Historisch Archief 1877-1940
No. 1618
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Potgieter^alsjhandelsman.
E. J. POTGIETER/ 1808?1875.
Potgieter heefc als Agent van
Buitenlandsche Huizen, zoowel de Groote
Koopmansbeura als de Korenbeurs te Amster
dam bezocht.
J. G. de Hoop Scheffer heeft als
Beursherinnering Potgieter als
Handelsman" geteekend in het
Nieuws van den Dag van 31 Mei 1903.
J. G. de Hoop Scheffer schetst geestig
zijn eerste komst aan de beurs, en het zich
daar gevoelen als een kat in een vreemd
pakhuis. Nog soezende, in stilte bespie
gelende altyd voor zoover een
jongmensch bespiegelt voelde hij een tikje
'op den schouder. Hij kijkt op en wordt
op hetzelfde oogenblik voorgesteld aan
E. J. Potgieter. Terstond trof hem het ver
schil tusschen Potgieter en al de mannen,
die om hem heen waarden. Sem dacht,
Potgieter voelde er zich niet thuis en
scheen verdwaald te zijn op de beurs.
Ben lotgenoot!" redeneerde hij bij
zichzelf, en meteen was sympathie voor
Potgieter bij den jongen De Hoop Scheffer
opgewekt. Ook dacht hij toen, onwille
keurig, aan het genot, dat de lectuur
van zij a Pennelikker" bij hem had
opf e wekt. Een kleurtje van genoegen vloog
em uit. Bij de tegenpartij viel de
kennismaking blijkbaar minder in den
smaak, Potgieter, de professorenhater
bij uitnemendheid, vond, ongezien, het
nest, waaruit J.de Hoop Scheffer kwam
diens vader was hoogleeraar en predikant
bij de Vereenigde Doopsgezinde Ge
meente verkeerd. Dat vooroordeel ten
opzichte van hem, is Potgieter ten
minste De Hoop Scheffer heeft 't zich
altoos verbeeld nooit geheel te boven
gekomen.
Op weg van het Leesmuseum naar de
Beurs kon Potgieter wel vaak
allergenoegelijkst met hem loopen praten, maar
min of meer stroef bleef de laatste toch
altoos tegenover hém.
Ja", roept De Hoop Scheffer uit
Potgieter was in sommige opzichten
kleingeestig, erg bekrompen van opvat
ting. Eene al te ver naar het grijs
overhellende jas; een al te cad
zomerpakje; blauwe muziekbalken op boord
en manchet; een puntje zijde in den
jasrsvers n van al die fraaiigheden
gaf reeds richting aan zijn oordeel over
je persoon en verstand.
Wie in Potgieters dagen te veel werk
van zijn kleeding maakte, en er anders
uitzag dan de anderen, was in 't oog
van degelijke mensehen eene ongunstige
exceptie, een ploert.
Tot die excepties behoorde Potgieter
waarlijk niet. Met alleen in kleeding,
maar ook in zijn werk was hij groezelig,
slordig. Hij schreef eene onleesbare hand
en het S. E. & O." stond niet voor den
vorm, was gansch niet misplaatst onder
zijn rekening-couranten en calculaties.
Hij sprong soms wonderlijk om met de
cijfers, en wie ze moest narekenen, kreeg
nooit het gevoel van overbodig werk te
verrichten.
Telkens als men merkt De Hoop
Scheffer op met Potgieter zaken deed,
rees de vraag: hoe is de man er ooit
toe gekomen in den handel te gaan?
Hij was handelsagent, maar de eigen
schappen, die zulk een tusscbenpersoon
moet bezitten, zocht men volgens J.
G. de Hoop Schefler bij Potgieter
tevergeefs. Geen spiertjekoopmansyleesch
was er aan hem te bekennen. Hij wan
delde op de beurs als iemand, die van
de schrijftafel naar de boekenkast loopt en
onderweg peinstover'tgeenhij wil opslaan.
Zeker, onder de huizen, die hij ver
tegenwoordigde, waren groote, voorname
firma's, bij voorbeeld: Poppe Scheenhoff
en Guttery te Kaapstad; F. L. Brauns
te Baltimore, F. W. Heiligers te
Calcutta en een paar gunstig bekende kantoren
aan de Oostzee,?maar,... J. de Hoop
Scheffer vermoedde, dat deze hem be
schouwden als hun statie-agent en menig
zaakje, buiten hem om, hier aan de markt
afsloten. Is dit werkelijk het geval ge
weest, Potgieter zou het zeker niet ge
merkt hebben. Het kantoor stond bij
hem achter voor de studeerkamer. Her
haaldelijk tracteerdëhij zich op een
beursvacantiedag en vond dan zelfs
onnoodig zich op de beurs door een bediende
te laten vertegenwoordigen. De enkele
offertes, die hij plaatste, werden in den
regel genomen uit vriendschap, ter wille
van zijn persoon, en niet, omdat hij iets
aanbood, waartoe andere agenten niet in
?staat, waren.
De zaken, door zijne tusschenkomst
afgesloten, lieten zelden winst. Onder
kantoorbedienden was het spreekwoor
delijk: Potgieter zorgt voor de
debetzijde der winst- en verliesrekening.
Het agintuurzaakje, dat Potgieter op
richtte, Töleef dan ook zijn leven lang
een nietig, armoedig struikje. Zuiver
al te zuiver mompelen de ongeloovigen
aan eerlijkheid in den handel zuiver
van ongedierte werd het gehouden, maar
nooit maakte het nieuw hout, bloeide het.
Potgieter verdween van de beurs,
zonder dat iemand in zijn omgeving 't
opmerkte.
* *
*
P. N. Muller, een Beursman in ruste
in der tijd Redacteur van De G-ids
heeft in De Gids van 1886 over Potgieter
ter Beurze", geheel anders over hem als
koopman geoordeeld.
Hij noemde Potgieter koopman in de
volle beteekenis van het woord,
koopmandichter" of dichter-koopman".
Welk een krachtig geheel Potgieter
ook was, in waarheid een man uit een
stuk, toch waren in hem de koopman
en de man van letteren geheel gescheiden.
En toch was hij in het een en het ander,
in de ruimste beteekenis des woords
een man!
Voor kooplieden was hij een trouwe
en veelbeproefde vriend, menigmaal een
gids voor hen geweest in hun handel,
op beurs en op kantoor.
Bekwaam was hij voorzeker ook als
koopman. Een zoo zeldzaam scherpzinnig
man als hij, is nooit achterlijk bij de
meerderheid, waar hij ook moge optre
den. Maar als er sprake is van over
wegend meesterschap in beide opzichten,
dan zou hij zelf op de beurs menig even
knie van hem hebben kunnen aanwijzen,
en ook tal van personen voor wier grootere
handelskennis en ervaring hij de vlag
moest strijken.
Potgieter was een geheel ander man
in de Handels- dan in de Letterkundige
Wereld. Op de Beurs wij hij voorko
mend, vriendelijk, dienstvaardig, gemeen
zaam en vertrouwelijk, zelfs met tal van
personen, die alleen voor zaken en de
dingen van den dag oo? en hart hadden,
maar wier flink optreden ter plaatse, waar
zij stonden en wier eerlijkheid en nuchter
gezond verstand zijne genegenheid wek
ten. Die menschen hadden hem in waar
heid lief en voor hen was hij een toe
gevend en inschikkelijk vriend.
Potgieters innemende persoonlijkheid,
waar hij die wilde doen uitkomen en
laten gelden, en zijn ijver en doorzicht,
en bovenal zijn onkreukbare trouw en
eerlijkheid, waren oorzaak van zijn
grooten invloed bij de velen op Amstels
beurs, die bij voorkeur
met hem hunne zaken
deden.
De koopman-dichter
had een zeldzame werk
kracht. Hij dreef uitge
breide en vele, maar ook
veelsoortige zaken, die
vaak omslachtig en tjjdroovend waren.
Toch heeft hij nooit een eigenlijk kan
toor gehad, noch eenige hulp bij zijne
zoo drukke briefwisseling met al zijne
buitenlandsche huizen. Pas had hij den
brief naar Amerika of Londen of Frank
rijk en Italiëgeschreven, om de be
stellingen op tabak, rijst en zuidvruchten
en wat niet al over te brengen, met al
de daaraan verbondene, vaak
beuzelachtige, voorwaarden of met dezelfde
pen en aan dezelfde tafel vervolgde hij
zijn Florence".
Potgieter sprak gaarne verschillende
menschen op de Beurs aan. Een aantal
zijner beste handelsvrienden verliet nooit
de beurs eer hij zijn dagelijksch bezoek
bij hen had afgelegd, al werd het soms
laat. Tot die wachtenden hebben behoord
P. N. Muller en Zimmerman.
Merkwaardig was '^Potgieter dan te
hooren. Hem te volgen in den stroom zijner
woorden en opmerkingen, was moeielijk.
Ieder oogenblik zou hij weggaan, maar
telkens moest hij eetst nog even vertellen
dat deze of gene dit of dat geschreven
of gezegd of gedaan had, en van regeering
of bestuur die dwaasheid of wijsheid
meedeelen. maar dan ook dadelijk gaan
naar.... Maar, weggaan eer ge wat
aardigs verteld hebt?" plachten Muller
en Zimmerman hem dan gekscherend
te vragen, en lachend was hun vriend
verdwenen.
Maar werkelijk school in hun gekheid
een waarheid, want Potgieter was verzot
op het vinden van een aardigen zet,
een geestig woord, een pointe", bij alles
wat hij zei of schreef.
In overeenstemming met oordeel over
Potgieter als Beursman en Handels
agent, is wat een Amsterdamsen makelaar
in ruste, die op de Groote
Koopmansbeurs en de Korenbeurs vaak met hem
in aanraking kwam, mij dezer dagen
vertelde.
Potgieter was ook volgens hem
een degelijk agent, met helderen blik.
Tusschen de velen merkten men hem
ter Beurse terstond op, want hij was
wat men noemt: een verschijning. Be
minnelijk en voornaam bewoog hij zich
tusschen de handelaars op beide beurzen.
Op de Korenbeurs kwam hij voorname
lijk om den handel in rijst. Ieder die
met hem sprak, gevoelde, zonder zijn
mindere te worden zijn meer lerheid; er
ging van hem iets uit. Veelal bracht
Potgieter in het gesprek een of andere
geestigheid uit Dickens te pas. Geen
wonder, want in het eerste deel van
De Gids had hij Dickens Pickwick"
vertaald en gezorgd dat de geestige
teekeninsen er niet bij ontbraken.
Wetend, dat Potgieter veel met
Amsterdam op had, maar er alles zoo
geheel anders wilde, stelde mijn zegsman
als bestuurder van de Kiesvereeniging:
Burgerplicht" hem voor als candidaat
voor den Gemeenteraad.
Zoodra Potgieter er echter kennis van
kreeg, verzocht zijn handelsvriend het
candidaatschap te niet te doen, want zitting
te nemen bij de heeren op het Prinsenhof
scheen hem weinig aanlokkelijk. Zoo
geschiedde.
Wanneer Potgieter en zijn handels
vriend nu en dan samen van de Beurs
kwamen, bracht Potgieter, al loopende
en keuvelende, ongemerkt de grootheid
van Amsterdam in vroeger eeuw in her
innering en verfoeiend het slaperige van
het toenmalig heden, prees hij herhaal
delijk Sarphati, die Amsterdam uit den
dommel schrikte, en een nieuwe stad aan
den Amstel ging stichten. Eens, dat ze zoo
al wandelende, op het Rokin bij het nieuwe
Bankgebouw gekomen waren, bleef Pot
gieter stil staan en wees op het leelijke
van het gebouw en van de beelden, die
met de ruggen tegen elkaar zitten, als
Ie couronnement de l'édifice''.
Wessie!" zei hij toen laten we
een bochie omgaan" om weer in goed
Geboortehuis van E. J. Potgieter te Zwolle.
De oude, sedert lang gesloopte Korenbeurs te Amsterdam.
f Uit Justus r. Maurik's: Toen ik nog jong was".)
humeur te komen. Fjn zij gingen langs de
Bocht en verder. Dan wees hij op het
schoone van het eenvoudige der huizen
in de Bocht van de Heerengracht, en
gaf ongemerkt collegie in den handel der
17de eeuw en de groote beteekenis van
Amsterdam en zijne kooplieden, die op
Heeren- en Keizersgracht zulke huizen
lieten bouwen, wier bouw en rijkheid
Vondel in de voorrede van De Leeuwen
dalers" bezongen heeft.
Eens" vertelde Potgieter'»
handelsvriend hielp ik op de brug van de
Leliegracht bij Keizersgracht een armen
kerel zijn kar de brug opduwen. Potgieter,
die juist uit zijn huis kwam, zag het en
klopte mij op den schouder en zei:
Wessie, dat moet je nooit meer doen.
Waarom niet." Moet ik die tobbert
niet helpen.
Neen. Maar hij moest het ook niet doen.
Dat is paarden- en geen menschenwerk.
In dien tijd liet men echter de minderen
maar slaven. De bakkers kregen van het
dragen der zware manden, kromme beenen.
Er zijn heel veel jaren moeten voorbijgaan
eer het den minderen in hun arbeid lichter
werd gemaakt. Thans zijn de
AmsterEX-LIBRIS
NS ?
VAN-D t N-Bob C rt
HDIT-IS-DE-AFBEELOINGA/AN-HET-OUOE-HUIi.»
Sorgh-VLiet
IN-OIT-MUI5'WooNDE'C*BU5KEN-HUET-EN-BEZoCrlT
m
i..*
Omslag van een brief, door Potgieter geschreven en gericht aan Coenraad Busken Huet,
Redacteur van de Java-bode te Batavia.
(Eigendom van H. D. Tjeenk Willink & Zoon, uitgever» te Haarlem.
<t^£^^^
Een Ex-libris" van Jacques v. d. Bosch
te Bloemendaal.
Einde van een brief, door E. J. Potgieter gericht aan een Koopmanszaak te Amsterdam.
danisehe sluizen" lager en ziet men niet
/oo vaak meer het eestenwerk, dat een
jongen aan ee» touw voor de kar trekt,
en de man bij de kruk duwt, dat hij er
half bij npervalt. Wie nu maar even
kan, heeft een paardje voor den wagen.
Potgieter had voor alles wat beter
k-m en beter moest een open oog, en...
een gevoelig hart bij al zijn hoogheid.
Potgieter besloot de handels vriend,
door hem, bij verkorting en om het
vertrouwelijke: Wessie" genoemd, is
mij uit de jaren, dat ik nog in den
handel was, bijgebleven als het type
van een knap, rechtschapen Amster
damsen handelsagent.
Ook Zimmerman roemt Potgieter als
degelijk handelsman, eerlijk, onkreukbaar
en trouw. J. H. R.
Potgieter op Sorghvliet.
Busken Huet's woning: Sorghvliet, aan
den straatweg te Bloemendaal, heeft
voor Potgieter, ook na dat zijn vriend
die verlaten had om in Indiëals jour
nalist werkzaam te zijn, de grootste
aantrekkelijkheid behouden, meer nog
dan Bellevue, de woning aan de Tol en
die te Haarlem.
Telkenmale herinnert Potgieter in
zijne brieven aan die woning, met al
wat er hem lief was geweest.
Hij kon niet in of bij Haarlem zijn,
of hij moest naar Sorghvliet" wandelen.
Huet schrijft hij er telkens over. De
villa in den Hout uitgever
Kruseman's-villa te Haarlem was Zondag
in eene waranda van bloemen herschapen.
Wij reden later Sorghvliet langs, alles
leeg, alles woest, alles dor. (1873).
Het ontstemt Potgieter, als hij Sorgh
vliet passeert, dat de drie luiken dicht
zijn", dan weer ziet hij het woest
en verlaten" of doet het hem klagen:
Sorghvliet zag er somber uit".
Een andermaal zocht hij te Bloemen
daal de oude dienstbode van Huet op,
het deed hem goed haar te hooren spre
ken over mijnheer en mevrouw en hun
zoontje, Gideon. Als de dienstbode de
familie schrijft, zorgt Potgieter voor de
verzending. Hij teekent dan aan: Inge
sloten een brief van Ceetje" de
dienstbode die belang in u drietjes
blijft stellen".
Bijzondere dagen doen Potgieter meer
dan ooit terugdenken aan de heugelijke
uren in Bellevue Huet's eerste woning
te Bloemendaal die bij de Tol
maar vooral in die van Sorghvliet ge
noten, in huis, of in den dflgpMluin en
bosch ingesloten tuin, onder;3tja bruinen
bank, of in het hutje, ook 't toütje" ge
noemd.
Er is weemoed in Potgie.terVherin
nering aan Sorghvliet als hij schrijft:
Het is St. Nicolaas-avond. Hóe is door
uw vertrek en. dat van uw broeder en