met stakingen van grooteren omvang en langere n duur. De strijd tusschen arbeid en kapitaal laat zich niet persen in het keurslijf eener Rechtspraak": het zou voor hen, die het willen probeeren, slechts nieuwe teleurstellingen baren, gelijk zij ook in Australië, hoewel er daarvoor veel meerde voorwaarden aanwezig waren, tot teleur stellingen heeft geleid. De Kamers van Ar beid zou zich moeten plaatsen op het stand punt van een status quo" te moeten erkennen en bewaren, en de arbeiders beweging, althans verreweg het meest mili tante deel er van, kan geen status quo" erkennen. Daarom trekke de Wet op de Kamers van Arbeid zich geheel van dat terrein terug'. En bepale zich tot dat andere deel van haar taak: het verzamelen van gegevens omtrent arbeids- en andere sociale toe standen. We zijn dankbaar voor de ver betering, die in dat opzicht de verzameling van statistische gegevens, uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek, ons heeft gegeven; het maandschrift is een welkome en gaarne geziene periodiek ge worden, ook voor de werklieden. En toch zijn de daarvoor verstrekte gegevens van de Kamers van Arbeid zér vaag, zér onvolledig en... oud. Van ernstig speciaal onderzoek is geen sprake! Er bestaan te ik voorbij schoot. Ik heb 'n idee dat hy' ook met z'n voet naar me schopte en dat hy' dien tengevolge zy'n evenwicht verloor en zich aansloot bij zy'n goede echtgenoote, want ik hoorde nog meer gerinkel van glas, terwijl ik de Jubileum Laan inschoot. Hier bemachtigde ik wederom een hond. Maar ik ondervond nu niet de helft van 't genoegen dat ik eerste maal smaakte. De ondervinding der laatste vijf minuten had mij misschien my'n koelbloedigheid doen ver liezen; hoe dan ook, ik voelde werkelyk spijt, toen ik den laatsten doodsgil van den armen drommel hoorde. Misschien had 't feit, dat ik zelf haast in verdrukking geraakte bij de se ontmoeting, iets met my'n spijt uit te staan. Maar mijn positie was niet bijzonder geschikt om stil te staan by' gevoelsanalyses. Ik schoot Jubileum-laan af als een bliksemflits, zeilde de Culbrugton-bocht om en bevond mij nu, zooals de sportbladen 't geloof ik uitdrukken in de grande finale", op weg naar huis. In de verte zag ik Bilberry al staan met zy'n blik gevestigd op die streek van 't kompas, waarin hy my' 't laatst had zien verdwijnen. Op 't geluid mijner nadering wendde hij zich snel om, kreeg een schok van verbazing, en bleef mij met open mond aanstaren. Waar-is-de-oe-oe er?" brulde ik, terwy'l ik hen voorbij stormde. Waar-zit-'t-kraantje-dathem-doet-stilstaan? Ik-kan-'t niet-vinden." De misselijke vent antwoordde niet en bleef verstijfd van schrik staan, terwy'l ik in een oogwenk al weer zoover was dat ik niets meer kon verstaan, 't Was 'n toestand! En om de zaak nog erger te maken, stond daarginds voor me, mijn vriend, de agent, alweer! Dit maal waagde hij zich er echter niet aan. Hy bleef op 't zypad en frommelde in zy'n zak, alsof hij iets zocht, waarschijnlijk een notitie boekje, maar vóór hij het gevonden had, was ik alweer uit 't gezicht. Ik had een inspiratie gehad. Halverwege tusschen ons in, sloeg er een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl