De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 21 juni pagina 2

21 juni 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

*" DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1617 ?« noemde Orgaan der Ned. Werkgevers, m. a. w. als Plemp verklaarde: ik ben geen politiek man,' mijn krant is geen conservatief politiek orgaan, maar ik laat' me gebruiken als spreekbuis der werkgevers, ook waar dat strijdt met mgn overtuiging; en zoo blijft Treub maar altijd even frisch in zijn insinueeren, ook na den mislukten moordaanslag! Maar hij moet zichzelf een houding geven en heeft men eenmaal zoo gefaald als hij, de poging om het kromme recht te praten, doet steeds het bochtige nog meer uitkomen. Dat kan niet anders. Nu, zelf gevoelende hoe zijn uitvluchten toch hem niet brengen waar hij, na den moordaanslag" in de oogen van het publiek zoo gaarne rust zou vinden komt hij nog mat de volgende aardig heid: Er is op het openbare leven in Nederland heel wat aan te merken, maar hier op gaan wij allen trotsch, dat het behoudens hoogst zeldzame uit zonderingen zich kenmerkt door on kreukbare" eerlijkheid.". Zoo ziet men, hij wordt voor deze ge legenheid nog naïf ook. Och, wil hij zeggen, het is hier bij ons zoo'n fijne nette boel in 't openbare leven. Je geniet maar dag aan dag van de onkreukbare eerlijkheid om je heen. En bij zoo'n ideaaltoestand, waarop wij allen trotsch zjjn, moest ik immers wel het voorbeeld van de aJferonkreukbaarste eerlijkheid geven, door, ten aanschouwe van het gansche volk, een zedelij ken moordaanslag te plegen op een journalist van eer, eerlijk en zonder corruptie, maar die toch eenmaal zou kunnen, en naar mijn berekening zal moeten, be zwijken!! Dit is nu wel de historie van den man, die een put graaft voor een ander, en zelf daarin valt. Een diepe put. Wij herhalen nog eens wat wij in een vorig artikel schreven: een contract als het thans besprokene is gevaarlijk voor zwakke redacteuren. Niemand ia dan ook gesteld op zulk een toenadering van be langhebbende partjjgenooten of geestverwaeten. Ze wordt alleen in min gunstige financieele omstandigheden gedoogd. Reeds het gevaar, dat de tegenpartij van den naam der zaak gebruik of mis bruik zal wenschen te maken, om de courant te benadeelen, moet van het sluiten van dergelijke overeenkomsten afschrikken, en wanneer de heer Treub het nu wil doen voorkomen, alsof hij zijn moordaanslag in de Kamer had ge pleegd, om in 't algemeen een dam op te werpen" tegen dergelijke eerste stappen", dan is dat al weder niet anders dan een ijdele poging tot dekking van zijn droeve figuur in deze. Is nu de heer Plemp een zwakke redac teur, of een tegen mogelijken drang be stand; behoort hij tot de sterkeren dan Treub zioh zelf gevoelt en zich zijn collegaas voorstelt P Bij gebrek aan de noodige gegevens kunnen wij die vraag niet beantwoorden. En wie zou dit kunnen? Maar, zoolang de daartoe vereischte kennis ontbreekt, is het ieders plicht zich te onthouden van elke stellige uit spraak en veel meer nog van een publieke veroordeeling. Zoo toch luidt zeker de eerste eisch van menschelijkheid, van waarheidsliefde en rechtvaardigheid. Men mag niet op vermoeden vonnissen. Geeft men dit beginsel prjijs in den politieke n strijd, zij 't ook tegenover zijn felsten tegenstander, de kamp wordt een zedelijk mensch onwaardig. De mimi m Gerald Roseurt, Naar het Engeltch, van BARKIE PAIN. II. Het was een vreemd verhaal een draad van romantiachheid en tragedie die liep door een overigens alledaagech leven. Gerald'a vader was een gewoon, tamelyk voorspoedig advocaat in de provincie, doch hij had een echoone en zeer merkwaardige vrouw ont moet en haar later getrouwd een zangeres, wier tooneel-naam^ men zich nu nog her innert. Hij wist wat zij was toen hij haar trouwde, want zij had het hem heieden, doch hq meende dat 't gemakkelijk zou zyn haar er van ie genezen. Hy had haar zielesmart aangebouwd toen zy hem haar slavernij be leed, en hy dacht dat zulk een vreeselij k be rouw, versterkt door baar liefde voor hem, haar redden zou. Een paar j aren leek zij inderdaad volkomen genezen, en toen, kort na de ge boorte van Gerald's tweeling-zusters, had zy zich plotseling weder laten gaan Het was alsof deze begeerte naar spiritualiën alles in haar overwon. Men had deze vrouw van een duivel bezeten kunnen wanen, zoo ge heel vreemd was dit vurige hunkeren naar bedwelmende dranken aan de zachtheid, op geruimdheid en het verstand die anders den boventoon in haar voerden. Keer op keer werd zij gebracht naar inrichtingen waar men zulke gevallen behandelt; doei een tydehjke onthouding werd steeds gevolgd door nóg heviger uitbarstingen. De waak zaamheid van anderen had haar zeer listig gemaakt. Op de een of andere wyze men verdacht er een dienstbode van, doch het was niet te bewijzen slaagde zij erin zich te verschaffen wat zij wenschte, en dan ver borg' zij het in haar kamer. Op zekeren nacht, toen allen haar in slaap waanden, dronk zij zooveel tot zij dien aanval van delirium kreeg, waarin zy een eind maakte aan haar leven. De ziekezuster, die in de kamer daarnaast sliep, hoorde er niets van, en bemerkte eerst den volgenden morgen ?wat er gebeurd was In de geschiedenis zijner moeder leek dit tenminste een voldoend sterke beweegreden Ziedaar, om in Treubs woorden te spreken, een publiek belang van den eersten rang", honderd maal hooger van orde dan de woeste jacht op een con current, als vreesde men dien anders niet klein te zullen krijgen. Waarlijk, Treub en de vrijzinnig-demo craten mogen zich inspannen om door daden van beter allooi het conservatiefliberalisme ten onder te brengen, opdat men te spoediger dit laagsoortig bedrijf, waartoe zij zich te kwader ure hebben laten verleiden, zal kunnen vergeten. Strijdden geestelijke strijd dient door hen gevoerd te worden, veel beslister en geestdriftiger, veel krachtiger en onverpoosder dan tot heden; een worsteling ten bate van de werknemers, van de in ellende levende en stervende misdeelden; met een ijver en een toewijding alsof zij socialisten waren geworden. u. K. Geloof en Gevechtswaarde. (Ingezonden). In de N. Rott. Crt. van 13 Mei 1.1. (2e bl.) vindt men onder de rubriek In dische Dagbladpers" een interessant artikel over het verband tussehen koloniaal kapi taal en exploitatie van tropische bevolkin gen aan den eenen kant, en de propa ganda van den Christelijken Godsdienst aan den anderen. Reeds de titel van het meegedeelde op stel uit De Locomotief doet iets smakelijks verwachten: De gevechtswaarde van den niet-Christen inlander in het Indische leger" En het overige stelt ons niet te leur: de schrijver betoogt n.l. dat de in den naam van den Vredevorst gedoopte bruine man een veel handzamer werktuig tot ver drukking Van zijn land- en lotgenoot opIe rert dan zijn strijdmakker, wien de verborgenheden van het Cnristendom nog niet ontsloten werden. Want bij de vele goede militaire eigensehappen" lezen we, die den gemiddelden Javaan onderscheiden, behoort niet in de eerste plaats zijn geloof. Uit een krijgskun dig oogpunt moet dit veeleer een verkeerd geloof heeten. Aangezien voor een leger geene wijsgeirige, moreele of theologische, maar alleen militaire overwegingen beslis send zijn, zal de slotsom van de redaktie: dat de zending in het Indisch leger bevor derd moet worden, geen tegenspraak vinden. Op het leger des Heils, dat zelve een korps van zendelingen is, is natuurlijk deze konklusie niet toepasselijk. *** Graaf Gysbert Karel van Hogendorp heeft reeds niet veel minder dan een eeuw geleden de voordeelen van de Christelijke zending met groote openhartigheid aange duid. In het zevende deel zijner Bijdra gen tot de huishouding van den Staat", 1823 verschenen, maakt hij attent op het geen déEngelschen in hunne koloniën ten bate van dit liefdewerk hebben verricht. De pogingen tot uitbreiding van het Chri stendom zijn aldaar zichtbaar gezegend. In het bijzonder hebben de fabrikanten van katoenen goederen 'geprofiteerd. Doch niet zij alleen, maar alle nij veren die voor de Indische markt werken. Zendelingen, in de eerste plaats, plegen niet onverzeld derwaarts te gaan. Zij zijn getrouwd en hebben hunne vrouwen medegebragt; zij dienen dus mede tot de kolonisatie der bezitingen". Men mag hieruit opmaken dat een godsdienst welke haren priesters het celibaat oplegt, van kapitalistisch standpunt minder aanbevelenswaardig is. Maar zendelingen, zelfs protestantsche zen delingen niet, kunnen geen koloniale mark ten genoegzaam van koopers voorzien alleen door zich te vermenigvuldigen. Zij moeten de inboorlingen het Christendom, en, met het Christendom, de behoeften van de Europeesche beschaving doen aannemen. Van Hogen dorp was reeds met de enkele voor den knaap om zich nooit aan hetzelfde kwaad over te geven als dat, wat haar den dood kostte. Vertel my er maar niet mér van," zei Gerald tot zijn vader. Ik zal opnieuw de gelofte afleggen en ditmaal zal ik ze houden." Hy legde de gelofte af, maar hield haar niet. Hy' werd van school genomen en werd in den kost gedaan bij een dokter in een der Londensche voorsteden. Daar studeerde hij muziek onder goede meesters; en daar, ook zonder dat men het ooit ontdekte, brak hy' nu en dan zyn gelofte weder. Hy verkreeg een studiebeurs en studeerde drie jaren te Cambridge. Met een even groote sluwheid als die zy'ner moeder wist hy' alle ontdekking te voorkomen; doch het drinken werd hem nu snel tot een ge woonte. Hy was drankzuchtig en wist dit. Hy was nog geen twee maanden thuii na zy'n terugkeer van Cambridge, of ook zijn vader wist het. Je moet voor goed 't huis uit," zei zy'n vader; je bent niet geschikt om in hetzelfde huis te wonen met je zusterp. Je bent een leugenaar en een dronkaard." Gerald antwoordde hartstochtelij k, dat hij zich zelfs niet geschikt achtte om te le?en. Zoo denk ik er eigealyk ook over," antwoordde zyn vader; maar 't is in elk geval beter 't zekere vo ir 't onzekere te nemen." Hy schreef en overhandigde zijn zoon een cheque van ? 600. Ajs je me je adres opgeeft, zal ik je ieder jaar een dergelijk bedrag sturen. Ik wil je wel schryven, maar hier wil ik je niet langer houden. Je kunt natuurlijk niet leven van ? 600, maar met het geld dat je met lessen geven kunt maken, zul je voldoende hebben om van te leven. Als je het drinken kunt nalaten, zul je niet in geldelijke moei lijkheden geraken. De vreeseljjke waarschu wing, die je doode moeder je nog steeds geeft denk maar eens aan dien nacht was niet by' machte het je te doen nalaten. Evenmin de liefde van je zusters en my voor je; en ook de achting voor jo zelf kon dit niet. Misschien dat het eigenbelang sterk genoeg is. Volg my'n raad en leg de gelofte nogmaals af." Neen," zei de jonge man, ik heb genoeg gelogen." De WelEerwaarde Cuthbert Fane, predi kant van het dorpje Burdon, in het graaf schap Yorkshire, achtte zich eenige maanden hierna gelukkig, zich de diensten verzekerd te hebben van Gerald Kosecourt, gediplomeerd beschaving tevreden. Teveel ijver in de prediking van het nieuwe geloof kan licht schaden, meende h(j. Daarentegen, hoe meer wjj de beschaving bevorderen, hoe meer daardoor de behoeften van die volken toenemen; een des te grooter markt zal de Vaderlandsche nijverheid aldaar voor hare voprtbrengzelen vinden." Van Hogendorp prijst ook het voorbeeld van de Bngelsche regeering, die de zendelingen beschermt, bijbelgenootschappen ondersteunt, en scholen voor inlandsche Christenen opricht. Het getal dezer laatsten, zegt hij, groeit met eene verbazende snelheid aan . n, natuur lijk verbruiken deze lieden vele voortbreng selen van Engelsche nijverheid en geven het voorbeeld daarvan aan de oorspronke lijke bevolking". Ja, als de Nederlanders niet zorgen er bij te zijn, zullen in onze eigen Oost, met de verbreiding van Gods woord door Britsche onderdanen, ook de klanten van Britsche katoerifabrieken, die daar buitendien reeds talrijk zijn, nog sterk toenemen. In Bencoelen bevinden zich Engelsche zendelingen, waarvan sommige verleden jaar vertrokken zijn naar de binnenlanden van Sumatra, om zich te vestigen onder een natie, wier naam ge noegzaam onbekend was". E o, zoo zal ook deze natie van Sumatra, indien zij door de Engelsche beschaafd wordt, nieuwe be hoeften van de Engelsche overnemen en dezelve met Engelsche fabriekwaren vol doen" ... Dit laatste zal men niet onbillijk kunnen achten. Het is niet meer dan natuurlijk dat de .nieuwe Christenen de tusschenkomst van hunne leermeesters inroepen bij aan gelegenheden van een lagere orde of meer tijdelij ken aard. * * * Niet alleen als begunstigers van de indu strie in het moederland, ook ala handlan gers voor diverse diensten in de kolonie zelve, verdienen Christenen boven nietChristenen de voorkeur. Het zelfde wat thans het genoemde dagblad op Java aan beveelt, blijkbaar ah iets waarvan de nut tigheid nog niet voldoende wordt ingezien, is reeds toegepast geworden tijdens de Engelsche bezetting in het begin van de eeuw. Uit een boek over Indiëin die taal geschreven leert men dat voor stuurlieden en kanonniers dezulken uit de inboorlingen bij voorkeur worden genomen, die Chris tenen geworden zijn". Van Hogendorp die die deze bijzonderheid meedeelt, meent dat de meerdere beschaafdheid van de zoodanigen" hen in aanmerking doet komen; want, zegt hij, het geloof heeft zeker niets gemeen met de stuurmanskunst en de artil lerie" Doch de schrijver in de Locomotief be grijpt dit anders, en, meenen we, beter. Zoo goed als er verband is tussehen geloof en manufakturen, is er verband tusschen artillerie of krijgswezen in 't algemeen en het geloof. De soldaat moet niet door de voorschrif ten van een gods-of afgodendienst op eigen hand, die zijne meerderen niet achten en zelfs niet kennen, die in vele gevallen ook niet vereenigbaar zijn met de belangen van den militairen dienst, welke de dienst bij uitnemendheid is, 'in het nakomen van zjjn E lichten worden belemmerd. En de Javaan echt juist veel aan zulke voorschriften, gegeven,'meent hij, door bovennatuurlijke machten, welke het lot der mensehen beheerschen". De moeilijkheden die uit dat bijgeloof voortkomen, vervallen van zelf zoodra de Javaan tot het Christendom overgaat, en daarmee een opperwezen erkent dat volgens de krijgskunde steeds op de hand is van de grootste of de best uitge ruste bataljons. Middelerwijl geeft de redak tie in overweging de adat en de (verkeerde) godsdienstige begrippen te ontzien", zooveel, natuurlijk, als het dienstbelang zulks gedoogt". De redaktie van de Locomotief houdt ook rekening met de moeilijkheid dat de beleerling tot het militair juistere geloof niet uit overtuiging" maar om politieke rede nen" plaats vindt. Het spreekt van zelf dat uit een oogpunt van gevechtswaarde" het resultaat gelijk is. Doch juist daarom maziekleeraar van <le Universiteit te Cam bridge. Het salaris, dat hy hem als organist ge/en kon, was niet groot, maar de jonge man wenschte juist veel vryen tyd en rust om te kunnen componeeren en de betrekking scheen hem wel te passen. Zyn salaris werd nog aangeruld door eenige privaat-leerlingen, waaronder Cecily Fane, de dochter van den predikant. Het was een zeer schoone kerk, die een werkelijk goed orgel bezat, dat door een rijken en godsdienstigen dorpsheer ten geschenke was gegeven. Het orgel bevond zich in den zuidelijken vleugel der kerk, waar zich tevens een mooi modern venster bevond, gewy'd aan St. Cecilia. De organist betrok kamers in het dorp en is daar nu reeds bijna een jaar. Mevrouw Fane beschouwt hem als een besliste aan winst, als een in alle opzichten beschaafd man, die hoog staat boven het gewone slag van kerk-orgauisten. Misschien dat ze tot op zekere hoogte wel gelyk heeft. Maar hoe be schouwt de jonge man zichzelven? Hier hebt ge een korte schets van my'n leven tot nu toe. Ik heb me als 't ware buiten myzelven geplaatst en over hem geschreven alsof is iemand anders was. En daar ik mij zoozeer van mijne zwakheid bewust ben, blijkt het slechts natuurlijk dat ik nu berouw moet voelen, en my'n uiterste best zal doen om my te beteren. Berouw hebben? Ik hield juist even op toen ik die beschrijving gaf van myn doode moeder, en nam een teug. En straks zal ik weder drinken. Dan zal ik naar my'n slaapkamer gaan, de deur op slot doen, en drinken tot ik bewusteloos word. Berouw is al zoo iets afgezaagds voor my. Men kan woorden herhalen tot ze hun beteekenis verliezen en niets anders worden dan een formule. Ik heb zóó dikwijls berouw gehad dat ik nu lach om myn vaste voornemens-, zelfs op 't oogenblik dat ik ze reem. Ik heb er te dikwyls tegen gestreden; soms heb ik my maanden lang van drank kunnen ont houden ; en het ly'kt my dat *k eerst kort geleden mij er heelemaal aan overgegeven heb. Ik ben ter wereld gekomen met een kwaad dat sterker is da a ik. Het geeft niets of ik al van wilskracht praat. Ik kan me niet beheerschen zooalg ook het doode blad den wind niet weerhouden kan, het voor zich uit te jagen. Ik moet doen wat ik verafschuw. Alle middelen zyn mislukt, en is de erkenning van die mogelijkheid iets zeer belangrijks. "Want als men moet geloven dat de Javanen somtijds uit berekening het Christendom aannemen, dan 'zal het de moeite loonen te vragen naar hun motief. *** Inderdaad is de toelichting van den schrijver op dit punt volkomen duidelijk. De Ambonees, zegt hij, is een betere sol daat dan de Javaan. Maar de Ambonees, voegt hij er bij, wordt ook veel beter be handeld. Niet minder dan elf gevallen van bevoorrechting, even zoovele grieven" van de achtergestelde partij, weet de deskun dige auteur te noemen. Waarom, vraagt hij verder, wordt de Ambonees in bijna alles gelijk gesteld met den Europeaan?" Omdat, luidt het antwoord, hij Christen is, als gevolg daarvan schoolonderwij» heeft genoten, zich dus meer ontwikkeld heeft... omdat hij in n woord door de aanneming van het Chistendom een geheel ander wezen is geworden." Dit andere wezen, zagen we, is een bruik baarder militair. Hij heeft afstand gedaan van de geloofszaken waaraan in 't alge meen de Javaan met taai konservatief nationaliteitsgevoel verknocht is". Zoodra h\j den God der Christenen als de zijne beschouwt", ziet hij zich in een nieuw milieu verplaatst, en neemt met den nieu wen godsdienst ook de maatschappij der vertegenwoordigers van dien godsdienst aan, en daarmede hunne maatschappelijke instellingen". De Christen-inlander, besluiten wij, is daarom een beter soldaat omdat hij een slechtere Javaan is. Een der in de Loco motief aanbevolen maatregelen is, het behandelen van alle inlanders in het leger op volkomen gelijken voet met den Am bonees". Maak de inlandsche soldaten los van hunne nationaliteit" door hen bij de massa hunner landgenboten in het oogval lend te bevoorrechten, en gij zult de ge vechtswaarde" van dit onmisbare element aanmerkelijk hebben verhoogd. Zij weten: die den godsdienst van de overueerschers heeft omhelsd en daarmee de maatschap pelijke instellingen" der verdrukte bevol king den rug toegewend, wordt op vele punten met de overheerschers gelijk gesteld. Geen wonder dat althans eenigen, tegen de verleiding niet bestand, zich lieten ron selen voor en door het Christelijk geloof. Ziedaar wat het geloof te maken heeft met de artillerie", iets meer dus dan Van Hogendorp indertijd vermoedde. F. VAX DEK GoES. Opvoeding van achterlijke kinderenin het nummer van 20 Mei 1906 van dit weekblad werd in een hoofdartikel uiteen gezet op welke wijze de Gemeenten in het onderwijs zouden moeten voorzien voor achterlijke leerlingen. In de twee jaar, sedert verleppen, is de belangstelling voor het onderwijs en de opvoeding van zulke kinderen zeer toegenomen. Niet het minst nu door de hoogere subsidie, welke het Rijk uitkeert aan scholen voor zwakzin nigen", de financieele bezwaren tot het inrichten van zoodanige scholen sterk ver minderd zijn. Het is echter zeer te be treuren, dat deze verhoogde subsidie door de L. O. Wetswijziging van 1905 onder Kuyper'a ministerie alleen ten goede komt aan de scholen, die opgericht worden buiten de Wet op het L. O. M. i. toch hebben die kinderen, welke meer het normale dan het idiote kind naderen, het eerst recht op doelmatig onderwijs van de Gemeente. Of schoon een nieuwe wijziging der lagere onderwijswet voorloopig nog wel niet te verwachten is, zullen bij een zoodanige wijziging zeker stemmen opgaan om art 15 e der L. O. wet zóó te veranderen, dat het onderwijs aan achterlijken weer opgenomen wordt onder de L. . wet met uitkeering van een hoogere subsidie. Wellicht dat het spoedig te verwachten rapport der inénschakelingscommissie een goede vin gerwijzing in deze richting geeft. ru ook het eigenbelang waarvan mijn vader sprak. En ik ben heel voorzichtig te werk gegaan ; een kundig dokter zou er misschien iets van op my'n gezicht kunnen zien, maar in 't dorp gelooft men algemeen dat ik geheelonthouder ben. En toch weet ik dat men myn geheim vroeg of laat ontdekken zal. Cecily Fane in vele opzichten nog een kind beschouwt my nu bijna met eerbied, en gelooft dat ik talent heb; dan zal ze my verachten. Ze zullen mij weg zenden. Is er dan niets in den hemel of op aarde dat my' helpen kan ? Heeft deze gewoonte my'n verstand reeda aangetast ? Ik heb zulke vreemde phantasiën. Ik kan het idee niet kwijtraken dat ik in de gedaante in een der beschilderde kerkramen een légende vrouw zie een vrouw die ik hartstochtelyk liefheb. Zy stelt de heilige Cecilia voor, die voor het orgel zit. Zy is gekleed in zacht purper, en haar oo?en zyn neergeslagen, en blikken, vanuit een ver magerd spiritueel gelaat, neer toe in de diepste diepten mijner ziel. Eiken dag als ik in de kerk speel, kijkt zij op mij neer en heeft medelijden met mij, Maar medelyden is my' byna ondragelijk, en toch heb ik er haar des te liever om. Onlangs op een avond gebeurde er iets vreemds. Ik was wat voor mij zelven gaan spelen. Er was niemand anders in de kerk dan ik en de orgel-trapper een dorpeling, die half idioot is, en geen andere arbeid kan verrichten. Terwijl ik speelde, keek ik naar het gelaat van de heilige Cecilia, en het was alsof zij myn ziel overstortte met een schoonheid die zich uitte in mya spel. De avond schreed voort, en bij het zwakke kaarslicht, kon ik de heilige niet langer zien; ik had juist die toccata en fuga in D-mineur gespeeld en rustte een oogenblik, terwyl ik de bladen omsloeg. En toen hoorde ik plotseling boven mij, in het venster der heilige Cecilia, een geluid als van een vrouw die weende. Het wasén zachte, eentonige klacht, die rees en daalde. Zy werd steeds bestemder en werd tot muziek. Verdoemd l" Voor een wig verdoemd l" was het alsof de muziek zeide. Toen volgde er stilte, en de muziek begon weder; doch zij was nu anders. Zy sprak tot my en roerde my tot ik voelde dat ik antwoorden moest. Toen de laatste toonen verstierven, kwam het denkbeeld in my op en ik begon te spelen; het was een improvisatie. Ik wilde In afwachting hiervan is het echter te waardeeren, dat de Gemeentebesturen van .Arnhem .en .Utrecht reed» scholen voor buitengewoon lager onderwijs georganiseerd hebben en Haarlem in beginsel tot op richting van 'deze scholen besloot. Wanneer zullen andere Gemeenten als Groningen, Leeuwarden, Zwolle, Leiden, Zaandam, Maastricht, enz. volgen, om dit groote be lang voor het lager onderwijs ook voor de normale leerlingen te behartigen? Behalve echter aan zulke scholen doet zich sedert geruimen tijd de behoefte ge voelen aan internaten voor zoodanige kin deren, aan inrichtingen, zooals het bekende Medisch-Paedagogische Instituut te Arnhem er een is voor meer-gegoeden. Zoovelen der leerlingen van icholen voor achterlijken hebben behalve onderwijs ook verzorging en opvoeding noodig, dit laatste meer, dan dagscholen geven kunnen. Dik wijls toch komen leerlingen uit een gezin, waar de verzorging bijna, alles en de op voeding alles te wenschen overlaat. Dan kan het niet anders of de schoolopvoeding wordt voor een groot gedeelte te niet ge daan door de verkeerde omgeving thuis. Hier fan voorbeelden te noemen mag bijna overbodig heeten. Men behoeft zich slechts een huisgezin voor te stellen op een der kamerwoningen in de beruchtste wijken der stad. De vader is los werkman, dat wil in dit geval zeggen, hu doet meestal niets, en verdient hij iets, dan wordt het dadelijk naar den kroegbaas gebracht, bij wien' hij voortdurend in 't krijt staat. Moeder gaat vrijwel de geheele week uit werken en is verplicht de jonge kinderen over'te laten aan een zusje van 13 jaar. Deze heeft het al druk genoeg met de huishouding en stuurt he,t op de school voor achterlijken gaande broertje van 8 jaar nè, schooltijd zoo gauw mogelijk weer de straat op. Wat er onder deze omstandigheden van een licht-verleidbaar kereltje terecht moet konen, ook al tracht men op school het kind zooveel mogelijk op den goeden weg te houden, laat zich begrijpen. Of in een ander ge val een net gezin, doch vader en moeder totaal ongeschikt kinde ren op te voeden. De normalen onder de kinderen leiden hier natuurlij k min of meer onder, doch het abnormale ventje uit dit gezin gaat er moreel te gronde. Moeder geeft hem steeds alles toe, het arme schaap".Oudere broers en zusters plagen hem tot hij woedend wordt, eten over den grond smijt of aardewerk stuk gooit onder groote hilariteit der plagers en wanhoop der moeder. Vader, die 's avonds moe thuis komende rust wil hebben, geeft Jan om van het gezanik af te wezen", een pak slaag en stuurt hem naar bed. Zoo is de jongen een onverdragelijke lastpost in huis ge worden, kommandeert met grove vloeken 's morgens om zijn boterhdm, speelt op als moeder hem niet gauw genoeg bedient en krijgt de schuld van eiken twist, die 't ge volg is vaa plagerijen van anderen l Zulke kinderen moeten naar een inter naat om te ontkomen aan de, op hen als met-normalen dubbel sterk werkende, ver keerde invloeden der huis- en straatomgeviiig. Gebeurt dit niet, dan komt van hen in de maatschappij zoo goed als niets terecht terwijl bij opvoeding in een goede inrich ting van deze kinderen nog nuttige leden der maatschappij worden gevormd, die vol doende in eigen onderhoud kunnen voorzien en een belangrijk deel levensgeluk kunnen verkrijgen. Wat een verschil tusschen beide levens, die het gevolg zullen zijn van een al- of niet-goede opvoeding. Zeker is het goed de slachtoffers van armoede, misdrijf en schande bij te staan en te trachten op te beuren, wat diep gezonken is in de maat schappelijke ellende, doch laat men vooral het nog meer loonende werk ter voorko ming van dit wegzinken ter hand nemen. Ik juich het dan ook van ganscher harte toe, dat de_ heer J. E. van Eenesse te Arn hem het initiatief genomen heeft tot op richting van dergelijke internaten. Gesteund door belangstellenden van allerlei richting is er een Vereeniging, gevormd tot het ver zorgen, opvoeden en onderwijzen van zwakdat ik 't my herinnerde, maar ik ben 't alles weer vergeten. Ik verkeerde in een slaat van wondere extase; het was alsof ik door middel der muziek met myn heilige sprak. Ik weet niet hoe lang ik speelde maar 't moet een heelen tyd geduurd hebben. Eren nadat ik opgehouden had met spelen, en daar stil en bevend zat, deed het bleeke gezicht van den idioten orgeltrapper mij opschrikken door om het orgel heen te gluren. Komt er niet meer?" vroeg hy. Neen", zei ik, als je tenminste moe bent." 't Is een tamelijk zwaar orgel voor n man en bovendien is de arme kerel niet sterk. Nee, moe ben 'K niet," zei hy' op ver schrikten toon maar d'r gebauren hier din gen misschien heb je 't ook gemerkt die niet in orde zijn. Dit is een godshuis." Hij liet zijn stem dalen en kermde bijna. Ik begrijp dingen," zei hy, die jelui ge niën nooit ziet. Laten we hier vandaan gaan. 't Was geen muziek er werd almaar over en weer gepraat. Laten we om godswil hier weg gaan, voor ik me den dood op den bals haal van angst!" Ik wilde hem vragen, zich nader te ver klaren, maar bedacht me. Je bent vanavond weer niet heelemaal in orde, Johnson," zei ik; maar 't is goed, laten we maar gaan." Als ik alles nog eens overdenk, ly'kt 't me geheel on mogelij kr dat 't een begoocheling was. Ik hoorde dat andere orgel spelen, zóó duidelyk en klaar als ik ooit muziek gehoord heb. Als ik naga wat de idioot zei, ben ik bijna geneigd te gelooven dat ook hy 't hoorde, 't Maakte een diepen in druk op my en dien verderen avond en den geheelen volgenden dag dacht ik aan myn heilige. Zóó sterk was de indruk, dat 't al 't overige overstemde; zelfs voelde ik niet het hunke ren naar drank. En toch moét 't een zins begoocheling geweest zyn. Dat juist maakt me zoo bang; ik weet niet waar dit't begin van kan zyn. Ik weet niet wat er een <olgend maal kan gebeuren. Ik zou iets vree selij ks kannen zien, dat me meer kon doen schrikken, dan myn door drank verzwakt brein kan dragen en dan zou ik misschien voor altyd zyn als Johnson. Die vrees verlamt my, en 't eenige wat ik nog doen kan, is bidden dat 't einde ganw moge komen. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl