Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER W K K K B L A D VOOR NEDERLAND.
No. 1615
Indische Figuren.
ii.
A. H. W. SCHEUER.
Q«n. A. H. W; ScmnntR, gep. Qeneraal'Majoor
van het N.-L leger, Ridder der Se kloste van
de XiKtaire W Ulemiorde, meermalen eervol
vermeld, vertebtidene Eeretetkenen,
Eerefabel, Lombokkruit.
Er z|jn tijden, dat iedereen spreekt over
n man, dat die de populaire man is bjj
uitnemendheid. Wij hebben dit gehad in
Indiëmet den man wiens portret hierboven
etaat. Dat was ijjdens den Lombokoorlog.
Na de groote catartrophe, den overval op
Lombok, toen tientallen van officieren en
honderden soldaten gevallen waren, werd de
toenmalige Overate Scheuer van Batavia naar
het terrein van den oorlog gezonden. Kapir
tein Christan, thans Generaal-Majoor in Indië,
was daar de populaire persoon,Overste Scheuer
werd het er naast hem in eene spanne tij ds.
Niet als Ulysses, wien de woorden van de
lippen vloeiden, zoeter dan honig" (Ilyas),
oogste Scbener lauweren in de raadszaal,
op het veld, daar was hij in zijn element:
geen- man van het woord, maar een man van
de daad. In den krijgsraad, die gewichtige
ondernemingen voorafgaat, zei Scheuer niet
veel. Dit zou zóó en dat weer zóó gaan, werd
besloten, en dan zou Overste Scheuer met zijn
bataillon 's morgens om vijf uur moeten uit
rukken om, zoo mogelijk, die of die benting
(for*) te nemen, 't Is goed, zei Scheuer, om
vijf uur nitrukken. dan zal ik er om negen
uur wel inzitten. Men wiet het we), om half
negen woei dan allicht de Ned. vlag van dat
fort.
Bjj den aanval op Tjakranegara was O 'erste
Frackers min of meer in een val geraakt;
bij zat tusschen muren en werd beschoten,
terwijl de vijand vrij wel buiten schot was.
Overste Scheuer kreeg een gevechtsbericht
met den last om te trachten Frackers hulp
te brengen en den vijand te verdrijven. De
groote weg is niet vrij" voegde de
GeneraalOpperbevelhebber erbij. Scheuer staat voor
zijn bataillon met de order. Jongena I daar
is de vijand, daar moeten wjj naar toe. De
Generaal schrijft mij, dat de groote weg niet
vrüis, ik zeg: waar het 9de bataillon komt,
daar is de weg vrij l
Een donderend gejuich bewijst hem, dat
zqn soldaten er ook zoo over denken. Maar
onder het opmarcheeren komen zij binnen
het artillerievuur van eigen leger; er vallen
soldaten uit, getroffen door granaten. Er
wordt dadelijk een ordonnance naar den ar
tillerie-commandant gezonden, die blijkbaar
onbekend is met den opmarsen van Overste
MIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIinltllll
De Yhelum bij Baramula in Britsch-Indië.
Jhr. Dr. H. M. VAN WEEDE. Ind'uche
* Reiêherinneringen. Met 207 afbeel
dingen. 2 dln. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink en Zoon; 1908.
Het is opmerkelik welk een ruime plaats
de historie en de reisbeschrijving deze laatste
jaren weer in onze lektuur gaan innemen.
Zonder te willen zeggen dat hierin een reaktie
? te zien is, dat het verschijnsel is te danken
aan hen die zich ongeduldig zijn gaan af
wenden van onze zuiver letterkundige
leegstof, moe van zoveel drukken is en vervelend»
daarin, moet toch bij voor wie lezen een ernstig
werk is er zich dankbaar door gestemd voelen.
Wie eenmaal onder de machtige bekoring
gekomen is van kronieken en journalen, Iaat
zich niet zo licht meer door ,,'n romannetje"
inpakken. Hij weet, dat niets zo fantasties
is aio de historie, niets zo onpelofelik als de
werkelikheid, dat er nergens zuiverder emotie
en groter dramatiese spanning is te vinden
dan in de geschiedenis der mensheid. Zou
het denkbaar zijn, om een enkel voorbeeld
te noemen, dat een kunstenaar, hoe groot
hij ware, de wonderbaarlike napoleontiese
roman grootser, geweldiger, aangrijpender
scheppen kon dan deze zich in de werkelik
heid afspeelde ?
Het boek van de heer Van Weede is
reisen geschiedverhaal beide, en mag hun, die
daarvoor voelen, met warmte worden aan
bevolen. Het is een door en door degelik
boek, het weloverwogen werk ven iemand
met een heldere geest in een klaarblykelik
ijzeren lichaam. Wat deze onvermoeibare
man gezien en doorleefd heeft, tekende hij
rustig en bescheiden op, en over niets spreekt
hij mee politiek, lepe r zaken, ekonomie,
land- en volkenkunde, nijverheid, handels
belangen of hij heeft zijn onderwerp onder
de knie, altans ach ruim voldoende
gedokuinenteerd. Het is waar: hij bezi. van deze
eigenschappen ook de keerzijde; zijn zucht
om juist en zakelik te zijn, maken nem nu
en dan droog"; een tikje humor mér zou
hier en daar niet geschaad hebben. En zijn
fyziek, zijn behoefte aan beweging en sport,
die hem to een bartstochtt-lik jager hebben
gencaakt, doen hem wel een enkele blad
zijde te veel wyden en wat overdreven ge
wichtigheid hechten aan het jacht bedrij f,
dat toch ten slotte doorgaans op weinig
anders neerkomt dan op het onverhoeds
doden van levende, vrye wezens, dieren die
hem niet aangingen, waarvan hij de over
grote meerderheid zelfs niet eet, eten kan
of eten wil, en die hem dus tot niets anders
dienen dan tot het verzamelen van trofeën
hors coocours (blz. 53 I).
Maar het dient erkend, dat deze
Reisberinneringen als geheel een te belangrijk, onder
houdend en aangenaam geschreven boek
vormen, om lang bjj zulke kleinigheden Etil
te staan. In het begin is de verhaaltrant
wat stroef, schat men de schrijver naar zijn
ouderwets statige stijl op een bejaard man,
al doen andere gegevens vermoeden dat hij
nog niet zo lang geleden zijn militaire dienst
-als kornet te Venloo vervulde; lacht men
even om de deftige kwazi-gewicntigheid van
een alinea als: aan mijne Engelsche
tafelgenoote uit Agra zal ik steeds met erkente
lijkheid terugdenken, uithoofde der goede
en onbaatzuchtige verpleging welke mij
harerzijds te beurt viel gedurende eene zware
verkoudheid, die ik in het jachtveld opdeed.
Dank zij deze zorgen was ik spoedig hersteld,
en kon ik goedamoeds de reis naar Delhi
voor etten."
Maar weldra komt de schrijver op dreef,
zijn manier wordt losser, hij begint te boeien
en vertelt op zo verscheiden gebied zoveel
wetenswaards, dat men gaarne en met eerbied
iemand volgt, die zijn ty'd zo wel wist te
besteden, geen minuut liet voorbij gaan om
zijn kennis te vermeerderen, zijn onvermoeide
weetlust te bevredigen, die alles grondig
deed en zag en wiens aandacht geen ogenblik
verslapte. En ten slotte mogen ook waren
er zo mér! de zeer mooie pathetiese
bladzij (161, I) over het gamelanspel na de
inneming van Den Pasar niet onvermeld
blijven, evenmin als de amuzante verjaar
dagsmaaltijd in de wildernissen van
WeetBali, die bijna onder 't genot van ertensoep
met konjak erin gevierd was (349, I), en de
hoogst vermakelike epizode uit een
stierenjacht bij Karambangan, waar de schrijver
van een ongewone koelbloedigheid blijk gaf
Deze Indische Reisherinneiingen" geven
meer dan de titel ogenschijnlik belooft, want
de reis ging niet alleen door onze Oost,
maar ook voor een groot deel door
BritsIndië. Wat de schrijver daarvan vertelt,
waaronder ook de leerzame paralel tussen
Engels en Nederlands koloniaal beheer, is
niet het minst intressante van zyn boek;
maar voor ons Nederlanders is natuurlik
het gedeelte, dat o?er onze eigen Indiese
bezittingen handelt, het pièce de résistance.
En dan dient met nadruk en vreugde te
worden vastgesteld, dat hier weer een oprecht,
degeliïboek over ons Indiëter tafel is
gebracht, het werk van een
nationaalgevoelend man, iet of wat behoudend maar
nooit chauvinisties, die warme belangstelling
toont voor ons buitenlands bezit, onpartijdig
prijst wat in zijn ogen lof verdient, maar
oofe even ronduit durft afkeuren wat hem
verkeerd toeschijnt, en die daarbij in de
eerste pi, ats van al wat hij waarneemt de
Scheuer. Deze moet voorloopig terugtrekken.
Spoedig is echter alles in orde en zijn geen
granaten meer te vreezen
Doch inmiddels waren de Lombokkers
vooruitgeschoven en zaten nu achter de
heavels, door Scheuer verlaten. Nu was het
moeielijk de soldaten weer vooruit te krijgen;
op een tweesprong wordt eene sectie ter
zijde geworpen, de anderen aarzelen. Daar ijlt
de Overste vooruit met zijn stokje in de
hand, en daarmee wij zende in de goede rich
ting, roept hij: Alles kost een dubbeltje!
Waarom riep hij dit, wat hem door de
Limburger Koerier kwalijk is genomen (hij
had moeten roepen : Eben Haëzer I) sn waarom
riep hij niet iets anders? Dat zou hij zelf
wel moeilijk hebben kunnen zeggen; 't
was een spontane uiting van onbezorgdheid,
van wat kar, hf.t ons tchelen f zooals ee»
zeeman zou uitroepen : laat maar waaien!
Met nieuw lan ging het vooruit en spoedig
was men waar men wezen wilde.
Alles kost een dubbeltje!" dat werd de
krijgsleus op Lombok, zonder dat Overste
Scheuer dit wilde. Alles kost een dubbeltje"
werd een in Indiëtelkens gebruikt gezegie
bij iedere vroolijke gelegenheid.
En dan, bjj Overste Scheuer behoorde zijn
stokje.
Had hij dat vergeten, dan vonden zijne
soldaten, dat de zaak niet in orde was. De
baas heeft zijn stokje niet bij zich en bij
kijkt zoo ontevreden. Fluks loopt een soldaat
naar de tent van den Overste om het stokje
te halen. Overste Scheuer kon met zijne
soldaten doen wat hij wilde; onder hem
dienen was een eer en een genot. Hij wist
hen te electriseeren als geen ander, met en
voor hem zouden zij icderdaad door het
vuur gegaan zijn. Niemand was tijdens den
Lombokoorlog zóó populair als Scheuer.
Tnans is het een ander, een rustiger leven
voor dezen krijgsman, door en door soldaat
van het hoogete topje van zijn haren tot aan
de zolen van zijn schoenen.
Als in Nederland een officier den dienst
met pensioen verlaat, dan hoort men geen
klacht. Trouwens, hij heeft nooit iets anders
gedaan dan helpen voorbereiden voor een
taak, die, gelukkig, nooit werkelijkheid is
geworden.
Moge dit fort, zoo sprak eons een hooge
militaire autoriteit hier te lande bij de in
wijding er van, rustig verrotten. En dat
doen, nog eens: gelukkig, al onze
forten.
Als onze officieren gepensionneerd worden,
dan wordt hunne rust alleen nog wat rustiger.
Anders bij hunne Indische collega's. En velen
van desen kunnen zich niet, zonder
tegengtribbeling, schikken in die rust. En daarbij
omsluieren" dan nog, zooals dezer dagen
de burgemeester van Den Haag het bloem
rijk uitdrukte bij de installatie van een nieuw
raadslid, den heer E. Deen, de bij ons zich
zoo tehuis gevoelende nevelen al spoedig de
diensten, waarop de Indischman zich meende
te kunnen beroepen."
Generaal Scheuer heeft absoluut geen vrede
met zijn gedwongen ni tfdoen, als men dat
denkt heeft men het mis! Op een hoek van
een straat blijft hij ineens staan. Wien heeft
hij in de gaten? We zullen het niet open
baren. Laat ons alleen zeggen, dat het iemand
is, die, toen Scheuer uit vrijen wil wegging,
de aanleiding was, indirect of direct,
expres of per ongeluk, dat de beminde
officier zich van zijn soldaatjes heeft ge
scheiden. ... Zie me die kerel", zegt hij
op den luiden, harden toon van den
Indischman en den kommandant, die kerel l"
Sch. heeft een leven verlaten, wel dikwijls
een leven van ontbering en vol teleurstelling,
doch volgens hem ook een leven vol poëzie.
De schoonste eigenschappen van den mensen
komen tot uiting bij het militaire leven, en
dit in het bijzonder op het oorlogsveld, be
weert Scheuer.
Eene soldatendengd vooral heeft Sch. altijd
hoog gehouden: de kameraadschap. Wij kun
nen hiervan nu wel een staaltje raededeelen,
waarover wij vroeger niet zouden hebben
durven spreken, nu is de zaïk toch verjaard.
Er was een tijd, dat nog al vaak
insnbordonnatie in ons leger ia Indiëvoorkwam.
De doodstraf was al herhaaldelijk toegepast,
zonder dat er evenwel een einde aan kwam.
Daar maakt een officier zich eraan schuldig.
De tweede luitenant Hagen vergrijpt zich
met woorden en daden aan zijn meerdere.
een eersten luitenant. Hij wordt ter dood
veroordeeld, en alles is gereed om het vonnis
uit te voeren. De delinquent is te Semarang;
twee dagen later zal het vonnis voltrokken wor
den teAmbarawa, Dat kon toch niet, meenden
de toenmalige luitenant Schener en nog een
officier, en met gevaar voor ontslag uit den
dienst plus langdurige gevangenisstraf helpen
zij den ongelukkigen driftkop zich verbergen
en, een maand daarna, naar Singapore
vluchten.
Generaal Scbeuer is nog gezond en flink;
met veerkrachtigen tred wandelt hu door
Den Haag. Mocht Nederland morgen aange
vallen worden, dan, gelooven wij vast, zou
vóór overmorgen Generaal Scbeuer zijn
diensten aan den Minister van Oorlog hebben
aangeboden, en dan zou het de vraag zijn,
of jonge mannen het van hem zouden win
nen in ijver en in feu sacré. Ze zitten mis
schien nog in de Witte als hu al aan de
grens staat. Maar Scheuer is ook geen lid
van de Witte, en van geen enkele soos."
Hij houdt zich bezig met lectuur, vooral
militaiie! en met de opvoeding van zjjn
kleinkinderen. Die kleinkinderen en zyn
lectuur behoeden hem voor blij rende onte
vredenheid. De oude Hollanders en Zeeuwen
hadden twee boeken, die zij lazen en altijd
weer lazen op nieuw: den Bijbel en Vader
Cats. Zoo heeft. Generaal Schener zijne twee
boeken: SOLDAT van Joachim Ambert en
HET GEWAPENDE VOLK van Baron Van der'Goltz.
Dat zijn twee militaire boeken: Scbeuer
is een militair. IJ.
imimiiiiiiiii
Birmaansch heiligdom in de Arrakan-pagode.
goede en mooie kant tracht te zien. Hartig
en weldadig wijst bij de kolonel
Younghusband terecht, die er als alle Engelsen
een eigen, en zeer onjuiste, lezing van de
veldtocht van 1815 op nahoudt; met een
beroep op Houssaye's schitterend meester
werk over Waterloo geeft hij als goei en
eerlik patriot de Nederlandse troepen de eer
terug die hun toekomt. Ware, toen hy dit
schreef, het belangrijke werk van kolonel
F. de Bas La campagne de 1815 aux
PaysBas" reeds verschenen, bij zou daaruit zeker
met instemming menige passage hebben over
genomen.
De heer Van Weede heeft het geluk en
de moed gehad de vermeestering van Bontoe
Batoe en de Bali expe iitie van 1906 mee te
maken. Voor de korda'e en waardige
wijze waarop hij, de feiten hun volle recht
gevende, doet uitkomen dat men deed wat
gedaan moest worden en dat men het goed
deed, kan hem niet genoeg lof worden toe
gekend. Men moge over de A l jeh-politiek
denken hoe men wil, de militaire expansie
daarginds verfoeien, het is en blijft een
schreeuwend onrecht, wanneer men over de
daden van hen, die in bstrekkelik onder
geschikte rangen daarvan de uitvoerders zijn,
zo kleinachtend oordeelt als een deel van
de pers, de publieke opinie en de volks
vertegenwoordiging in onwetendheid en
opgeblazenbeid he,eft menea te mogen doen.
Dal Lake in Britsch-Indië.
Wie, na het boek van Kempees, nu
weer de aangrgpende bladzijden over de
inname van. Bontoe Batoe, van Den Pasar
en over de geweldig tragiese poepoetan van
20 September 1906 leest, haalt de schouders
op over wat men daaromtrent in 's lands
vergaderzaal heeft durven ten beste geven.
Het Nederlandse volk wordt slecht voor
gelicht; het heeft geen flauw begrip van wat
daar ginds aan schatten van kennis, beleid,
gaven van geest en lichaam verkwist worden
in dienst en ten bate van het moederland;
het oordeelt zonder te weten, en het klinkt
daartegenover beschamend de bescheiden
stem van een ooggetuige, de heer Van Weede,
te horen, die van sommige gebeurtenissen'
tijdens de Bali-expeditie, Waarover men zich
hier een gevestigd oordeel aanmatigt, zegt:
bet onttrekt zich aan mijne beoordeeling,
hoewel ik ter plaatae aanwezig was".
Het ware te wenschen, dat vele indiese
stuurlui, die hier aan wal staan, eens dezelfde
reis gingen maken als de heer Van Weede,
even goed onderlegd als hij, even icherp op
merkend en even onbevooroordeeld hun
mening vormend; zg zouden zich schamen
bij de erkentenis dat wy veel te w einig voelen
voor onze schone en rijke bezittingen en dat
onze kennis ervan bitter gering is ; ze zouden
ook inzien dat de schrijver terecht telkens
wijst op de onbegrensde niogelikheden die
daar noz voor nederlands kapitaal en
nederlandse durf openliggen. Veel zal echter al
bereikt worden wanneer zijn boek dat
alweer te duur is, zij het dan ook rojaal en
overvloedig geïllustreerd uitgegeven door
velen met oordeel gelezen wordt De belang
stelling in onze koloniën schijnt eniijzins
stijgende; het stiekt de heer Van Weede tot
eer dat hij daartoe met zijn ervaring, zijn
kunde en zijn heldere kijk heeft willen
bijdiagen.
J. TERSTEKO.
PoppeBlmislionieiis.
In de Revue geeft Jandouan een uitvoerige
beschrijving van de huwelijkszeden op het
eiland Madagaskar. Het jonge meisje is daar
volkomen haar eigen meesteres; de geslacht
srijpheid treedt bij de inboorlingen zeer vroeg
in, meestal op den leeftijd van 8 a 10 jaar,
bij de meisjes soms nog vroeger, zoodat het
moeielijk te bepalen is, wanneer ze haar eerste
liefdesgeschiedenis beleven. De ouders be
schouwen zoo'n avontuur van hun dochtertje
als iets vanzelfsprekends, zijn er zelfs tratsch
op. Zoo is het dus iets heel gewoons, als
gedurende de schooljaren reeds
miniatuurhuishoudens worden opgericht; de jongen
van twaalf of dertien jaar heeft zijn klein
vrouwtje en 't jonge echtpaar trippelt samen
naar school. Het heeft zijn eigen hut, waar
het kleine vrouwtje deftig de huishouding
doet, voor haar man de rijst kookt, terwijl
hij het bout aansleept en visch vangt. Hoe
veel moeite de zendelingen zich ook geven
om aan deze poppenhuwelijken een einde
te maken, 't is hun tot nog toe niet gelukt,
al bezoeken de jonge paartjes trouw de
door de zending opgerichte scholen. De
jonge vrouw beschouwt dit vrije huwelijk
echter volstrekt niet als bindend en is in
opzicht even variabel als haar man, zoodat
de poppenhuwelijken elkaar met verbazende
snelheid opvolgen. Wordt het vrouwtje
moeder, dan wordt dit door haarzelf en de
ouders alleen als een gel a K beschouwd, zelfs
al weet de kleine zich volstrekt niet te her
inneren, wie eigenlijk de vader van haar kind
is. Vermeerdering der familie is dan ook
in Madagaecar nooit een last, de leveneischen
zijn er niet hoog, en bovendien wint het
meisje aan aanzien zoodra ze moeder is; ze
stijgt in de achting van eventueele aanbid
ders. De jonge man trouwt zjnder bedenken
een meisje dat al een of meer kinderen
heeft; ze zijn hem welkom, en hij maakt
geen onderscheid tusschen hen en zijn eigen
kinderen. Een talrijke nakomelingschap is de
trots en vieugdevan den Madaga;carschen man.
Welke rol de kinderen spelen blijkt het
best daaruit, dat ze niet den naam der ouders
dragen, maar omgekeerd de ouders denaam
van de kinderen. Bij*.: wanneer de jonge
Bataria vader wordt en zyn kind krijgt den
naam Koto. Van dien dag aan heet hij niet
meer Bataria, maar Idarikoto, d.w.z. Koto's
vader; ook de gelukkige moeder offert haar
eigen naam f n noemt zich voortaan Ijarikoto,
Koto's moeder. Ook dit is slechts een
voorloopijje naam, want iedere volgende geboorte
brengt telkens een nieuwe verandering mee.
M. C.
Doorgang tnsschen kampongmuren op Bali.
Papoea van de M<iccluergo'f.
Mis in den voorhof van den poeri te Den Pasar, Bali.