Historisch Archief 1877-1940
IV 1616
DE AMSTERDAMMER
A°. 1908,
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
On-cLer recLajotL®-v-an.
Dit nummer berat een toevoegsel
. . :F. L.
Uitgevers t VAX. HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad jVo. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p.
Voor lacbe por jaar, b(j vooruitbetaling » »
AhomUrUjk») Numman aan da Kiosken verkrijgbaar . . .
post f 1.65
mail , 10.
. . , 0.1ï'/«
Zondag J
A T
14 Juni
*
Annonces uit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
KUDOIiF MOSSK te Kenlea en door alle filiiilen dezer firma. De prijs per regel b 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Enkel
klank. De idealen van generaal Langlois,
door d. K. Een al te geestdriftige toast;
door d. K. De spoorwegdebatten in de
Tweede Kamer, door T. Sanders. De
journalistiek en de beschaving, door F. C.
FEUILLETON: De verlossing van Gerald
Roaecourt, naar het Engelsch van Barrie Pain,
I. KUNST EN LETTEREN: Geschiedenis
der Nederlandsche Letterkunde, door Prof.
Dr. G. Kalff, beoord. door Hendr. C.Diferee.
Van Madrid naar Teheran, door Maurits
Wagen voor t, beoord. door Dirk Coster.
Berichten. _ VOOR DAMES.-Kinderlectnur,
door Daisy E. A. Junius. Vacantietjjd.
Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR,
door E. Heimans. Veiling bjj Frederik
Muller, met af b., door W. S. Tentoonst.
LarenscheKunsth., door W. Steenhofi.?Portr.
van Prof. Dr. P. K. Pel. Tentoonst. van
hedend. kunstn. in Pnlchri Studio", Den
Haag, II, door R. W. P. de Vries Jr. Het
Jaar van de Vrouw", door Corn. Veth, met
af b., beoord. door Greve. Ma Doublévie",
door D. M. v. L. Een tijdschr. v. blinden,
met af b., door M. C. Hoe het licht vooruit
kruiptin de wereldruimte, door C.
Meeninkjes, door Daan van der Zee. FINANCIEELE
EN OECON. KRON., door v. d. M. en v.
d. S. De oorlogsbegr. voor 1908, door E.
v. Gendt. Een Nederl. Com. voor Interna
tionalisme, door C. L. Dake. Little Bits".
DAMRUBR. 6CHAAKSP. ADVERT.
Enkel klank.
Dadelijk na de ?wethouderskeuze ia
den Amsterdamschen Raad heeft de heer
L. Simons in dit weekblad op een over
tuigende manier de beginsel-verzaking
van de Amsterdamsche liberalen bewezen
en heeft die heeren, naar ze verdienden,
op de kaak gesteld.
Daar is geen antwoord op gekomen,
dat de zaak zelf betrof. Maar wel is
een artikel geschreven door den
Amsterdamschen correspondent van de
N. R. Ct. dat, mooier dan 'n
proefop-de-som, een duidelijke toelichting en
bevestiging bevat van dat betoog. Het
artikel werd intusschen geschreven, wij
behoeven het niet te zeggen, niet tot ver
dediging van het standpunt van onzen
geachten medewerker, maar tot verdedi
ging van de gewraakte keuze van Mr.
De Vries.
"Wat constateerde de heer Simons en
wat oonstateeren wij met hem.
"Wij constateeren, dat in een breede
laag Tan onze welvarende burgerij, z.g.
behoorende tot de liberalen", een onlust
bestaat en groeiende is om zich door de
beginselen, van ouds behoorende bij dat
liberalisme", te laten lastig vallen in
het dolce far niente yan een gematigde",
d. w. z. liefst-niets-uitrichtende politiek.
"Wij constateeren, dat onze heerschende
^liberale" burgerij over het punt heen
is, waarop men z.yn beginselen nog on
schendbaar acht en er geestdrift voor
heeft. Vandaar, zeggen wij, het gemak,
waarmee de Amsterdamsche liberalen
een anti-revolutionair en
anti-openbaaronderwys-man aan het hoofd hebben ge
steld van hun neutrale, openbare school.
Nu zijn er nog wel echte liberalen;
men vindt hun jammerkreten, sporadisch
rondzwemmende als ingezonden" stuk
ken, in de... z.g. liberale pers. Ook
vindt men hun protesten in politieke
vlugmaren als de Vaderlander". De groote
liberale" pers, de pers van de gróóte
massa der liberalen", zij, die het toch
zeker niet zou wagen aldus te handelen,
als ze gevaar liep daarmee haar lezers
tegen zich in het harnas te jagen, N. R.Ct.,
Handelsblad, Nieuwe Courant, zij bekom
mert zich nauwelijks om die kreten van
het meer principieele liberalisme, wel
wetende deze conclusie is niet te
ontgaan dat haar publiek aan de
liberale principen, als het er op aan komt,
maling heeft!
"Wellicht haar bekwaamste woord
voerder, de meer-genoemde Amster
damsche correspondent van de N. E. Ct.,
heeft het dan ook in zijn verdediging
van de wethouderskeus, in een lang stuk
van meer dan een kolom druks, geen
enkel maal over liberale beginselen.
Met wat voor man komt men 't beste
uit," is de toon van zijn opstel. Wie
zal maken, dat wij 't minst te lijden
hebben van den radicalen Bond van
onderwijzers" ?" Zijn hoogste troef, het
staat dik gedrukt: Bij wien was het
GEZAG in de veiligste handen?"
Ja juist, het'?gezag." Geen duimbreed
gezag, d. w. z. macht, mag prijs geven
liever de ballast van de beginselen overboord.
Beginselen ?
"Wie sprak daar van beginselen?
Een heer D. Hans sprak ervan in
een ingezonden stuk in de N. . Ct.
En het antwoord van den correspondent
was een antwoord-van-niet-begrijpen.
Hij, en met hem, kan men gerust
zeggen, de overgroote meerderheid van
de gearriveerde liberalen", van de lezers
van Hbl, N. Ct., N. K. Ct. zij begrepen
zoo'n principiën-reiter niet meer. Wat wil
zoo'n man?
Het klinkt vreemd", zegt de corres
pondent: een anti-revolutionaire
wethouder van onderwijs, gekozen met
behulp der liberalen; maar wie aan de
handeling van deze laatsten den wensch
ten grondslag legt om het vertrouwen
in de openbare school, als
maatschappelijk instituut, in onze gemeente te
versterken en daartoe noodig acht een
krachtige persoonlijkheid aan het hoofd
van den tak van dienst, waaronder het
ressorteert, behoeft door den KLANK zich
geen vrees te laten aanjagen en heeft
het anti-revolutionair-zijn des heeren
De Vries, te aanvaarden als een
BEZWAAR, dat in het ergste geval
hemzelf meer in den weg zal zitten, dan
?het aan ons onderwijs schade kan
berokkenen."
Wij onderstreepten het woord klank"
en het woord bezwaar". Het beginsel,
waarvan het direote uitvloeisel is, dat
de belijder ervan met 't liberalisme een
strijd aanvangt op leven en dood... is
een bezwaar". Het laten varen van zijn
liberale beginselen is slechts een klank".
Enkel klank! Dit liberalisme is inder
daad nog enkel klank. En het is het libe
ralisme van de overgroote meerderheid.
Wij klagen niet, wij constateeren. Dit
heeft zijn nut. Want wij zullen meer en
meer de bevestiging ontvangen van dit
feit, 'dat het oude, principieele libera
lisme" wegzakt en het conservatisme,
steeds openlijker en eerlijker, laat ons
het hopen, zijn aangenaam physionomie
vertoont.
De idealen vanöeneraalLanglois.
Men heeft weder een woordje mogen
lezen over de Hollandsch-Belgische
entente" uitgesproken door den bekenden
Franschen generaal, het Senaatslid,
Langlois; dezelfde die nog onlangs ver
zekerd heeft, dat het denkbeeld van den
heer Baie hier te lande zoo begint wortel
te schieten.
Ditmaal had niet Le Temps, maar ia
Patrie het voorrecht te vernemen wat
er, na het bezoek van Fallières aan Eduard,
in het hoofd van den wakkeren vader
lander omgaat. Hij sprak als volgt:
Deze entente, of zoo men wil, dit
Pransch-Engelsch Verbond, zal van het
grootste belang zijn voor het behoud
van den wereldvrede. En bij het uitbreken
van een conflict, zou het dit nog te meer
zijn, nu wij reeds Rusland tot bondgenoot
bezitten.
Hoe gelukkig zou het eveneens voor
ons wezen te mogen hooren, dat er een
entente tusschen Holland en Belgiëge
sloten was, die bij een mobilisatie onze
linkerflank zou dekken en onze vij
anden zou beletten beider onzijdigheid
te schenden, welke, wij durven het gerust
verklaren, door ons geëerbiedigd zal
worden.
Duitschland versterkt bij den dag zijn
marine. Het schijnt op dit oogenblik al
zijn pogingen op den zeekant te richten;
Het bezit geen, of bijna geen havens?
en het heeft die noodig. Daarom, men
zal het gemakkelijk begrijpen, zou een
Holl. Belg. Verbond in elk opzicht voor
dat rijk zeer lastig zijn. Bij een dergelijk
verbond en een coalitie van Frankrijk,
Engeland en Rusland, zouden onze
Overrijnsche buren in een onbehagelijke po
sitie komen te verkeeren."
' De heer Langlois is in deze dagen een
Franschman om jaloersch op te zijn.
Zonder dat het zijn land een cent extra
kost, denkt hij het zich aan alle kanten
veilig.Ter linkerflank beschermd door Hol
land en Belgiëtegen zijn erfvijand, en in
't Noorden en Oosten, ja, waar hij maar
ziet, door bondgenootschappen, en vrien
delijke verhoudingen en verdragen zeker
van de toekomst, kan het niet anders of
daar komen oogenblikken, waarop hij de
wereldkaart voor zich legt en zich ge
noeglijk den tijd verdrijft met plekjes te
zoeken, waar hij de pootjes van den
Gallischen Haan kan zetten, een onschuldig
vermaak, omdat de Republiek, als haar
geen bui van dronkenschap overvalt, zoo
door en door vredelievend is; of, en dit
is hem ook geoorloofd en gegund: hij
geraakt in vervoering bij de gedachte,
hoe Michel, lang niet slim genoeg, er op
een goeden dag eens inloopt, en afge
ranseld wordt door de drie verbondenen,
die hem dan alle gestolen brokken uit
zijn zakken halen.
Zeker, hij beleeft kostelijke oogen
blikken ; En waarom ook niet ? Mits hij
er anderen geen deelgenoot van make.
Maar dit is de zwakke zijde van den
eminenten man, dien ieder heeft te eeren,
wijl hij zijn vaderland zoo hartelijk lief
heeft en met zulk een ijver dient. Hij
kan zjjn rijkdom aan denkbeelden en
van geestdriftig bedoelen, niet onder zich
houden; hij loopt er} *moge men niet
zeggen, mee te koop, hij hangt zijn
lessen en beloften wat al te zeer aan
de groote klok, en daarbij komen dan
ook zijn vergissingen uit.
Hebben wij dezer dagen reeds zijn
bewering weersproken, als zoude een
militair verbond, of een militaire over
eenkomst tusschen Nederland en België,
hier te lande meer en meer de volksgunst
winnen, het is niet onleerzaam thans
ook te vernemen hoe de Brusselsche
Vlaamsche Gazet zich over deze aange
legenheid uitlaat. Julius Hoste Jr. de
getrouwe strijder voor de i echten der
Vlamen, schrijft o. a.:
Wanneer gaat die generaal Langlois ons
met vrede laten en met al zijn luchtkasteelen
naar Spanje trekken?
Het blijkt ons onmogelijk langer, wat het
Hollandsch-Belgiseh verbond betreft, aan al
die nationalistische verklaringen onverschillig
te blijven.
De Hollandsch-Belgisehe commissie werkt
ijverig en zonder bijbedoeling, door de beste
inzichten bezield, en die generaal komt maar
gedurig de menschen lastig vallen met zijn
onbezonnen taal.
Teekenend is het dat een blad als La Patrie
deze verklaringen van generaal Langlois heeft
ruchtbaar gemaakt. Nu is het niet meer het
ernstig orgaan". Le Tempt dat het proza
van dien nuchteren droomer laat verschijnen,
maar La Patrie die als de eerbied waardige (?)
tolk optreedt van de nationalistische
Langloisgevoelens.
De huidige verklaring van generaal Langlois
is niet alleen onvoorzichtig maar zelfs ge
vaarlijk. Zijn woorden laten den indruk dat
Frankrijk en Engeland tegenover Duitschland
een afzonderingspplitiek willen voeren en het
Europeesch evenwicht wenschen te verbreken.
Hij heeft het over den wereldvrede" die
eerbiedwaardige generaal, maar elk woord,
elke zinspeling laten maar* al te wel vermoe
den waar men naar toe wil.
Generaal Langlois schijnt niet eens te weten
dat de gansche Engelsche regeeringspers hem
met zijn verbonds-plannen heeft wandelen
gezonden; hij weet evenmin dat een beweging
tot aansluiting tusschen Holland en Belgi
met militaire plannen niets te maken heeft.
Weliswaar, zooals wij reeds zegden, kan in
Engeland de toestand veranderen, maar wat
in elk geval niet zal en mag veranderen, dat
blijft onze opvatting van een
HollandschBelgische verstandhouding.
Moest Duitschland door die verstandhou
ding plutöt en mauvaise posture" geraken,
zooals generaal Langlois zegt, de Vlamingen
zouden de eersten zijn om aan de ontbinding
van de Hollandsch-Belgische Commissie mee
te werken."
Zoo zijn het dus de Vlamen en de
Nederlanders samen, die, op geheel ver
schillende gronden, van een tegen Duitsch
land gerichte Holl.-Belgische militaire
overeenkomst niets willen weten, wes
halve de heer Langlois voorloopig dit
onderwerp van de orde van den dag kan af
voeren. En zelf's indien de generaal meenen
mocht, dat er toch nog te eeniger tijd
een kansje voor dit Fransche kindje, in
Belgiëdoor Baie c. s., gebakerd, zou
kunnen komen, het is hem geraden te
trachten het zwijgend groot te brengen.
Want om zich dermate in de kaart te
laten kijken, als hij nu bij zijn gesprek
met den reporter van La Patrie deed,
met te zeggen dat de bedoelde militaire
overeenkomst garantirait notre flanc
gauche", het kan nooit in het voordeel
van zijn plannen zijn. Immers zoo
komt het voor ons Nederlanders toch
al te duidelijk uit, dat deze zaak niet
een Nederlandsche, maar een Fransche,
zuiver egoïstische, bedoeling heeft. En
nu spreekt de fransche generaal ook
wel van onze neutraliteit, welke hij
genereuselijk belooft niet te zullen schen
den, en verzekert hij, dat door zulk een
verbond onze vijanden belet zouden wor
den zich aan onze onzijdigheid te ver
grijpen ; maar het zal hem moeilijk zijn
de Nederlanders te overtuigen, dat zij
door hun land van troepen te ontblooten
om de Maas- en de Scheldeforten van
Belgiëte verdedigen, een dienst bewijzen
aan hun eigen land, hetwelk in geheel
zijn lange grenslengte open ligt voor 't
Duitsche leger; en voorts dat de gevolgen
van zoo'n leentjebuur spelen met Belgi
voor Nederland gunstig zullen zijn, als
de oorlog eens nadeelig voor de zuidelijke
broeders afloopt, want oorlogen bren
gen soms andere resultaten dan generaal
Langlois verwacht. Hoe dit zij, men
zal, gelooven wij, nog eerder Engeland
de conscriptie zien invoeren om voor
Frankrijk conquètes te maken, dan Neder
land op verzoek en ten behoeve van
Langlois en diens medenationalisten, zich
bereid betoonen goed en bloed op het
spel te zetten voor deze waaghalzerij.
Het Fransch-Waalsch-Belgisch plan
netje is een doodgeboren kind: wij hebben
dat van den aanvang af gezegd. Doch
zou een man, zoo zeer autoriteit in Frank
rijk en in het Walenland, niet iets
doeltreffenders kunnen doen, dan te trachten
leven aan dat wurm in te blazen? Wie
weet beter dan hij, dat de hulp, die het
zwakke Nederland aan het nog zwakker
Belgiëzou moeten verleenen, veel minder
noodig wordt, als Belgiëzichzelf, naar het
behoort, inricht op de verdediging der
Maasforten en der sterkten, waarvoor
Leopold het land heeft doorreisd om er
Antwerpen mee te zegenen. Waarom
heeft België, dat nog niet eens persoon
lijken dienstplicht kent, niet een paar
honderd duizend man meer onder de
wapenen ?
Welnu, dat Langlois zijn Fransche
Belgen door wie de entente beweging wordt
voorgestaan, aan het verstand brenge, hoe
het eerst te billijken zou zij n, bij anderen
hulp te zoeken, als men zelf al het mogelijke
gedaan heeft om in de behoefte te voor
zien. Zooals het nu met de Belgisch
weermacht is gesteld, schijnt het allerminst
van plichtsbesef te getuigen onder den
naam van toenadering, verbroedering,
enzooals dit tot dekking van Frankrijk te
sluiten verbond meer mag heeten, bij
anderen uit leenen te gaan.
^^^^ D. K.
Een al te geestdriftige toost.
Le Temps gaf dezer dagen het volgende
aan Zweden te verstaan.
Wij vragen ons af, of het wel in het be
lang van Zweden is .met zooveel ophef plaats
te nemen naast Duitschland en zich te stellen
onder de bescherming van het Duitsche
zwaard. Wij zijn van meening, dat het belang
der drie Skandinavische rijken medebrengt
zich niet te mengen in de diplomatieke groe
peeringen, die Europa onder elkander hebben
verdeeld. Het is natuurlijk en logisch, dat
z^j met alle goede en correcte betrekkingen
onderhouden. Gustaaf V schijnt dit niet te
hebben bedacht. Hij kan er zeker van zijn,
dat zijn heildronk te Petersburg niet vrien
delijk is opgenomen. Hij heeft pas het Rus
sische hof bezocht en ofschoon het daar een
familiebezoek gold, valt er een merkwaardig
verschil in den toon, die bij deze twee ge
legenheden werd aangeslagen, waar te nemen.
En toch moesten juist de onderhandelingen
over de Oostzee de Zweedsche regeering
hebben doen inzien, dat lij niet alleen Berlijn.
maar ook Petersburg, Londen en Parijs noodig
heeft. Wel beschouwd kan het Frankrijk
persoonlijk weinig schelen wat men te Stock
holm denkt en zegt, maar Frankrijk is de
bondgenoot van Rusland en de vriend van
Engeland en het zal tegenover beide getrouw
zijne plichten nakomen. Elke onaangename
bejegening van Rusland maakt in Frankrijk
een slechten indruk. En met deze omstan
digheid heeft de welsprekendheid van den
Zweedschen koning niet voldoende rekening
gehouden". 1)
Zoo ziet men, dat het voor een kleine
mogendheid zelfs gevaarlijk kan zijn een
toost te slaan.
Nu is Le Temps wel Frankrijk niet,
en zal men te Stockholm allicht denken:
het kan ons Zweden persoonlijk weinig
schelen" wat Le Temps schrijft maar
het geeft toch iets te leeren omtrent de
positie der kleine mogendheden, die nu
het voorrecht hebben met een
Noordzeeof Oostzee-tractaat te zijn bedacht.
In elk geval schijnt het beter ook voor
ons niet al te lief te wezen voor een der
groote mogendheden met wie wij kersen
eten.
Stel, dat Wilhelm nu nog eens bij ons
kwam toosten, en wij uit den
weerom"stuit ook zoo warm werden als de
Zweedsche koning, hoe zou de
buitenlandsche pers er ons aan kunnen herin
neren, dat we voortaan ook even hartelijk
voor Frankrijk en Engeland moeten zijn.
Meermalen hebben wij in deze richting
gewaarschuwd en met het oog op eene
mogelijke, misschien wel waarschijnlijke
entente tusschen Engeland, Frankrijk en
Rusland,bij hetRussisch-Fransch verbond,
is het zeker niet overbodig nog eens na
te denken over de berisping van Le Temps
aan Gustaaf V.
Hierbij behoeft men niet voorbij te zien,
dat het Fransche blad, al drukt het ook
het gevoelen van velen in- en buiten
Frankrijk uit, wel wat een grooten mond
opzet.
Immers Frankrijk is de grootste mo
gendheid, welke zonder ententes en bond
genootschap eenvoudig zou zijn over
geleverd aan de willekeur vanDuitschland.
Het is de zwakste groote mogendheid,
die, zooals dat onder de menschen ook
wel voorkomt, het meeste praats heeft.
Het zal jegens Rusland en Engeland
1) Vertaling van het Handelsblad.
getrouw zijn plichten nakomen."
Natuurlijk._Maar het moet dit wel; anders
zou het in een hopeloozen toestand komen
te verkeeren. Daarom is de Republiek
eenvoudig genoodzaakt zich een bond
genootschap met het Czarenrijk te ge
troosten een bondgenootschap als van
de Fransche Vrijheid met de Aziatische
dwingelandij. De precaire toestand, waar
in Frankrijk geheel alleen, op zich zelf
staande, zich zou bevinden, is oorzaak
dat elke onaangename bejegening van
Rusland in Frankrijk een slechten indruk
maakt." Waarlijk, niet om Rusland, dat
naar Fransche begrippen als staat niet
anders dan een afgrijselijkheid kan hee
ten, maar om Frankrijks wille zelf, dat
voor een goed deel van zulke
vriendschappelijkheid moet bestaan. Zoo mag men er
dan ook op rekenen, dat Frankrijk voor
Rusland en Engeland als spreekbuis zal
dienen, veel meer dan zijn krachtiger
vrienden tot alle luidruchtigheid bereid.
D. K.
De Spoorweg-debatten in de
Tweede Kamer.
Voor hen, die niet veel resultaat van
de behandeling der motie Bos verwacht
hebben, en die vóór Staatsexploitatie zijn
is de uitslag der gehouden besprekingen
niet ontmoedigend. 1) Trouwens, ik ge
loof niet, dat iemand op goede gronden
? aanneming der motie heeft kunnen ver
wachten.
Zelden toch is eene zaak van zoo groot
algemeen belang onder meer ongunstige
politieke omstandigheden behandeld, en
aangehoord met grooter onverschilligheid
der direct en indirect belanghebbenden,
dan thans hier is geschied.
De heer Bos is, bij de opening der
debatten, begonnen met er aan te her
inneren, dat de motie, in December 1902
ingediend door de heeren Fokker c.s. en
later door hem en zijne vrienden over
genomen, meer dan vijf jaar oud is.
De Kamer heeft haar twee en een half
j aar lat en rusten onder het Kuy per-régime
en even lang onder het Kabinet de
Meester.
Kans op aanneming der motie, uit
liefde voor Staatsexploitatie, heeft nooit
bestaan, zelfs niet' toen de partijgenooten
van de voorstellers der motie van Juli
1905 tot December 1907 op de
regeeringsbanken gezeten waren.
Daarom kon dat krachtelooze Kabinet
niet anders doen dan behandeling der
motie doen voorbereiden, eene voorbe
reiding, die, zooals uit de discussies ge
bleken is, even goed gemist had kunnen
worden, want de aan Kamers door de
vorige regeering verstrekte gegevens
hebben niet kunnen voorkomen, dat de
vele oude parade-paarden, voor en tegen
exploitatie der spoorwegen door den
Staat, weder dienst hebben moeten doen.
Waar zelfs onder een vrijzinnig Ka
binet eene principieele beslissing ten
gunste van Staatsexploitatie geen kans
van slagen had, kon een ieder het op
zijn vingers natellen, dat waar sedert
de conservatieve strooming nog aan
groeide, op aanneming onder deze regee
ring niet kon gerekend worden.
En dit te minder waar, zooals ik zeide,
bij de direct en indirect belanghebbenden
thans geen stemming voor de zaak te
maken was.
Niet alleen is het reizend publiek over
het algemeen tevreden, maar ook in de
uitgebreide kringen van hen, die belang
hebben bij het goederenvervoer op onze
spoorwegen, was geen beweging te bren
gen. Zij lieten het zich rustig aanleunen,
dat in November 1907, zonder vooraf
gaande waarschuwing de stationsgelden
plotseling zoodanig verhoogd werden,
dat daarvan, volgens het Kamerlid van
Nispen tot Sevenaer eene jaarlijksche
meerdere opbrengst van ?900.000 tot
n millioen voor ieder der beide groote
maatschappijen verwacht kan worden
(Kamerzitting 3 Dec. '07).
Even laks en onaandoenlijk als de
burgerij, bleven de werklieden, ook zij
die, als werkzaam bij de spoorwegen,
direct belang bij de organisatie van het
verkeer hebben.
Zelfs de z.g. neutrale, meest onafhan
kelijke Nederl. Vereeniging van
Spooren Tramwegpersoneel, wijdde geen woord
aan de debatten en aan de eindstemming
der motie, veel minder dat vroeger sprake
was van steun te geven door adressen
1) De motie luidt: De Kamer van oordeel,
dat zoo spoedig mogelyk behooren te worden
voorbereid de maatregelen, vereischt om tot
exploitatie van spoorwegen rechtstreeks
door den Staat te geraken, door toepassing
van art. 26 der bij de wet van 22 Juli 1890
(Stbl. 131) bekrachtigde overeenkomsten,
gaat over tot de orde van den dag.