De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 7 juni pagina 5

7 juni 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

s". t ', Na 1615 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. ;'fe t&ehtfJïttr Met tobaggteliiDg !*? ik ia ow blad 't arti*& mtwr. V*n e Veld* Ptyo appel over riektatir, en 't antwoord daarop door s E. A. Juniü»; n «mdt my zeer verpUatttéii «I» n my in d» gelegenheid zoudt willen statten om een paar opmerkingen daarover ton bette te geren. 't Komt say namergk voor dat Daisy E. A. Jnaios ia haar kritiek over ietg over kinderboeken" ontaardt in een scherpen aanval op mevr. 'Van de Velde, in bare hoedanigheid als redactrice van Jeugd, en daarin tot gevolgtrekkingen komt die op een onpartijdig lezer bijna, komisch werken. Oe toon «r van is zóó weinig 'waardig, en getuigt »6Ó van zich laten meeslepen door persoonlijke gevoelene, dat men geneigd is te vragen: Wat heeft mevr. Van de Velde en Jeugd tedaan om zoo'ju vijandelijke stemming uit te tokken. Zon 't zijn omdat de redactie van Jeugd eenigen ty'd geleden een zeker stuk weigerde? 't Ia bijna niet denkbaar in iemand die feoo over opvoeding wil meepraten. Wraak is toch al eene nul de laagste hoedanigheden van 't menechelyk' hart. En die hevige aanval op Je gd verwondert me des te meer, pmdat ik juist van alle kan ten niets dan Mof over dit alleraardigste-ty'dschrift hoor. Daders en kinderen hebben er evenveel plezier in, en nooit zijn mij iets anders dan waardeerende opmerkingen ter oore gekomen. Maar laat ons eens nader onderzoeken waarop de argumenten van Daiey E. A. Junius eigenlyk neerkomen. 'Zy' schijnt een enorm gewiett te hechten aan 't oordeel van een jongetje van 13 jaar waar_ ze een gesprek mee heeft gehad, niet tegenstaande ze op een andere plaats van baar 'artikel vindt dat 't oordeel van kinderen niets te beduiden heeft, en dat 't zelfs ongepast is algkinderen een oordeel durven uitspreken. Nu maar, dit bewuste jongetje kan niet slapen van fioofdpyn en angst omdat h u' vy'f raadsels wij, niet moet, oplossen die Jeugd als prijsop gave heeft uitgeschreven. Verder vindt dit griezelige jongetje dat Jeugd de kinderen tot oneerlijkheid aanmoedigt omdat Jeugd met S t. Nic. pakken boeken rondzendt aan de abonné(e)s, om die onder arme kinderen te vwdeelen, en er wel eens jongens zijn die ze zelf houden. En Daisy E. A. Junius zit met oogen, opengespalkt van ontzetting, naar dit jongetje te luisteren, en is 't volkomen met hem eens. Dit prouveert toch meer voor de overredingskracht van 't jongetje, dan voor 't gezond verstand van Daisy E. A. J. Is er iets meer absurds dan Jeugd aan sprakelijk te willen stellen voor de oneerlijkheden dif een o'f meer kinderen, waarschy'nlyk in een oogenblik van zwakheid, begaan? Is dat een gezond principe om alle verleiding weg te willen nemen, en worden daardoor sterke karakter? gevormd, die aan de stormen van 't leven weerstand kunnen bieden? Er zullen honderde kinderen zyn die deze uit deeling van boeken aan hunne minder be gunstigde medeschepselen een genot zullen" vinden, en die er de groote gave van meedeekaamheid door zullen leeren. Als Daisy E. A. Junius dat aan 't jongetje geantwoord had, dan zou ze hem waarschynlyk meer goed hebhen gedaan dan nu met haar beamen van zyn vraag, of zy 't ook niet vond. En wat de raadsels oplossen aangaat, ik ken toevallig verscheidene kinderen die dat raadsels op lossen meer gemoedelijk opnemen dan dit UIT DE NATUUR. CCLXXVII. Dennenbloei. De dennen zyn laat van 't jaar, evenals de meeste andere boomen; van de week bloeien ze; op gunstige plekken is het misschien al afgeloopen; maar de massa zal nog wel een paar dagen noodig hebben, om de ontzaglijke hoeveelheid stuifmeel tot rypheid te brengen. Van weinig planten is de schijnbaar over matige productie van stuifmeel zoo bekend als van de sparren en vooral van de deinen. Waar veel dennen by'een staan, ligt het gele poeder vaak zoo dik op den bodem, op het gras en op andere planten, dat dit natuurlijk verschijnsel aanleiding heeft gegeven tot het aannemen van een bovennatuurlij ken zwavelregeh. Wanneer de dennen stuiven zooals vandaag by stille warme lucht, kan het ge beuren dat een vy'ver of een rustig meer belegd wordt met een laagje van dit stuif meel; oppervlakkige menschen spreken dan van den waterbloei." Ho'e het mogelijk is, dat dit stuifmeel uren ver door een rustige bijna windstille lucht kan worden voortgedragen ? Een kijkje met een sterk vergrootglas op een stuifmeel-korrel van een spar of een den geeft u dadelijk het antwoord. Elke korrel bestaat uit twee deelen lucht" en een ander deel stof; de zware korrel heeft aan weerszijden een luchtzafe, die hem zweefkracht geeft, hem soms by sterkere luchtstroomin'j doet stijgen en over hooge bergen en over groote zeeën heen voert. Waar ook einde Mei of begin Juni luchtmonsters worden onderzocht, overal, tot mid den op d°n Oceaan, zit er bijna altijd coniferen-stuifmeel in. Deze schijnbare verkwisting in de natuur lykt een tegenspraak van de bewering der natuurkundigen, dat de natuur steeds zuinig omgaat met haar materialen. Maar by het doel, dat hier bereikt moet worden, zou het misplaatste zuinigheid zyn, in dien er een geringere hoeveelheid stuifmeel werd uitgestrooid. De methode, die de natuur hier en in tal van andere gevallen toepast, is dezelfde als die welke de jager volgt, wanneer hij met hagel op klein of snel bejvegend wild schiet. Een kogel geeft maar n kan s op raken, de hagel, die zich verspreidt, biedt er honderd ; evenmin als de schutter vooruit behoeft te weten welke van de hagelkorrels doel zal treffen, evenmin is het noodig dat bepaalde stnifmeelkorrels van de den de eitje i op de vrouwelijke dennenbloem zullen belanden. Want de wind, de «nberekenbare, is de bestuiver van de dennen; die waait wanneer en waarheen hu wil; hoe meer korrels hem worden toevertrouwd, des te prooter wordt de tref kans. Eén, op de duizend of misschien op de honderdduizend, zal allicht naar een overspannen jongetje, en die menigen regenachtigen dag met genot er mee bezig zijn geweest, aangemoedigd door 't denkbeeld een mooi boek tot prijs te kunnen krijgen, want zy die de meeste raadsels oplossen krijgen een prys, niet zy die er vy'f oplossen zooals Daisy's E. A. J.'s zenuwachtige jongetje be weerde. Een pry's, ja, en dat vindt Daisy E. A. J. schijnt 't ook weer een van de misdaden van Jeugd. Ze gaat waarschijnlijk uit van 't principe: kinderen moeten werken zonder belooning," en dat is nu wel heel prachtig en ideaal, maar dat doen groote menschen zelfs niet, dus hoe kan Daisy E. A. J. dat dan van een kind verwachten? We willen immers allen pry'zen in 't leven hebben; de een rijkdom, de ander eer, een derde een plaatsje in den hemel, weer een ander zelf voldoening, maar iets willen we toch graag voor onze moeite hebben, en om 't nu van kinders zóó ontzettend te vinden dat ze ook graag een prijs willen winnen dat is zachts gezegd ongerymd. En de kinderen die ik ken zijn er geen zier minder gezond om, ze sla pen als rozen, en ze doen zelfs aan sport, maar met mate, want dat te overdrijven is zeer zeker een hedendaagsch kwaad. En dat importante jongetje heeft Klaasje Zevenster gelezen, en Marie Corelli, en Don Quichotte, en Daisy E. A. J., ziet hem ontzet aan, als hjj vraagt: Hoe vindt u moreel gesproken die boeken ?" En is dat nu ook de schuld van Jeagd" dat da c jongetje die boeken leen? Daisy E. A. J. kan er anders beusch zeker van zyn dat mevrouw Van de Velde die boeken niet rond zendt onder hare jeugde abonné(e)s. Als Daisy E. A. J., dat soms niet wist, dan moest ze liever eerst de jaargangen van Jeugd" even hebben door gekeken, voor ze zich daarover boos maakte. Ik ben 't trouwens volkomen eens met me vrouw Van de Velde dat vele kinderen rijp en groen kunnen lezen zonder dat 't hen iet j schaadt. Ze lezen ter wille van de geschiede nis, de rest gaat onopgemerkt aan hen voorby, en daar verdiepen ze zich verder niet in, alleen zulke griezelige jongetjes als dat vriendje van Daisy E. A. Junius haalt er waarschijnlijk ver gif uit, maar dat kan Jeugd" toch niet helpen. Waarom moeten kinderea zich buiten 't receneeeren van boekeu honden? Moeten ze dan maar zoo dom weg zitten te lezen, zonder zich rekenschap van iets te geven? Ik heb dat juist zoo'n aardig idee van de redactrice gevonden, om jonge hersens er aan te gewennen logisch en klaar hunne gedachten te leeren uitdrukken. Ze leeren juist zich een eigen oordeel te vormen, zoodat ze als volwassenen niet als schapen de kritiek behoeven te volgen. Dat Jeugd" geen toezicht op al die kin deren kan houden, is zonneklaar, maar de ouders zyn er toch ook nog, nietwaar ? Die worden door Daisy E. A. J., schijnt 't,maar heelemaal weggerekend, maar een kind dat thuis geleerd heeft om eerlijk te zijn, zal zeker wel vaster in zyn of haar schoenen staan, dan Daisy E. A. J. Chy'nt te denken. Verder wordt 't Jeugd verweten, dat 't de kinderen leert om in tegenwoordigheid van ouderen elkaar geheime teekens te geven, en hen zoodoend^ leert om zich onopgevoed aan te stellen. Lieve hemel l" wat is die Daisy E. A. J. zwaar op de hand l Omdat Jeugd een Club heeft met een insigne en de kinderen er zich mee amuseeren om zich aan elkaar ken baar te maken door de eerste letters van 't insigne te zeggen, wordt dat als onopgevoedheid uitgemaakt, 't Is eigenlijk te kinder achtig om by etil te staan. Ook ben ik niet van opinie dat 't publiceeillliiiliitiiiii'umiimiii dennenbloem vervoerd worden en daar de bevruchting mogelyk maken. De rest heeft niet nutteloos gezworven door het luchtruim; die waj noodig om die eene zyn kans te geven. Bovendien, geheel verloren is niets ter wereld, dat eens geleefd heeft. Stuifmeel bevat eiwit en 't is dus een best voedsel voor plant en dier; wat op den grond be landt, komt allicht het klein gedierte ten goede; en wat in 't water valt, zal wel voor een deel in een visschemaag terecht komen of kleinere waterdiertjes het bestaan ver aangenamen en gemakkelijker maken. En wat vergaat op den boden, verrykt de aarde toch weer met voedsel voor de planten. Dat in elk geval zeer vele korrels stuifmeel gelukkig aankomen op de plaats hunner be stemming, dat bewy'st de menigte van dennek egels, die elk jaar hun zaden uitstrooien ; ook al weer op den adem van den wind. Als ge met de Pinkgterdagen op uw rug onder de dennen gezapig ligt te soezen, zoo tegen den namiddag als het heel lekker warm en stil in de lucht is, zult ge stellig van tijd tot ty'd opgeschrikt worden door een vreemd geluid in de booaoen boven u. Eerst denkt ge, half in den dut als ge zyt, dat de heete Juni zon den boom boven u in brand heeft gesto ken, zoo knettert en knappert het op eens. Maar er is geen rook en geen brandlucht, alleen een amethysten hemel, waarop de donkere dennetakken scherp afsteken en een heerly'ke harsgeur, die niets heeft van bran dend hout. Het knetteren gaat voort bij vlagen, soms hevig, dan weer een tien minuten stilte. Als ge nu goed let op de dennekegels, die in den boom hangen, zult ge daaruit kleine lichtbruine vlindertjes zien wegschieten een eind van de boom fladderen ze rond, dan dwarrelen ze a's een pluimbal snel draaiend schuin naar onder. Nu valt er een op uw gezicht. Het is een bruin vleugeltje, als van een gaasvlieg, met een zwart korreltje aan het eind, het dennenzaad. Vele zullen ontkiemen en dan komen er uit den grond van die nietig groene dingetjes, vy'f of zes draadjes op een steeltje; soms nog by'eengebogen aan den top, waar de oude zaadhuid ze nog samenhoudt, of al uitgespreid tot een klein stralend sterretje. Tasschen het belanden van het stuifmeel op 't eitje en het wegvliegen van het zaadje, ligt een heele tijd, minstens twee jaren. Dat kunt ge met Pinksteren mooi nagaan aan uw dennen. Misschien zyn er aan ensele takken nog geen bloemen of longe loten, dan staan er nog de mooie witte kaarsjes op de oude kandelabers, zioals op de middelste teekening hierby', die ik op 't eind van Mei heb gemaakt. Waarschijnlijker is het, dat de huisjes al van de kaarsen zyn gelicht; dan zyn het geen kaarsen meer, maar netjes opgevouwen takjes met naalden nog teer groen en omhuld, zacht als zijde. Een van drieën is het geval; of ge vindt alleen naalden, óf alleen meeldraadbloem onderaan, óf alleen ren van den naam van een of ander jengdig auteur of dichter zoo hoogst nadeelig zou werken. Nooit ter wereld is aanmoediging verkeerd geweest, maar wel geloof ik dat 't menig kind goed doet om van buiten af geprezen te worden voor iets waar zy of hy waarlyk zyn best voor gedaan heeft, niet uit ijdelheid, maar omdat 't 't gevoel van zelf vertrouwen steunt. En zelfvertrouwen, daar komt 't toch maar op aan in de wereld. Vertrouwen in zich zelf dat is de groote moreele kracht in de maatschappij, maar die wordt zeker niet aangekweekt door 't onge past te vinden als de kinderen vrij hunne meening over iets willen uiten' En ook de keuze der platen wordt door Daisy scherp afgekeurd. De Oes'erparty' van Jan Steen echy'nt 't al bizonder by haar verbruid te hebben, 't Wordt anders door opvoed kundigen van groote waarde voor de kinderen aangezien om museums van oude en nieuwe meesters te gaan zien. In Engeland gaan de leerlingen geregeld met de onderwijzeressen van hun school naar de museums waar hen natuurlijk nog wel andere motieven onder de oogen komen dan die van Jan Steen. Maar dat vindt Daisy E. A. Junius dad zeker ook hoogst shocking". De Venns van Milo zou ze waarschynlyk graag een japonnetje aan willen trekken voor dat ze daar met haar jonge vriendjes naar toe trekt. En Thorwaldsens museum hier in Kopenhagen l Goeie hemelt daar kwam Daisy E. A. J., nooit levend uit. 't Is volkomen jvaar, dat de Hollandsche straatjeugd (ik heb 't nooit gemerkt van kinderen uit de hoogere standen) onhebbely'k is tegenover alles wat hen vreemd vooikomt, maar om die tuchteloosheid toe te schrijven aan den invloed van mevrouw van de Velde f Neen, hoor eens Daisy, dat loopt de spuigaten uit! Dat -is heusch al te be lachelijk l De straatjeugd die waarschijnlijk nooit een exemplaar van Jeugd" gezien heeft, laat staan er rn gelezen heeft. Laat Jeugd" nog meer circuleeren dan 't nu al doet, en de tuchteloosheid zal minder worden, omdat de kinderen M uit zouden leeren de eigenaardigheden van ieder lani en iedere nationaliteit te respecteeren. Dat de verhaaltjes in Jeugd" Daify niet bevallen is te begrijpen. Hare verhalen zyn oogenschy'nly'k in andere geest ge schreven dan die door de redactie van Jeugd" geapprecieerd wordt, en dat de kin deren gedrongen en gedrtven zouden worden door Jeugd" om zich aan de opgaven van Jeugd" te wyden is eene onwaarheid. De kinderen vinden 't leuk en daarom doen ze 't. De redactrice is eene kindervriendin die 't zich fen doel stelt om de ouders in de moeilijke taak van opvoeden een handje te helpen. Dat Daisy E. A. J. vindt, dat ze daarin op den verkeerden weg is", nu dat zal mevr. van de Velde wel tnet volkomen zielsrust opnemen; er zijn honderden van ouders die met warme bewondering 't streven van deze flinke vrouw aanzien en haar toe roepen : Ga voort zooals u begonnen bent", en ik hoop, dat nog menigeen na .my een lans voor Jeugd" zal willen breken. Waar iets zóó wordt aangevallen als hier 't geval is, me dunkt daar zal 't wel niet aan ver ontwaardigde stemmen ontbreken die zich hiertegen verheffen. Dat mevr. van de Velde zulks niet zelf wil doen, is te begrijpen, maar kampioenen voor Jeagd" zyn er daarom toch genoeg, daar ben ik zeker van. U dankzeggend Mhr. de Redakteur voor de opname dezer regelen. Kopenhagen, Hoogachtend Mei 1908. AUGUSTA DE FRBMEBY. De Csaritta als caricaturiste. PoldoutK. Ina O. Richmond. Madame Bartet te Londen. * L'Impératrice Blanche" zooals de Franschen Keizerin Alexandra Peodorowna van Rusland gaarne noemen, wegens haar bekende voorliefde witte toiletten en witte hoeden te dragen, de stille, geestige, talentvolle Csaritsa, zou, indien het noodzakelijk was, ruimschoots in haar levensonderhoud kunnen voorzien, dank zij haar hoogst artistieke vaar digheid in caricatuur-teekenen. Een Fransch geïllustreerd blad, heeft eenige caricaturen van de pen, van de voorheen Duitsche prinses Alice van Hessen, gerepro duceerd. De Cearitsa bezit een verzameling door haar geteekende spotbeelden, van alle mogely'ke vorsten en vorstinnen, prinsen en prin sessen. Indien, zij haar medewerking aan humoristische bladen verleende, zou zij met baar meedoogenloos teeken pennetje goud kunnen verdienen. Onder de bekende reproducties, zien wy koning Leopold van Belgiëals Kongodanser". Het treffelyk gelijkend gelaat van den Belgischen koning, rust op een naakt dwergenlijfje. De enorme kop is getooii met wapperende pluimen. Veer-versieringen om den hals en om het middel, met de rechter hand een scepter omklemmend, oefent hy eendansjeuit met drie git-zwarte negerinnetjes gekleed in de gazen, wijde rokjes der opera ballerina's. Koning Eddy van Engeland verheugt zich ook in 't bezit van een reuzenkop, geduwd op massief, naar alle kanten uitpuilend dwergen-lijf. Eddy is gekroond met een vorstenkroon, die losjes op zyn kruin bengelt, en groote neiging verraadt langs 's mans linker oor weg-te-glijden. KoningEmanuel vanltaliëlurktblymoedig, als bakerkind gekleed, dcch getooid met kroon, epauietten en degen, aan een breede, goed-ge vulde zuigflesch. President Loubet en de Koning van Itali oefenen een dolJe cake-walk uit. Alles kranig geteekend, uitnemend van gelijkenis en onbarmhartig van spot, zooals het caricatuur- genre "eischt. Bijna zou de verloving van Alice van Hessen met Nicolaas II van Rusland verbroken zijn, omdat de schalke prinses aan den feestmaal tijd ter eere harer verloving, op haar menu een caricatuur krabbelde... van haar aan staanden echtgenoot. En nu heeft l'impératrice blanche" de caricatuurtjes opgegeven, en -vervangen door portretschilderen. Zwart en-wit teekenen is haar kracht. Haar liefste modellen zijn haar man en haar kinderen, die zy afzonderlijk en groepsgewijze in alle mogelijke standen teekent. Het schaarsche aantal vrouwelijke com ponisten is wederom met n vermeerderd : te weten, met Lady Dean Paul, die zich als. componiste: Poldoueki" noemt. Lady Dean Paul, is de jongste dochter van den wereldvermaarden violist Wïeniawski. Poldouski, die de muziek schreef bij Lord Howard de Waldan's werk: Lanval" ontving haar muzikale opleiding aan het conservatoire te Brussel. Nadat zy haar studies in Brussel voltooid had, werkte zij een poos onder leiding 1. Top van een dennetak, Grove Den Pinus sylvestris even vóór dat de nieuwe takken uit de hulselvliesjes breken; bij * kegels van het vorige jaar; onderaan twee rijpe kegels van het vóór-vorige jaar.?2. Jonge twy'g met 2 vrouwelijke bloemen op den top. 3. Idem met meeldraadbloemen aan den voet. 4. Schubje met twee naakte eitj.s. 5. Twee stuifmeel korrels elk met hun luchtzakken. 6. Kiemplantjes van Grove Den, n niet de zaadhuid nog op den top. 7. Rijp zaadje met zijn vliegvlies. van den in ons laad wèlbekenden sympa thieken Vincent d'Indy. Ina G. Richmond is concurrente geworden van fabrjek-directeuren. Ina G. Richmond begon baar loopbaan als klerk by' post- en telegraaf-dienst. In 1895 gaf zy' haar positie van commies der postery en telegrafie in S t. George's Cross Post Office, te Glasgow prijs, om het huishouden te bestieren van haar broeder, met wieu zy' naar Kiikenny reisde, waar hij belast was met den aanleg en exploitatie van gas. De schrandere Ina was een-en-al belang stelling voor het werk van haar broer ; werkte, studeerde, exploiteerde met hem. Na rjjke ervaring en kennis opgedaan gedurende dertien jaar, heeft Ina Richmond zich in Ierland gevestigd, waar zy is aange steld als directrice van de Magherafelt gas fabriek. Zy' hetft da verantwoordelijkheid van de productie van 3.500.000 kubiek meter gas. Een staf dag- en een staf nachtwerkera staan onder haar leiding. Moge het deze moderne licht-vrouw gelukken in baar fabriek steeds met rappe ny'verheid en kloeke vlot heid zooveel zuiver licbtgas te produceeren, dat haperementen en duisternis verre van haar exploitatie-terrein blijven! Wederom een nieuw arbeidsveld voor de vrouw die werk zoekt, die onafhankelijk wil zijn, door persoonlijk in haar onderhoud te voorzien. Ina Richmond is ongehuwd. Mocht het looze scbalkje Cupido nog eens lust aan hebben een peii, te richten op Ina's hart, een peil, waarvan de gloeiing, ontbranding en ontploffing haar als knal-eflect voor Hymen's outer doet knielen, dan zal zy veretandig handelen met een plaatsvervanger of vervangster in de fabriek te stellen, en haar eigen krachten productief te maken in eigen kring, die verstar dely k aan te wenden ten behoeve van Uuis-sn-haard. Het is mij gebleken, dat mijn gebruik van het woord vrouw, aanleiding heeft gegeven tot eenig misverstand, Er is plaats en gele genheid te over voor de moderne vrouw, zich lustig door 's levens kreupelbosch, eeneigen weg te banen en te kiezen. Zoowel voor de wetenschappelijke' als de niet-wetenecbappelijke vrouw. Die allen zyn mij in de uitoefe ning van haar vak, werk of ambt, zér sympathiek, mits zij ongehuwd zyn. Het woord meisje bezig ik ze den. Het vronwelyk wezen van 1?10 stempel ik als kind; van 10?20 noem ik haar gaarne meisje; van 20 en daar boven duid ik ze, getrouwd of ongetrouwd, aan als vrouw. Dit even en passant gezegd, ter voorkoming van begripsverwarring. Ver van je goed, dicht bij je schd," luidt een oude spreekwijze. Daarom zie ik de ge trouwde vrouw liefst werkzaam in haar gezin en niet daarbuiten. Zyn de inkomsten van den man zoo schriel, dat gebrek dreigt, dan' is het zeer te loven en te prijzen wanneer moeder de vrouw meewerkt, doch?binnens huis ; door het verrichten van strijk-, wascb-, of naaiwerk; het geven van lessen, onver schillig waar nee zij helpt de kost verdienen, mits zij blijve bij de haardstede, waar, naar my'ne opvatting, haar plaats is. My'n belang stelling en volle waardeering heeft de wer kende vrouw; doch, uitsluitend de onge huwde vrouw past m. i. voor het mee maken van den maatschappelijken wedloop; wil zy' dien niet opgeven, dit is een kwestie van verstand, gemoed en temperament, dan neme zij niet op zich, bestiering eener huis houding, opvoeding van kinderen, waaksch zyn voor al de belangen van haar gezin. * * * Madame Bartet, de met 't Legioen van Eer getooide sociétaire du Théatre Francais, te Parijs, viert nu gedurende de season" ware triomfen te Londen. Omstuwd door hovelin gen en vazallen wordt de gracieuse kunste nares geëerd als een vorstin. Na afloop der voorstellingen, receptie's op 't tooneel en in haar hotel. Een onverpoosd komen-en-gaan van allerlei menschen die der actrice hun opwachting maken. Baitet is de verpersoonlijkte .gratie. Men vond in haar spel, in haar houding vroeger iets schoolsch, iets gemaniereerds, doch, gaande weg is men tot de overtuiging geraakt, dat geen school, geen aangeleerdheid, geen affectatie, haar opvoert tot een hoogtepunt van beschaving, verfijning en gratie, maar, dat haar natuur en haar aanleg, haar stempelen tot de bekoorly'ke kunstenares, wier bewegingen en dictie streeling zyn voor oog en oor. CAPRICE. vrouwelijke bloemen die schuilen als pluizige ronde knopjes boven aan het jonge sprui'je. Waarom ik hier wel van meeldraadbloemen, maar volstrekt niet van stamperbloemen mag spreken, wet an alleen de botanici en ook dej ongelui, die pas examen gedaan hebben.Wie het niet weet, moet maar eens zoo'n vrouwelijken dennenbloem uit elkaar peuteren, dan ziet ge wel, dat er in het geheel geen stamper aanwezig is; op een vliegje liggen t wee eitjes naakt en bloot. Ze hebben twee uitsteeksels by het poortje, waardoor de stuifmeelbnis die uit de korrel groeit zal binnentreden, om door de samenkomst van twee kernen n mannelijke en n vrouwelijke een nieuw individu het leven te schenken. De droge stuifmeelkorrels vallen langs de schubjes naar binnen; de schubben sluiten zich, verdikken hun wanden en houden de korrels voor goed vast. Wanneer nu de in dringing van de staifmeelbuis in het eitje zal gebeuren, is niet met zekerheid te eeggen; soms eersl veel later in 't najaar, soms in 't volgend voorjaar, soms nog in den zomer, maar in geen geval spoedig of dadelijk na de aankomst, zooals by de meeste andere bloemen. Eerst sluit zich de toekomstige dennekegel en wordt een klein bolletje, zoo groot als een groene er wt; in het najaar is het dingetje bruin, en groeit weinig of niet. In 't volgend voor jaar eerst begint de groei en snel gaat het bruine bolletje zich vervormen in een groote groene puntige kegel, waarin geen naatje of kiertje open bleef, dat vocht of vijand tot het zaad kon toelaten. Maar eerst in het daarop volgend voorjaar is het zaad ry'p ; dan wordt de zachte groene kegel, een mooie houtige bruine pynappel, die nu voor de tweede maal open gaat, en dia met Pinksteren den onnoozelen stadsmensen fopt met zijn ge knetter. E. HKIMANB.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl