De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 7 juni pagina 6

7 juni 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER W K K K B L A D VOOR NEDERLAND. No. 1615 Indische Figuren. ii. A. H. W. SCHEUER. Q«n. A. H. W; ScmnntR, gep. Qeneraal'Majoor van het N.-L leger, Ridder der Se kloste van de XiKtaire W Ulemiorde, meermalen eervol vermeld, vertebtidene Eeretetkenen, Eerefabel, Lombokkruit. Er z|jn tijden, dat iedereen spreekt over n man, dat die de populaire man is bjj uitnemendheid. Wij hebben dit gehad in Indiëmet den man wiens portret hierboven etaat. Dat was ijjdens den Lombokoorlog. Na de groote catartrophe, den overval op Lombok, toen tientallen van officieren en honderden soldaten gevallen waren, werd de toenmalige Overate Scheuer van Batavia naar het terrein van den oorlog gezonden. Kapir tein Christan, thans Generaal-Majoor in Indië, was daar de populaire persoon,Overste Scheuer werd het er naast hem in eene spanne tij ds. Niet als Ulysses, wien de woorden van de lippen vloeiden, zoeter dan honig" (Ilyas), oogste Scbener lauweren in de raadszaal, op het veld, daar was hij in zijn element: geen- man van het woord, maar een man van de daad. In den krijgsraad, die gewichtige ondernemingen voorafgaat, zei Scheuer niet veel. Dit zou zóó en dat weer zóó gaan, werd besloten, en dan zou Overste Scheuer met zijn bataillon 's morgens om vijf uur moeten uit rukken om, zoo mogelijk, die of die benting (for*) te nemen, 't Is goed, zei Scheuer, om vijf uur nitrukken. dan zal ik er om negen uur wel inzitten. Men wiet het we), om half negen woei dan allicht de Ned. vlag van dat fort. Bjj den aanval op Tjakranegara was O 'erste Frackers min of meer in een val geraakt; bij zat tusschen muren en werd beschoten, terwijl de vijand vrij wel buiten schot was. Overste Scheuer kreeg een gevechtsbericht met den last om te trachten Frackers hulp te brengen en den vijand te verdrijven. De groote weg is niet vrij" voegde de GeneraalOpperbevelhebber erbij. Scheuer staat voor zijn bataillon met de order. Jongena I daar is de vijand, daar moeten wjj naar toe. De Generaal schrijft mij, dat de groote weg niet vrüis, ik zeg: waar het 9de bataillon komt, daar is de weg vrij l Een donderend gejuich bewijst hem, dat zqn soldaten er ook zoo over denken. Maar onder het opmarcheeren komen zij binnen het artillerievuur van eigen leger; er vallen soldaten uit, getroffen door granaten. Er wordt dadelijk een ordonnance naar den ar tillerie-commandant gezonden, die blijkbaar onbekend is met den opmarsen van Overste MIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIinltllll De Yhelum bij Baramula in Britsch-Indië. Jhr. Dr. H. M. VAN WEEDE. Ind'uche * Reiêherinneringen. Met 207 afbeel dingen. 2 dln. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon; 1908. Het is opmerkelik welk een ruime plaats de historie en de reisbeschrijving deze laatste jaren weer in onze lektuur gaan innemen. Zonder te willen zeggen dat hierin een reaktie ? te zien is, dat het verschijnsel is te danken aan hen die zich ongeduldig zijn gaan af wenden van onze zuiver letterkundige leegstof, moe van zoveel drukken is en vervelend» daarin, moet toch bij voor wie lezen een ernstig werk is er zich dankbaar door gestemd voelen. Wie eenmaal onder de machtige bekoring gekomen is van kronieken en journalen, Iaat zich niet zo licht meer door ,,'n romannetje" inpakken. Hij weet, dat niets zo fantasties is aio de historie, niets zo onpelofelik als de werkelikheid, dat er nergens zuiverder emotie en groter dramatiese spanning is te vinden dan in de geschiedenis der mensheid. Zou het denkbaar zijn, om een enkel voorbeeld te noemen, dat een kunstenaar, hoe groot hij ware, de wonderbaarlike napoleontiese roman grootser, geweldiger, aangrijpender scheppen kon dan deze zich in de werkelik heid afspeelde ? Het boek van de heer Van Weede is reisen geschiedverhaal beide, en mag hun, die daarvoor voelen, met warmte worden aan bevolen. Het is een door en door degelik boek, het weloverwogen werk ven iemand met een heldere geest in een klaarblykelik ijzeren lichaam. Wat deze onvermoeibare man gezien en doorleefd heeft, tekende hij rustig en bescheiden op, en over niets spreekt hij mee politiek, lepe r zaken, ekonomie, land- en volkenkunde, nijverheid, handels belangen of hij heeft zijn onderwerp onder de knie, altans ach ruim voldoende gedokuinenteerd. Het is waar: hij bezi. van deze eigenschappen ook de keerzijde; zijn zucht om juist en zakelik te zijn, maken nem nu en dan droog"; een tikje humor mér zou hier en daar niet geschaad hebben. En zijn fyziek, zijn behoefte aan beweging en sport, die hem to een bartstochtt-lik jager hebben gencaakt, doen hem wel een enkele blad zijde te veel wyden en wat overdreven ge wichtigheid hechten aan het jacht bedrij f, dat toch ten slotte doorgaans op weinig anders neerkomt dan op het onverhoeds doden van levende, vrye wezens, dieren die hem niet aangingen, waarvan hij de over grote meerderheid zelfs niet eet, eten kan of eten wil, en die hem dus tot niets anders dienen dan tot het verzamelen van trofeën hors coocours (blz. 53 I). Maar het dient erkend, dat deze Reisberinneringen als geheel een te belangrijk, onder houdend en aangenaam geschreven boek vormen, om lang bjj zulke kleinigheden Etil te staan. In het begin is de verhaaltrant wat stroef, schat men de schrijver naar zijn ouderwets statige stijl op een bejaard man, al doen andere gegevens vermoeden dat hij nog niet zo lang geleden zijn militaire dienst -als kornet te Venloo vervulde; lacht men even om de deftige kwazi-gewicntigheid van een alinea als: aan mijne Engelsche tafelgenoote uit Agra zal ik steeds met erkente lijkheid terugdenken, uithoofde der goede en onbaatzuchtige verpleging welke mij harerzijds te beurt viel gedurende eene zware verkoudheid, die ik in het jachtveld opdeed. Dank zij deze zorgen was ik spoedig hersteld, en kon ik goedamoeds de reis naar Delhi voor etten." Maar weldra komt de schrijver op dreef, zijn manier wordt losser, hij begint te boeien en vertelt op zo verscheiden gebied zoveel wetenswaards, dat men gaarne en met eerbied iemand volgt, die zijn ty'd zo wel wist te besteden, geen minuut liet voorbij gaan om zijn kennis te vermeerderen, zijn onvermoeide weetlust te bevredigen, die alles grondig deed en zag en wiens aandacht geen ogenblik verslapte. En ten slotte mogen ook waren er zo mér! de zeer mooie pathetiese bladzij (161, I) over het gamelanspel na de inneming van Den Pasar niet onvermeld blijven, evenmin als de amuzante verjaar dagsmaaltijd in de wildernissen van WeetBali, die bijna onder 't genot van ertensoep met konjak erin gevierd was (349, I), en de hoogst vermakelike epizode uit een stierenjacht bij Karambangan, waar de schrijver van een ongewone koelbloedigheid blijk gaf Deze Indische Reisherinneiingen" geven meer dan de titel ogenschijnlik belooft, want de reis ging niet alleen door onze Oost, maar ook voor een groot deel door BritsIndië. Wat de schrijver daarvan vertelt, waaronder ook de leerzame paralel tussen Engels en Nederlands koloniaal beheer, is niet het minst intressante van zyn boek; maar voor ons Nederlanders is natuurlik het gedeelte, dat o?er onze eigen Indiese bezittingen handelt, het pièce de résistance. En dan dient met nadruk en vreugde te worden vastgesteld, dat hier weer een oprecht, degeliïboek over ons Indiëter tafel is gebracht, het werk van een nationaalgevoelend man, iet of wat behoudend maar nooit chauvinisties, die warme belangstelling toont voor ons buitenlands bezit, onpartijdig prijst wat in zijn ogen lof verdient, maar oofe even ronduit durft afkeuren wat hem verkeerd toeschijnt, en die daarbij in de eerste pi, ats van al wat hij waarneemt de Scheuer. Deze moet voorloopig terugtrekken. Spoedig is echter alles in orde en zijn geen granaten meer te vreezen Doch inmiddels waren de Lombokkers vooruitgeschoven en zaten nu achter de heavels, door Scheuer verlaten. Nu was het moeielijk de soldaten weer vooruit te krijgen; op een tweesprong wordt eene sectie ter zijde geworpen, de anderen aarzelen. Daar ijlt de Overste vooruit met zijn stokje in de hand, en daarmee wij zende in de goede rich ting, roept hij: Alles kost een dubbeltje! Waarom riep hij dit, wat hem door de Limburger Koerier kwalijk is genomen (hij had moeten roepen : Eben Haëzer I) sn waarom riep hij niet iets anders? Dat zou hij zelf wel moeilijk hebben kunnen zeggen; 't was een spontane uiting van onbezorgdheid, van wat kar, hf.t ons tchelen f zooals ee» zeeman zou uitroepen : laat maar waaien! Met nieuw lan ging het vooruit en spoedig was men waar men wezen wilde. Alles kost een dubbeltje!" dat werd de krijgsleus op Lombok, zonder dat Overste Scheuer dit wilde. Alles kost een dubbeltje" werd een in Indiëtelkens gebruikt gezegie bij iedere vroolijke gelegenheid. En dan, bjj Overste Scheuer behoorde zijn stokje. Had hij dat vergeten, dan vonden zijne soldaten, dat de zaak niet in orde was. De baas heeft zijn stokje niet bij zich en bij kijkt zoo ontevreden. Fluks loopt een soldaat naar de tent van den Overste om het stokje te halen. Overste Scheuer kon met zijne soldaten doen wat hij wilde; onder hem dienen was een eer en een genot. Hij wist hen te electriseeren als geen ander, met en voor hem zouden zij icderdaad door het vuur gegaan zijn. Niemand was tijdens den Lombokoorlog zóó populair als Scheuer. Tnans is het een ander, een rustiger leven voor dezen krijgsman, door en door soldaat van het hoogete topje van zijn haren tot aan de zolen van zijn schoenen. Als in Nederland een officier den dienst met pensioen verlaat, dan hoort men geen klacht. Trouwens, hij heeft nooit iets anders gedaan dan helpen voorbereiden voor een taak, die, gelukkig, nooit werkelijkheid is geworden. Moge dit fort, zoo sprak eons een hooge militaire autoriteit hier te lande bij de in wijding er van, rustig verrotten. En dat doen, nog eens: gelukkig, al onze forten. Als onze officieren gepensionneerd worden, dan wordt hunne rust alleen nog wat rustiger. Anders bij hunne Indische collega's. En velen van desen kunnen zich niet, zonder tegengtribbeling, schikken in die rust. En daarbij omsluieren" dan nog, zooals dezer dagen de burgemeester van Den Haag het bloem rijk uitdrukte bij de installatie van een nieuw raadslid, den heer E. Deen, de bij ons zich zoo tehuis gevoelende nevelen al spoedig de diensten, waarop de Indischman zich meende te kunnen beroepen." Generaal Scheuer heeft absoluut geen vrede met zijn gedwongen ni tfdoen, als men dat denkt heeft men het mis! Op een hoek van een straat blijft hij ineens staan. Wien heeft hij in de gaten? We zullen het niet open baren. Laat ons alleen zeggen, dat het iemand is, die, toen Scheuer uit vrijen wil wegging, de aanleiding was, indirect of direct, expres of per ongeluk, dat de beminde officier zich van zijn soldaatjes heeft ge scheiden. ... Zie me die kerel", zegt hij op den luiden, harden toon van den Indischman en den kommandant, die kerel l" Sch. heeft een leven verlaten, wel dikwijls een leven van ontbering en vol teleurstelling, doch volgens hem ook een leven vol poëzie. De schoonste eigenschappen van den mensen komen tot uiting bij het militaire leven, en dit in het bijzonder op het oorlogsveld, be weert Scheuer. Eene soldatendengd vooral heeft Sch. altijd hoog gehouden: de kameraadschap. Wij kun nen hiervan nu wel een staaltje raededeelen, waarover wij vroeger niet zouden hebben durven spreken, nu is de zaïk toch verjaard. Er was een tijd, dat nog al vaak insnbordonnatie in ons leger ia Indiëvoorkwam. De doodstraf was al herhaaldelijk toegepast, zonder dat er evenwel een einde aan kwam. Daar maakt een officier zich eraan schuldig. De tweede luitenant Hagen vergrijpt zich met woorden en daden aan zijn meerdere. een eersten luitenant. Hij wordt ter dood veroordeeld, en alles is gereed om het vonnis uit te voeren. De delinquent is te Semarang; twee dagen later zal het vonnis voltrokken wor den teAmbarawa, Dat kon toch niet, meenden de toenmalige luitenant Schener en nog een officier, en met gevaar voor ontslag uit den dienst plus langdurige gevangenisstraf helpen zij den ongelukkigen driftkop zich verbergen en, een maand daarna, naar Singapore vluchten. Generaal Scbeuer is nog gezond en flink; met veerkrachtigen tred wandelt hu door Den Haag. Mocht Nederland morgen aange vallen worden, dan, gelooven wij vast, zou vóór overmorgen Generaal Scbeuer zijn diensten aan den Minister van Oorlog hebben aangeboden, en dan zou het de vraag zijn, of jonge mannen het van hem zouden win nen in ijver en in feu sacré. Ze zitten mis schien nog in de Witte als hu al aan de grens staat. Maar Scheuer is ook geen lid van de Witte, en van geen enkele soos." Hij houdt zich bezig met lectuur, vooral militaiie! en met de opvoeding van zjjn kleinkinderen. Die kleinkinderen en zyn lectuur behoeden hem voor blij rende onte vredenheid. De oude Hollanders en Zeeuwen hadden twee boeken, die zij lazen en altijd weer lazen op nieuw: den Bijbel en Vader Cats. Zoo heeft. Generaal Schener zijne twee boeken: SOLDAT van Joachim Ambert en HET GEWAPENDE VOLK van Baron Van der'Goltz. Dat zijn twee militaire boeken: Scbeuer is een militair. IJ. imimiiiiiiiii Birmaansch heiligdom in de Arrakan-pagode. goede en mooie kant tracht te zien. Hartig en weldadig wijst bij de kolonel Younghusband terecht, die er als alle Engelsen een eigen, en zeer onjuiste, lezing van de veldtocht van 1815 op nahoudt; met een beroep op Houssaye's schitterend meester werk over Waterloo geeft hij als goei en eerlik patriot de Nederlandse troepen de eer terug die hun toekomt. Ware, toen hy dit schreef, het belangrijke werk van kolonel F. de Bas La campagne de 1815 aux PaysBas" reeds verschenen, bij zou daaruit zeker met instemming menige passage hebben over genomen. De heer Van Weede heeft het geluk en de moed gehad de vermeestering van Bontoe Batoe en de Bali expe iitie van 1906 mee te maken. Voor de korda'e en waardige wijze waarop hij, de feiten hun volle recht gevende, doet uitkomen dat men deed wat gedaan moest worden en dat men het goed deed, kan hem niet genoeg lof worden toe gekend. Men moge over de A l jeh-politiek denken hoe men wil, de militaire expansie daarginds verfoeien, het is en blijft een schreeuwend onrecht, wanneer men over de daden van hen, die in bstrekkelik onder geschikte rangen daarvan de uitvoerders zijn, zo kleinachtend oordeelt als een deel van de pers, de publieke opinie en de volks vertegenwoordiging in onwetendheid en opgeblazenbeid he,eft menea te mogen doen. Dal Lake in Britsch-Indië. Wie, na het boek van Kempees, nu weer de aangrgpende bladzijden over de inname van. Bontoe Batoe, van Den Pasar en over de geweldig tragiese poepoetan van 20 September 1906 leest, haalt de schouders op over wat men daaromtrent in 's lands vergaderzaal heeft durven ten beste geven. Het Nederlandse volk wordt slecht voor gelicht; het heeft geen flauw begrip van wat daar ginds aan schatten van kennis, beleid, gaven van geest en lichaam verkwist worden in dienst en ten bate van het moederland; het oordeelt zonder te weten, en het klinkt daartegenover beschamend de bescheiden stem van een ooggetuige, de heer Van Weede, te horen, die van sommige gebeurtenissen' tijdens de Bali-expeditie, Waarover men zich hier een gevestigd oordeel aanmatigt, zegt: bet onttrekt zich aan mijne beoordeeling, hoewel ik ter plaatae aanwezig was". Het ware te wenschen, dat vele indiese stuurlui, die hier aan wal staan, eens dezelfde reis gingen maken als de heer Van Weede, even goed onderlegd als hij, even icherp op merkend en even onbevooroordeeld hun mening vormend; zg zouden zich schamen bij de erkentenis dat wy veel te w einig voelen voor onze schone en rijke bezittingen en dat onze kennis ervan bitter gering is ; ze zouden ook inzien dat de schrijver terecht telkens wijst op de onbegrensde niogelikheden die daar noz voor nederlands kapitaal en nederlandse durf openliggen. Veel zal echter al bereikt worden wanneer zijn boek dat alweer te duur is, zij het dan ook rojaal en overvloedig geïllustreerd uitgegeven door velen met oordeel gelezen wordt De belang stelling in onze koloniën schijnt eniijzins stijgende; het stiekt de heer Van Weede tot eer dat hij daartoe met zijn ervaring, zijn kunde en zijn heldere kijk heeft willen bijdiagen. J. TERSTEKO. PoppeBlmislionieiis. In de Revue geeft Jandouan een uitvoerige beschrijving van de huwelijkszeden op het eiland Madagaskar. Het jonge meisje is daar volkomen haar eigen meesteres; de geslacht srijpheid treedt bij de inboorlingen zeer vroeg in, meestal op den leeftijd van 8 a 10 jaar, bij de meisjes soms nog vroeger, zoodat het moeielijk te bepalen is, wanneer ze haar eerste liefdesgeschiedenis beleven. De ouders be schouwen zoo'n avontuur van hun dochtertje als iets vanzelfsprekends, zijn er zelfs tratsch op. Zoo is het dus iets heel gewoons, als gedurende de schooljaren reeds miniatuurhuishoudens worden opgericht; de jongen van twaalf of dertien jaar heeft zijn klein vrouwtje en 't jonge echtpaar trippelt samen naar school. Het heeft zijn eigen hut, waar het kleine vrouwtje deftig de huishouding doet, voor haar man de rijst kookt, terwijl hij het bout aansleept en visch vangt. Hoe veel moeite de zendelingen zich ook geven om aan deze poppenhuwelijken een einde te maken, 't is hun tot nog toe niet gelukt, al bezoeken de jonge paartjes trouw de door de zending opgerichte scholen. De jonge vrouw beschouwt dit vrije huwelijk echter volstrekt niet als bindend en is in opzicht even variabel als haar man, zoodat de poppenhuwelijken elkaar met verbazende snelheid opvolgen. Wordt het vrouwtje moeder, dan wordt dit door haarzelf en de ouders alleen als een gel a K beschouwd, zelfs al weet de kleine zich volstrekt niet te her inneren, wie eigenlijk de vader van haar kind is. Vermeerdering der familie is dan ook in Madagaecar nooit een last, de leveneischen zijn er niet hoog, en bovendien wint het meisje aan aanzien zoodra ze moeder is; ze stijgt in de achting van eventueele aanbid ders. De jonge man trouwt zjnder bedenken een meisje dat al een of meer kinderen heeft; ze zijn hem welkom, en hij maakt geen onderscheid tusschen hen en zijn eigen kinderen. Een talrijke nakomelingschap is de trots en vieugdevan den Madaga;carschen man. Welke rol de kinderen spelen blijkt het best daaruit, dat ze niet den naam der ouders dragen, maar omgekeerd de ouders denaam van de kinderen. Bij*.: wanneer de jonge Bataria vader wordt en zyn kind krijgt den naam Koto. Van dien dag aan heet hij niet meer Bataria, maar Idarikoto, d.w.z. Koto's vader; ook de gelukkige moeder offert haar eigen naam f n noemt zich voortaan Ijarikoto, Koto's moeder. Ook dit is slechts een voorloopijje naam, want iedere volgende geboorte brengt telkens een nieuwe verandering mee. M. C. Doorgang tnsschen kampongmuren op Bali. Papoea van de M<iccluergo'f. Mis in den voorhof van den poeri te Den Pasar, Bali.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl