Historisch Archief 1877-1940
No. 1617
D K AMSTERDAMMER \V EEK B L A D V O O R NEDERLAND.
Feestzaal in den Stadf-Doelen te Delft.
De Delftseie lutru-fentiii.
De keuze van het geschiedkundige onder.
?werp voor lustrum-feesten in niet gemakkelijk.
Reeds heel wat historische tijdperken zyn
?door de verschillende stndentencorpsen uit
hnn rast van eeuwen wakker geroepen.
De keus wordt na lk nieuw lustrum meer
heperkt. En vele historische 'gebeurtenissen
leenen zich om telkens andere redenen niet
voor uitbeelding Toch, van 't onderwerp
hangt alles af en een gelukkige greep be
paalt vaak niet alleen de meer of minder^
belangstelling van het publiek, maar ook da
mate van geestdrift onder de studenten zelf.
Van het Delftsche Studentencorps mag
?worden getuigd dat het voor de feesten ter
gelegenheid van ziju Xlle lustrum, welke
van den 29 Juni tot den 4en Juli zullen
worden gehouden, een bizonder gunstig
moment uit de wereldgeschiedenis gekozen
heeft. Het tijdperk van Lorenzo de Medicis'
bestuur over Florence was de glansperiode
van de Italiaansche renaissance, van den al l
erTer fijnds ten smaak.
Lorenzo zelf was de hooge en machtige
beschermer van kunsten en wetenschappen.
?Geen groot Florentynsch Schilder uit dien
tijd, behalve misschien Leonardo da Vinci,
die niet tot zijn hofkring behoorde; zoo
Michel Angelo, Sandro Botticelli, Filippino
Lippi, Luca Signorelli.
Hij zelf, gevoelig poëet, begunstigde de
dichtkunst. Luiga Pulci baande onder zy'n
bescherming den weg voor een nieuwe dicht
kunst : het romantisch-ironigche epos.
Erfgenaam van een reusachtig vermogen,
besteedde hij dit in dienst der kunst, der
vreugde en der-schoonheid en zoo verkwis
tend, dat hij, ten slotte in geldverlegenheid
geraakt, zich vergreep aan de monte de'
dotti", de spaarkas waaruit verarmde
burgerdochters hun uitzet kregen.
Zeker, Lorenzo de Medici was een decadent.
HU was niet welgemaakt als zijn broeder
Giuliano, hij was ascbgrauw van gelaatskleur,
slecht van gezicht en slechter nog van reuk.
Hij wist Florence niet te handhaven op de
hoogte, waarop zyn grootvader Cosimo, de
vader des vaderlands, het bad gebracht.
Zun zeden waren het tegendeel van streng.
Tot viering zijner verloving met Claricedegli
Orsini, gaf hij den len Februari 1469 een
tournooi ter eere zijner hartsvriendin
Lucretia Donati, aan wie hy twee jaar vroeger
dit steekspel beloofd had in ruil voor de
krans van violen, dien zij toen ia de hand
hield. (Dit tournooi zal in de feestweek getrou w
worden nagebootst.) HU had een te groot e
liefde voor achoone vrouwen en als wij
Ma?ehiavelli mogen gelooveu, ook voor mooie
knapen. Hij, die eenmaal de lieveling der
Florentijnen was, verloor ten slotte de volks
gunst. Zqn regeering schitterde E aar buiten,
maar miste innerlijke kracht. Hij was een
decadent, maar een geniale decadent, voor
wien goed was, wat mooi was; die alles ge
oorloofd vond wat bekoorde; een middel
matig staatsman, maar een verkleefd
beminnaar en beschermer der schoone kunsten ; een
man die de hooge kringen voorging in veel
wat slecht en verdorven was, maar ook in
alles wat sierlijk, smaakvol en schoon was.
En naast die ziekelijke, laaiende hartstocht
voor het mooie, weer zijn diepe liefde voor
de ernstige wijsbegeerte, zijn vereering voor
Plato en zijn begunstiging der Platonische
academie, door zijn grootvader gesticht, en die
haar inrloed heeft doen gelden op het
geestesleven van West-Europa, omdat zij de
Grieksche wijsbegeerte onder de Westersche
volken heeft gebracht, kort voor en na den
val van Byzantium.
Oe reactie tegen die overdadige weelde en
de daarmede gepaard gaande zedeloosheid
dier tijden, was belichaamd in den a weet en
boetepredikenden Dominicaner prior
Savonarola, die aan het einde van Lorenzo's bestuur
reeds een sterken aanhang gevonden had.
En weer gast het volkomen in het dubbele
bestaan van den decadent, die wuftheid paarde
aan diepen levensernst, om zijn tegenstander,
Savonarola, aan zyn sterfbed te roepen.
Voor een kunstenaar was het herscheppen
van dit tijdperk een artistiek buitenkansje,
omdat het hem gelegenheid gaf zijn stoutste
droomen van kleurenweelde en kostbare
schittering te verwezenlijken.
Henricus werd met het ontwerpen der
costumea en feestzalen belast en hoe meer
hu zich in het onderwerp inwerkte, hoe
liever de arbeid hem werd. Hy kon een
optocht samenstellen, die het meest verwende
oog zou streelen door de schilderachtige
pracht en jubelende kleurschakeering.
Onder de studenten steeg de geestdrift
naarmate het programma zichtbaarder vor
men begon aan te nemen.
De medewerking onzer eerste kunstenaren
?werd ingeroepen. Dr. P. C. Bouten» schreef
de verklarende verzen en koren van het
Mimenspel, F. Koeberg de begeleidende
muziek. Willem Boyaards en Henricus namen
de leiding van het spel op zicb. Zelfs
officieele instellingen toonden haar belangstel
ling. Zoo stond 't oudheidkundig Museum
een tiental zeer kostbare Grieksche vazen in
bruikleen af voor 't eerste bedrijf van dit
spel. De deelnemers aan het steekspel door
liepen een school als de vroegere
tournooiridders. . Toon Dupuis belastte zich niet het
maken der beelden voor de feestzaal. Niet
meer als vroeger wilde men de koren laten
zingen door ongeschoolde zangers, men droeg
die taak op aan een uitstekend geoefend
koor. De kostbare zijden stoffen liet men
opzettelijk weven of zocht men met de meeste
zorg uit.
Het hoogste wat de kunst onzer tijden
kou bieden, werd geëischt en verkregen.
Zoo tyseft men getracht den smaak dier
dagen te evenaren, -omdat men daardoor
tegelijk de geschiedenis trouw bleef.
Mimenspelen waren aan het hof" van Lorenzo
zeer geliefd, vooral die welke tafereelen nit
het leven van Plato voorstelden, zooals dat
hetwelk door de Delftsche studenten zal
worden vertoond. Het tournooi is meer mi
nutieus dan artistiek beschreven door den
Florentijnschen dichter Luca Pulci; maar die
angstvallig nauwkeurige beschrijving heeft
niet alleen het historisch juist weergeven
der gebeurtenissen, maar zelfs der costumes
vergemakkely kt.
Nu moge men over het opdrijven der
enorme kosten van deze feesten denken,
zooals men wil, niemand zal kunnen bestrijden
dat zij bij de aanstaande bouw- en versierings
kunstenaars, die aan de Technische
Hoogescbool gevormd worden, den smaak en kunst
zin veredelen en behalve de studenten zelf,
ook het groote publiek een diepere kennis
van de verschillende historische tijdperken
bijbrengen.
De hier bijgaande teekfning is: van de
feestzaal in de Stads-Doelen te Delft, aan het
einde dezer «aal op den veihoogden uitbouw,
met een gezicht op Fiesole op den achtergrond,
zal het Mimenspel worden gegeven; van het
tournooi en den intocht van Lorenzo binnen
Florence.
FKEDERIK ROMI-EL.
Professor Pel als docent.
In een moeilyk vak de eerste te zyn,
multum non mnlta niet alleen te zeggen
maar te doen, verstandig in woorden en
verstandig in daden, een raadsman voor velen
en een voorbeeld voor ieder te zyn, dat zullen
de artsen van prof. Pel zeggen. Warmer mis
schien de woorden der velen, welke prof Pel
het leven danken. Het aan die en meer be
voegden overlatend prof. Pel als mensch en
burger te eeren, bepaal ik me een oogenblik
in aangename herinnering tot de voorgenomen
taak en stel den lezer den jubilaris voor
als docent.
Men stelle zich dan voor, een ronde goed
verlichte zaal, gelykend op een klein circus.
De bovenste rijen dicht bezet, terwijl de
bevolking in quactiteit afneemt, naar mate
men het hier beplankte arena nadert. Er is
een zekere rumoerige opgewektheid, want
ieder is in spanning wat prof. Pel zal voor
stellen. Daar wordt de zieke binnengebra ;ht.
Nieuwsgierige blikken worden op de patiënt
gevestigd, terwijl het rumoer vermindert. Een
enk,ele informeert by den broeder naar de
diagnose. De broeder weet niets en zegt niets.
Men overweegt de mogelijkheden welke
na een vluchtige inspectie te binnen schieten,
spreekt met den buurman, liever nog de
buurvrouw, wat of wie het wezen zal. De
wie" is de respondeerende Student, welke
met de andere patiënt en prof. Pel de hoofd
personen vormen. Kwart over elven verschijnt
de hooge gestalte van prof. Pel. Alles stil.
Professor kijkt rond. Wie van dfi heeren ?
Of wil Mej. N. N. patiënt eens onderzoeken.
Liever een andere keer Professor. Dan Mr
B : 't is een interessante patiënt. Komt u maar
hier. Algemeen gelach, terwijl zich van de
bovenste rij een jonge man een weg naar de
zieke baant.
Na mqne heeren, ernst hoor.
De student zet tich naast bet bed. Mr. B
zal de zieke een goeden raad geven. Dag
juffrouw, bent TJ allang hier?'Zooeven bin
nen ge somen. Neen, maar hoelang in het
gasthuis? En bent u getrouwd en hoeveel
kinderen gehad? Is de familie gezond? Een
reeks meer en minder bescheiden vragen
wordt methodiesch gedaan en beantwoord.
Een pauze, de student, die spoedig examen
zal moeten doen, wordt zenuwachtig.
Goed mijnheer, zegt prof. Pel, de
anamnese heeft n nu opgenomen, gaat u nu maar
tot het .physisch onderzoek over. U vindt
het immers goed juffrouw, allemaal doktoren.
Na toestemming begint de student het onder
zoek. De inspectie wordt snel verricht en de
student haalt stethoskoop en percussie
hamer voor den dag. Alles goed opgenomen
mr. B? Ja professor. Heeft u al zoo'n klein
ideetje, wat het zoo wezen kon? Neen pro
fessor. Heel goed, vooral niet te voorbarig.
Juffrouw, zegt de student, wilt u u even
uitkleeden, eerat het bovenlijf. De patiënte
ontdoet zich van het bovengoed. Het hemd
ook mijnheer? Ja juffrouw, mijnheer za'l u
een goeden raad geven, maar dan moet u
eerst behoorlijk onderzocht worden. De stu
dent onderzoekt hart, longen, hamert en
luistert, hoort niets. Niet harder kloppen
dan noodig is mijnheer, de patiënte niet
onnoodig pijn doen.
. Vindt u niets, wil u mijn stethoscoop soms
even hebben? De student luistert met
professor's instrument. Het gezicht klaart op.
Links achter onder hoor ik wat, professor.
Zoo mijnheer. Ook percutoriesch ? Myn
hamer ook soms even hebben? De student
bewerkt patiënt met den professoralen hamer.
Niet te hard mijnheer, ziek zijn is al erg ge
noeg. Laat ik het maar even voor u doen.
Is 't niet waar, heeren, de hamer los in de
hand. Professor percuteert. Hebben de hee
ren het gehoord ? Nu, mijnheer B, wat denkt
u er van. Duidelijk een demping links onder
achter. Onderzoekt u maar verder, zegt pro
fessor, die contact met de achterste rijen
verkregen he«.ft. De voorsten zijn uiterst
bedeesd. De onderzoekende student klopt en
luistert nog even, de zekerheid groeit. Is u
er al, mijnheer? Ja, professor, nog even
wachten. Ondeugende blikken van de achter
ste ry'en. Nu mijnheer ? Even nog. Wat is uw
diagnose? Pneumonia croupousa, professor.
Ferm, en wat denkt u zoo van de prog
nose en de therapie, dat is toch maar het
voornaamste.
Dat zal er van afhangen. Zeker, mr. B.,
we moeten alle omstandigheden goed over
wegen. De prognose ? Dubia, Professor. Heel
goed, dat is voorzichtig, dat moet een arts
altijd zijn. En wat zal u patiënt voorschrijven,
wat is uw raad aan patiënt? Krachtig ver
sterkend dieet, niet te zwaar, goede ontlasting.
Maar zou u ze nog niet wat voorschrijven
uit onze kostelijke artsenei-schat! Och, we
kunnen ze wat Pulo Daveri geven.
(Tot de studenten) Weten de heeren wel
aan wien we dit uitstekende middel danken ?
Niemand van de heeren ? Nooit gehoord van
den kaperkapitein Dover onder Elisabeth?
En de chinine. heeren, aan wie danken we
dit middel, een der meest onmisbaren ? Ook
niemand, waar blijft de dankbaarheid aan
de weldoeners der menschheid ?
Nooit gehoord van de zendelingen in
ZuidAmerika (Een student verlegen) Pea en
Ictard, twee Jezuïten. De Historia medicinae,
mijne heeren.
Tot den respondena. Hoe oud denkt u dat
patiënt is ? 80 jaar, Professor. Wat mijnheer,
zoo oud is me moeder nog niet. Kan wel
zien dat mijnheer nog maar een heele jonge
dokter is. Hoe oud bent u dan juffrouw?
54 jaar, 't is nu 2 jaar geleden, etc. Kijkt
u eens mynheer, zegt Prof. Pel of patiënte
ook oedema pedis heeft. Juffrouw laat uw
voeten eens zien. Nu nog me voeten ? Vraagt
u nu eens of patiënte ook koorts gehad
heeft, of die plotseling begonnen is met
hevige pijn in de zyde. De stuie t vraagt.
Ja, professor een beetje. Ah. Ik heb pijn in
myn buik ziet u en dat vreeselijke braken.
Vraagt u nu patiënte of ze veel magerder
is geworden in den laatsten tijd. O mgnheer,
het vleesch viel van tnyn lijf, het laatste
jaar. Kijkt u nog eens naar die kleine roode
puntjes, u weet wel. Etc.
Zoo wordt dan de juiste diagnose,
symptoim voor symptoom ontwikkeld. Niet altijd
volgt Prof. Pel deze methode. Wanneer de
patiënt ernstig ziek is of zeer veel pijn beeft,
dan demonstreert Professor alleen. Maar de
echte PeUche methode is de aangeduide, waar
de student zelf zijn gang gaat en zoover zijn
kennis reikt tot een (dikwijls onjuiste)
diagnose komt. Professor maakt dan attent
op hetgeen over het hoofd gezien is of ver
keerd geïnterpreteerd en op deze wijze leert
de ?Jtudent(e) uit de gemaakte fouten. De
voordeelen van deze methode op te sommen
ligt buiten mijn bestek, maar even mag er op
gewezfrn worden hoe deze methode de belang
stelling der hoorders in spanning hondten op
de karaktervormende kracht dezer methode.
Ieder op zyn beurt lachend en uitgelachen, ge
noodzaakt zyn fouten te bekennen, met een uit
stekend raadsman, naast zich, dat leert ook later
wanneer de verantwoordelijkheid voor de
zieken in de plaats van het kritisch oog der
kameraden gekiinen is, voorzichtig te zijn
en te beSennen, dat somtijds ieder medicus
zijn meerdere heeft, wiens hulp gewenscht
kan zyn.
En zoo is Prof. Pel ook later in de praktijk,
niet alleen voor zijn leerlingen, de uitstekende
vertrouwbare raadsman, de consulent in
moeilijke gevallen, die menigeen het leven
gered heeft.
Moge de man, die zoo met hart en ziel zijn
kan, wat hy is, nog vele jaren voor Neder
land gespaard blijven.
F. B. JvLAVERlVEIDEX.
(riston Boissier t,
Opnieuw is er een zetel open in de Académie
Fran<,'aise. Gasto» Boiesier is na een ziekte
van drie dagen zonder lijden gestorven in zijn
villa te Viroflay. Tot het einde toe heeft hij
de gezonde vroolij kheid bewaard, die zijn
lang leven verhelderde. Geboren te Nimes
in 1823 studeerde hij daar op schitterende
wijze, kwam op de Ecole Normale Supérieure,
werd leeraar aaa het lycée te Angoulême
en weldra aan dat zijner vaderstad. Hij bleef
er tien jaren, tien jaren, zeide hij, verloren
met pianospelen," maar in werkelijkheid ge
wijd aan geduldige onderzoekingen voor zijne
doctorsdissertaties. Eerst lokten hem de
fransche tooneelschrijvers van de 17de eeuw
aan, maar Corneille bracht hem tot Seneca,
Seneca tot Ennius, en Ennius tot Attius. Hij
koos den laatsten voor de eene en Plautus
voor de andere der beide theses", waarmede
men zich in Frankrijk den doctorstitel ver
werft. Nadat hij dezen graad behaald had,
werd hij in 1857 te Parijs aan het Lycée
Charlemagne benoemd. Een studie over
Terentius Varro, die hij in 1859 aan de
Académie des Inscriptions et Belles-Lettres
aanbood, kreeg den prix-Bordin. Aldus
doorliep de schitterende geleerde al de rangen
der universitaire hiërarchie: hij werd suppléant
aan het College de France voor den stoel
der latynsche welsprekendheid in 1865, maitre
de conférences aan de Ecole Normale in 1865,
en was een der meest geliefde professoren.
Terwyl hij zijn leerlingen smaak inboezemde voor
de strenge wetenschappelijke methoden, wist
hij beter dan eenig ander hen voor het
pedante te behoeden. Zijne werken, Cicéron et
sei amii, 1866, La religion romaine, 1874,
L'oppitsüion sous lei Césars, 1875, die door hun
karakter zich niet tot het groote publiek
wenden, maar algemeen in aanzien ataan bij
de geleerde wereld, bewijzen overvloedig dat
men geleerd kan zijn en, met de pen in
de hand honnète homme" blijven. Deze
heilzame invloed beperkt zich niet tot zy'ne
leerlingen. Guglielmo Ferrero die op zoo
machtige wijze ons het Rome der Keizers
weder voor den geest toovert, erkent, dat de
lezing van Boissiers werken hem van de
Duitsche geleerdheid verwijderde en hem de
voortreffelijkheid der fransche methode deed
begrijpen, die de geschiedenis behandelt vol
gens Je procédés der litteraire wetenschap.
Bijwijlen echter voelde Boissier zich ver
moeid door zy'ne studies over de oudheid;
dan ontspande hij zich door het schrijven
van die keurige meesterstukken, Mme de
tiévigné. Ie Duc de St. Simon.
In 1876 was hij in de Academie Fran(;üse
gekozen, en deze verkiezing waa de groote
Prof. Dr. P. K. PEL, die den 25*ten Jani zijn 25 jarig jubileum viert als hoogleeraar te Amsterdam, ?
temidden van zyn studenten.
vreugde zijns levens. Dikwyla vertelde hij
van de eerste uiting die hij bijwoonde. Men
was betig met de eeuwige Dictionnaire: toe
vallig was het woord dat besproken Werd
vache". Zoolang men dit woord van hot stand
punt der natuurlijke historie beschouwde,
deden er zich geetie moeilijkheden voor.
Maar eindelijk kwam de overdrachtelijke
beteekenis. Het wordt ook gebruikt van een
vrouw op leeftijd", las men in de vorige uit
gave van den Dictionnaire. Hierbij ontstond
er strijd. ,,Ik heb nooit mér moeite gehad
om me goed te houden", besloot Boissier.
Zijnr ,-J^innering was honderde anekdotes
rijk. Zoo vertelde b.y' van Victor Hugo's
hoffelijke plichtplegingen: Ge begrijpt dat
hij nooit ook maar een van mijn boeken
had gelezen. Maar geen enkele keer als bij
de vergaderzaal binnentrad, verzuimde hij
naar mij toe te komen en me denzelfden
volzin te herbalen: Mon cber monsieur
Boissier, vous nous apprenez beauconp!"
In 1895 werd hu ia de plaats van Camille
Doucet benoemd tat secrétaire perpétuel der
Académie, en niettegenstaande zijn hoogen
leeftijd kon hij zich steeds zonder hulp van
deze zware taak kwijten.
Hij genoot inderdaad een uitnemende ge
zondheid. Zijn haar en baard schenen met
tegenzin grijs geworden tézijn, en omgaven
een gelaat, geheel rose, waarin twee altijd
jonge, blauwe oogen lichtten. Winter en
zomer stond hij 's morgens te vijf uur op,
werkte tot acht, gaf zijn lessen aan het
Coltè<e de France of aan de Ecola Normale,
bracht den namiddag door in de bibliotheken
of in de Académie, ging bijna eiken dag uit
dineeren, en eindigde den avond in de Opéra.
de Opéra Comique of in 't Théatre Francais.
Eerst sedert eenige jaren vertoefde bij 's zomers""'
buiten.
Zelden zag men hem met een betrokken
gezicht; het gelukte hem zelfs in een rede
voering over den Prix de Vertu den lach
b\j zijn hoorders te wekken. Hij was Groot
kruis 7an het Legioen van Eer, lid van
alle Academiën, en hield zich geheel buiten
de politiek. Hij beschouwde den dood met
een rustig oog en sprak er tegenover jeugdige
eerzuchtigen alleen over, om een schertsende
toespeling te maken op de talrijke plaatsen
die hu ledig zou laten.
Met hem verdwijnt een type dat steeds
zeldzamer wordt inde letteren: de Humanist.
Zyn werk is zeer zeker niet door sterke
onderlinge banden verbonden, maar zal,
meenen wij, niet minder duurzaam zijn, dan
dat van vele anderen, die er diepzinnige
wijsgeerige stelsels op na houden.
P.-H. HARLEK.
Tentoonstelling lijf Tersteeg,
Teekeningen (Notities).
Een aantal dingen van deze tentoonstelling
zijn te vermelden, een aantal niet. Er is hier
een Ophaalbrug"aquarel van J. Maris 1877
waarin de Witte brug midden in de compo
sitie staat; het eerste plan, de voorgrond, niet
voldoende of het andre steunt, of
zelfuitdrukking heeft. Het gemak waarmee de
figuurtjes op dien voorgrond neergezet zijn
is opmerkelijk. Er is verder nog het eigen
aardige in den bouw dat boven de ophaal
brug de lucht met wolken mee op gaat, met
de stijgende hoek van de twee zijden dier
brug. Bosboom: een deel met. figuren in een
hoek rechts waarover het licht kleur-vol
speelt. Er treft als gewoonlijk in deze, zijne
aquarellen, het gemakkelijke en aangename
doen, zwiervol, zonder coquet te zijn, en die
diepe toch niet zware kleur waarin hij figuur
en houtwerk geeft. Een aquarel van J. H.
Weissenbruch 3 molens, een vaart, een lucht
niet geheel zuiver, grijs weer, geeft een in
zicht in de eenvoudige, bewogen, grootheid
die hem in zijn best werk merkt. J. Veto.
heeft hier een Mannekop uit 1905 (studie ?) wier
belangrijkheid niet groot is, en die een gulheid
in de kleur mist, die gaarne gezien wordt en
daarentegen niet een strakke intellectnaliteit
bezit, die eveneens te zoeken is. De
Blommers kinderen aan het strand zijn dan ook
belangrijker, natuurlijker van een schuier.
Er is in Witsen, huizen met zonnezeilen,
iets onontroerds, maar iets ruims is bereikt,
door al de vrij groote rechthoeken waarin de
teekening verdeeld is en die juist door die
zonnezeilen nog geaccentueerd worden. De
aquarel van Briët is een der meest doorge
voerde werken hier. Briët is niet weidsch als
Weisienbruch, niet architectonisch als bij voor
keur Bosboom, niet als Igraëls op zijn best,
ruig en van n adem, maar onder de
jongeren is hij zeker een der interessante
binnenhuis-schilders. Hy is het best bij
niet te groot formaat, wanneer hij alles
fijn kan schikken, fijn kan voegen, tot een
aangenaam geheel dat me soms aan Alleb
verwant lijkt. Het Huis met de Duiven van
Israëla heelt den toover van zijn licht; maar
vooral zoo als het hier hangt: het armoedig
geteekend zijn van het figuurtje als ieta
hinderends. Verder is er een goede Is. Israëls,
meisje by een wagentje met een kind; v, d,
Windt's etc.
PLASSCHAKRT,
Tentoonstelling ?an nedenflaagsche
tnnstflüTerneid in Pnlchri Studio den Haag.
III (Slot).
Dat de kleur en geaardheid van materiaal
voorname punten zijn, bewijzen bij het metaal
werk, de eenvoudige bronzen bakjes, schaal
tjes en bekers in de werkplaatsen van het
Huis Oud en Nieuw" gemaakt, waarbij een
enkel gekleurd steentje een op vlak geklopte
rand, op een rond geslagen vaasbuikje er in
genoeglijke harmonie tusschen staat.
Het dryf- en ciseleerwerk (in niet-edele
metalen) was door Zwollo, Lantman en de
firma Dikkers in hoofdzaak vertegenwoordigd,
waarbij wel merkbaar was,.dat de beide eersten
ontwerpers en uitvoerders zyn, en de firma
Dikkers laat uitvoeren naar geteekende of
geboetseerde modellen van «lej. van Eybergen,
wat by die met eenvoudige ornamentaties,
(o. i. de beste) minder spreekt, maar de
min of meer naturalistische dierfiguren
te weinig n doet zyn met het materiaal.
Zwollo en La ut man als metaaldrijvers zelf,
laten hunne vormen meer uit de behandeling
voortkomen, het is, als groeiden de lijnen
onder het kloppen der hamer t j es en bestond
er slechts een schema, waarop zij al werkende
fantaseerden. Lantman gaf ons in enkele
dingen iets van de charme van Perzisch
ciseleerwerk, terwijl wij by Zwollo's inzen
ding als bijzonder de vorm en opvatting