De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 14 juni pagina 1

14 juni 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

IV 1616 DE AMSTERDAMMER A°. 1908, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND On-cLer recLajotL®-v-an. Dit nummer berat een toevoegsel . . :F. L. Uitgevers t VAX. HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad jVo. 124). Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. Voor lacbe por jaar, b(j vooruitbetaling » » AhomUrUjk») Numman aan da Kiosken verkrijgbaar . . . post f 1.65 mail , 10. . . , 0.1ï'/« Zondag J A T 14 Juni * Annonces uit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOIiF MOSSK te Kenlea en door alle filiiilen dezer firma. De prijs per regel b 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Enkel klank. De idealen van generaal Langlois, door d. K. Een al te geestdriftige toast; door d. K. De spoorwegdebatten in de Tweede Kamer, door T. Sanders. De journalistiek en de beschaving, door F. C. FEUILLETON: De verlossing van Gerald Roaecourt, naar het Engelsch van Barrie Pain, I. KUNST EN LETTEREN: Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, door Prof. Dr. G. Kalff, beoord. door Hendr. C.Diferee. Van Madrid naar Teheran, door Maurits Wagen voor t, beoord. door Dirk Coster. Berichten. _ VOOR DAMES.-Kinderlectnur, door Daisy E. A. Junius. Vacantietjjd. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Veiling bjj Frederik Muller, met af b., door W. S. Tentoonst. LarenscheKunsth., door W. Steenhofi.?Portr. van Prof. Dr. P. K. Pel. Tentoonst. van hedend. kunstn. in Pnlchri Studio", Den Haag, II, door R. W. P. de Vries Jr. Het Jaar van de Vrouw", door Corn. Veth, met af b., beoord. door Greve. Ma Doublévie", door D. M. v. L. Een tijdschr. v. blinden, met af b., door M. C. Hoe het licht vooruit kruiptin de wereldruimte, door C. Meeninkjes, door Daan van der Zee. FINANCIEELE EN OECON. KRON., door v. d. M. en v. d. S. De oorlogsbegr. voor 1908, door E. v. Gendt. Een Nederl. Com. voor Interna tionalisme, door C. L. Dake. Little Bits". DAMRUBR. 6CHAAKSP. ADVERT. Enkel klank. Dadelijk na de ?wethouderskeuze ia den Amsterdamschen Raad heeft de heer L. Simons in dit weekblad op een over tuigende manier de beginsel-verzaking van de Amsterdamsche liberalen bewezen en heeft die heeren, naar ze verdienden, op de kaak gesteld. Daar is geen antwoord op gekomen, dat de zaak zelf betrof. Maar wel is een artikel geschreven door den Amsterdamschen correspondent van de N. R. Ct. dat, mooier dan 'n proefop-de-som, een duidelijke toelichting en bevestiging bevat van dat betoog. Het artikel werd intusschen geschreven, wij behoeven het niet te zeggen, niet tot ver dediging van het standpunt van onzen geachten medewerker, maar tot verdedi ging van de gewraakte keuze van Mr. De Vries. "Wat constateerde de heer Simons en wat oonstateeren wij met hem. "Wij constateeren, dat in een breede laag Tan onze welvarende burgerij, z.g. behoorende tot de liberalen", een onlust bestaat en groeiende is om zich door de beginselen, van ouds behoorende bij dat liberalisme", te laten lastig vallen in het dolce far niente yan een gematigde", d. w. z. liefst-niets-uitrichtende politiek. "Wij constateeren, dat onze heerschende ^liberale" burgerij over het punt heen is, waarop men z.yn beginselen nog on schendbaar acht en er geestdrift voor heeft. Vandaar, zeggen wij, het gemak, waarmee de Amsterdamsche liberalen een anti-revolutionair en anti-openbaaronderwys-man aan het hoofd hebben ge steld van hun neutrale, openbare school. Nu zijn er nog wel echte liberalen; men vindt hun jammerkreten, sporadisch rondzwemmende als ingezonden" stuk ken, in de... z.g. liberale pers. Ook vindt men hun protesten in politieke vlugmaren als de Vaderlander". De groote liberale" pers, de pers van de gróóte massa der liberalen", zij, die het toch zeker niet zou wagen aldus te handelen, als ze gevaar liep daarmee haar lezers tegen zich in het harnas te jagen, N. R.Ct., Handelsblad, Nieuwe Courant, zij bekom mert zich nauwelijks om die kreten van het meer principieele liberalisme, wel wetende deze conclusie is niet te ontgaan dat haar publiek aan de liberale principen, als het er op aan komt, maling heeft! "Wellicht haar bekwaamste woord voerder, de meer-genoemde Amster damsche correspondent van de N. E. Ct., heeft het dan ook in zijn verdediging van de wethouderskeus, in een lang stuk van meer dan een kolom druks, geen enkel maal over liberale beginselen. Met wat voor man komt men 't beste uit," is de toon van zijn opstel. Wie zal maken, dat wij 't minst te lijden hebben van den radicalen Bond van onderwijzers" ?" Zijn hoogste troef, het staat dik gedrukt: Bij wien was het GEZAG in de veiligste handen?" Ja juist, het'?gezag." Geen duimbreed gezag, d. w. z. macht, mag prijs geven liever de ballast van de beginselen overboord. Beginselen ? "Wie sprak daar van beginselen? Een heer D. Hans sprak ervan in een ingezonden stuk in de N. . Ct. En het antwoord van den correspondent was een antwoord-van-niet-begrijpen. Hij, en met hem, kan men gerust zeggen, de overgroote meerderheid van de gearriveerde liberalen", van de lezers van Hbl, N. Ct., N. K. Ct. zij begrepen zoo'n principiën-reiter niet meer. Wat wil zoo'n man? Het klinkt vreemd", zegt de corres pondent: een anti-revolutionaire wethouder van onderwijs, gekozen met behulp der liberalen; maar wie aan de handeling van deze laatsten den wensch ten grondslag legt om het vertrouwen in de openbare school, als maatschappelijk instituut, in onze gemeente te versterken en daartoe noodig acht een krachtige persoonlijkheid aan het hoofd van den tak van dienst, waaronder het ressorteert, behoeft door den KLANK zich geen vrees te laten aanjagen en heeft het anti-revolutionair-zijn des heeren De Vries, te aanvaarden als een BEZWAAR, dat in het ergste geval hemzelf meer in den weg zal zitten, dan ?het aan ons onderwijs schade kan berokkenen." Wij onderstreepten het woord klank" en het woord bezwaar". Het beginsel, waarvan het direote uitvloeisel is, dat de belijder ervan met 't liberalisme een strijd aanvangt op leven en dood... is een bezwaar". Het laten varen van zijn liberale beginselen is slechts een klank". Enkel klank! Dit liberalisme is inder daad nog enkel klank. En het is het libe ralisme van de overgroote meerderheid. Wij klagen niet, wij constateeren. Dit heeft zijn nut. Want wij zullen meer en meer de bevestiging ontvangen van dit feit, 'dat het oude, principieele libera lisme" wegzakt en het conservatisme, steeds openlijker en eerlijker, laat ons het hopen, zijn aangenaam physionomie vertoont. De idealen vanöeneraalLanglois. Men heeft weder een woordje mogen lezen over de Hollandsch-Belgische entente" uitgesproken door den bekenden Franschen generaal, het Senaatslid, Langlois; dezelfde die nog onlangs ver zekerd heeft, dat het denkbeeld van den heer Baie hier te lande zoo begint wortel te schieten. Ditmaal had niet Le Temps, maar ia Patrie het voorrecht te vernemen wat er, na het bezoek van Fallières aan Eduard, in het hoofd van den wakkeren vader lander omgaat. Hij sprak als volgt: Deze entente, of zoo men wil, dit Pransch-Engelsch Verbond, zal van het grootste belang zijn voor het behoud van den wereldvrede. En bij het uitbreken van een conflict, zou het dit nog te meer zijn, nu wij reeds Rusland tot bondgenoot bezitten. Hoe gelukkig zou het eveneens voor ons wezen te mogen hooren, dat er een entente tusschen Holland en Belgiëge sloten was, die bij een mobilisatie onze linkerflank zou dekken en onze vij anden zou beletten beider onzijdigheid te schenden, welke, wij durven het gerust verklaren, door ons geëerbiedigd zal worden. Duitschland versterkt bij den dag zijn marine. Het schijnt op dit oogenblik al zijn pogingen op den zeekant te richten; Het bezit geen, of bijna geen havens? en het heeft die noodig. Daarom, men zal het gemakkelijk begrijpen, zou een Holl. Belg. Verbond in elk opzicht voor dat rijk zeer lastig zijn. Bij een dergelijk verbond en een coalitie van Frankrijk, Engeland en Rusland, zouden onze Overrijnsche buren in een onbehagelijke po sitie komen te verkeeren." ' De heer Langlois is in deze dagen een Franschman om jaloersch op te zijn. Zonder dat het zijn land een cent extra kost, denkt hij het zich aan alle kanten veilig.Ter linkerflank beschermd door Hol land en Belgiëtegen zijn erfvijand, en in 't Noorden en Oosten, ja, waar hij maar ziet, door bondgenootschappen, en vrien delijke verhoudingen en verdragen zeker van de toekomst, kan het niet anders of daar komen oogenblikken, waarop hij de wereldkaart voor zich legt en zich ge noeglijk den tijd verdrijft met plekjes te zoeken, waar hij de pootjes van den Gallischen Haan kan zetten, een onschuldig vermaak, omdat de Republiek, als haar geen bui van dronkenschap overvalt, zoo door en door vredelievend is; of, en dit is hem ook geoorloofd en gegund: hij geraakt in vervoering bij de gedachte, hoe Michel, lang niet slim genoeg, er op een goeden dag eens inloopt, en afge ranseld wordt door de drie verbondenen, die hem dan alle gestolen brokken uit zijn zakken halen. Zeker, hij beleeft kostelijke oogen blikken ; En waarom ook niet ? Mits hij er anderen geen deelgenoot van make. Maar dit is de zwakke zijde van den eminenten man, dien ieder heeft te eeren, wijl hij zijn vaderland zoo hartelijk lief heeft en met zulk een ijver dient. Hij kan zjjn rijkdom aan denkbeelden en van geestdriftig bedoelen, niet onder zich houden; hij loopt er} *moge men niet zeggen, mee te koop, hij hangt zijn lessen en beloften wat al te zeer aan de groote klok, en daarbij komen dan ook zijn vergissingen uit. Hebben wij dezer dagen reeds zijn bewering weersproken, als zoude een militair verbond, of een militaire over eenkomst tusschen Nederland en België, hier te lande meer en meer de volksgunst winnen, het is niet onleerzaam thans ook te vernemen hoe de Brusselsche Vlaamsche Gazet zich over deze aange legenheid uitlaat. Julius Hoste Jr. de getrouwe strijder voor de i echten der Vlamen, schrijft o. a.: Wanneer gaat die generaal Langlois ons met vrede laten en met al zijn luchtkasteelen naar Spanje trekken? Het blijkt ons onmogelijk langer, wat het Hollandsch-Belgiseh verbond betreft, aan al die nationalistische verklaringen onverschillig te blijven. De Hollandsch-Belgisehe commissie werkt ijverig en zonder bijbedoeling, door de beste inzichten bezield, en die generaal komt maar gedurig de menschen lastig vallen met zijn onbezonnen taal. Teekenend is het dat een blad als La Patrie deze verklaringen van generaal Langlois heeft ruchtbaar gemaakt. Nu is het niet meer het ernstig orgaan". Le Tempt dat het proza van dien nuchteren droomer laat verschijnen, maar La Patrie die als de eerbied waardige (?) tolk optreedt van de nationalistische Langloisgevoelens. De huidige verklaring van generaal Langlois is niet alleen onvoorzichtig maar zelfs ge vaarlijk. Zijn woorden laten den indruk dat Frankrijk en Engeland tegenover Duitschland een afzonderingspplitiek willen voeren en het Europeesch evenwicht wenschen te verbreken. Hij heeft het over den wereldvrede" die eerbiedwaardige generaal, maar elk woord, elke zinspeling laten maar* al te wel vermoe den waar men naar toe wil. Generaal Langlois schijnt niet eens te weten dat de gansche Engelsche regeeringspers hem met zijn verbonds-plannen heeft wandelen gezonden; hij weet evenmin dat een beweging tot aansluiting tusschen Holland en Belgi met militaire plannen niets te maken heeft. Weliswaar, zooals wij reeds zegden, kan in Engeland de toestand veranderen, maar wat in elk geval niet zal en mag veranderen, dat blijft onze opvatting van een HollandschBelgische verstandhouding. Moest Duitschland door die verstandhou ding plutöt en mauvaise posture" geraken, zooals generaal Langlois zegt, de Vlamingen zouden de eersten zijn om aan de ontbinding van de Hollandsch-Belgische Commissie mee te werken." Zoo zijn het dus de Vlamen en de Nederlanders samen, die, op geheel ver schillende gronden, van een tegen Duitsch land gerichte Holl.-Belgische militaire overeenkomst niets willen weten, wes halve de heer Langlois voorloopig dit onderwerp van de orde van den dag kan af voeren. En zelf's indien de generaal meenen mocht, dat er toch nog te eeniger tijd een kansje voor dit Fransche kindje, in Belgiëdoor Baie c. s., gebakerd, zou kunnen komen, het is hem geraden te trachten het zwijgend groot te brengen. Want om zich dermate in de kaart te laten kijken, als hij nu bij zijn gesprek met den reporter van La Patrie deed, met te zeggen dat de bedoelde militaire overeenkomst garantirait notre flanc gauche", het kan nooit in het voordeel van zijn plannen zijn. Immers zoo komt het voor ons Nederlanders toch al te duidelijk uit, dat deze zaak niet een Nederlandsche, maar een Fransche, zuiver egoïstische, bedoeling heeft. En nu spreekt de fransche generaal ook wel van onze neutraliteit, welke hij genereuselijk belooft niet te zullen schen den, en verzekert hij, dat door zulk een verbond onze vijanden belet zouden wor den zich aan onze onzijdigheid te ver grijpen ; maar het zal hem moeilijk zijn de Nederlanders te overtuigen, dat zij door hun land van troepen te ontblooten om de Maas- en de Scheldeforten van Belgiëte verdedigen, een dienst bewijzen aan hun eigen land, hetwelk in geheel zijn lange grenslengte open ligt voor 't Duitsche leger; en voorts dat de gevolgen van zoo'n leentjebuur spelen met Belgi voor Nederland gunstig zullen zijn, als de oorlog eens nadeelig voor de zuidelijke broeders afloopt, want oorlogen bren gen soms andere resultaten dan generaal Langlois verwacht. Hoe dit zij, men zal, gelooven wij, nog eerder Engeland de conscriptie zien invoeren om voor Frankrijk conquètes te maken, dan Neder land op verzoek en ten behoeve van Langlois en diens medenationalisten, zich bereid betoonen goed en bloed op het spel te zetten voor deze waaghalzerij. Het Fransch-Waalsch-Belgisch plan netje is een doodgeboren kind: wij hebben dat van den aanvang af gezegd. Doch zou een man, zoo zeer autoriteit in Frank rijk en in het Walenland, niet iets doeltreffenders kunnen doen, dan te trachten leven aan dat wurm in te blazen? Wie weet beter dan hij, dat de hulp, die het zwakke Nederland aan het nog zwakker Belgiëzou moeten verleenen, veel minder noodig wordt, als Belgiëzichzelf, naar het behoort, inricht op de verdediging der Maasforten en der sterkten, waarvoor Leopold het land heeft doorreisd om er Antwerpen mee te zegenen. Waarom heeft België, dat nog niet eens persoon lijken dienstplicht kent, niet een paar honderd duizend man meer onder de wapenen ? Welnu, dat Langlois zijn Fransche Belgen door wie de entente beweging wordt voorgestaan, aan het verstand brenge, hoe het eerst te billijken zou zij n, bij anderen hulp te zoeken, als men zelf al het mogelijke gedaan heeft om in de behoefte te voor zien. Zooals het nu met de Belgisch weermacht is gesteld, schijnt het allerminst van plichtsbesef te getuigen onder den naam van toenadering, verbroedering, enzooals dit tot dekking van Frankrijk te sluiten verbond meer mag heeten, bij anderen uit leenen te gaan. ^^^^ D. K. Een al te geestdriftige toost. Le Temps gaf dezer dagen het volgende aan Zweden te verstaan. Wij vragen ons af, of het wel in het be lang van Zweden is .met zooveel ophef plaats te nemen naast Duitschland en zich te stellen onder de bescherming van het Duitsche zwaard. Wij zijn van meening, dat het belang der drie Skandinavische rijken medebrengt zich niet te mengen in de diplomatieke groe peeringen, die Europa onder elkander hebben verdeeld. Het is natuurlijk en logisch, dat z^j met alle goede en correcte betrekkingen onderhouden. Gustaaf V schijnt dit niet te hebben bedacht. Hij kan er zeker van zijn, dat zijn heildronk te Petersburg niet vrien delijk is opgenomen. Hij heeft pas het Rus sische hof bezocht en ofschoon het daar een familiebezoek gold, valt er een merkwaardig verschil in den toon, die bij deze twee ge legenheden werd aangeslagen, waar te nemen. En toch moesten juist de onderhandelingen over de Oostzee de Zweedsche regeering hebben doen inzien, dat lij niet alleen Berlijn. maar ook Petersburg, Londen en Parijs noodig heeft. Wel beschouwd kan het Frankrijk persoonlijk weinig schelen wat men te Stock holm denkt en zegt, maar Frankrijk is de bondgenoot van Rusland en de vriend van Engeland en het zal tegenover beide getrouw zijne plichten nakomen. Elke onaangename bejegening van Rusland maakt in Frankrijk een slechten indruk. En met deze omstan digheid heeft de welsprekendheid van den Zweedschen koning niet voldoende rekening gehouden". 1) Zoo ziet men, dat het voor een kleine mogendheid zelfs gevaarlijk kan zijn een toost te slaan. Nu is Le Temps wel Frankrijk niet, en zal men te Stockholm allicht denken: het kan ons Zweden persoonlijk weinig schelen" wat Le Temps schrijft maar het geeft toch iets te leeren omtrent de positie der kleine mogendheden, die nu het voorrecht hebben met een Noordzeeof Oostzee-tractaat te zijn bedacht. In elk geval schijnt het beter ook voor ons niet al te lief te wezen voor een der groote mogendheden met wie wij kersen eten. Stel, dat Wilhelm nu nog eens bij ons kwam toosten, en wij uit den weerom"stuit ook zoo warm werden als de Zweedsche koning, hoe zou de buitenlandsche pers er ons aan kunnen herin neren, dat we voortaan ook even hartelijk voor Frankrijk en Engeland moeten zijn. Meermalen hebben wij in deze richting gewaarschuwd en met het oog op eene mogelijke, misschien wel waarschijnlijke entente tusschen Engeland, Frankrijk en Rusland,bij hetRussisch-Fransch verbond, is het zeker niet overbodig nog eens na te denken over de berisping van Le Temps aan Gustaaf V. Hierbij behoeft men niet voorbij te zien, dat het Fransche blad, al drukt het ook het gevoelen van velen in- en buiten Frankrijk uit, wel wat een grooten mond opzet. Immers Frankrijk is de grootste mo gendheid, welke zonder ententes en bond genootschap eenvoudig zou zijn over geleverd aan de willekeur vanDuitschland. Het is de zwakste groote mogendheid, die, zooals dat onder de menschen ook wel voorkomt, het meeste praats heeft. Het zal jegens Rusland en Engeland 1) Vertaling van het Handelsblad. getrouw zijn plichten nakomen." Natuurlijk._Maar het moet dit wel; anders zou het in een hopeloozen toestand komen te verkeeren. Daarom is de Republiek eenvoudig genoodzaakt zich een bond genootschap met het Czarenrijk te ge troosten een bondgenootschap als van de Fransche Vrijheid met de Aziatische dwingelandij. De precaire toestand, waar in Frankrijk geheel alleen, op zich zelf staande, zich zou bevinden, is oorzaak dat elke onaangename bejegening van Rusland in Frankrijk een slechten indruk maakt." Waarlijk, niet om Rusland, dat naar Fransche begrippen als staat niet anders dan een afgrijselijkheid kan hee ten, maar om Frankrijks wille zelf, dat voor een goed deel van zulke vriendschappelijkheid moet bestaan. Zoo mag men er dan ook op rekenen, dat Frankrijk voor Rusland en Engeland als spreekbuis zal dienen, veel meer dan zijn krachtiger vrienden tot alle luidruchtigheid bereid. D. K. De Spoorweg-debatten in de Tweede Kamer. Voor hen, die niet veel resultaat van de behandeling der motie Bos verwacht hebben, en die vóór Staatsexploitatie zijn is de uitslag der gehouden besprekingen niet ontmoedigend. 1) Trouwens, ik ge loof niet, dat iemand op goede gronden ? aanneming der motie heeft kunnen ver wachten. Zelden toch is eene zaak van zoo groot algemeen belang onder meer ongunstige politieke omstandigheden behandeld, en aangehoord met grooter onverschilligheid der direct en indirect belanghebbenden, dan thans hier is geschied. De heer Bos is, bij de opening der debatten, begonnen met er aan te her inneren, dat de motie, in December 1902 ingediend door de heeren Fokker c.s. en later door hem en zijne vrienden over genomen, meer dan vijf jaar oud is. De Kamer heeft haar twee en een half j aar lat en rusten onder het Kuy per-régime en even lang onder het Kabinet de Meester. Kans op aanneming der motie, uit liefde voor Staatsexploitatie, heeft nooit bestaan, zelfs niet' toen de partijgenooten van de voorstellers der motie van Juli 1905 tot December 1907 op de regeeringsbanken gezeten waren. Daarom kon dat krachtelooze Kabinet niet anders doen dan behandeling der motie doen voorbereiden, eene voorbe reiding, die, zooals uit de discussies ge bleken is, even goed gemist had kunnen worden, want de aan Kamers door de vorige regeering verstrekte gegevens hebben niet kunnen voorkomen, dat de vele oude parade-paarden, voor en tegen exploitatie der spoorwegen door den Staat, weder dienst hebben moeten doen. Waar zelfs onder een vrijzinnig Ka binet eene principieele beslissing ten gunste van Staatsexploitatie geen kans van slagen had, kon een ieder het op zijn vingers natellen, dat waar sedert de conservatieve strooming nog aan groeide, op aanneming onder deze regee ring niet kon gerekend worden. En dit te minder waar, zooals ik zeide, bij de direct en indirect belanghebbenden thans geen stemming voor de zaak te maken was. Niet alleen is het reizend publiek over het algemeen tevreden, maar ook in de uitgebreide kringen van hen, die belang hebben bij het goederenvervoer op onze spoorwegen, was geen beweging te bren gen. Zij lieten het zich rustig aanleunen, dat in November 1907, zonder vooraf gaande waarschuwing de stationsgelden plotseling zoodanig verhoogd werden, dat daarvan, volgens het Kamerlid van Nispen tot Sevenaer eene jaarlijksche meerdere opbrengst van ?900.000 tot n millioen voor ieder der beide groote maatschappijen verwacht kan worden (Kamerzitting 3 Dec. '07). Even laks en onaandoenlijk als de burgerij, bleven de werklieden, ook zij die, als werkzaam bij de spoorwegen, direct belang bij de organisatie van het verkeer hebben. Zelfs de z.g. neutrale, meest onafhan kelijke Nederl. Vereeniging van Spooren Tramwegpersoneel, wijdde geen woord aan de debatten en aan de eindstemming der motie, veel minder dat vroeger sprake was van steun te geven door adressen 1) De motie luidt: De Kamer van oordeel, dat zoo spoedig mogelyk behooren te worden voorbereid de maatregelen, vereischt om tot exploitatie van spoorwegen rechtstreeks door den Staat te geraken, door toepassing van art. 26 der bij de wet van 22 Juli 1890 (Stbl. 131) bekrachtigde overeenkomsten, gaat over tot de orde van den dag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl