Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOO B* NEDERLAND.
No. 1615
tingen, geen vrouwen en kinderen of welke
andere familieleden ook.
En Van Daalen kon met geen mogelijk
heid nagaan, welk schromelijk misbruik
onderhebbenden van allen rang en graad
yan de, toch uiteraard reeds zoo harde,
instructie maakten. 1)
Hierbij nog de economische enortniteiten.
Waar tonnen gouds noodig waren, ver
meldden de politieke verslagen met ophef
het besteden van nauwelijks zooveel
honderden guldens voor ontwikkeling
van land- en tuinbouw. Om de tram aan
vervoer te helpen, moesten over geheel de
Noord- en Oostkust de havens gesloten
worden... enz. Dat kinderwerk, maar
zoo vreeselijk in zijn gevolgen! lag ge
heel in de lijn van het economisch program"
door Yan Heutsz ontwikkeld bij de inwijding
van de Sabangbaai op 28 September 1903.
Een spottende glimlach valt moeilijk te
onderdrukken bij het lezen van die toekomst
beelden, o. m. a. over den goudrijkdom yan
"Wpjla, die... nog niet eens was ge
x&loreerd en later niet exploitabel
eek.
Dit alles is bewonderd en als om strijd
geprezen door lieden die beter moesten
weten. Over het hoofd werd gezien, dat een
bestuursmethode telkens moet aanpassen bij
de veranderende omstandigheden; dat ze in
geen geval een plaag- en uitzuigaysteem
mag zijn, op poene van gevaarlijke
volksontevredenheid. Daartegen is herhaaldelijk
van volkomen bevoegde en welmeenende
zijde gewaarschuwd; maar te vergeefs.
Zoo ontstond dan ook, vooral sinds 1904,
weer een heftig militant en lijdelijk ver jet
in bijna alle deelen van Atjeh. Eerst in de
onderafdeeling Telok-Semawé, van liever
lede in de sagies van Groot-Atjeh, waar
toch de ergste Aijehpessimisten geen verzet
meer denkbaar achtten; zelfs in het vredige
Edische wordt de toestand gespannen:
wapenssmokkelen en zeeroof beginnen er
weer als vóór 15 jaar. In de overige
onderhoorigheden, die nimmer geheel onderworpen
waren, voelen de verzetslieden zich thans
meer dan ooit aangemoedigd. In Gajoe en
Alas is het bestuur tot stilzitten gedoemd.
Trouwens: in de meeste Atjehsche land
schappen nemen hoofden en bevolking open
lijk een loopje met het bestuur, en dit wordt
er na. de vele onoordeelkundige verban
ningen" niet beter op. Overal tieren nu
haat en wraaklust, spot en minachting jegens
het gouvernement. In zulken toestand
moet generaal Yan Daalen Atjeh verlaten,
na er bijnaidrie jaar achtereen punctueel
de bestuurs-inzichten van zijn grooten
meester" te hebben uitgevoerd!...
De billijkheid vordert echter er alsnog
op te. wijzen, hoe overste Yan Daalen in
1905 bij zijn optreden als gouverneur een
ongelooflijken janboel vond. Vooral
?dit feit is leerrijk voor iedereen, die op
het stuk van 't koloniale" loeren wil.
Toe» toch Yan Heutsz op 13 Juni 1904
naar Holland ging, liet hy Atjeh achter
onder het bestuur van generaal-majoor jhr.
Van der "Wijck; terwijl overste Yan Daalen
met de geringe macht van elf brigades
marechaussees moorddadig worstelde om in
Gajoe- en Alaslanden de eerste
bestuursvéstigingen in te richten. Lichtzinnige over
drijving van het stelsel-Van Heutsz"!
- Hoe kon Yan Heutsz Atjeh in zulke
critieke omstandigheden overlaten aan zoo
totaal onkundige leiding?
Jhr. Yan der "Wijck moest, koste wat wil,
behouden worden voor het Indische leger;
want hij was de man, dien Yan Heutsz,
hetzij dan gouverneur van Atjeh of gouver
neur-generaal in s p e. als legercommandant
noodig meende te hebben. Maar, dank zij
omstandigheden, die hier onbesproken moe
ten blijven, moest Van der Wyck in de
.Atjehsche watten" gelegd worden. En zoo
kon de voorloppig interimaire gou
verneur van Atjeh, na het aftreden den
rfToemvollen" generaal Boetje, deze opvolgen
als legercommandant. Met Van der Wijck
bleef de zekerheid, dat het departement van
oorlog te Batavia in geen geval een spaak
in het wiel van den Atjehschen wagen zou
steken.
. Aangenomen eens, dat op het behoud
van een titularis als jhr. Van der Wijck
prijs gesteld moest worden; mocht dan een
1) Hetgeen daaromtrent in de
Wekker"artikelen werd medegedeeld, is in hoofdzaak
waar. Alleen dient gewaarschuwd tegen het
subjectieve gedeelte ervan. Ze zijn
blijkbaar op een zeer onheilig vuurtje gaar
gestoofd; zoodat hierbij dient gedacht aan
kok en keukenmeid die onderling kyven.
fifiiitmifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiimiiifiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
'N PROEFRIT.
Naar het Engehch, van C. E. JOYCB.
Wat de techter binnenkort zal moeten
beslissen is, of ik Bilberry's motorfiets kocht
vóór ik 'm in elkaar reed, dan of ik hem in
mekaar reed vóór ik hem gekocht had. Kr
komen nog een paar minder belangrijke
dingen by, zooals het schadeloos stellen van
de eigenaars van vier overleden honden en
de verantwoordelijkheid voor het half smoren
van agent 001, maar dat zijn zoaals ik zeg,
slechts bijzaken. Ik beweer dat my'n bod
van ? 300, als de fiets me paste, te niet
'gedaan werd door het gedrag van de fiets
zelf en dat ik mijn later bod van n vijftig
voor de overblijfselen uit zuivere goedhar
tigheid deed. Bilberry daarentegen zegt, dat
de fiets my heel goed paste, maar dat ik
niet bij de fiets paste en dat ik, door hem
eerst in elkaar te rijden en er daarna nog
op den koop toe eenvjjftig voor te bieden,
beleediging op beleediging stapelde.
Ge moet dan weten, dat Bilberry al zoo
wat een jaar een motorfiets bereden had en
dat hy, omdat hij er genoeg van kreeg, mij
zy'n voornemen te kennen gaf er eenkooper
voor te zoeken. Daar ik 't moe werd mijn
fiets heuvels op te duwen terwijl ik: er naast
liep, gaf ik hem te verstaan dat, als zijn fiets
aan. zekere voorwaarden voldeed, hij verder
geen moeite behoefde te doen om een kooper
te zoeken. De voornaamste dezer voorwaarden
was, dat ik mij overtuigen zou van mijn
geschiktheid om een motor te berijden.
En zoo ziet ge me dus op een drogen
winternamiddag op den weg voor Bilberry's
huis op zijn motor zitten, terwyl Bilberry
geheel gewest, dat reeds zooveel offers
had gekost, opge tfferd worden aan zulk
camarillagedoe?
Want niets minder dan zoo grove fout is
gepleegd. Het interimaat en de daarop
gevolgde benoeming van j ar. Van der Wijck,
waardoor in Atjeh een ongehoorde bestuur
lijke anarchie ontstond! ieder deed
wat hem goeddacht! dat heeft de tegen
woordige geleidelijke ineenstorting van het
Atjeh-pacifieatiegebouw verhaast.
Dit alles was tot in de kleinste
bizonderheden bekend bij het departement yan
koloniën. Men wist daar das welke treurige
persoonlijke verhoudingen de zoo uiterst
gewichtige en ingewikkelde Atjeb-qu*estie
in de laatste jaren weer vertroebelden. In
plaats van met deze omstandigheid rekening
te houden, werkte men bij dat departement
mee, deed althans geen enkele poging om
te beletten, dat Van Heutsz werd gecommit
teerd tot het leiden van de Atjeh-enquête
in November en December van 1907; waar
van het teeder verzorgde rapport
spoedig ter kennis van het parlement, waar
schijnlijk ook van het publiek zal worden
gebracht.
't Is waar: uit een technisch oog
punt bezien, zal er wel geen bevoegder
beoordeelaar van Atjeh-aangelegenheden
dan de tegenwoordige gouverneur-generaal
voor zoo'n onderzoek kannen worden uit
gekozen. Maar er is aan deze quaestie ook
een moreel e misschien beter: zeer
immoreele kant. Deze werd eenvoudig
over het hoofd gezien, en zoo is een toch
al zoo goed als onaantastbare autoriteit
aangesteld tot om het hier op z'n zachtst
uit te drukken: totrechterovereigen
fouten en verzuimen.
Zooals zijn gewoonte is, trad in Decem
ber jl. de hooge commissaris tevens onder
koning uiterst arbitrair op; te
verschoonen in de gegeven omstandigheden,
wanneer het te verwachten resultaat een
werkelijke Atj eh-pacif icatie zou zijn.
Helaas, sommige van de tijdens de enquête
genomen maatregelen waren olie in. het
verzetsvuur; bleken dan ook doeltreffend
om de gouverneur Van Daalen's prestige
den laatsten knak, en dus aanleiding tot
ontslag te geven
Want het kwam nu tot een openlijken
strijd tusschen van Heutsz en Van Daalen,
en zoo iets is, met het oog op de disci
pline" immers niet toelaatbaar.
Van Daalen had om slechts dit eene
voorbeeld te geven in het Kertische,
het brandpunt van het verzet in het
elokSemawésche, den zeer onbek wamen en
onbetrouwbaren oelébalang of Atjehsch
districtshoofd, teukoe Tjhi Bèntara, yan zijn
functie ontheven en een verblijfplaats
buiten de Noordkust aangewezen. Met
het bestuur over Kerti werd toen be
last een achtenswaardige en bekwame
vrouw van veel ervaring op dat ge
bied, tjoet Nja Asiah. Met het gevolg,
dat terstond de toestand op dat deel der
Noordkust verbeterde. Van Heutsz had
echter geen al te plezierige herinneringen
van genoemde tjoet; onthief haar dus van
de waarneming van het oelébalaogschap,
om den gevaarlijk gebleken teukoe Bèntara
weer in de functie te herstellen. Dit alles
tegen de nadrukkelijke waar
schuwingen in van Van Daalen.
Wat niet anders verwacht werd gebeurde:
binnen een paar weken laaide het verzetsvuur
met nimmer gekende hèvigheidop; hetgeen
gouverneur Van Daalen aanleiding gaf van
de betrekkelijke gedeelten der politieke ver
slagen over Januari en Februari j.I. een
soort van requisitoir tegen Van Heutsz te
maken. Zelfs dreigde hy onomwonden de
tegen zijn gevoelen genomen maatregelen
die inderdaad noodlottig bleken te
niet te zullen doen. Dit alles werd bekend,
lang vóór de gouverneur-generaal de ver
slagen in handen kreeg. Zoo kon het dus
niet anders, of het kwam zwart op wit in
de officieele Jaya-Courant" te staan. 2)
Wat wonder: in plaats van Van Daalen
zijn gang te laten gaan, hetgeen in deze
omstandigheden zoo behoorde moest
2) Tot dusver was het periodieke
Atjehverslag, ondanks zijn vele gebreken, een
kostelijk controlemiddel voor een iegelijk die
bij de quaesties genoeg ingewijd is, om het
objectieve van het subjectieve te onderscheiden.
Na hetgeen er thans voorviel, is er reden
voor dat v er dag te vreezen; tenzy imperatief
vanuit den Haag worde voorgeschreven, het
tegelyk naar Nederland en Buitenzorg te
zenden. Er mag geen gelegenheid tot revisie"
buiten Atjeh geschapen worden.
fliiiiiiiiiiliiiiiiiillillJiiiiiiilllilliiiiniiillliiiiiiiiltiiiiiMiiiliiliMiiiiiiiilli
dezen vasthoudt en mij de laatste wenken
geeft. Zoo gauw ik 'm op gang" breng,
moet je een paar meter ver trappen. Je houdt
je stevig vast en hij zal je naar 't andere
eindje van de wereld brengen."
Voor iemand met zoo'n laag karakter,
houdt Bilberry wonderlijk veel van bloem
rijke taal; maar had ik geweten hoeveel
waarheid er aan zy'n hyperbolische woorden
ten grondslag lag, dan zou 'k onmiddellijk
afgestapt zy'n.
Hy bracht me niet naar 't eindje van deze
wereld, maar by'na naar 't hiernamaals. Maar
daarvan stiaks.
Op Bilberry's vraag of ik heelemaal klaar
was, antwoordde ik bevestigend, waarop hy'
hsar op gang" bracht of om 't in eenvou
diger Hollandsen te zeggen, bij haalde een
hefboompje over.
De machine die tot nu toe symptomen
van hevige hartklopping vertoond had, scheen
nu plotseling in hevige mate de 8t. Vitusdans
gekregen te hebben, en om haar lijden te
verminderen, deed ik dus wat me gezegd
was en begon uit alle macht te trappen. Het
resultaat was gjnotvol. Na ongeveer vijftien
seconden voelde ik me voortgedragen worden
zonder eenige inspanning van mijn kant. Ik
voelde me als 'n vogel, vry' en vreugdevol.
Ik bad luid kunnen zingen, als 't niet zoo
raar gestaan had. Terwijl ik de kleine helling
van den weg opvloog, boorde ik Bilberry
mij achterna loepen: Als je wil stop
pen haal dan de oe oe over l"
Hy zei natuurlek niet werkelijk oe oe",
maar zoo leek het mij toe, terwijl de afstand
steeds grooter werd. Wat hy precies zei, kon
my niet schelen, want ik had immers heele
maal geen verlangen om te stoppen. Toor
de eerste maal in m'n leven proefde ik de
vreugde der beweging in haar meest ver
heven vorm. Ik was dronken van snelheid.
Een kleine hond sprong vóór my op den weg
eu ik nam hem mee in mijn vaart. Ik hoerde
de hooggeplaatste recalcitrant
springen l"
Blijve slechts te hopen, dat de overste
Swart, de nieuwe gouverneur, den toestand
alsnog zonder nieuwe bloedige offers zal
meester worden. Gelukkig is hij juist
bizonder goed op de hoogte van de zaken in
Telok-Semawésche, waar het verzet het
gevaarlijkst is. Of hu'echter tot het inzicht
zal komen, en de kracht zal hebben het
door te voeren dat Atjehers ook recht
hebben op andere bestuurlijke zegeningen
dan orde door geweer en karabijn," of
onder overste Swart Atjeh eindelijk eens
werkelijk bestuurd zal worden, 't blijft
voorshands af te wachten.
Rijswijk, 16 Mei. C. VAN DER POL.
Rectificatie. In no. l leze men voor
phychologische verklaring" p s
ychologische verklaring."
Het Handelsblad en de
Fransche Polka.
Maar welk verlichte Vlaming lacht er
Die ransche nieuwigheid niet uit.
Een stap vooruit en twee naar achter enz.
Mijn artikel over de Wethouderskeuze
is bij het Handeliblad ingeslagen. De
Raadsoverzichtschrij ver-redacteur is er zoo waar
weer beduusd van geworden.
De heer S. heeft eerst recht de liberalen
van den Amsterdamschen Raad omhelzen
van het clericalisme" als den geringsten
vijand te yerwijtep, indien blijkt dat door
de benoeming van den heer de Vries de
Raad op paden gevoerd wordt, die niet
leiden tot krachtig en goed gemeentelijk
openbaar onderwijs."
De tegenwoordige
Raadsoverzichtschrijverredacteur van het Handelsblad heeft een
sterk slaapvermogen. Hij kan genoegelijk
halve zittingen verslapen en den volgenden
avond toch zijn wijsheid over onze ver
handelingen ten beste geven. Ik geloof hem
zachtst neer te laten door aan te nemen,
dat hij zijn verweerstukje tegen mijn artikel
in zoo'n halven slaaptoestand schreef. Van
een redacteur, die wakker is, verwacht men
de wetenschap, dat een hoofd van een ge
meentelijk departement ontzaglijk veel
kwaad kan doen buiten den Raad om, een
voudig doend door laten". Welken
onnoozelen hals wil men nu wijs maken dat het
plaatsen van een tegenstander van ons
openbaar onderwijs aan het hoofd daarvan
zou kunnen leiden tot een krachtig en goed
gemeentelijk openbaar onderwijs?
Het >(Handelsblad heeft, bij het aftreden
van de heeren Van Hall en nu pas bij dat
van den heer de Sauvage Nolting, dezen
heeren warme hulde gebracht voor wat die
beide Wethouders voor ons openbaar
onderwijs gedaan hebben. En het waagt
zich aan het goedpraten der keus van een
nieuwen Wethouder, die zich in den Raad
heeft doen gelden als de meest principi
eel e tegenstander van wat deze heeren
ten behoeve van onze jeugd hiel pen opbou
wen, als geen bewijs van reactie!
Maar dat komt ervan, als men zoo lang
speelt met begrippen als vooruitstrevend en
allen te goed vriend wil houden als het
Alg. Handelsblad. Het Handelsblad heeft
zich vóór mijn artikel (zegt mijn
tegenstander), ook vooruitstrevend genoemd.1'
Dat het zich zoo genoemd heeft, wordt graag
toegegeven. Dat het ook wel eens een stap
vooruit gedaan heeft, eveneens. Maar 't bleef
altijd aan den Franschen polka-dans: voor
uit, achteruit. En zoo heeft het, vooral in
den laatsten tijd, onder zijn jongste redactie,
verder meegewerkt tot die halfheid, die 'k
in mijn artikel signaleerde als: 'k wil wel
en 'k wil toch eigenlijk niet," die een
duffen, loomen dampkring kweekt, waarin Am
sterdam en heel ons land weer gaat insla
pen, als
Want: dit is zeker kenschetsend; ook de
andere liberale" organen van de hoofdstad
hebben de Wethoudersbenoeming aanvaard
zonder een protest-woord; zij hebben mede
de zerk helpen leggen op hun
liberalismevan-vroeger.
De persoonlijke geestigheden" van den
Handelsblad-schrijver kunnen we natuurlijk
laten passeeren. In deze allergewichtigste
kwestie telt niet mijn persoon, maar de
beginselen. En vooral het karakter. Ik heb
alle respect voor ieder die zich kloek en
vierkant als een tegenstander van mijn en
anderer vooruitstrevendheid" presenteert.
Maar het moet uit zijn met die halfslach
tigheid van het zich liberaal- en vooruit
strevend noemen en het in de hand-werken
een korte luide kreet, mijn ijzeren ros sprong
over de hindernis heen en een tslly ho" *)
ontsnapte mijne lippen. Vossenjachtl
Wildezwijnenjachtl Bah! Kindersport vergeleken
bij 't overrijden van honden meteen motorfiets!
Ongeveer twee honderd meter voor me
uit, kwam een politieagent op z'n gemak een
zy'weg uitkuieren, staarde eem oogenblik naar
me en plantte zich toen midden op mijn pad.
Hij stak een waarschuwende hand op, maar
ik negeerde haar. Ik was in geen stemming
om me .door waarschuwende handen te laten
ophouden, zelfs al waren ze dan ook zóó
groot dat 't halve landschap er pchter ver
dween. Ik reed recht op dien smeris aan
en hij sprong uit den weg. Goeie hemel, wat
sprong die man uit den weg. Ik had nooit
gedacht dat zoo'n dikke vent, zoo'n vlugheid
ten toon kon spreiden, 't Eene oogenblik
stond hy nog midden op den weg en 't vol
gende oogenblik lag hy op handen en knieën
op het zijpad. Toeu ik hem. voorbijschoot
riep hy my iets toe, maar ik ving alleen
het woord vel" op. Ik lachte. Wat kon my
zijn vel schelen, 't Was mijn zaak niet als
olifantachtige agenten zich 't vel van de
schenen vielen in een sprong, die alleen ge
schikt was voor 'n antilope. Ik lachte nog
maals. Doch opeens schoot me iets door 't
hoofd dat me alle lachen deed vergaan.
Veil" vel I Wat de ongelukkige bedoeld had
was hen-vel!" Charnely Heuvel l Een
vreeselijke helling van 'n my'1 lang, met een
scherpe bocht elke tweehonderd meter. Met
de vaart waarmee ik liep, moest ik er in een
paar minuten aan toe zijn. Ik begon als
een bezetene te zoeken naar de oe oe
er". Ik brak aan alles wat maar beweegbaar
was, maar zonder resultaat. Zoo mogely'k
vermeerderde my'n vaart er nog door. Of we
hadden de oe oe?er" thuis gelaten of
hy had 't werk gestaakt. Wét er eigenly'k
*) De jachtroep der Engelsche vossenjagers.
van het reactionnairisme. Let us at last
call a spade a spade. En al draait
en wendt het Handelsblad zich no£ zoo:
vast staat nu duidelijk en helder voor ieder
die niet slaapt, dat het, door het in de
hand-werken der verkiezing van mr. de
Vries zijn vooruitstrevendheid en liberalisme
heeft afgelegd als oude plunje.
Dat de verkiezing van Woensdag 27 Mei
dit klaarblijkelijk heeft gemaakt, is de
eenige winst ervan.
31 Mei. L. SIMONS.
Sociala
Het fiasco der Wet op de Kamers ran Arbeid.
IL
In mijn vorige artikel over dit onderwerp
heb ik getracht te betoogen, dat n deel
van de taak der Kamers van Arbeid, nl.
dat deel hetwelk is omschreven in sub 4
van art. 2 der wet: het voorkómenen ver
effenen van geschillen over
arbeids-aangelegenheden", enz., op niets is uitgeloopen,
en de Kamers feitelijk geheel buiten den
werkelijken socialen strijd der arbeiders
klasse zijn komen te staan; en dat de belang
stelling van arbeiders en patroons tot een
minimum is gereduceerd.
Trouwens, dit fiasco der Kamers wordt
ook algemeen erkend, en daaruit is juist
de aandrang uit de Kamers zélf, tot wets
wijziging, voortgekomen!
Ik wil nog op iets wijzen, hetgeen ik in
mijne onmiddellijke omgeving, nl. in Rotter
dam, waar nog een betrekkelijk groot aantal
Kamers vegeteert, heb waargenomen. Dat
is nl. de neiging die langzamerhand is op
gekomen, bij de Kamers, om zich allén of
in hoofdzaak bezig te houden met
loonvorderingen om een voorbeeld te noemen.
Twee jaar geleden werd te Rotterdam, ik
weet niet op wiens aandrang, bij Kon. Besluit,
opgericht een Kamer van Arbeid voor den
Kleinhandel, waaronder alle winkeliers,
magazijn-houders, enz. met hun werklieden
ressorteerden. Een vak-vereeniging bestaat
daarin niet, omdat de geëmployeerden zich
daartoe te zwak gevoelen, te langen dienst
tijd hebben, enz. Van strijd tusschen kapi
taal en arbeid", waarbij dan de Kanier ver
zoenend kan optreden, is geen sprake. Maar
wat doet nu de Kamer ? Zij occupeert zich
met elk ontslag, 't zij van een loopjongen,
een winkeljuffrouw, een bediende, een
pakhuisknecht, ja zelfs een schippersknecht.
Ze benoemt voor zulk een ontslag een
commissie van onderzoek", stelt rapporten
vast, bekgt vergaderingen over het geval,"
(die veel mér kosten aan vergoeding dan
de week loon waarover 't gaat, en ... conclu
deert, welke conclusiën ze met bewonderens
waardige hardnekkigheid ter publicatie op
zendt naar de bladen. Het gelukt wel eens,
door haar bemiddeling, de(n) ontslagene
aan eenige vergoeding of te weinig betaald
loon te helpen, doch in de meeste gevallen
stuit zij af op den onwil of de onverschil
ligheid van den werkgever, en moet dan
de(n) klager verwijzen naar den kanton
rechter, zoodat dan de stumperd nog eens
van voren af aan moet beginnen.
Nu vraag ik: is dit een taak voor een
Kamer van Arbeid? Is dat nu een werk
voor een lichaam, dat voor beslissingen in
zulke zaken vergaderingen moet beleggen,
rapporten moet aanhooren, en ten slotte
toch onmachtig staat, den werkman verder
bij te staan, wanneer (zooals het in de meeste
gevallen inderdaad gebeurt) de werkgever
haar uitspraak volkomen negeert ? Ik onder
schat de beteekenis van een loon vordering
voor de(n) betrokkene volstrekt niet: het
bedrag van een week of een maand loon
kan voor hem of haar van beteekenis zijn.
En ik gun gaarne den leden-werklieden (en
ook den leden-patroons, onder welke er velen
zijn die dit niet versmaden) hun presentie
geld, 't welk elk zulk een geval" hun op
brengt. Doch daarvoor zijn de Kamers niet.
Daartoe missen zij de noodige snelheid in
optreden, en de middelen om de(n) ge
mployeerde ook voor de a kantonrechter bij
te staan. Daartoe zijn de Bureau's voor
Arbeidsrecht beter in staat, en vooral wan
neer straks de Wet op het Arbeidscontract
in werking treedt, en dus de procedure
zooveel gemakkelijker is aan te vangen,
ware het dwaasheid, nog langer degenen
die wenschen te procedeeren, namens den
burgemeester naar de Kamers van Arbeid
te verwijzen en hen daarvoor een acte van
onvermogen te weigeren, gelijk te Rotter
dam gebeurt.
mee gebeurd was, deed er niet veel toe. 't
Feit bleef bestaan, dat ik met een vaart van
vyftig mijlen per uur m'n ondergang tege
moet rende. Ik kon 't bord Gevaarlijke
helling A. N. W. B." boven op dien
satanischen heuvel al zien, maar er was nog een
laatste kansje ter ontsnapping. Juist op den
heuveltop slaat een smal voetpaadje met een
lange bocht rechts af, en komt na een paar
honderd meter uit op de Jubileum-Laan.
Als dat pad maar vrij was, dan zou ik 't
redden, met een omweg naar Bilbery
terugkeeren en hem zy'n hersens inslaan als hy'
me eerst gezegd had hoe ik die helsche ma
chine moest stopzetten.
Er bleef geen tijd voor aarzeling, en daar
om waagde ik het erop, schoot den hoek
om, en slaakte een kreet van afgrijzen. -Het
pad was niét vrij ! Van den tegeno /ergestelden
kant naderden een dikke dame en een neg
dikker heer. Als ze miar de tegenwoordig
heid van geest gehad hadden om gauw terug
te gaan, dan konden ze met gemak uit het
laantje gekomen zijn, maar dit echeen hen
niet in te vallen.
Een oogenblik lang stonden ze aan den grond
genageld van ontzetting, toen pakte de heer
zijn gezellin om de beenen en zette haar
met een ruk boven op een van de twee
muren die van weerszijden het laantje afzet
ten, en klauterde er toen zelf bovenop.
Waarschijnlijk verwondert hij er zich nu nog
over hoe hij dat in den vrede klaarspeelde. Ik
durf wedden, dat 't hem niet meer lukken zou
al probeerde hij 't in kalme oogenblikken
duizendmaal, want de goede dame moet
minstens tweehonderdvy'ftig pond gewogen
hebben. Hoe dan ook, ik zag 't voor mijn
oogen doen misschien wel wat tédegelijs
want de oude dame schoot recht over den
muur heen. Uit het kraken dat volgde maak
ik op dat ze in een komkommerkas terecht
kwam. Haar heldhaftige metgezel hing daar
boven aan den muur en vervloekte me, terwy'l
Daarvoor dus behoeft men waarlijk de
Kamers van Arbeid niet in stand te houden!
Intusschen, een communiquéin de bladen
heeft ons dezer dagen medegedeeld, dat de
Minister van Arbeid een algeheele wijziging
der Wet op de Kamers van Arbeid in
bewerking heeft, en dus dringt zich de
vraag opnieuw aan ons op: wat moet er
van de tegenwoordige Kamers van Arbeid
blijven bestaan? Welk deel van hun taak
is in hun bijna 10-jarig bestaan raisonabel
gebleken, en in welke richting dient deze
verder te worden voortgezet?
Aan adviezen heeft het, ook in 't verleden,
waarlijk nimmer ontbroken.
Ik zal deze adviezen, door adressen enz.
aan de Regeering kenbaar gemaakt, hier
niet alle herhalen. Slechts wensch ik op
óén advies de aandacht te vestigen,'t welk
ik wel als bet best gemotiveerde en het
verst strekkende besebouw: dat van de
Kamer van Arbeid voor de Voedings- en
Genotmiddelen te Delft, in Januari 1906
aan den Minister van Landbouw verzonden,
waarin gezegd wordt:
dat bij het voorkomen of vereffenen
van arbeidsgeschijlen de Kamers van
Arbeid zeer dikwijls tot werkeloosheid
gedoemd worden, doordien een van de
partijen, of beide, nalatig blijven om aan
eenig verzoek der Kamer, 't zij om voor
haar te verschijnen ten einde van in
lichtingen te dienen, 't zij deze inlichtingen
schriftelijk te geven, te voldoen;
dat ook in die gevallen de Kamers
alle bevoegdheid missen, om de nalatigen
tot hun plicht te brengen;
dat het toch niet kan worden ontkend,
dat de oplossing van vele geschillen in
de laatste jaren achterwege moest blijven,
niet kon worden verkregen, enkel en
alleen doordien niet beide partijen haar
medewerking wilden verleenen;
dat alzoo op deze punten de
Wet op de Kamers van Arbeid
zeer zeker aanvulling behoeft,
opdat de Kamers haren invloed
met meer kans op goed resultaat
kunnen aanwenden."
Ik heb deze laatste regels doen spatieeren,
omdat dit, bij de aanstaande wijzigingen,
het kernpunt zal uitmaken. En daarop
wensch ook ik den nadruk te leggen.
Het wil mij nl. voorkomen, dat de Regee
ring een grooten misslag zou begaan, door
de oplossing te zoeken, bij het vinden van
een krachtiger en meer raisonabel bestaan
voor de Kamers van Arbeid, in de boven
staande richting. Het is mij bekend, dat
de S. D. A. P. zich op haar congres van
1906 heeft uitgesproken voor een bindende
wettelijke kracht aap de uitspraken der
K. v. A. De internationale arbeidersbewe
ging heeft echter in de 12 jaar die sedert
zijn verloopen, wel eenige lessen opgedaan,
die haar leeren,dat de strijd tusschen kapitaal
en arbeid, die sedert over zooveel grootere
uitgestrektheid is ontbrand, niet is een strijd
die door scheidsrechterlijke uitspraak kan
worden beslecht, maar behoort te worden
overgelaten aan de machtsvorming der
arbeidersklasse; do omstandigheden beslis
sen, of die sociale strijd zal zijn een met
tal van kleinere stakingen, toonbewegingen,
of een worden zal van gewapenden vrede, als
onder de tarief-overeenkomsten in
Duitschland, met stakingen van grooteren omvang
en langere n duur. De strijd tusschen arbeid
en kapitaal laat zich niet persen in het
keurslijf eener Rechtspraak": het zou voor
hen, die het willen probeeren, slechts nieuwe
teleurstellingen baren, gelijk zij ook in
Australië, hoewel er daarvoor veel meerde
voorwaarden aanwezig waren, tot teleur
stellingen heeft geleid. De Kamers van Ar
beid zou zich moeten plaatsen op het stand
punt van een status quo" te moeten
erkennen en bewaren, en de arbeiders
beweging, althans verreweg het meest mili
tante deel er van, kan geen status quo"
erkennen.
Daarom trekke de Wet op de Kamers van
Arbeid zich geheel van dat terrein terug'.
En bepale zich tot dat andere deel van
haar taak: het verzamelen van gegevens
omtrent arbeids- en andere sociale toe
standen. We zijn dankbaar voor de ver
betering, die in dat opzicht de verzameling
van statistische gegevens, uitgegeven door
het Centraal Bureau voor de Statistiek, ons
heeft gegeven; het maandschrift is een
welkome en gaarne geziene periodiek ge
worden, ook voor de werklieden. En toch
zijn de daarvoor verstrekte gegevens van
de Kamers van Arbeid zér vaag, zér
onvolledig en... oud. Van ernstig speciaal
onderzoek is geen sprake! Er bestaan te
ik voorbij schoot. Ik heb 'n idee dat hy' ook
met z'n voet naar me schopte en dat hy' dien
tengevolge zy'n evenwicht verloor en zich
aansloot bij zy'n goede echtgenoote, want ik
hoorde nog meer gerinkel van glas, terwijl
ik de Jubileum Laan inschoot.
Hier bemachtigde ik wederom een hond.
Maar ik ondervond nu niet de helft van 't
genoegen dat ik eerste maal smaakte. De
ondervinding der laatste vijf minuten had
mij misschien my'n koelbloedigheid doen ver
liezen; hoe dan ook, ik voelde werkelyk spijt,
toen ik den laatsten doodsgil van den armen
drommel hoorde. Misschien had 't feit, dat
ik zelf haast in verdrukking geraakte bij de se
ontmoeting, iets met my'n spijt uit te staan.
Maar mijn positie was niet bijzonder geschikt
om stil te staan by' gevoelsanalyses. Ik schoot
Jubileum-laan af als een bliksemflits, zeilde
de Culbrugton-bocht om en bevond mij nu,
zooals de sportbladen 't geloof ik uitdrukken
in de grande finale", op weg naar huis. In
de verte zag ik Bilberry al staan met zy'n
blik gevestigd op die streek van 't kompas,
waarin hy my' 't laatst had zien verdwijnen.
Op 't geluid mijner nadering wendde hij
zich snel om, kreeg een schok van verbazing,
en bleef mij met open mond aanstaren.
Waar-is-de-oe-oe er?" brulde ik, terwy'l ik
hen voorbij stormde.
Waar-zit-'t-kraantje-dathem-doet-stilstaan? Ik-kan-'t niet-vinden."
De misselijke vent antwoordde niet en bleef
verstijfd van schrik staan, terwy'l ik in een
oogwenk al weer zoover was dat ik niets meer
kon verstaan, 't Was 'n toestand! En om de
zaak nog erger te maken, stond daarginds
voor me, mijn vriend, de agent, alweer! Dit
maal waagde hij zich er echter niet aan. Hy
bleef op 't zypad en frommelde in zy'n zak,
alsof hij iets zocht, waarschijnlijk een notitie
boekje, maar vóór hij het gevonden had, was
ik alweer uit 't gezicht. Ik had een inspiratie
gehad.
Halverwege tusschen ons in, sloeg er een