De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 28 juni pagina 2

28 juni 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM3TKRDAMMEKWEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1618 hun gezamenlijke, nationaal-kerkelijke opinie, werd nu tenminste weer eens gevraagd: "Wat denkt gij ervan ? Welnu, en hier willen wij heen, wan neer een Paus van die een eeuw lang verspreid-gehouden bisschoppen wederom voor een oogenblik een nationale verga dering heeft gemaakt, wanneer hij hun dan over hun levensbelangen geraad pleegd heeft, om vervolgens, natuurlijk tot zijn spijt, met hen slechts mee te kunnen gaan ten opzichte van het grootste doch ideëele" vraagstuk en geheel en al andersom te besluiten ten opzichte van hun oordeel in de pijnlijke practische quaestie, kan dan, vragen wij, een Paus anders doen, wil hij een heel episcopaat niet ruw-weg kwetsen, dan in de voor zichtigst mogelijke termen zijn opinie ten opzichte van het tweede punt door te drijven en in blijde bewoordingen den nadruk te leggen op de overeen stemming, die heerscht op het eerste punt? Wanneer men in dit licht, het eenige juiste licht, den zendbrief leest, die, men lette ook daarop, aan de bisschoppen ge richt is, is alles, dunkt ons, duidelijk. Er is nog iets anders. Het is een argument uit 't ongerijmde. Wij voor ons hebben het steeds vreemd gevonden, dat zooveel menschen te goeder trouw aan dezen leugen" hebben kunnen gelooven. De Paus, opperhoofd eener Kerk, die als zoodanig volstrekt on mogelijk zou zijn, wanneer hij zich aan een flagrante leugen schuldig maakte, «an een leugen, dien hij had moeten debiteeren met de medeplichtigheid van meer dan zestig bisschoppen allen leugenaars dus? Een leugen, dien hij had moeten debiteeren met de vrij groote zekerheid van... betrapping! Zeker,van betrapping. Want onder diezelfde zestig grijsaards, die wij niet voor zestig leugenaars kunnen houden, liepen een tweetal niet geheel secun broederen rond.... Dit was in die dagen in Parijs eea be kend feit. Briand zinspeelde er op van de tribune der Kamer. Onder het vroolijk gelach, juister gezegd Ie rire amuse van de volksvertegenwoordiging, noemde hij zich ook eenigszins tot de Kerkbehoorende". Ieder wist, dat hij zijn geeste lijke bronnen" had! Het heele kaartenhuis van de waar zegster Le Temps ligt sedert lang in elkaar. Wij hier in Holland kunnen niet al tij d met juistheid alle factoren overzien, die een quaestie in 't buitenland beheerschen. Wij zouden door de Morgenpost wellicht niet zijn overtuigd. Het Volk, dat, wij zijn er volstrekt zeker van: geheel te goeder, trouw, dezer dagen in die positie verkeert, wil ons misschien het genoegen doen onze bovenstaande argumentatie wél te aanvaarden. De YerlossiDg Yan Gerali Roseconrt, Naar het Engelsch, van BARKIE PAIN. III. l Julij. Vrij! Ik, die nog slechts enkele dagen geleden verslaafd was aan een? gewoonte die mjj langzaam vermoordde die geen hoop had dan dat het einde spoedig zou komen ben volkomen vrij. Ik behoef nu niet langer te worstelen, om dat de verleiding geheel en plotseling ver dwenen is. Wat ik b u'na niet bevatten kan, is, hoe zij ooit bestaan heeft. Op dit oogenblik staat er cognac naast mij. Ik sloot de kast open en nam het er uit om er naar te kijken; ik schonk wat in een glas en bracht het aan de lippen. De smaak «n reuk waren positief weerz.nwekkend. Het ii bijna de moeite waard, aldus verslaafd en zoo diep gezonken te zijn geweest, om nu de vreugde en verwachting te voelen die ik nu voel. Wie of wat is het dat mij van mijn slavernij heeft bevrijd? Hoe kon ik nog zeg gen dat wijn heilige een oegoochtling was? Laat ik het alles neerschrijven precies zooals het gebeurd is. Op den avond dat ik mijn dagboek't laatst by hield, was ik erg terneer geslagen; het was in verschillende opzichten een zeer moeieüjke avond voor mg. Den volgenden dag 's mid dags, moeet ik Cecily Fane oigelles geven in de kerk. Ik ging er natuurlijk heen, maar voelde me ziek en ellendig. Toen de les begon^en was en mevr. Fane ons op het orgel alleen gelaten had, hield Cecily plotseling met spelen op en wendde zich tot mij: U heeft hoofdpijn, nietwaar? Laat ik lie ver morgen les nemen. Ik heb liever niet dat ik ik bedoel dat 'c u pijnlijk moet aandoen, mij slecht te hooren spelen als u hoofdpijn heeft." Ik dankte haar en zei geen hoofdpijn te hebben. U speelt vandaag werkelijk nog al goed, juffrouw Fane," voegde ik er bij. Ik geloof niet, dat ik ooit een leerling gehad heb die zulke snelle vorderingen maakte." Meent u dat werkelijk?" Mijn woorden deden baar klaarblijkelijk genoegen. U prijst me niet dikwijls en ik doe werkelijk erg mijn best voor u." Dit was volkomen waar en een beetje ver rassend, want toen ik hier kwam, ven am ik al gauw, dat Ceoily den naam had, zich voor niets ooit in te spannen. Aan het einde der les vertelde ze mij dat ze bang was in Julij niet zooveel te kunnen studeeren, Wij k-ijgen loges," zei ze, ,,'n jonge dokter Remyer en zijn zuster. Zij zijn nog familie van moeder." Ik zei haar dat ik met een jongen van dien naam op school was geweest, en kwam weldra tot de conclusie dat het dezelfde Remyer moest zijn. De toon waarop Bloedige consequentie. Er is helaas reden te over, nog eens terug te komen op hetgeen wij de eer hadden te schrijven in de De Amsterdammer" yan 26 April j.l. onder den titel Ernstige waarschuwing". De omverschilligheid van regeering en parlement geen enkele uit zondering daargelaten 1) waarop in dat artikel werd gewezen, is nog meer dan ze toen reeds was, misdadig geworden. Men is voortgegaan met het tergen van d9 hoogstaande bevolking ter Sumatra's Weitkust, door haar geheel te kwader trouw; immers met verkrachting van bestaande formeele rechten directe belastingen op te leggen. Dat leidde tot een Paaschbloedbad, aan gericht door onze dappere helden" te Fortvan-der-Capellen, om van tal van andere zeer ernstige, zij 't dan geen moord dadige, voorvallen niet meer te gewagen. Sinds bleef het eenigen tijd schijnbaar rustig, tot op 17 Juni j.l. Nieuwe Rott. Ct." en Alg. Handelsblad" telegrammen te lezen gaven over een ontzettend bloedbad, weer in de Fadangsche Bovenlanden. Nog denzelfden dag kwamen officieele telegrammen die der couranten verklaren en aandikken. Het begon weer met het doodschieten van negentig Maleiers in Oud-Agam. Dat waren menschen die zich verzetten tegen de gevangenneming van raddraaiers". Nog op drie andere plaatsen in de Bovenlanden werd dien dag gevochten. De troepen leden verliezen van negen dooden en dertien ge wonden. Het wanhopig gewelddadig verzet breidde zich spoedig uitals een olievlek. Zelfs in de Fadangsche Benedenlanden, waar omtrent wij n dit blad van 26 April j l. mochten constateeren, dat het verzet er niet veel te beduiden had hetgeen zeker niet te danken was aan het menschlievend optreden van sommige colonnecomman danten, is de toestand nu zeer gespannen. Ombilienspoorweg, telegraaf en telefoon functioneeren niet meer zooals het behoort. De daarlangs wonende bevolking wijkt uit. Tapan en Indapoera zijn afgebrand, en voor zooveel is na te gaan zijn er tot dusver aan de zijde der bevolking circa 150 menschen doodgeschoten. Ook de troepen leden belangrijke verliezen en op sommige plaatsen, o. a. bij het zeer gevaarlijk ge legen Kajoe-Tanam, werd niet het noodige ontzag ingeboezemd. Maar mogelijk vlucht de Europeesche bevolking nu naar Padang. En zelfs daar is het in de Ommelanden niet meer veilig. Wij meenen hier even te moeten herinneren aan ons artikel over de Indische begrooting voor 1908 in dit blad van 6 October 1907. Daarin werd gewezen op Sumatra's West kust als op een Atjeh in spe. Beginnen de feiten ons helaas, niet in 't gelijk te stellen ? En dit geldt hetzelfde volk, dat in 18Ï3 aanbood ... hulptroepen tegen Atjeh te leveren! Het verschrikkelijke Paaschbloedbad te Fort-van-der-Capellen, was een licht zinnige volksmoor d, die onder een beschaafde regeering in een Westersch land tot voorbeeldige bestraffing van de gezagsdronken, bloedgierige ordebewaarders" zou leiden. Wij Nederlanders, die hei in de laatste tien jaar niet doen zonder een duizend of twee drie soms zelfs belanglij k meer! doodgeschoten bruine medeburgers; die van de nog veel afschuwelijker indirecte gevolgen van onze drastische gezagsmethoden niet eens notitie nemen Hoeveel menschen komen toch om door Cecily mij dit meege leeld had, viel mij op, en toen wy het orgel verlieten, vroeg ik haar op den man af, of zij hem mocht. Zijn zuster mag ik nog al, al is ze wat slap", zei ze. Zij liep een eindje door en voegde er toen bü: Dr. Remyer verfoei ik." Waarom zou dat zijn, vroeg ik mijzelven af. Toen wij de kerk verlieten, keek Cecily nog eens om naar het venster van mijn Heilige Cecilia. Ik wou" zei ze, en zweeg toen. Na ?" vroeg ik. Ik wou dat ik was als mijn naamgenoote." Waarom ?" Dat dat weet ik niet." Zij bloosde en scheen wat verlegen. Zeer zeker hebben ze niet veel van elkaar. St. Cecilia is mooi, met de schoonheid der engelen; haar gelaat is bleek en mager; en haar haar is donker. Cecily heeft blond haar, een kinderlijk ge zicht en groote, eentg-zins pathetische oogen. Waarom zou ze toch wenschen op St. Cecilia te lijken ? Het kwam bij mij op, en ook later leek het mg weder, dat het met Cecily niet alle* in orde is. Bg mijn thuiskomst begon ik mijn dag boek ook de episode waar Ramyer in voorkwam nog e.-ns door te lezen. Terwijl ik las, was het of n zin zich steeds voor de andere plaatste. Zij luidde : Zelfs het hunkeren naar drank ia geheel verdwenen." Ik dacht hierover na Het gelaat van een afbeelding der Heilige Cecilia had mij vreecnd aangetrokken. Soms had ik mij verbeeld dat het leefde n had er dan over nagedacht, hoe geheel anders alles zou zijn als ze wer kelijk leefde. Op zekeren avond, toen ik het orgel bespeelde, had ik eeu zinsbegoocheling gehad zoo noemde ik het tenminste en zij had door middel van muziek tot mij gesproken, en ik had haar geantwoord. Het overige van dien avond en den vo'genden dag had ik niet meer drank verlangd. Ik durfde 's avonds niet meer naar de kerk om te spelen drankzucht maakt de menschen tot laf aards omdat ik bang wasén begoocheling van anderen aard te zullen ondervinden dat mijn doode moeder mij op vreeselijke wijze zou verschijnt n. Doch ik bedacit, dat ik hierdoor moedwillig het eenige vermijden zou, wat ooit mijn drankzucht weggenomen had. Ik wilde trachten dat visioen nogmaals te zien; en ik wilde zelfs mgn best doen het aldoor te zien. Ik schreef een briefje aan den orgeltiapper mij dien avond bij de kerkdeur te ontmoeten. Ik was zenuwachtig, omdat ik bang was dat het visioen mij niet weder zou verschijnen. De zon was bgna onder toen ik mg naar de kerk begaf. De lucht was grijs, en het licht dat op het venster van St. Cecilia viel was een pad voor geesten-voeten. Het ge heimzinnige ruisc hen van den wind vervulde mij met heerlijke, droomerige gedachten. Hij fluisterde mg toe dat mijn heilige mij zou verschijnen en dat ik mij gereed moest maken haar te ontvangen. In het portaal wachtte Johnson mg' op. ziekte, verwonding, uitputting, honger en gebrek, hoeveel vreeselij k familieleed wordt geleden: alles als gevolg van een bestuurstelsel, waarbij een bevolking geldt ah te zyn dia merci van een harteloos bestuur; maar waarbij hoogstens enkele betrekkelijk onbeteekenende maatregelen als concessies gelden, die onverplichte goedhartigheid doet?! . . . Wij Nederlanders zijn reeds zoo danig over dit alles heen, dat het voor zeer onbehoorlijk geldt, in eenigszins c o ne r e t e n zin voor recht en menschelijkheid ten aanzien onzer bruine mede menschen op te komen. ... O gruwel: er is na het doodschieten van achttien en het verwonden van v ij f t i g ongewapende menschen te Fort-vander-Capellen op 20 April j l. gejuicht! Het was vooral de Indisch-gouvernementeele Nowoje-Wremja", de Java-Bode" een blad, dat ter wille van officieusenieuwtjesjagerij alle karakter heeft uitgeschud en zijn schoone tradities met voeten treedt, dat dorst loven en prijzen een feit, waar voor men zich schaamt Nederlander te zijn: twee salvo's afgegeven op een totaal weerlooze, compacte menschenmassa, ofschoon geen enkel noemenswaardig middel was beproefd, om zonder bloedvergieten te i ntimideeren. Men spreekt wel van een gewapende, zelfs zwaar-gewapende" men schenmassa. Maar dit is... men vergeve ons de vulgaire uitdrukking een platte l e ug e n. Juister kan het niet gezegd wor den, daar het hier toch om waarheid en niets dan waarheid dient te gaan, tegenover het bemantelen van officieele misdaden. Voor deze toch zijn wij als Hollanders allen verantwoordelijk:. Trouwens geheel onze roe m volle" kolo niale krijgsgeschiedenis hangt van zulke leugens aaneen. Doch soit. Allicht komt men ertoe te verwachten, dat de autoriteiten te Padang en de hoogeren te Batavia, ten gouvernements-bureele en bij de departementen, zouden zijn teruggedeinsd, een domme en onwettige bestuursmaatregel, die zich reeds bij zijn eerste invoering zoo verschrikkelijk wreekte, verder ten uitvoer te leggen; dat vanuit Den Haag spoedig schorsing, zoo niet intrekking zou worden be volen. Dat deed men immers wel in 1898, toen slechts flnancieele tegenvallers kwamen bij de Solo-vallei-irrigatie. Zulk ingrijpen zou thans te meer gemotiveerd zijn, nu er zooveel grooter onheilen dreigden.' Helaas, het centraal bestuur te Batavia en het Hof van Jan Vlegel" te B ui ten zorg, zijn absoluut baas. Ze ontvangen geen be velen uit Den Haag, nemen zelfs geen adviezen van mannen, die land en volk kennen, au s e r i e u x! 2) Zeer consequent trouwen*, wat dit laatste betreft. Nu toch is gebleken, dat wij wezen er reeds in dit blad van 26 April jl. op het volksverzet gedeeltelijk voortkomt uit onbe kendheid met den inhoud der nieuwe be lastingswetten, werd den ambtenaren van het binnenlandsch bestuur in de verschil lende afdeelingen met allen schijn van recht verweten, de bevolking niet in tijds van de nieuwe .maatregelen op- de hoogte te hebben gebracht. Thans blijkt echter, dat dien ambtenaren geen blaam kan treffen, behalve enkelen nourris dans Ie sérail, in dit geval gunstelingen van de algemeene secretarie. Het gros der bestuursambtenaren ter Sumatra's Westkust kon de bevolking niet inlichten, omdat zij-zelf volkomen on bekend waren gelaten met verschillende Hij was buitengewoon zwijgzaam, waar ik dankbaar voor was; want zjjn gebabbel zou niet gestrookt hebben met mgn stemming. De kerk werd langzamerhand gevuld met schemerduister en toen geaeel donker. Alleen in de zuidelijke vleugel scheen een zwak licht van de kaaraen, die weerkaatsten tegen het zwart van het orgel. Ik had twee van Mendelsaohn's sonata's gespeeld. Ik werd hoe langer hoe opgewondener en juist waar die golf van geluid in al zijn kracat uw ziel lijkt mee te voeren, hield ik plotseling op. Ik kon de spanning niet langer draden; ik sloeg onwillekeurig de handen ineen, en mijn spieren spanden zich. Ik wendde mij om, om Joinson te roepen, want ik voelde, dat, zoo ik niet tegen iemand kon spreken, ik gek zou worden. Toen ik mij omwendie, ontmoette mijn oogen "die van Sr. Cecilia. Zij zat op een laag bankje aan mgn rechterzijde, op arm?lentite van mij af en keek mij aan. Het is misschien vreemd, als ik het zoo neerschrijf, maar toen leek het mij niet in 't minst onnatuurlijk toe haar zoo te zien. Elaar gestalte was gedeel telijk in schaduw gedompeld doch haar ge zicht werd helder door het kaarslicüt belicnt. Het was kalm en ernstig en zacht. Een oogenblik lang zweeg ik en staarde haar aan. In dat oogenblik gingen drie gebeurtenissen uit mijn leren aan mijn geestesoog voorbij. De eene was uit mijn jongenstijd. Ik lag op een bed in een zwak verlicht vertrek, en naast mij zat een vrouw met vredig gelaat; zij hield mijn hand vast en las mij voor : Hij zal Zyne engelen van u bevelen, dat zij u bewaren op al uwe wegen". Daarna volgde er het ratelen van een trein ; ik zat in een der rijtuigen en George Remyer's leelijke gezicht was tegenover mij. En daarna stond ik nu als volwassen inan in mijn va ler's studeerkamer ; ik hield een haastig geschre ven cheque in de handen, en ik hoorde de woorden : misschien dat eigenbelang sterk genoeg zal zijn om je te radden". Dit alles schoot door mijn brein en was in een oog wenk weer verdwenen, en weder staarde ik naar bet gelaat van mijn heilige. Ik voelde geen verwondering en was niet langer opge wouden. St. Cecilia" zei ik, is 't mogelijk dat dit slechts een droom is?" Stil l" fluisterde zij, met een blik naar den achterkant van het orgel. Ge weet, dat 't gén visioen i". Ge riept mij. en hier ben ik. Ga voort met spelen." Ik weet niet wat ik speelde iets, 'lat juist luid genoeg was om te voorkomen dat de idioot achter 't orgel ons hoorde. Terwijl ik speelde stond zg op, en kwam naart mij staan. Ik keek op naar haar ge aat. Ge be staat werkelijk", zei ik. In mgn gedachten zijt ge altijd werkelijkheid geweest Doch geef mij een teeken". Zij raakte zacht myn gelaat en haar aan. Haar hand was waru en za«ht, als de haud eener legende vrouw, doch zij zeide muts. St. Cecilia", zei ik, mijn heilige ge weet onderdeelen der, binnen enkele weken in te voeren, regeling. Waaruit dus volgt, dat ook geen adviezen zijn gevraagd van hen, die alleen com petent te achtten zijn. En nog veel min der is de bevolking in kwestie gehoord, hetgeen natuurlijk niet anders dan door assistent-residenten eu controleurs geschie den kon, omdat deze ambtenaren direct met de bevolking in contact komen, of althans moeten komen, wanneer de paperasserij hen niet al te zeer van practischen bestuursarbeid afhoudt. Trouwens een van de lumineuse uitvindingen vanden grooten" Van Heutsz is geweest, het aanstellen van een politiek-advizeerende meid-alleen" zooals de vóór twee jaar in 't civiele over gegane kapitein Colijn was. Van het bekende Atjehsche tot het bijna onbekende Bataksche en geheel onbekende Maleische komend, heeft dit Zondagskind alle fiscale Gordiaansche knoopen op S u ma tra ineens doorgehakt, met elimineering van de stapels ad viezen op grond van vele jaren, bestuursondervinding en studie, door anderen ge geven. Bij zulk treurig radicalisme is dus in 't geheel geen rekening gehouden met het gevoelen van de Maleische bevolking zelf. De redelijkheid vordert vooral in dit geval, nu het een in vele opzichten betrekkelijk hoog-ontwikkeld volk geldt, niet dan in overleg met dat volk zelf te bestaren. Het heet immers, dat besturen volgens eigen instituten der bevolkingen het gronddenkbeeld is, waarvan het gouver nement in Indiëuitgaat ? Een mooi praatje zooals zooveel andere, waarmee allerlei leelijks bemanteld wordt! Ter Sumatra's Westkust hebben wij bovendien den legalen plicht in overleg met de familiehoofden te besturen. For meel is deze dan ook door de ergste Nederlandsen^ bestuursmonsters nageko men, o. a. door Michiels. Deze be droog in 1847 de Maleische bevolking, toen hij het beruchte koffiestelsel fabri ceerde. Maar de goh ij n bleef toch be waard door naleving van het moepakat d. i. het instituut van onderling overleg. De naïveteit der Maleische bevolking werd indertijd schandelijk geëxploiteerd door, of in, medewerking met den regeringscommissaris mr. Der Kinderen, vóór de invoering der thans geldende, met alle vooropgezette rechtsbegrippen strijdige rechtspleging. Thans ziet ieder eenigszins ontwikkeld Maleier dan ook best in, hoezeer zijn volk daarmee misleid is. Maar men berust, zichzelf of althans degenen, die de larashpofden bij de besprekingen vertegen woordigden, beschuldigend van lichtzinnig heid en onverstand. Men weet zich ge hoord, zy 't dan slechts formeel. Maar nu het een quaestie gold, waarbij alle partijen waren er voldoende van overtuigd groote moeilijkheden dreigden, werd juist het eenige middel waarmee alle last te voorkomen was, het moepakat, met voordacht, met brutale minachting van den Maleier en zijn instituten, verwaarloosd. Vliegensvlug moesten de rechtsverkrachtende belastingmaatregelen bij gewone begrootingswet in de wacht gesleept worden; terstond, zonder nader overleg of verklaring, uitgevoerd. Het gold hier la gent taillable et cprveable k la merci" zooals in een, overigens vrij duister, artikel naar aanlei ding van de a Paaschmoord, terecht werd geschreven. 3) En nu er moeilijkheden zijn, wordt par lement en volk in Nederland klakkeloos wijs gemaakt, dat... de onaangenaam verwaaróm ik u aanriep. En hoe kondt ge, de oorzaak wetend, toch nog tot mij komen ?". Eens", antwoordde zij, was ik een vrouw als alle anderen. En de gave der muziek, die gij bezit, bezat ik ook. Een en%e\ daalde uit den hemel om naar mij te luisteren, en voorzeker uw nood is grooter dan de mijne toen. Verwondert het u, dat ik gekomen ben? Ik ben uw bevrijdster. Uw gedachten, uw hoop en streven zijn schoon. Vrouwen die gij ontmoet hebt, vinden u schoon, spreken onder elkaar over u. Hoe zou ik u dan, naar lichaam en ziel laten ten ondergaan door n ding door den vloek die uw geboorterecht was. Herinnert ge u de woor den niet meer die u in uwe kindsheid wer den voorgelezen? Ik kom om u te troosten en u te helpen en te redden." Ik boog het hoofd van schaamte. Ik ben niet meer te redden. Ik ben niet waard dat ge tegen mij spreekt", zei ik. Zie mij aan", antwoordde zij, haar stem latend dalen tot gefluister. Ii keek haar in de oogen ver weg in haar zachte, heldere oogen. Ik werd bevan gen door extase, grooter dan mij iets op aarde had kunnen gaven. Ja, ik ben onwaardig. Maar met uw hulp zal ik waardig worden. Laat het verleden het verleden zijn. Door uw blik ben ik her boren en ik heb nieuwe kracht, nieuwe ver langens en nieuwe liefde gekregen." Ja, nieuwe liefde", zeide zij mij zacht na. Haar gelaat en gestalte vervaagden langzaam voor mijne oogen. Ik strekte mijn handen naar haar uit en toen verdween zij. Sedert dien avoni ben ik nog dikwijls naar de kerk geweest, en tot heden toe heb ik mijn heilige eiken keer tegen mij hooren spreken of heb ik haar gezien. Soms is haar verschijning vaag en schimmig en verdwijnt zij na eenige ooajenblikken; soms lijkt ze werkelijk als een levende vrouw. En toch. is mijne vereering voor haar, niet als de liefde die een man een vrouw geeft, 't Is iets hoogere, iets dat mér is. Zij eeft mij verlossing en troost gebracht, en hoewel ik nu voor mijn verdere leven gelukkig voort kan schrijden, en mijzelven meester ben, verlang ik toch naar die volmaaktere ge meenschap met mijn heilige, die ik enkel na den dood zal vinden. Zij spreekt veel met mij, doch bijna nooit over het groote geheim, ov«r wat mij na den dood wacht. De laatste maal dat ik haar zag, was zij droeyig. Ik zal haar de volgende maal vragen waarom. Julg 2. De Remyers zijn gisteren aange komen en vandaag heb ik met hen gegeten in de pastorie. De zaak komt eenvoudig hierop neer: George Remyer is erg verliefd op Cecily en Cecily haat hem. Hij is erg veranderd ; zijn indolentheid heeft hem heelemaal verlaten. Hij is een enthugiast in zijn beroep. Hij is een volmaakte mijn van kennis van allerlei dingen; hij bewondert de oude kerk zeer en deed den ou len dominéerg schrikken, door te zeggen dat hg den toren raste bevolking tijdig op de hoogte is gebracht... Thans zijn dus de Padangsche Boven landen in felle beroering. De haat jegens ons gouvernement werd zóó intens, dat een deel der Maleische bevolking be sloten is, zich liever .in massa te laten uitmoorden, dan langer te berusten in de rechts verkrachting, waarvan het zich als slachtoffer ziet. O zeker, wij herhalen het nog eens: het zal die bevolking nimmer gelukken, de nobele naneven van Jan ompanie in den Oceaan te dringen. Het kan slechts een herhaling geven van de Atjehsche historiën, die hier en daar reeds eindigen met... uitroeiing van de bevolking. Ten slotte blijft echter deNederlandsche vlag vroolijk" wapperen " Het stemt tot tevredenheid, dat de regeering bij haar eens aangenomen krachtige houding blijft volharden" zoo stond te lezen in het commentaar op het telegram, dat op 17 Juni 90 doode en gewonde Maleiers 4) en negen doode en dertien gewonde militairen in Oud-Agam meldde. Een kanni baal, die schrijven en stellen geleerd heeft, zou het niet beter kunnen zeggen. En dat vindt plaats in de Nieuwe Rotterdamsche Courant",... 't is waar, na het plengen van een krokodillentraan wegens een gevoel van deernis met die tot verzet opgezweepte bevolking". 5) Maar dan ook geen woord kwaad meer gesproken van een Britsche regeering, die zich tenminste niet schaamt gepleegde fouten te erkennen, onrecht weer zooveel mogelijk goed te maken, en eenmaal afgelegde beloften na te leven. Zie Zuid-Afrika. Nederland heeft het zoover nog niet ge bracht, en Nemesis schijnt thans aan het werk te gaan om het zijn trekken thuis te bezorgen. R ij s w ij k, 24 Juni. C. v fs DER POL. 1) Pas op 24 Juni vroeg het kamerlid Van Kol verlof de regeering te interpelleeren over de gebeurtenissen in de Pa dangsche Beneden- en Bovenlanden. De eerste ernstige poging na twee maanden moorden en branden! 2) Hetgeen is gebleken na Paschen j.l., toen de best geroutineerde bestuursambtenaren in de Padangsche Bovenlanden hebben geadvizeerd, ja, zoo goed als gesmeekt, de nieuwe belasting-ordonnantie buiten wer king te stellen. Te vergeefs echter. 3) Sumatra Bode" van 22 April j.l. nr. 93. Het artikel was geteekend D(e) W(aal) v(an) A(nckeveen). 4) Het regeeringstelegram gaf nog den zelfden avoni een opgave van90gesneuvelde Maleiers. 5) Zie Nieuwe Rott. Ct." van 18 Juni j.l., eerste blad D. Mannen van Eer. (Ingezonden.) Aan de zaak Treub -Plemp vau Duiveland gelooven wij een kant te zien, die zoover we weten nog niet ter sprake is gekomen in de uitgebreide diskussie. Wel licht geven wij onze bedoeling het duidelijkst te kennen als wij haar samenvatten in deze vraag aan den heer Treub: Indien het tot de verboden verhoudingen behoort dat een dagbladredakteur zich laat betalen om in een zekere richting te schrijven, waarom is het dan wel geoorloofd dat een hoogleeraar salaris ontvangt om in een zekere richting te doceeren? De oud-hoogleeraar Treub, meenen we, lllllnimMIIIIMIUIIIMUIIIIIIIlnillMHIMIMIIIIIHI bouwvallig achtte. Hij vertelde mij allerlei over het maken van kerkorgels en slaagde er bijna in Cecily belang in te boezemen, door wal hij haar wist ce vertellen over edel gesteente. Hij doet zijn uiterste best om Cecily voor zich te winnen en doet nauwe lijks moeite zijn toewijding te verbergen, terwijl Cecily zelf trouwens even weinig moeite doet om haar tegenzin te verbergen. Het is bijna jammer dat Cecily een man afslaat, die ontegenzeggelijk kundis; is, al is hij ook leelyk. Zg ziet niet veel mannen in het dorp en er is geen huwbaar man hier, wiens positie en inkomen even goed zijn als dat van Remyer. Na 't diner praatte ik wat met hem over onzen vroegeren schooltijd. Op mijn laatste reis naar huis", zei hij, koos ik eigenlijk pas mijn beroep. Jij zat in dezelfde coup en ik las de Amoursd'un Interne." Ik geloof, dat dat me de medicijnen in de gedachte bracht. Daarvóór had ik altijd schrijver willen worden. Je zat in dezelfde coupéen wou cognac drinken " Dat herinner ik me. Ik dacht dat 't erg groot stond. En nu drink je zelfs geen wijn " Hier kwam er een seconde lang een gaping in 't gesprek, en toen keerde hg zich tot mij met de aarzeling van een nieuw, persoonlijk onderwerp in de oogen. Je hebt Cecily Fane zeker vaak ont moet, hè?" O, ja". En hoe vindt je haar?" Zij is een goed bijna edel meisje". Rosecourt, mag ik je op den man afieti vragen ?" Ik wist wat hij vragen wilde en zei: zeker". Ben je verliefd op Cecily Fane?' Absoluut niet, en ik zal 't nooit worden ook. Ik behoef jou die vraag niet te doen, vermoed ik". Niet als je tenminste eenige opmerkings gave hebt", zei hij op eenigszins geirriteerden toon. Julij 3. Ik ben zoo juist uit de kerk ge komen. :»a afloop van den dienst, bleef ik nog wel een uur spelen, maar ik zag of hoorde niets. Dit drukte mg erg neer en ik begon te vreezen dat mijn heilige mij nooit meer zou verschijnen, omdat ik haar den vorigen dag ook al niet gezien had. Ik deed de lichten op het orgel uit en ging naar beneden. Toen Johnson de kerkdeur opendeed, zag ik een flauw schijnsel op de plaats waar de klokkenluiders altijd staan. En daar zag ik St. Cecilia een oogenblik lang Zij was altijd al bleek, doch nu was zij doodsbleek. Zij had tranen in de oogen en haar lippen bewogen zich alsof ze iets zei, maar ik kon 't niet verstaan. Zij verdween bijna onmiddellijk weder. Waarom zou zij vanavond toch onder den toren gestaan hebben ? Tot nu toe verscheen ze mij altijd aan het andere einde der kerk. Ik wou, dat ik wist wat ze tot mg wilde zeggen l (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl