Historisch Archief 1877-1940
s".
t ',
Na 1615
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjS.
;'fe
t&ehtfJïttr
Met tobaggteliiDg !*? ik ia ow blad 't
arti*& mtwr. V*n e Veld* Ptyo appel over
riektatir, en 't antwoord daarop door
s E. A. Juniü»; n «mdt my zeer
verpUatttéii «I» n my in d» gelegenheid zoudt
willen statten om een paar opmerkingen
daarover ton bette te geren.
't Komt say namergk voor dat Daisy E.
A. Jnaios ia haar kritiek over ietg over
kinderboeken" ontaardt in een scherpen
aanval op mevr. 'Van de Velde, in bare
hoedanigheid als redactrice van Jeugd, en
daarin tot gevolgtrekkingen komt die op een
onpartijdig lezer bijna, komisch werken. Oe
toon «r van is zóó weinig 'waardig, en getuigt
»6Ó van zich laten meeslepen door persoonlijke
gevoelene, dat men geneigd is te vragen:
Wat heeft mevr. Van de Velde en Jeugd
tedaan om zoo'ju vijandelijke stemming uit
te tokken.
Zon 't zijn omdat de redactie van Jeugd
eenigen ty'd geleden een zeker stuk weigerde?
't Ia bijna niet denkbaar in iemand die
feoo over opvoeding wil meepraten. Wraak is
toch al eene nul de laagste hoedanigheden
van 't menechelyk' hart.
En die hevige aanval op Je gd verwondert
me des te meer, pmdat ik juist van alle kan
ten niets dan Mof over dit
alleraardigste-ty'dschrift hoor. Daders en kinderen hebben er
evenveel plezier in, en nooit zijn mij iets
anders dan waardeerende opmerkingen ter
oore gekomen.
Maar laat ons eens nader onderzoeken
waarop de argumenten van Daiey E. A.
Junius eigenlyk neerkomen.
'Zy' schijnt een enorm gewiett te hechten
aan 't oordeel van een jongetje van 13 jaar
waar_ ze een gesprek mee heeft gehad, niet
tegenstaande ze op een andere plaats van
baar 'artikel vindt dat 't oordeel van kinderen
niets te beduiden heeft, en dat 't zelfs ongepast
is algkinderen een oordeel durven uitspreken.
Nu maar, dit bewuste jongetje kan niet slapen
van fioofdpyn en angst omdat h u' vy'f raadsels
wij, niet moet, oplossen die Jeugd als prijsop
gave heeft uitgeschreven. Verder vindt dit
griezelige jongetje dat Jeugd de kinderen tot
oneerlijkheid aanmoedigt omdat Jeugd met
S t. Nic. pakken boeken rondzendt aan de
abonné(e)s, om die onder arme kinderen te
vwdeelen, en er wel eens jongens zijn die ze
zelf houden. En Daisy E. A. Junius zit met
oogen, opengespalkt van ontzetting, naar dit
jongetje te luisteren, en is 't volkomen met
hem eens. Dit prouveert toch meer voor de
overredingskracht van 't jongetje, dan voor
't gezond verstand van Daisy E. A. J.
Is er iets meer absurds dan Jeugd aan
sprakelijk te willen stellen voor de
oneerlijkheden dif een o'f meer kinderen, waarschy'nlyk
in een oogenblik van zwakheid, begaan? Is
dat een gezond principe om alle verleiding
weg te willen nemen, en worden daardoor
sterke karakter? gevormd, die aan de stormen
van 't leven weerstand kunnen bieden? Er
zullen honderde kinderen zyn die deze uit
deeling van boeken aan hunne minder be
gunstigde medeschepselen een genot zullen"
vinden, en die er de groote gave van
meedeekaamheid door zullen leeren. Als Daisy
E. A. Junius dat aan 't jongetje geantwoord
had, dan zou ze hem waarschynlyk meer goed
hebhen gedaan dan nu met haar beamen van
zyn vraag, of zy 't ook niet vond. En wat
de raadsels oplossen aangaat, ik ken toevallig
verscheidene kinderen die dat raadsels op
lossen meer gemoedelijk opnemen dan dit
UIT DE NATUUR.
CCLXXVII. Dennenbloei.
De dennen zyn laat van 't jaar, evenals de
meeste andere boomen; van de week bloeien
ze; op gunstige plekken is het misschien al
afgeloopen; maar de massa zal nog wel een
paar dagen noodig hebben, om de ontzaglijke
hoeveelheid stuifmeel tot rypheid te brengen.
Van weinig planten is de schijnbaar over
matige productie van stuifmeel zoo bekend
als van de sparren en vooral van de deinen.
Waar veel dennen by'een staan, ligt het gele
poeder vaak zoo dik op den bodem, op het
gras en op andere planten, dat dit natuurlijk
verschijnsel aanleiding heeft gegeven tot het
aannemen van een bovennatuurlij ken
zwavelregeh. Wanneer de dennen stuiven zooals
vandaag by stille warme lucht, kan het ge
beuren dat een vy'ver of een rustig meer
belegd wordt met een laagje van dit stuif
meel; oppervlakkige menschen spreken dan
van den waterbloei."
Ho'e het mogelijk is, dat dit stuifmeel uren
ver door een rustige bijna windstille lucht
kan worden voortgedragen ? Een kijkje met
een sterk vergrootglas op een stuifmeel-korrel
van een spar of een den geeft u dadelijk het
antwoord. Elke korrel bestaat uit twee deelen
lucht" en een ander deel stof; de zware
korrel heeft aan weerszijden een
luchtzafe, die hem zweefkracht geeft, hem soms
by sterkere luchtstroomin'j doet stijgen en
over hooge bergen en over groote zeeën
heen voert.
Waar ook einde Mei of begin Juni
luchtmonsters worden onderzocht, overal, tot mid
den op d°n Oceaan, zit er bijna altijd
coniferen-stuifmeel in.
Deze schijnbare verkwisting in de natuur
lykt een tegenspraak van de bewering der
natuurkundigen, dat de natuur steeds zuinig
omgaat met haar materialen.
Maar by het doel, dat hier bereikt moet
worden, zou het misplaatste zuinigheid zyn, in
dien er een geringere hoeveelheid stuifmeel
werd uitgestrooid.
De methode, die de natuur hier en in tal
van andere gevallen toepast, is dezelfde als
die welke de jager volgt, wanneer hij met
hagel op klein of snel bejvegend wild schiet.
Een kogel geeft maar n kan s op raken, de
hagel, die zich verspreidt, biedt er honderd ;
evenmin als de schutter vooruit behoeft te
weten welke van de hagelkorrels doel zal
treffen, evenmin is het noodig dat bepaalde
stnifmeelkorrels van de den de eitje i op de
vrouwelijke dennenbloem zullen belanden.
Want de wind, de «nberekenbare, is de
bestuiver van de dennen; die waait wanneer
en waarheen hu wil; hoe meer korrels hem
worden toevertrouwd, des te prooter wordt
de tref kans. Eén, op de duizend of misschien
op de honderdduizend, zal allicht naar een
overspannen jongetje, en die menigen
regenachtigen dag met genot er mee bezig zijn
geweest, aangemoedigd door 't denkbeeld een
mooi boek tot prijs te kunnen krijgen, want
zy die de meeste raadsels oplossen krijgen
een prys, niet zy die er vy'f oplossen zooals
Daisy's E. A. J.'s zenuwachtige jongetje be
weerde. Een pry's, ja, en dat vindt Daisy E.
A. J. schijnt 't ook weer een van de misdaden
van Jeugd. Ze gaat waarschijnlijk uit van 't
principe: kinderen moeten werken zonder
belooning," en dat is nu wel heel prachtig
en ideaal, maar dat doen groote menschen
zelfs niet, dus hoe kan Daisy E. A. J. dat
dan van een kind verwachten? We willen
immers allen pry'zen in 't leven hebben; de
een rijkdom, de ander eer, een derde een
plaatsje in den hemel, weer een ander zelf
voldoening, maar iets willen we toch graag
voor onze moeite hebben, en om 't nu van
kinders zóó ontzettend te vinden dat ze ook
graag een prijs willen winnen dat is zachts
gezegd ongerymd. En de kinderen die ik ken
zijn er geen zier minder gezond om, ze sla
pen als rozen, en ze doen zelfs aan sport,
maar met mate, want dat te overdrijven is
zeer zeker een hedendaagsch kwaad.
En dat importante jongetje heeft Klaasje
Zevenster gelezen, en Marie Corelli, en Don
Quichotte, en Daisy E. A. J., ziet hem ontzet
aan, als hjj vraagt: Hoe vindt u moreel
gesproken die boeken ?" En is dat nu ook de
schuld van Jeagd" dat da c jongetje die
boeken leen? Daisy E. A. J. kan er anders
beusch zeker van zyn dat mevrouw Van de
Velde die boeken niet rond zendt onder hare
jeugde abonné(e)s. Als Daisy E. A. J., dat
soms niet wist, dan moest ze liever eerst de
jaargangen van Jeugd" even hebben door
gekeken, voor ze zich daarover boos maakte.
Ik ben 't trouwens volkomen eens met me
vrouw Van de Velde dat vele kinderen rijp
en groen kunnen lezen zonder dat 't hen iet j
schaadt. Ze lezen ter wille van de geschiede
nis, de rest gaat onopgemerkt aan hen voorby,
en daar verdiepen ze zich verder niet in, alleen
zulke griezelige jongetjes als dat vriendje van
Daisy E. A. Junius haalt er waarschijnlijk ver
gif uit, maar dat kan Jeugd" toch niet helpen.
Waarom moeten kinderea zich buiten 't
receneeeren van boekeu honden?
Moeten ze dan maar zoo dom weg zitten
te lezen, zonder zich rekenschap van iets te
geven? Ik heb dat juist zoo'n aardig idee
van de redactrice gevonden, om jonge hersens
er aan te gewennen logisch en klaar hunne
gedachten te leeren uitdrukken. Ze leeren
juist zich een eigen oordeel te vormen, zoodat
ze als volwassenen niet als schapen de kritiek
behoeven te volgen.
Dat Jeugd" geen toezicht op al die kin
deren kan houden, is zonneklaar, maar de
ouders zyn er toch ook nog, nietwaar ? Die
worden door Daisy E. A. J., schijnt 't,maar
heelemaal weggerekend, maar een kind dat
thuis geleerd heeft om eerlijk te zijn, zal
zeker wel vaster in zyn of haar schoenen
staan, dan Daisy E. A. J. Chy'nt te denken.
Verder wordt 't Jeugd verweten, dat 't de
kinderen leert om in tegenwoordigheid van
ouderen elkaar geheime teekens te geven,
en hen zoodoend^ leert om zich onopgevoed
aan te stellen.
Lieve hemel l" wat is die Daisy E. A. J.
zwaar op de hand l Omdat Jeugd een Club
heeft met een insigne en de kinderen er
zich mee amuseeren om zich aan elkaar ken
baar te maken door de eerste letters van 't
insigne te zeggen, wordt dat als
onopgevoedheid uitgemaakt, 't Is eigenlijk te kinder
achtig om by etil te staan.
Ook ben ik niet van opinie dat 't
publiceeillliiiliitiiiii'umiimiii
dennenbloem vervoerd worden en daar de
bevruchting mogelyk maken. De rest heeft
niet nutteloos gezworven door het luchtruim;
die waj noodig om die eene zyn kans te geven.
Bovendien, geheel verloren is niets ter
wereld, dat eens geleefd heeft. Stuifmeel
bevat eiwit en 't is dus een best voedsel
voor plant en dier; wat op den grond be
landt, komt allicht het klein gedierte ten
goede; en wat in 't water valt, zal wel voor
een deel in een visschemaag terecht komen
of kleinere waterdiertjes het bestaan ver
aangenamen en gemakkelijker maken. En
wat vergaat op den boden, verrykt de aarde
toch weer met voedsel voor de planten.
Dat in elk geval zeer vele korrels stuifmeel
gelukkig aankomen op de plaats hunner be
stemming, dat bewy'st de menigte van
dennek egels, die elk jaar hun zaden uitstrooien ; ook
al weer op den adem van den wind.
Als ge met de Pinkgterdagen op uw rug
onder de dennen gezapig ligt te soezen, zoo
tegen den namiddag als het heel lekker warm
en stil in de lucht is, zult ge stellig van tijd
tot ty'd opgeschrikt worden door een vreemd
geluid in de booaoen boven u. Eerst denkt ge,
half in den dut als ge zyt, dat de heete Juni
zon den boom boven u in brand heeft gesto
ken, zoo knettert en knappert het op eens.
Maar er is geen rook en geen brandlucht,
alleen een amethysten hemel, waarop de
donkere dennetakken scherp afsteken en een
heerly'ke harsgeur, die niets heeft van bran
dend hout.
Het knetteren gaat voort bij vlagen, soms
hevig, dan weer een tien minuten stilte.
Als ge nu goed let op de dennekegels, die
in den boom hangen, zult ge daaruit kleine
lichtbruine vlindertjes zien wegschieten
een eind van de boom fladderen ze rond,
dan dwarrelen ze a's een pluimbal snel
draaiend schuin naar onder.
Nu valt er een op uw gezicht. Het is een
bruin vleugeltje, als van een gaasvlieg, met een
zwart korreltje aan het eind, het dennenzaad.
Vele zullen ontkiemen en dan komen er
uit den grond van die nietig groene dingetjes,
vy'f of zes draadjes op een steeltje; soms
nog by'eengebogen aan den top, waar de oude
zaadhuid ze nog samenhoudt, of al uitgespreid
tot een klein stralend sterretje.
Tasschen het belanden van het stuifmeel op
't eitje en het wegvliegen van het zaadje,
ligt een heele tijd, minstens twee jaren.
Dat kunt ge met Pinksteren mooi nagaan
aan uw dennen. Misschien zyn er aan ensele
takken nog geen bloemen of longe loten, dan
staan er nog de mooie witte kaarsjes op de
oude kandelabers, zioals op de middelste
teekening hierby', die ik op 't eind van Mei
heb gemaakt. Waarschijnlijker is het, dat
de huisjes al van de kaarsen zyn gelicht;
dan zyn het geen kaarsen meer, maar netjes
opgevouwen takjes met naalden nog teer groen
en omhuld, zacht als zijde. Een van drieën
is het geval; of ge vindt alleen naalden, óf
alleen meeldraadbloem onderaan, óf alleen
ren van den naam van een of ander jengdig
auteur of dichter zoo hoogst nadeelig zou
werken. Nooit ter wereld is aanmoediging
verkeerd geweest, maar wel geloof ik dat 't
menig kind goed doet om van buiten af
geprezen te worden voor iets waar zy of hy
waarlyk zyn best voor gedaan heeft, niet uit
ijdelheid, maar omdat 't 't gevoel van zelf
vertrouwen steunt. En zelfvertrouwen, daar
komt 't toch maar op aan in de wereld.
Vertrouwen in zich zelf dat is de groote
moreele kracht in de maatschappij, maar die
wordt zeker niet aangekweekt door 't onge
past te vinden als de kinderen vrij hunne
meening over iets willen uiten'
En ook de keuze der platen wordt door Daisy
scherp afgekeurd. De Oes'erparty' van Jan
Steen echy'nt 't al bizonder by haar verbruid
te hebben, 't Wordt anders door opvoed
kundigen van groote waarde voor de kinderen
aangezien om museums van oude en nieuwe
meesters te gaan zien. In Engeland gaan de
leerlingen geregeld met de onderwijzeressen
van hun school naar de museums waar hen
natuurlijk nog wel andere motieven onder de
oogen komen dan die van Jan Steen. Maar
dat vindt Daisy E. A. Junius dad zeker ook
hoogst shocking". De Venns van Milo zou
ze waarschynlyk graag een japonnetje aan
willen trekken voor dat ze daar met haar
jonge vriendjes naar toe trekt. En
Thorwaldsens museum hier in Kopenhagen l Goeie
hemelt daar kwam Daisy E. A. J., nooit
levend uit.
't Is volkomen jvaar, dat de Hollandsche
straatjeugd (ik heb 't nooit gemerkt van
kinderen uit de hoogere standen) onhebbely'k
is tegenover alles wat hen vreemd vooikomt,
maar om die tuchteloosheid toe te schrijven
aan den invloed van mevrouw van de
Velde f Neen, hoor eens Daisy, dat loopt
de spuigaten uit! Dat -is heusch al te be
lachelijk l De straatjeugd die waarschijnlijk
nooit een exemplaar van Jeugd" gezien
heeft, laat staan er rn gelezen heeft.
Laat Jeugd" nog meer circuleeren dan
't nu al doet, en de tuchteloosheid zal
minder worden, omdat de kinderen M uit
zouden leeren de eigenaardigheden van ieder
lani en iedere nationaliteit te respecteeren.
Dat de verhaaltjes in Jeugd" Daify niet
bevallen is te begrijpen. Hare verhalen
zyn oogenschy'nly'k in andere geest ge
schreven dan die door de redactie van
Jeugd" geapprecieerd wordt, en dat de kin
deren gedrongen en gedrtven zouden worden
door Jeugd" om zich aan de opgaven van
Jeugd" te wyden is eene onwaarheid. De
kinderen vinden 't leuk en daarom doen ze
't. De redactrice is eene kindervriendin die
't zich fen doel stelt om de ouders in de
moeilijke taak van opvoeden een handje te
helpen. Dat Daisy E. A. J. vindt, dat ze
daarin op den verkeerden weg is", nu dat
zal mevr. van de Velde wel tnet volkomen
zielsrust opnemen; er zijn honderden van
ouders die met warme bewondering 't streven
van deze flinke vrouw aanzien en haar toe
roepen : Ga voort zooals u begonnen bent",
en ik hoop, dat nog menigeen na .my een
lans voor Jeugd" zal willen breken. Waar
iets zóó wordt aangevallen als hier 't geval
is, me dunkt daar zal 't wel niet aan ver
ontwaardigde stemmen ontbreken die zich
hiertegen verheffen. Dat mevr. van de
Velde zulks niet zelf wil doen, is te begrijpen,
maar kampioenen voor Jeagd" zyn er daarom
toch genoeg, daar ben ik zeker van.
U dankzeggend Mhr. de Redakteur voor
de opname dezer regelen.
Kopenhagen, Hoogachtend
Mei 1908. AUGUSTA DE FRBMEBY.
De Csaritta als caricaturiste. PoldoutK.
Ina O. Richmond. Madame Bartet
te Londen.
*
L'Impératrice Blanche" zooals de
Franschen Keizerin Alexandra Peodorowna van
Rusland gaarne noemen, wegens haar bekende
voorliefde witte toiletten en witte hoeden
te dragen, de stille, geestige, talentvolle
Csaritsa, zou, indien het noodzakelijk was,
ruimschoots in haar levensonderhoud kunnen
voorzien, dank zij haar hoogst artistieke vaar
digheid in caricatuur-teekenen.
Een Fransch geïllustreerd blad, heeft eenige
caricaturen van de pen, van de voorheen
Duitsche prinses Alice van Hessen, gerepro
duceerd.
De Cearitsa bezit een verzameling door
haar geteekende spotbeelden, van alle
mogely'ke vorsten en vorstinnen, prinsen en prin
sessen. Indien, zij haar medewerking aan
humoristische bladen verleende, zou zij met
baar meedoogenloos teeken pennetje goud
kunnen verdienen.
Onder de bekende reproducties, zien wy
koning Leopold van Belgiëals
Kongodanser". Het treffelyk gelijkend gelaat van
den Belgischen koning, rust op een naakt
dwergenlijfje. De enorme kop is getooii
met wapperende pluimen. Veer-versieringen
om den hals en om het middel, met de rechter
hand een scepter omklemmend, oefent hy
eendansjeuit met drie git-zwarte negerinnetjes
gekleed in de gazen, wijde rokjes der opera
ballerina's.
Koning Eddy van Engeland verheugt zich
ook in 't bezit van een reuzenkop, geduwd
op massief, naar alle kanten uitpuilend
dwergen-lijf. Eddy is gekroond met een
vorstenkroon, die losjes op zyn kruin bengelt,
en groote neiging verraadt langs 's mans
linker oor weg-te-glijden.
KoningEmanuel vanltaliëlurktblymoedig,
als bakerkind gekleed, dcch getooid met
kroon, epauietten en degen, aan een breede,
goed-ge vulde zuigflesch.
President Loubet en de Koning van Itali
oefenen een dolJe cake-walk uit. Alles
kranig geteekend, uitnemend van gelijkenis
en onbarmhartig van spot, zooals het
caricatuur- genre "eischt.
Bijna zou de verloving van Alice van Hessen
met Nicolaas II van Rusland verbroken zijn,
omdat de schalke prinses aan den feestmaal
tijd ter eere harer verloving, op haar menu
een caricatuur krabbelde... van haar aan
staanden echtgenoot.
En nu heeft l'impératrice blanche" de
caricatuurtjes opgegeven, en -vervangen door
portretschilderen. Zwart en-wit teekenen is
haar kracht. Haar liefste modellen zijn haar
man en haar kinderen, die zy afzonderlijk
en groepsgewijze in alle mogelijke standen
teekent.
Het schaarsche aantal vrouwelijke com
ponisten is wederom met n vermeerderd :
te weten, met Lady Dean Paul, die zich als.
componiste: Poldoueki" noemt. Lady Dean
Paul, is de jongste dochter van den
wereldvermaarden violist Wïeniawski. Poldouski,
die de muziek schreef bij Lord Howard de
Waldan's werk: Lanval" ontving haar
muzikale opleiding aan het conservatoire
te Brussel. Nadat zy haar studies in Brussel
voltooid had, werkte zij een poos onder leiding
1. Top van een dennetak, Grove Den Pinus sylvestris even vóór dat de nieuwe
takken uit de hulselvliesjes breken; bij * kegels van het vorige jaar; onderaan twee
rijpe kegels van het vóór-vorige jaar.?2. Jonge twy'g met 2 vrouwelijke bloemen
op den top. 3. Idem met meeldraadbloemen aan den voet. 4. Schubje met
twee naakte eitj.s. 5. Twee stuifmeel korrels elk met hun luchtzakken.
6. Kiemplantjes van Grove Den, n niet de zaadhuid nog op den top.
7. Rijp zaadje met zijn vliegvlies.
van den in ons laad wèlbekenden sympa
thieken Vincent d'Indy.
Ina G. Richmond is concurrente geworden
van fabrjek-directeuren. Ina G. Richmond
begon baar loopbaan als klerk by' post- en
telegraaf-dienst. In 1895 gaf zy' haar positie
van commies der postery en telegrafie in
S t. George's Cross Post Office, te Glasgow
prijs, om het huishouden te bestieren van
haar broeder, met wieu zy' naar Kiikenny
reisde, waar hij belast was met den aanleg
en exploitatie van gas.
De schrandere Ina was een-en-al belang
stelling voor het werk van haar broer ; werkte,
studeerde, exploiteerde met hem.
Na rjjke ervaring en kennis opgedaan
gedurende dertien jaar, heeft Ina Richmond
zich in Ierland gevestigd, waar zy is aange
steld als directrice van de Magherafelt gas
fabriek. Zy' hetft da verantwoordelijkheid
van de productie van 3.500.000 kubiek
meter gas.
Een staf dag- en een staf nachtwerkera
staan onder haar leiding. Moge het deze
moderne licht-vrouw gelukken in baar fabriek
steeds met rappe ny'verheid en kloeke vlot
heid zooveel zuiver licbtgas te produceeren,
dat haperementen en duisternis verre van
haar exploitatie-terrein blijven! Wederom
een nieuw arbeidsveld voor de vrouw die
werk zoekt, die onafhankelijk wil zijn, door
persoonlijk in haar onderhoud te voorzien.
Ina Richmond is ongehuwd. Mocht het
looze scbalkje Cupido nog eens lust aan
hebben een peii, te richten op Ina's hart,
een peil, waarvan de gloeiing, ontbranding
en ontploffing haar als knal-eflect voor
Hymen's outer doet knielen, dan zal zy
veretandig handelen met een plaatsvervanger of
vervangster in de fabriek te stellen, en haar
eigen krachten productief te maken in eigen
kring, die verstar dely k aan te wenden ten
behoeve van Uuis-sn-haard.
Het is mij gebleken, dat mijn gebruik van
het woord vrouw, aanleiding heeft gegeven
tot eenig misverstand, Er is plaats en gele
genheid te over voor de moderne vrouw, zich
lustig door 's levens kreupelbosch, eeneigen
weg te banen en te kiezen. Zoowel voor de
wetenschappelijke' als de
niet-wetenecbappelijke vrouw. Die allen zyn mij in de uitoefe
ning van haar vak, werk of ambt, zér
sympathiek, mits zij ongehuwd zyn. Het woord
meisje bezig ik ze den. Het vronwelyk wezen
van 1?10 stempel ik als kind; van 10?20
noem ik haar gaarne meisje; van 20 en daar
boven duid ik ze, getrouwd of ongetrouwd,
aan als vrouw.
Dit even en passant gezegd, ter voorkoming
van begripsverwarring.
Ver van je goed, dicht bij je schd," luidt
een oude spreekwijze. Daarom zie ik de ge
trouwde vrouw liefst werkzaam in haar gezin
en niet daarbuiten. Zyn de inkomsten van
den man zoo schriel, dat gebrek dreigt, dan'
is het zeer te loven en te prijzen wanneer
moeder de vrouw meewerkt, doch?binnens
huis ; door het verrichten van strijk-, wascb-,
of naaiwerk; het geven van lessen, onver
schillig waar nee zij helpt de kost verdienen,
mits zij blijve bij de haardstede, waar, naar
my'ne opvatting, haar plaats is. My'n belang
stelling en volle waardeering heeft de wer
kende vrouw; doch, uitsluitend de onge
huwde vrouw past m. i. voor het mee
maken van den maatschappelijken wedloop;
wil zy' dien niet opgeven, dit is een kwestie
van verstand, gemoed en temperament, dan
neme zij niet op zich, bestiering eener huis
houding, opvoeding van kinderen, waaksch
zyn voor al de belangen van haar gezin.
* *
*
Madame Bartet, de met 't Legioen van Eer
getooide sociétaire du Théatre Francais, te
Parijs, viert nu gedurende de season" ware
triomfen te Londen. Omstuwd door hovelin
gen en vazallen wordt de gracieuse kunste
nares geëerd als een vorstin.
Na afloop der voorstellingen, receptie's op
't tooneel en in haar hotel. Een onverpoosd
komen-en-gaan van allerlei menschen die
der actrice hun opwachting maken. Baitet
is de verpersoonlijkte .gratie. Men vond in
haar spel, in haar houding vroeger iets
schoolsch, iets gemaniereerds, doch, gaande
weg is men tot de overtuiging geraakt, dat
geen school, geen aangeleerdheid, geen
affectatie, haar opvoert tot een hoogtepunt
van beschaving, verfijning en gratie, maar,
dat haar natuur en haar aanleg, haar
stempelen tot de bekoorly'ke kunstenares,
wier bewegingen en dictie streeling zyn voor
oog en oor.
CAPRICE.
vrouwelijke bloemen die schuilen als pluizige
ronde knopjes boven aan het jonge sprui'je.
Waarom ik hier wel van meeldraadbloemen,
maar volstrekt niet van stamperbloemen
mag spreken, wet an alleen de botanici en ook
dej ongelui, die pas examen gedaan hebben.Wie
het niet weet, moet maar eens zoo'n
vrouwelijken dennenbloem uit elkaar peuteren, dan
ziet ge wel, dat er in het geheel geen stamper
aanwezig is; op een vliegje liggen t wee eitjes
naakt en bloot. Ze hebben twee uitsteeksels
by het poortje, waardoor de stuifmeelbnis
die uit de korrel groeit zal binnentreden, om
door de samenkomst van twee kernen n
mannelijke en n vrouwelijke een nieuw
individu het leven te schenken.
De droge stuifmeelkorrels vallen langs de
schubjes naar binnen; de schubben sluiten
zich, verdikken hun wanden en houden de
korrels voor goed vast. Wanneer nu de in
dringing van de staifmeelbuis in het eitje
zal gebeuren, is niet met zekerheid te
eeggen; soms eersl veel later in 't najaar, soms
in 't volgend voorjaar, soms nog in den zomer,
maar in geen geval spoedig of dadelijk na de
aankomst, zooals by de meeste andere bloemen.
Eerst sluit zich de toekomstige dennekegel
en wordt een klein bolletje, zoo groot als een
groene er wt; in het najaar is het dingetje bruin,
en groeit weinig of niet. In 't volgend voor
jaar eerst begint de groei en snel gaat het
bruine bolletje zich vervormen in een groote
groene puntige kegel, waarin geen naatje of
kiertje open bleef, dat vocht of vijand tot het
zaad kon toelaten. Maar eerst in het daarop
volgend voorjaar is het zaad ry'p ; dan wordt
de zachte groene kegel, een mooie houtige
bruine pynappel, die nu voor de tweede
maal open gaat, en dia met Pinksteren den
onnoozelen stadsmensen fopt met zijn ge
knetter. E. HKIMANB.