De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 28 juni pagina 6

28 juni 1908 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

r DEAMSTERDAMMElt WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1618 ui. Prof. Dr. CHRISTIAAN SNOUCK HURGRONJE, Jüfoopïeeraar in de Semitische talen aan de Universiteit te Leiden, Adviseur bij het Ministerie van Koloniën voor Inlandsche en Arabische Zaken, Commandeur in de Orde van den Ned. Leeuw. Zijn in de rubriek Indische Figuren" tot dusverre personen behandeld, die in Indi eene groote populariteit ver vier yen, zoo was dit in de eerste plaats eene populariteit bij de Europeesche bevolking aldaar. Wat echter bij deze als eene verdienste, als iets roemvols gold, werd door de Inlanische wereld misschien wel eens met andere oogen aan gezien, anders betiteld l De man, over wien in deze regelen zal gesproken worden, was beroemd even goed bij de Inlanders als bij de Europeanen, ja bij de eereten wel het meest: by' den Inlandschen adel, bij den adel van den geest, by dezen vooral en by' den adel van de geboorte, 't Is misschien gewaagd, in de oogen van sommige Neder landers, misschien zelfs wel van Nederlanders, die lang in Indiëgewoond hebben, om te spreken van een lolandschen adel van den geest". Die Nederlanders echter zijn wel licht nooit in aanraking gekomen met de hooger staande leden van de Inlandscbe maatschappij. En dan nog, 't is niet iedereen gegeven, om zoo maar direct, een, twee, drie, superieure menschen van gewone te kunnen onderscheiden l Bij de koffie gaat men op het merk af, en daarin heeft men groot gelijk", zooals Droogstoppel wy'ggeerig opmerkte maar de menschen dragen niet een voor iedereen leesbaar merk van hunne eigenschappen op het voorhoofd. Hoe kon de Gouverneur-Generaal weten, IIIHIIIHIIIMItllllllllHIIIIHtnillllllll Richard Wagner. aten Jotólenm der Waper-Vereenipg. Zoo ooit een vereeniuing met vreugde, met voldoening, met trots op haar verleden mocht terugblikken, dtn is het zeker on'-e Wagner-Vereeniging, by het voleindigen van haar vijfde lustrum. Al de illusiën waarvan bare oprichters gedroomd hebben, zij zij a werkelijkheid ge worden. Wanneer men naraat vrat a! is verricht voor de kunst van Wagner van het oogenblik af dat het eerste concert plaats vond in de zaal van Felix Meritis, op 2öJanuari 1884, tot de jongste Parsifal-opvoering, die bij het verschijnen van dit nummer juist tot de geschiedenis behoort, dan mag men in derdaad vervuld worden van erkentelijkheid voor het heil dat onze muziekbeoefening heeft gevonden in het werken der WagnerVereeniging en van bewondering voor de reuzentaak die achter haar licht. Men moet zich maar eens voorstellen hoe het in 1883 te Amsterdam gesteld was inde muzikale wereld en hoe dwaas v joroordeel en domheid samenwerkten om te trachten de macht die van Wagner's kunst uitging, tegen te honden. En toch was de meester toen reeds niet meer. Hij die als geen ander het voorwerp is geweest van bitteren spot, van haat en ny'd, had reeds sinds eenige maanden voor alty'd de oogen gesloten. Den 13en Februari 1883 had de dood hem opneeischt; ondanks 's meesters verscheiden vonden in den zoiier van dat jaar toch voor de tweede maal o ?> Boerin jen plaats van het Biibnenweihfestspiel Parsifal". Het was onder den indruk van deze opvoeringen dat een aantal Amsterdampche k u ast vrienden besloot een 'erteniging op te richten die, met den naam van den mees'er in haar schild, zou trachten de schoonheden zijner werken aan balangatelleudpn te openbaren. Mr. Henri Vio'.ta, toen reeds de man, als geen ander in Wagner's werken doorgedron gen, zou optreden als directeur. Den 26en Januari 1884 vond het eerste concert plaats in de zaal van Felix Meritis. Het programma bevatte fragmenten uit Der Jlisgi-nde Hollander, Lohengrin, Tristan und Isolde, Die Meistersinger von Nürnberg, Tannhduser en Die Walküre. Twee der voornaamste Wagner-vertolkers, Marianne Brandt en Carl Hill gaven wijding aan dit eerste concert. Het was my niet vergund dit concert en de volgende drie of vier uitvoeringen bij te wonen, daar ik mij toen in het buitenland op hield. Wel herinner ik mij Ie ;endig de enthou siaste berichten over dit eerste concert. Als een openbaring moeten de zangvoordrachten van de genoemde Bayreuther kunstenaars gewerkt hebben; maar meer nog was men verstomd over hetgeen Henri Viotta met pleitte de heer Sandick in Leed en lief in Bantam" voor Duymaer van Twist, die het zich rustig bad laten zeggen, dat er bloed kleefde aan zyn overgegaard Indisch trakte ment, hoe kon die Gouverneur-Generaal, die na ja hem wel eens aan tafel had gehad, weten, dat deze Don weg Dekker een man van zoo buitengewone gaven was. Zeker, zeker, dat is niet zoo gemakkelijk, zelfs niet voor een Gouverneur-Generaal, van wien in bijzondere mate menschenkennis verwacht mag worden. En daarom mogen wy het nie mand euvel duiden, als hij aan een inland sehen adel van den geest twijfelen mocht. Toen Dr. Snouck Hurgronje naar Indi ging, had hij reeds een grooten naam als kenner der Semitische talen, vooral het Arabisch, en was zijne beroemde reis naar Mekka al volbracht. Naar Mekka, waar geen niet-Islamiet ter bedevaut wordt toegelaten. Maar Sn. H. was geheel als Mohammedaan vermomd; hij sprak de Arabische taal vloei end en kende de gewoonten der woestynbewoners. Toch is zyn leven nog in gevaar geweest en heeft hij zich door de vlucht moeten red den. Er was al verdenking ontstaan, toen Sn. H, zich een wondje toebrengende aan zijn hand, de lippen aan dat wondje bracht, wat in den Kordn streng verboden is. In 18 39 kwam hij in Indij aan. Zijn ver maard werk over Mekka was het vorige jaar uitgekomen; zyn boek De beteekenis van den Islam voor zy'ne belijders in O.-I." was al zes jaren oud. Hij zou nu naar Atjeh gaan, vermomd, zoo was in Buitenzorg goed gevonden, maar door eene on voorzichtigheid,aldaar begaan,die eene onbescheidenheid mogelyk maak e, kwam het plan in de courant, met het gevolg, dat de reis niet door ging, want nu zou de vermom ming gauw doorzien zijn geweest. Het aanbod van Sn. H. om als quasi-deserteur in Atjeh onder de vijandelijke bevolking een tij d lang te leven, werd, als te gevaarlijk, niet aange nomen. Dr. Snouck Hurgronje bleef op Java, echter nog niet in vasten gouvernementsdienst. Hij bestudeerde de taal, de zeden en gewoonten der Ja vanen, de Soendaneezen en Madoereezen op Java daar onder begrepen. Hjj ging in den regel als Islamitisch goeroe (onderwijzer) gekleed, ging om met penghoeloes (priesters), met schriftgeleerden en hoojden der bevol king. Spoedig was hij gaarne gezien en zeer geacht bij de hoogere lulandache bevolking om zijn kenais van den Koran, van land en volk,van hunne geschiedenis.om zijn hart voor de belangen der Inlandscbe bevolking. Aan Sn. H. durfden zij alles vertellen, hun vreugde en hun leed, hunne tevredenheid over deze, hun verdriet over die bestuursmaatregelen, en dat wil wat zeggen bij een anders zoo gesloten Oostersch volk. Dr. S. H. was Adfieeur voor Oostersche talen en Mohammedaansch Recht, een eenigszins zonderlinge litel, die dan ook in 1898 veranderd werd in Adviseur voor Inlandscbe en Arabische zaken. De Oottersche kleeding, die S. H. meer malen droeg, zijn veelvuldig verkeer met Inlandsehe en Arabische aanzienlijken, zijn betrekkelijk weinig omgaan met Europeanen deden allerlei verhalen ontstaan. Zoo behet orchest volstrekt niet n van den eersten rang na slechts een paar repetitiën, had weten tot stand te brengen. De avond van 26 Januari 1884 was dus een dubbel succes. In de eerste plaats omdat de jonge Wagner- vereeniging voor goed haar bestaansricht had aangetoond en in de tweede plaats omdat gebleken was, hetgeen slechts enkelen vermoedden, dat Viotta een dirigent was van den eersten rang, dia ongetwijfeld der vereeniging een schitterende toekomst zou verzekeren. Zal ik nu stap voor stap nagaan wat de Wagnervereeniging heeft gewrocht in den dienst van de kunst en ter eere v. n den meester wiens naam zij voert? Ik mag mij daarvan ontheven achten nu de heer S. van Milligen in het laatste num mer van Caeciha" *) een levensschets van de Wagnervereeniging heeft geschreven, waaraan ik eenige bijzonderheden heb ont leend en welk geschrift ik iedereen ter lezing aanbeveel. Toch kan ik me niet weerhouden te wy'zen op een paar schitterende gebeurtenissen, een paar markante bladzijden uit de geschiede nis van de feestvierende vereeniging. Nadat reeds onder leiding van Viotta door de zang vereening Excelsior" een paar uituitvoeringen van Beethoven's?Fidelio"hadden plaats gevonden in de zaal van het Paleis voor Volksvlijt, besloot de Wagner-Vereeni ging te breken met haar tot dusver gevolgde gewoonte, om fragmenten van Wagner-werken in concert vorm uit te voeren en voor de herdenking van haar tienjarig bestaan meende zij, eveneens in de zaal van het Paleis, een scenische opvoering te kunnen geven van Siegfried". Hoe weinigen zullen wel beseft hebben welke onnoemelijke moeilijkheden moesten overwonnen worden om een dergelijke opvoe ring mogelijk te maken! Ik wil nog niet eens spreken van de voorbereiding van het orchest, dat voor een dergelijke partituur in haar geheel vreemd stond; evenmin van de teleurstelling met den vertolker van de titelrol, wiens stem by het vorderen van het werk in heeschheid toenam, zoodat hij aan het slot nog slechts kon acteeren - neen, ik heb het oog op het gecompliceerde Bühnentechnische" ge deelte en dat op een tooneel, hetwelk voor een dergelijk werk niet berekend was. Maar de eerste stap op den weg der dra-' matische opvoeringen was gezet en nadat het publiek ia tien jaren tijds door concert uitvoeringen was voorbereid, kon de Wagner vereeniging, getrouw aan haar beginselen, een nieuwe aëra openen met de opvoering van Wagner's drama's in hun oorspronkelijken vorm. De opening van den nieuwen stadsschouw burg in 1894 was een feit dat op de toekoms tige plannen der Wagnervereeniging een gunstigen invloed uitoefende. Den 23en No vember werd Die Walküre" voor het eerst gegeven. Van toen af kwamen Die Meister singer", Tristan und Isolde, Götterdammerung, Das Rheingold en Lohengrin" aan de beurt en alle werken beleefden meermalen her halingen. Zeker staat den lezer nog levendig voor *) Caecilia". Maandblad voor muziek. Wagner-feestnummer. Vyf-en-zestigste jaarg. N o. 6. Amsterdam,Van Holkema & Warendorf. weerde men, dat hy overgegaan was tot de Mohammedaansche geloofsbelijdenis, wat wellicht zyn grond vond in het feit, dat S. H. geen uitzondering maakte op den regel, dat de studie van den Koran sympathie doet ontstaan voor de leer, daarin vervat. Een vereenvoudigd Christendom is 't Mohamedanisme. wel genoemd, en inderdaad begry'pt men, als men den bijbel der Mohammedanen onbevooroordeeld doorleest, dat men tot die benaming komen kon. In 1891 wenschte de Indische Regeering van de groote gaven van Dr. Snouck Hur gronje gebruik te maken op Atjeh, wat vroeger al in de bedoeling had gelegen, maar toen, zooals we gezien hebben, niet tot uitvoering was gekomen. S. H. die op Java wilde blijven, verzette zich tegen het plan, doch de Gouverneur-Generaal van der Wijck zette het door en de groote geleerde ging. Men heeft veel gesproken en geschreven over de Van Heutzpolitiek op Atjeh, men zou echter met evenveel recht kunnen spreken over de Snouck Hurgronjepolitiek. Zijne ver dienste, daar op Atjeh verworven, moge de geschiedschrijver later in hare volheid te boek stellen, wij zouden dat niet kunnen doen. Het land, waar hij tegen zijn zin naar toe ging, zou juist zyn veld van werkzaam heid bij uitnemendheid worden. B. H. kent den Atjeher in zyn huis en daarbuiten, in zyn godsdienst, in zijn heele leven en streven, zooals wel geen ander Europeaan hem kent. Zy'n boek De Atjehers", een standaardwerk, uitgegeven op last der Regeering, legt er getuigenis van af. De toenmalige gouverneur van Atjeh, ge neraal Van Heutz, was verstandig genoeg om op ruime wyze party te trekken van S. H's groote kennis van land en volk, die dan ook zooveel heeft bijgedragen tot het verkrijgen, misschien juister gezegd: tot het naderen van geordende toestanden. Doch een raadsman, wiens gezag algemeen erkend is, wordt toch al licht min of meer lastig, vooral tegenover militairen, die nu eenmaal niet houden van zeer diplomatiek optreden, reke ning houden met dit en met dat en met nog wat. Ook voor S. H. kwam die tijd. Hij voelde het en verliet Atjeh. De gevolgen zyn niet uitgebleven. O, ware S. H. de raads man gebleven op Atjeh, nog beter ware hij het gebleven te Batavia of Buitenzorg, dan zou thans daar niet dagelijks zooveel menschenbloed vergot en worden van h et een e einde van dat uitgestrekte rijk tot het andere. Dan zou niet zoo durven wij onderstellen dan zou niet in een zoo groot en belangrijk ge west als Sumatra's Westkust een bittere en begrijpelijke haat ontkiemen tegen ons gezag, nu wij daar, met verbreking van onze een maal plechtig afgelegde gelofte de bevolking in hun adat treffen.Een militair régime,dat zich vrijelijk kan uiten, is wel zelden eene ge schikte regeerini?, doch dit geldt heel in 't bijzonder voor ons Indiëmet zijne kalme phlegmatieke, langzaam denkende, alle bruskheid hatende bevolking. Toen in 1877 de militaire partij te Berlijn haren machtigen invloed aanwendde, ook bij den keizer, om tot een tweeden oorlog tegen Frankrijk aan te zetten, eer dit land met zijne geduchte bewapening geheel gereed «)u den geest de opschudding die in het buiten land verwekt werd, door de mare dat Par sifal" door de Amsteriamsche Wagnerver eeniging zou worden opgevoerd. Eene betreu renswaardige kortzichtigheid van mevrouw Cosima Wagner, die geen onderscheid wist te maken tuaschen het ideale streven der Wag nervereeniging en de commercieele exploitatiezucht van een Amerikaansche operatroep, was oorzaak dat eenige Duitsche dirigenten een protest de wereld inzonden, dat echter totaal ontzenuwd werd door een brochure van onzen Amsterdamschen Parsifal, Ejnar Forchhatnmer. Ook in deze kolommen is uit eengezet dat een Parsifal-opvoering in den besloten kring onzer Wagner/ereeniging vol strekt niet indruischt tegen de piëteit ver schuldigd aan den zwanenzang van den Bayreu ther meester. Overigens is gebleken uit ver schillende brieven en uitlatingen van Wagner, sedert 1905 in het licht gegeven, dat hy een dergelijke opvoering zou hebben gesanc tioneerd. En daarom doet de Wagnervereeniging goed, voor haar vy'f en twintig jarig bestaan wederom Parsifal ten tooneele te brengen. Het zou my niet mogelijk zijn, in dit beknop te opstel melding te maken van alle kunste naars, die van 1883 af, in de Wagnervereeniging zijn opgetreden. Ik geloof echter niet dat er veel Bayreuther zangers of zangeressen van naam zullen zyn, die niet tevens herhaaldelijk gasten van de Wagnervereeniging waren. Namen wil -ik niet noemen, omdat ik dan toch waarschynlijk enkele en misschien wel mede van de beste, zou overslaan. Zakerishet echter dat allen gaarne te Amsterdam optraden en zich door den ernst waarmede hier de kunst wordt beoefend, geinspireerd gevoelden tot het verrichten van daden die ver uitstaken boven hunne alledaagsche artistieke plichts vervulling. Uit eigen waarneming kan ik conStateeren dat ik vaak, verschillende kunste zijn, toen wist Bismarck van den ouden keizer te verkrijgen, dat de militaire macht niets verder zou zijn dan de sterke arm, die een voudig, te gehoorzamen had aan het hoofd, 's lands regeering. En dat was goed; dat voorkwam alle verschrikkingen van een nieuwen oorlog. Toen Dr. Snouck Hurgronje in Batavia teruggekeerd was, werd hij o.m. lid van het College van Curatoren over het Gymnasium Willem III te Batavia, waartoe ook de zooge naamde Afd. B. behoort, de Instelling voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde. En hij stond in voortdurend contact met de In landsche leerlingen op de verschillende inrichtingen van onderwys voor Europeanen te Batavia. Zij kwamen geregeld by hem aan huis. Hij behartigde hunne belangen, kwam daar, zoo noodig, y'verig voor op, naar den zin van velen misschien een enkele maal wel eens te y'verig. Dr. S. H. heeft steeds voor de wetenschap geleefd en die wetenschap dienstbaar gemaakt aan de belangen van zijn vaderland en van de arme, veelal zachtzinnige Inlandsche bevolking, nog kinderlijk in hare opvattingen, de bevolking, die zoo dikwerf het kind van de rekening is geweest, en tegenover welke nog zooveel is goed te maken. S. H. leidt hier in Nederland, evenals vroeger in Indië, een zeer werkzaam leven. Soms, heel soms, ziet men hem wandelen in of by Leiden, als de bezigheden hem niet gevangen houden, zooals ze doorgaans doen. Behalve zyn werk als hoogleeraar, heeft hy veel te verrichten als adviseur aan het Departement van Koloniën. En dan, hij is royaal met zyn colleges, nog royaler met zyn hulp aan studenten, waar die hulp wordt ingeroepen. In zy'ne polemische geschriften kon hy vroeger heftig zyn; hy komt dan ook niet uit onze noordelijke provinciën, is geen echte phlegmatieke, onaandoenlijke" Hollander; hij komt uit het zuiden, en nog wel uit het donkere zuiden. Hy' werd in 1857 geboren te Oosterhout (N.-B.). Maar de vurige kracht, die h\j vroeger wel eens den vry'en loop liet, heeft hy nu beheerscht en laten bezinken. Wie Snouck Hurgronje ontmoet, rustig philosofisch aan den wandel, kringetjes pnflend met den rook van zyn geliefde sigaar, heeft moeite zich voor te stellen, dat deze man, eens Indiër geworden, nu vrijwillig balling uit het land, waarmee hy zich had vereenzelvigd, die een groote stille kracht is voor onze koloniën, een groote levende kracht kon zijn. Wij mogen trotsch zijn op Snouck Hurgronje. Wij mogen hem dankbaar zijn, dat hij ons trouw bleef. Zoo aan n professor, zijn hém verlokkende aanbiedingen gedaan! Reeds vele jaren geleden werd hem een professoraat aangeboden aan de Universiteit te Cambridge, een groote eer, en eene financieel zeer voordeelige betrekking. S. H. bedankte, evenals daarna voor een beroep naar Duitschland; hij bleef behouden voor zijn vaderland een groot geleerde, groot door zijn weten, groot door hetgeen hij in Indiëvoor ons en voor de inlandsche bevolking tot dusverre ge weest is. IJ. naars in den vreemde veel minder heb zien presteeren dan hier?en dat alleen omdat ginds sleur heerschte en hier alles met wijding ge schiedde. De Wagnervereeniging heeft steeds in de gelukkige omstandigheden verkeerd, dat zij zich wegens finantieele motieven nooit heeft behoeven te beperken in de maatregelen om haar uitvoeringen zoo schitterend moge lijk te doen zijn. Met het beste orchest kon de directeur zoolang repeteeren als hy dit zelf noodig oordeelde; de beroemdste solisten mochten worden uitgenoodigd en niets werd ontzien om decors en costumes geheel in overeenstemming te doen zijn met hetgeen door hooge eischen werd gevorderd. Een besluur dat zóó de kunst dient, dat zóó kleinzielige en bekrompen begrippen op zy'de weet te zetten en ten volle beseft dat de kunst vaak aanspraak maakt op vorstelijke offers, verdient onbeperkte hulde; laat ik alweder geen namen noemen dan alleen dien van den directeur Henri Viotta. Hij is de man van wien steeds alle denk beelden uitgingen. Hij is degene die het ideaal hoog gehouden heeft; die onafgebroken den blik voorwaarts gericht hield, die steeds het juiste tijdstip heeft weten te kiezen om over te gaan tot een daad, waartoe hij den ty'd rijp achtte, die steeds iedereen wist te bezielen met de liefde voor Wagners kunst waarvan hy zelf gloeit en den geestdrift die hem zelven ontvonkt. » Het is vooral het ideale werken van de Wagnervereeniging, dat voor onze stad van zoo buitengewoon groote beteekenis is ge weest ; een beteekenis waaraan elke perso nencultus ten eenenmale vreemd is. Tot Henri Viotta, de ziel der Wagner vereeniging, richt ik mijn gelukwensch bij het zilveren jubileum dezer met roem be dekte kunstinstelling. ANT. AVBRKAMP. Mr. Henri Viotta.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl