Historisch Archief 1877-1940
DE AM3TKRDAMMEKWEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1618
hun gezamenlijke, nationaal-kerkelijke
opinie, werd nu tenminste weer eens
gevraagd: "Wat denkt gij ervan ?
Welnu, en hier willen wij heen, wan
neer een Paus van die een eeuw lang
verspreid-gehouden bisschoppen wederom
voor een oogenblik een nationale verga
dering heeft gemaakt, wanneer hij hun
dan over hun levensbelangen geraad
pleegd heeft, om vervolgens, natuurlijk
tot zijn spijt, met hen slechts mee te
kunnen gaan ten opzichte van het grootste
doch ideëele" vraagstuk en geheel en
al andersom te besluiten ten opzichte van
hun oordeel in de pijnlijke practische
quaestie, kan dan, vragen wij, een Paus
anders doen, wil hij een heel episcopaat
niet ruw-weg kwetsen, dan in de voor
zichtigst mogelijke termen zijn opinie
ten opzichte van het tweede punt door
te drijven en in blijde bewoordingen
den nadruk te leggen op de overeen
stemming, die heerscht op het eerste
punt?
Wanneer men in dit licht, het eenige
juiste licht, den zendbrief leest, die, men
lette ook daarop, aan de bisschoppen ge
richt is, is alles, dunkt ons, duidelijk.
Er is nog iets anders. Het is een
argument uit 't ongerijmde.
Wij voor ons hebben het steeds vreemd
gevonden, dat zooveel menschen te goeder
trouw aan dezen leugen" hebben kunnen
gelooven. De Paus, opperhoofd eener
Kerk, die als zoodanig volstrekt on
mogelijk zou zijn, wanneer hij zich aan
een flagrante leugen schuldig maakte,
«an een leugen, dien hij had moeten
debiteeren met de medeplichtigheid van
meer dan zestig bisschoppen allen
leugenaars dus? Een leugen, dien hij
had moeten debiteeren met de vrij groote
zekerheid van... betrapping! Zeker,van
betrapping. Want onder diezelfde zestig
grijsaards, die wij niet voor zestig
leugenaars kunnen houden, liepen een
tweetal niet geheel secun broederen rond....
Dit was in die dagen in Parijs eea be
kend feit. Briand zinspeelde er op van
de tribune der Kamer. Onder het vroolijk
gelach, juister gezegd Ie rire amuse van
de volksvertegenwoordiging, noemde hij
zich ook eenigszins tot de
Kerkbehoorende". Ieder wist, dat hij zijn geeste
lijke bronnen" had!
Het heele kaartenhuis van de waar
zegster Le Temps ligt sedert lang in
elkaar.
Wij hier in Holland kunnen niet al tij d
met juistheid alle factoren overzien, die
een quaestie in 't buitenland beheerschen.
Wij zouden door de Morgenpost wellicht
niet zijn overtuigd. Het Volk, dat, wij
zijn er volstrekt zeker van: geheel te
goeder, trouw, dezer dagen in die positie
verkeert, wil ons misschien het genoegen
doen onze bovenstaande argumentatie
wél te aanvaarden.
De YerlossiDg Yan Gerali Roseconrt,
Naar het Engelsch, van BARKIE PAIN.
III.
l Julij. Vrij! Ik, die nog slechts enkele
dagen geleden verslaafd was aan een? gewoonte
die mjj langzaam vermoordde die geen hoop
had dan dat het einde spoedig zou komen
ben volkomen vrij.
Ik behoef nu niet langer te worstelen, om
dat de verleiding geheel en plotseling ver
dwenen is. Wat ik b u'na niet bevatten kan,
is, hoe zij ooit bestaan heeft. Op dit oogenblik
staat er cognac naast mij.
Ik sloot de kast open en nam het er uit
om er naar te kijken; ik schonk wat in een
glas en bracht het aan de lippen. De smaak
«n reuk waren positief weerz.nwekkend. Het
ii bijna de moeite waard, aldus verslaafd en
zoo diep gezonken te zijn geweest, om nu de
vreugde en verwachting te voelen die ik nu
voel. Wie of wat is het dat mij van mijn
slavernij heeft bevrijd? Hoe kon ik nog zeg
gen dat wijn heilige een oegoochtling was?
Laat ik het alles neerschrijven precies zooals
het gebeurd is.
Op den avond dat ik mijn dagboek't laatst
by hield, was ik erg terneer geslagen; het was
in verschillende opzichten een zeer moeieüjke
avond voor mg. Den volgenden dag 's mid
dags, moeet ik Cecily Fane oigelles geven in
de kerk. Ik ging er natuurlijk heen, maar
voelde me ziek en ellendig. Toen de les
begon^en was en mevr. Fane ons op het orgel
alleen gelaten had, hield Cecily plotseling
met spelen op en wendde zich tot mij:
U heeft hoofdpijn, nietwaar? Laat ik lie
ver morgen les nemen. Ik heb liever niet dat
ik ik bedoel dat 'c u pijnlijk moet aandoen,
mij slecht te hooren spelen als u hoofdpijn
heeft."
Ik dankte haar en zei geen hoofdpijn te
hebben. U speelt vandaag werkelijk nog al
goed, juffrouw Fane," voegde ik er bij. Ik
geloof niet, dat ik ooit een leerling gehad
heb die zulke snelle vorderingen maakte."
Meent u dat werkelijk?" Mijn woorden
deden baar klaarblijkelijk genoegen. U prijst
me niet dikwijls en ik doe werkelijk erg mijn
best voor u."
Dit was volkomen waar en een beetje ver
rassend, want toen ik hier kwam, ven am ik
al gauw, dat Ceoily den naam had, zich voor
niets ooit in te spannen. Aan het einde der
les vertelde ze mij dat ze bang was in Julij
niet zooveel te kunnen studeeren,
Wij k-ijgen loges," zei ze, ,,'n jonge dokter
Remyer en zijn zuster. Zij zijn nog familie
van moeder." Ik zei haar dat ik met een
jongen van dien naam op school was geweest,
en kwam weldra tot de conclusie dat het
dezelfde Remyer moest zijn. De toon waarop
Bloedige consequentie.
Er is helaas reden te over, nog eens terug
te komen op hetgeen wij de eer hadden te
schrijven in de De Amsterdammer" yan
26 April j.l. onder den titel Ernstige
waarschuwing". De omverschilligheid van
regeering en parlement geen enkele uit
zondering daargelaten 1) waarop in dat
artikel werd gewezen, is nog meer dan ze
toen reeds was, misdadig geworden.
Men is voortgegaan met het tergen van d9
hoogstaande bevolking ter Sumatra's
Weitkust, door haar geheel te kwader trouw;
immers met verkrachting van bestaande
formeele rechten directe belastingen op
te leggen.
Dat leidde tot een Paaschbloedbad, aan
gericht door onze dappere helden" te
Fortvan-der-Capellen, om van tal van andere
zeer ernstige, zij 't dan geen moord
dadige, voorvallen niet meer te gewagen.
Sinds bleef het eenigen tijd schijnbaar rustig,
tot op 17 Juni j.l. Nieuwe Rott. Ct." en
Alg. Handelsblad" telegrammen te lezen
gaven over een ontzettend bloedbad, weer
in de Fadangsche Bovenlanden.
Nog denzelfden dag kwamen officieele
telegrammen die der couranten verklaren
en aandikken.
Het begon weer met het doodschieten
van negentig Maleiers in Oud-Agam. Dat
waren menschen die zich verzetten tegen
de gevangenneming van raddraaiers". Nog
op drie andere plaatsen in de Bovenlanden
werd dien dag gevochten. De troepen leden
verliezen van negen dooden en dertien ge
wonden. Het wanhopig gewelddadig verzet
breidde zich spoedig uitals een olievlek. Zelfs
in de Fadangsche Benedenlanden, waar
omtrent wij n dit blad van 26 April j l.
mochten constateeren, dat het verzet er
niet veel te beduiden had hetgeen zeker
niet te danken was aan het menschlievend
optreden van sommige colonnecomman
danten, is de toestand nu zeer gespannen.
Ombilienspoorweg, telegraaf en telefoon
functioneeren niet meer zooals het behoort.
De daarlangs wonende bevolking wijkt uit.
Tapan en Indapoera zijn afgebrand, en
voor zooveel is na te gaan zijn er tot
dusver aan de zijde der bevolking circa
150 menschen doodgeschoten. Ook de troepen
leden belangrijke verliezen en op sommige
plaatsen, o. a. bij het zeer gevaarlijk ge
legen Kajoe-Tanam, werd niet het noodige
ontzag ingeboezemd. Maar mogelijk vlucht
de Europeesche bevolking nu naar Padang.
En zelfs daar is het in de Ommelanden niet
meer veilig.
Wij meenen hier even te moeten herinneren
aan ons artikel over de Indische begrooting
voor 1908 in dit blad van 6 October 1907.
Daarin werd gewezen op Sumatra's West
kust als op een Atjeh in spe. Beginnen
de feiten ons helaas, niet in 't gelijk te
stellen ? En dit geldt hetzelfde volk, dat
in 18Ï3 aanbood ... hulptroepen tegen Atjeh
te leveren!
Het verschrikkelijke Paaschbloedbad te
Fort-van-der-Capellen, was een licht
zinnige volksmoor d, die onder een
beschaafde regeering in een Westersch land
tot voorbeeldige bestraffing van de
gezagsdronken, bloedgierige ordebewaarders" zou
leiden. Wij Nederlanders, die hei in de laatste
tien jaar niet doen zonder een duizend of
twee drie soms zelfs belanglij k meer!
doodgeschoten bruine medeburgers; die van
de nog veel afschuwelijker indirecte gevolgen
van onze drastische gezagsmethoden niet
eens notitie nemen
Hoeveel menschen komen toch om door
Cecily mij dit meege leeld had, viel mij op,
en toen wy het orgel verlieten, vroeg ik haar
op den man af, of zij hem mocht. Zijn
zuster mag ik nog al, al is ze wat slap", zei
ze. Zij liep een eindje door en voegde er
toen bü: Dr. Remyer verfoei ik." Waarom
zou dat zijn, vroeg ik mijzelven af. Toen wij
de kerk verlieten, keek Cecily nog eens om
naar het venster van mijn Heilige Cecilia.
Ik wou" zei ze, en zweeg toen.
Na ?" vroeg ik.
Ik wou dat ik was als mijn naamgenoote."
Waarom ?"
Dat dat weet ik niet." Zij bloosde en
scheen wat verlegen. Zeer zeker hebben ze
niet veel van elkaar. St. Cecilia is mooi, met
de schoonheid der engelen; haar gelaat is
bleek en mager; en haar haar is donker.
Cecily heeft blond haar, een kinderlijk ge
zicht en groote, eentg-zins pathetische oogen.
Waarom zou ze toch wenschen op St. Cecilia
te lijken ? Het kwam bij mij op, en ook later
leek het mg weder, dat het met Cecily niet
alle* in orde is.
Bg mijn thuiskomst begon ik mijn dag
boek ook de episode waar Ramyer in
voorkwam nog e.-ns door te lezen.
Terwijl ik las, was het of n zin zich
steeds voor de andere plaatste. Zij luidde :
Zelfs het hunkeren naar drank ia geheel
verdwenen."
Ik dacht hierover na Het gelaat van een
afbeelding der Heilige Cecilia had mij vreecnd
aangetrokken. Soms had ik mij verbeeld dat
het leefde n had er dan over nagedacht,
hoe geheel anders alles zou zijn als ze wer
kelijk leefde. Op zekeren avond, toen ik het
orgel bespeelde, had ik eeu zinsbegoocheling
gehad zoo noemde ik het tenminste
en zij had door middel van muziek tot mij
gesproken, en ik had haar geantwoord. Het
overige van dien avond en den vo'genden
dag had ik niet meer drank verlangd. Ik durfde
's avonds niet meer naar de kerk om te spelen
drankzucht maakt de menschen tot laf
aards omdat ik bang wasén begoocheling
van anderen aard te zullen ondervinden dat
mijn doode moeder mij op vreeselijke wijze
zou verschijnt n. Doch ik bedacit, dat ik
hierdoor moedwillig het eenige vermijden
zou, wat ooit mijn drankzucht weggenomen
had. Ik wilde trachten dat visioen nogmaals
te zien; en ik wilde zelfs mgn best doen
het aldoor te zien. Ik schreef een briefje
aan den orgeltiapper mij dien avond bij de
kerkdeur te ontmoeten. Ik was zenuwachtig,
omdat ik bang was dat het visioen mij niet
weder zou verschijnen.
De zon was bgna onder toen ik mg naar
de kerk begaf. De lucht was grijs, en het
licht dat op het venster van St. Cecilia viel
was een pad voor geesten-voeten. Het ge
heimzinnige ruisc hen van den wind vervulde
mij met heerlijke, droomerige gedachten. Hij
fluisterde mg toe dat mijn heilige mij zou
verschijnen en dat ik mij gereed moest maken
haar te ontvangen.
In het portaal wachtte Johnson mg' op.
ziekte, verwonding, uitputting, honger en
gebrek, hoeveel vreeselij k familieleed wordt
geleden: alles als gevolg van een
bestuurstelsel, waarbij een bevolking geldt
ah te zyn dia merci van een harteloos
bestuur; maar waarbij hoogstens enkele
betrekkelijk onbeteekenende maatregelen
als concessies gelden, die onverplichte
goedhartigheid doet?!
. . . Wij Nederlanders zijn reeds zoo
danig over dit alles heen, dat het voor zeer
onbehoorlijk geldt, in eenigszins c o
ne r e t e n zin voor recht en menschelijkheid
ten aanzien onzer bruine mede menschen op
te komen.
... O gruwel: er is na het doodschieten van
achttien en het verwonden van v ij f t i g
ongewapende menschen te
Fort-vander-Capellen op 20 April j l. gejuicht! Het
was vooral de Indisch-gouvernementeele
Nowoje-Wremja", de Java-Bode" een
blad, dat ter wille van
officieusenieuwtjesjagerij alle karakter heeft uitgeschud en
zijn schoone tradities met voeten treedt,
dat dorst loven en prijzen een feit, waar
voor men zich schaamt Nederlander te zijn:
twee salvo's afgegeven op een totaal
weerlooze, compacte menschenmassa, ofschoon
geen enkel noemenswaardig middel was
beproefd, om zonder bloedvergieten te i
ntimideeren. Men spreekt wel van een
gewapende, zelfs zwaar-gewapende" men
schenmassa. Maar dit is... men vergeve ons
de vulgaire uitdrukking een platte
l e ug e n. Juister kan het niet gezegd wor
den, daar het hier toch om waarheid en
niets dan waarheid dient te gaan, tegenover
het bemantelen van officieele misdaden.
Voor deze toch zijn wij als Hollanders
allen verantwoordelijk:.
Trouwens geheel onze roe m volle" kolo
niale krijgsgeschiedenis hangt van zulke
leugens aaneen.
Doch soit. Allicht komt men ertoe
te verwachten, dat de autoriteiten te Padang
en de hoogeren te Batavia, ten
gouvernements-bureele en bij de departementen,
zouden zijn teruggedeinsd, een domme en
onwettige bestuursmaatregel, die zich reeds
bij zijn eerste invoering zoo verschrikkelijk
wreekte, verder ten uitvoer te leggen;
dat vanuit Den Haag spoedig schorsing,
zoo niet intrekking zou worden be
volen. Dat deed men immers wel in 1898,
toen slechts flnancieele tegenvallers kwamen
bij de Solo-vallei-irrigatie. Zulk ingrijpen
zou thans te meer gemotiveerd zijn, nu er
zooveel grooter onheilen dreigden.'
Helaas, het centraal bestuur te Batavia
en het Hof van Jan Vlegel" te B ui ten zorg,
zijn absoluut baas. Ze ontvangen geen be
velen uit Den Haag, nemen zelfs geen
adviezen van mannen, die land en volk
kennen, au s e r i e u x! 2)
Zeer consequent trouwen*, wat dit laatste
betreft.
Nu toch is gebleken, dat wij wezen er
reeds in dit blad van 26 April jl. op het
volksverzet gedeeltelijk voortkomt uit onbe
kendheid met den inhoud der nieuwe be
lastingswetten, werd den ambtenaren van
het binnenlandsch bestuur in de verschil
lende afdeelingen met allen schijn van recht
verweten, de bevolking niet in tijds van
de nieuwe .maatregelen op- de hoogte te
hebben gebracht. Thans blijkt echter, dat
dien ambtenaren geen blaam kan treffen,
behalve enkelen nourris dans Ie sérail,
in dit geval gunstelingen van de algemeene
secretarie. Het gros der bestuursambtenaren
ter Sumatra's Westkust kon de bevolking
niet inlichten, omdat zij-zelf volkomen on
bekend waren gelaten met verschillende
Hij was buitengewoon zwijgzaam, waar ik
dankbaar voor was; want zjjn gebabbel zou
niet gestrookt hebben met mgn stemming.
De kerk werd langzamerhand gevuld met
schemerduister en toen geaeel donker. Alleen
in de zuidelijke vleugel scheen een zwak
licht van de kaaraen, die weerkaatsten tegen
het zwart van het orgel. Ik had twee van
Mendelsaohn's sonata's gespeeld. Ik werd
hoe langer hoe opgewondener en juist waar
die golf van geluid in al zijn kracat uw ziel
lijkt mee te voeren, hield ik plotseling op.
Ik kon de spanning niet langer draden; ik
sloeg onwillekeurig de handen ineen, en
mijn spieren spanden zich. Ik wendde mij
om, om Joinson te roepen, want ik voelde,
dat, zoo ik niet tegen iemand kon spreken,
ik gek zou worden.
Toen ik mij omwendie, ontmoette mijn
oogen "die van Sr. Cecilia. Zij zat op een laag
bankje aan mgn rechterzijde, op arm?lentite
van mij af en keek mij aan. Het is misschien
vreemd, als ik het zoo neerschrijf, maar toen
leek het mij niet in 't minst onnatuurlijk toe
haar zoo te zien. Elaar gestalte was gedeel
telijk in schaduw gedompeld doch haar ge
zicht werd helder door het kaarslicüt belicnt.
Het was kalm en ernstig en zacht. Een
oogenblik lang zweeg ik en staarde haar aan.
In dat oogenblik gingen drie gebeurtenissen
uit mijn leren aan mijn geestesoog voorbij.
De eene was uit mijn jongenstijd. Ik lag op
een bed in een zwak verlicht vertrek, en
naast mij zat een vrouw met vredig gelaat;
zij hield mijn hand vast en las mij voor : Hij
zal Zyne engelen van u bevelen, dat zij u
bewaren op al uwe wegen". Daarna volgde
er het ratelen van een trein ; ik zat in een
der rijtuigen en George Remyer's leelijke
gezicht was tegenover mij. En daarna stond
ik nu als volwassen inan in mijn va ler's
studeerkamer ; ik hield een haastig geschre
ven cheque in de handen, en ik hoorde de
woorden : misschien dat eigenbelang sterk
genoeg zal zijn om je te radden". Dit alles
schoot door mijn brein en was in een oog
wenk weer verdwenen, en weder staarde ik
naar bet gelaat van mijn heilige. Ik voelde
geen verwondering en was niet langer opge
wouden.
St. Cecilia" zei ik, is 't mogelijk dat dit
slechts een droom is?"
Stil l" fluisterde zij, met een blik naar den
achterkant van het orgel. Ge weet, dat 't
gén visioen i". Ge riept mij. en hier ben
ik. Ga voort met spelen."
Ik weet niet wat ik speelde iets, 'lat
juist luid genoeg was om te voorkomen dat
de idioot achter 't orgel ons hoorde. Terwijl
ik speelde stond zg op, en kwam naart mij
staan. Ik keek op naar haar ge aat. Ge be
staat werkelijk", zei ik. In mgn gedachten
zijt ge altijd werkelijkheid geweest Doch
geef mij een teeken".
Zij raakte zacht myn gelaat en haar aan.
Haar hand was waru en za«ht, als de haud
eener legende vrouw, doch zij zeide muts.
St. Cecilia", zei ik, mijn heilige ge weet
onderdeelen der, binnen enkele weken in
te voeren, regeling.
Waaruit dus volgt, dat ook geen adviezen
zijn gevraagd van hen, die alleen com
petent te achtten zijn. En nog veel min
der is de bevolking in kwestie gehoord,
hetgeen natuurlijk niet anders dan door
assistent-residenten eu controleurs geschie
den kon, omdat deze ambtenaren direct
met de bevolking in contact komen, of
althans moeten komen, wanneer de
paperasserij hen niet al te zeer van practischen
bestuursarbeid afhoudt. Trouwens een van
de lumineuse uitvindingen vanden grooten"
Van Heutsz is geweest, het aanstellen van
een politiek-advizeerende meid-alleen"
zooals de vóór twee jaar in 't civiele over
gegane kapitein Colijn was. Van het bekende
Atjehsche tot het bijna onbekende Bataksche
en geheel onbekende Maleische komend,
heeft dit Zondagskind alle fiscale
Gordiaansche knoopen op S u ma tra ineens doorgehakt,
met elimineering van de stapels ad
viezen op grond van vele jaren,
bestuursondervinding en studie, door anderen ge
geven.
Bij zulk treurig radicalisme is
dus in 't geheel geen rekening gehouden
met het gevoelen van de Maleische bevolking
zelf. De redelijkheid vordert vooral in
dit geval, nu het een in vele opzichten
betrekkelijk hoog-ontwikkeld volk geldt,
niet dan in overleg met dat volk zelf te
bestaren. Het heet immers, dat besturen
volgens eigen instituten der bevolkingen
het gronddenkbeeld is, waarvan het gouver
nement in Indiëuitgaat ? Een mooi praatje
zooals zooveel andere, waarmee allerlei
leelijks bemanteld wordt!
Ter Sumatra's Westkust hebben wij
bovendien den legalen plicht in overleg
met de familiehoofden te besturen. For
meel is deze dan ook door de ergste
Nederlandsen^ bestuursmonsters nageko
men, o. a. door Michiels. Deze be
droog in 1847 de Maleische bevolking,
toen hij het beruchte koffiestelsel fabri
ceerde. Maar de goh ij n bleef toch be
waard door naleving van het moepakat
d. i. het instituut van onderling overleg.
De naïveteit der Maleische bevolking
werd indertijd schandelijk geëxploiteerd
door, of in, medewerking met den
regeringscommissaris mr. Der Kinderen,
vóór de invoering der thans geldende, met
alle vooropgezette rechtsbegrippen strijdige
rechtspleging. Thans ziet ieder eenigszins
ontwikkeld Maleier dan ook best in, hoezeer
zijn volk daarmee misleid is. Maar men
berust, zichzelf of althans degenen, die de
larashpofden bij de besprekingen vertegen
woordigden, beschuldigend van lichtzinnig
heid en onverstand. Men weet zich ge
hoord, zy 't dan slechts formeel.
Maar nu het een quaestie gold, waarbij
alle partijen waren er voldoende van
overtuigd groote moeilijkheden dreigden,
werd juist het eenige middel waarmee alle
last te voorkomen was, het moepakat,
met voordacht, met brutale minachting van
den Maleier en zijn instituten, verwaarloosd.
Vliegensvlug moesten de
rechtsverkrachtende belastingmaatregelen bij gewone
begrootingswet in de wacht gesleept worden;
terstond, zonder nader overleg of verklaring,
uitgevoerd. Het gold hier la gent taillable
et cprveable k la merci" zooals in een,
overigens vrij duister, artikel naar aanlei
ding van de a Paaschmoord, terecht werd
geschreven. 3)
En nu er moeilijkheden zijn, wordt par
lement en volk in Nederland klakkeloos
wijs gemaakt, dat... de onaangenaam
verwaaróm ik u aanriep. En hoe kondt ge, de
oorzaak wetend, toch nog tot mij komen ?".
Eens", antwoordde zij, was ik een vrouw
als alle anderen. En de gave der muziek,
die gij bezit, bezat ik ook. Een en%e\ daalde
uit den hemel om naar mij te luisteren, en
voorzeker uw nood is grooter dan de mijne
toen. Verwondert het u, dat ik gekomen ben?
Ik ben uw bevrijdster. Uw gedachten, uw
hoop en streven zijn schoon. Vrouwen die
gij ontmoet hebt, vinden u schoon, spreken
onder elkaar over u. Hoe zou ik u dan,
naar lichaam en ziel laten ten ondergaan
door n ding door den vloek die uw
geboorterecht was. Herinnert ge u de woor
den niet meer die u in uwe kindsheid wer
den voorgelezen? Ik kom om u te troosten
en u te helpen en te redden."
Ik boog het hoofd van schaamte. Ik ben
niet meer te redden. Ik ben niet waard dat
ge tegen mij spreekt", zei ik.
Zie mij aan", antwoordde zij, haar stem
latend dalen tot gefluister.
Ii keek haar in de oogen ver weg in
haar zachte, heldere oogen. Ik werd bevan
gen door extase, grooter dan mij iets op
aarde had kunnen gaven.
Ja, ik ben onwaardig. Maar met uw hulp
zal ik waardig worden. Laat het verleden
het verleden zijn. Door uw blik ben ik her
boren en ik heb nieuwe kracht, nieuwe ver
langens en nieuwe liefde gekregen."
Ja, nieuwe liefde", zeide zij mij zacht na.
Haar gelaat en gestalte vervaagden langzaam
voor mijne oogen. Ik strekte mijn handen
naar haar uit en toen verdween zij.
Sedert dien avoni ben ik nog dikwijls
naar de kerk geweest, en tot heden toe heb
ik mijn heilige eiken keer tegen mij hooren
spreken of heb ik haar gezien. Soms is haar
verschijning vaag en schimmig en verdwijnt
zij na eenige ooajenblikken; soms lijkt ze
werkelijk als een levende vrouw. En toch.
is mijne vereering voor haar, niet als de
liefde die een man een vrouw geeft, 't Is
iets hoogere, iets dat mér is. Zij eeft mij
verlossing en troost gebracht, en hoewel ik
nu voor mijn verdere leven gelukkig voort
kan schrijden, en mijzelven meester ben,
verlang ik toch naar die volmaaktere ge
meenschap met mijn heilige, die ik enkel na
den dood zal vinden. Zij spreekt veel met
mij, doch bijna nooit over het groote geheim,
ov«r wat mij na den dood wacht.
De laatste maal dat ik haar zag, was zij
droeyig. Ik zal haar de volgende maal vragen
waarom.
Julg 2. De Remyers zijn gisteren aange
komen en vandaag heb ik met hen gegeten
in de pastorie. De zaak komt eenvoudig
hierop neer: George Remyer is erg verliefd
op Cecily en Cecily haat hem. Hij is erg
veranderd ; zijn indolentheid heeft hem
heelemaal verlaten. Hij is een enthugiast in zijn
beroep. Hij is een volmaakte mijn van kennis
van allerlei dingen; hij bewondert de oude
kerk zeer en deed den ou len dominéerg
schrikken, door te zeggen dat hg den toren
raste bevolking tijdig op de hoogte is
gebracht...
Thans zijn dus de Padangsche Boven
landen in felle beroering. De haat jegens
ons gouvernement werd zóó intens, dat
een deel der Maleische bevolking be
sloten is, zich liever .in massa te laten
uitmoorden, dan langer te berusten in de
rechts verkrachting, waarvan het zich als
slachtoffer ziet. O zeker, wij herhalen het
nog eens: het zal die bevolking nimmer
gelukken, de nobele naneven van Jan
ompanie in den Oceaan te dringen. Het
kan slechts een herhaling geven van de
Atjehsche historiën, die hier en daar
reeds eindigen met... uitroeiing van de
bevolking. Ten slotte blijft echter
deNederlandsche vlag vroolijk" wapperen "
Het stemt tot tevredenheid, dat de
regeering bij haar eens aangenomen krachtige
houding blijft volharden" zoo stond te
lezen in het commentaar op het telegram, dat
op 17 Juni 90 doode en gewonde Maleiers 4)
en negen doode en dertien gewonde
militairen in Oud-Agam meldde. Een kanni
baal, die schrijven en stellen geleerd heeft,
zou het niet beter kunnen zeggen. En dat
vindt plaats in de Nieuwe Rotterdamsche
Courant",... 't is waar, na het plengen van
een krokodillentraan wegens een gevoel
van deernis met die tot verzet opgezweepte
bevolking". 5)
Maar dan ook geen woord kwaad meer
gesproken van een Britsche regeering, die
zich tenminste niet schaamt gepleegde fouten
te erkennen, onrecht weer zooveel mogelijk
goed te maken, en eenmaal afgelegde beloften
na te leven. Zie Zuid-Afrika.
Nederland heeft het zoover nog niet ge
bracht, en Nemesis schijnt thans aan het
werk te gaan om het zijn trekken thuis te
bezorgen.
R ij s w ij k, 24 Juni. C. v fs DER POL.
1) Pas op 24 Juni vroeg het kamerlid
Van Kol verlof de regeering te
interpelleeren over de gebeurtenissen in de Pa
dangsche Beneden- en Bovenlanden. De
eerste ernstige poging na twee maanden
moorden en branden!
2) Hetgeen is gebleken na Paschen j.l., toen
de best geroutineerde bestuursambtenaren
in de Padangsche Bovenlanden hebben
geadvizeerd, ja, zoo goed als gesmeekt, de
nieuwe belasting-ordonnantie buiten wer
king te stellen. Te vergeefs echter.
3) Sumatra Bode" van 22 April j.l. nr. 93.
Het artikel was geteekend D(e) W(aal) v(an)
A(nckeveen).
4) Het regeeringstelegram gaf nog den
zelfden avoni een opgave van90gesneuvelde
Maleiers.
5) Zie Nieuwe Rott. Ct." van 18 Juni j.l.,
eerste blad D.
Mannen van Eer.
(Ingezonden.)
Aan de zaak Treub -Plemp vau
Duiveland gelooven wij een kant te zien, die
zoover we weten nog niet ter sprake is
gekomen in de uitgebreide diskussie. Wel
licht geven wij onze bedoeling het duidelijkst
te kennen als wij haar samenvatten in deze
vraag aan den heer Treub:
Indien het tot de verboden verhoudingen
behoort dat een dagbladredakteur zich laat
betalen om in een zekere richting te schrijven,
waarom is het dan wel geoorloofd dat een
hoogleeraar salaris ontvangt om in een
zekere richting te doceeren?
De oud-hoogleeraar Treub, meenen we,
lllllnimMIIIIMIUIIIMUIIIIIIIlnillMHIMIMIIIIIHI
bouwvallig achtte. Hij vertelde mij allerlei
over het maken van kerkorgels en slaagde
er bijna in Cecily belang in te boezemen,
door wal hij haar wist ce vertellen over edel
gesteente. Hij doet zijn uiterste best om
Cecily voor zich te winnen en doet nauwe
lijks moeite zijn toewijding te verbergen,
terwijl Cecily zelf trouwens even weinig
moeite doet om haar tegenzin te verbergen.
Het is bijna jammer dat Cecily een man
afslaat, die ontegenzeggelijk kundis; is, al is
hij ook leelyk. Zg ziet niet veel mannen in
het dorp en er is geen huwbaar man hier,
wiens positie en inkomen even goed zijn als
dat van Remyer.
Na 't diner praatte ik wat met hem over
onzen vroegeren schooltijd. Op mijn laatste
reis naar huis", zei hij, koos ik eigenlijk
pas mijn beroep. Jij zat in dezelfde coup
en ik las de Amoursd'un Interne." Ik geloof,
dat dat me de medicijnen in de gedachte
bracht. Daarvóór had ik altijd schrijver willen
worden. Je zat in dezelfde coupéen wou
cognac drinken "
Dat herinner ik me. Ik dacht dat 't erg
groot stond. En nu drink je zelfs geen
wijn "
Hier kwam er een seconde lang een gaping
in 't gesprek, en toen keerde hg zich tot mij
met de aarzeling van een nieuw, persoonlijk
onderwerp in de oogen.
Je hebt Cecily Fane zeker vaak ont
moet, hè?"
O, ja".
En hoe vindt je haar?"
Zij is een goed bijna edel meisje".
Rosecourt, mag ik je op den man afieti
vragen ?"
Ik wist wat hij vragen wilde en zei: zeker".
Ben je verliefd op Cecily Fane?'
Absoluut niet, en ik zal 't nooit worden
ook. Ik behoef jou die vraag niet te doen,
vermoed ik".
Niet als je tenminste eenige opmerkings
gave hebt", zei hij op eenigszins geirriteerden
toon.
Julij 3. Ik ben zoo juist uit de kerk ge
komen. :»a afloop van den dienst, bleef ik
nog wel een uur spelen, maar ik zag of hoorde
niets. Dit drukte mg erg neer en ik begon
te vreezen dat mijn heilige mij nooit meer
zou verschijnen, omdat ik haar den vorigen
dag ook al niet gezien had. Ik deed de lichten
op het orgel uit en ging naar beneden. Toen
Johnson de kerkdeur opendeed, zag ik een
flauw schijnsel op de plaats waar de
klokkenluiders altijd staan. En daar zag ik St. Cecilia
een oogenblik lang Zij was altijd al bleek,
doch nu was zij doodsbleek. Zij had tranen
in de oogen en haar lippen bewogen zich
alsof ze iets zei, maar ik kon 't niet verstaan.
Zij verdween bijna onmiddellijk weder.
Waarom zou zij vanavond toch onder den
toren gestaan hebben ? Tot nu toe verscheen
ze mij altijd aan het andere einde der kerk.
Ik wou, dat ik wist wat ze tot mg wilde
zeggen l
(Slot volgt.)