De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 5 juli pagina 1

5 juli 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOE NEDEELAND recLaotLe TVTr. S. Dit nummer beyat een Uitgeven: VAN HOLEEMA ft WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht yoor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staateblad JJo. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.65 Toor fattl per jaar, bg Tooruitbetalinf, . mail . 10. Afconderijjke Nummen aan de Kiosken Terkrfobwur . . . . . , 0.131/» Zondag 5 Juli Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonce» uit Duiteehland, Ooitenrijk en ZwiUerland worden uitsluitend «ogenomen door de firma RUDOI.K MOSSK U Kenle» en door alln filialen dezer firma. De priji per nnl U 40 Pfranig. INHOUD: VAN VERRE EV VANNABIJ: Politieke zeden, door T. Sanders Een interriew, door d K. De ve>jon?ing8kuur, door mr. H. Louis Israël?. l e deelneming van nietjuristen aan de burgerlijke rechtspraak door S. J. -Visser. Onderzoek naar de krotwo ningen te B»tferdam, door S. FEUILLE TON: De rer'ossiog van Gerald Roseconrl, IV. Naar bet Engeli-ch, van Barrie Pain. KUNST EN LETTEREN: Zilveren Jubileum der Wagner- Vereeniging, II, door Ant. Averkamp.?Jezu* Christus-?an onzen tyd, door prof. dr. J M. S. Ba'jon, beoor.l. door P. H. Ilugenholtz Jr. VOOR DAMES: Om en bg het Internationaal Gongrej voor Vrouwen kiesrecht, III, door Jobanna W. A. Naber. Allerlei, door Caprice. --UIT DE NATUUR, door E. Ueiman». Het Mimenspel"te Delfc, metafo , door Frans Mgnssen.' Amsterdamsche Kwakers, I, met afb, door S. Ka'ff. - Tentoonstelling Laren'che kunsthandel, door W. Steenhoff Aquarellen van dr. Deeby. Voaknyl op het Spui, door W. S. He' graf van Balthaear Bekker. dof>r Joh. C. Breen. De herkomst van den ua'tn Blauwkous', door M. C. Besliste volzinnen, door Jacob Israël de Haan. FINAN. EN OECONOM KRONIEK, door v. d. M en v. d S. - Nop eens over de zieke lief>le, door Frits van Raalte. Dierenhegdierming, door E. van Gendt. Herinneringen aan koning Alexander van Serviëd.ior L OAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIES. iitiiiiniiiiiiiiiiiiiHiiMimiiii Politieke zeden. De Nederlandache Vereeniging van Werkgevers (N. V. v. W.), is t ene vakvereeniging" waarvan lid zijn uitsluitend groot-industrieelen, o. m. de beide groote spoorweg-maatschappijen. In die vereenigiag is plaats voor werk gevers van elke politieke kleur, antirevolutionairen, katholieken, liberalen en verder voor allen, die voorstanders zijn van het particulier initiatief en dus voor stander-i van het behoud der tegenwoor dige kapitalistische productiewijze. De naam duidt het reeds aan, dat deze industrieelen zich niet in de eeréite plaats verbonden hebben als industrieelen, daarvoor loopen hunne belangen, betrok ken bij de meest verschillende soorten van nijverheid, ook te zeer uiteen. Zij nebben slechts n groot belang dat hen vereenigt: het belang van werk gevers tegenover de werknemers. De vereeniging staat, als zoodanig, niet vijandig tegenover de werklieden of werknemers. Allerminst. Maar waar de werklieden zich tegen woordig meer en meer vereenigen tot verdediging hunner belangen is het niet meer dan rationeel, dat ook de werkgevers, ook de groot-industrieelen, zich vereenigen. Het is eene kwestie van organisatie, waarbij harmonie van belangen, tot op zekere hoogte, tusschen patroons en werk lieden niet behoeft te zijn buitengesloten, behalve natuurlijk in het eene, reeds ge noemde, geval, dat de arbeiders zich prin cipieel gesteld hebben tegenover het particulier initiatief, dat zij zich hebben aangesloten bij de socialistische staats partij. De N. V. v. W. heeft dus alleszins reden van bestaan, zij heefteen duilelijk omschreven doel,verdediging der patroonsbelangen in het algemeen en tegenover de sociaal-democraten in het bizonder. De vraag, die door de kwestie Plempreub aan de orde is gesteld is nu deze. Welke is de verhouding tusschen eene vakvereeniging, waarin op ne na alle politieke partijen vertegenwoordigd zijn of kunnen zijn en eene oud-liberale cou rant, die door haar zoodanig geregeld gesteund wordt (?8000 per jaar) dat het al of niet bestaan dezer courant daarvan afhangt of kan afhangen? Het antwoord kan kort zijn. De vereeniging en de courant worden samengebonden door het zuiver werkge versbelang. Ze worden gescheiden door de politiek. De verhouding is per se" onjuist en immoreel, in meer of mindere mate. In hoeverre is alleen eene kwestie van verhoudingen. De leden der vereeniging behartigen, door dien steun aan de courant allen hun vakbelang, maar de niet oud-liberalen onder hen steunen tegelijk politieke tegenstanders en de courant, van deze laatsten dien steun aannemend, geeft daarmede in meer of mindere in,ate hare politieke onafhankelijkheid prijs. Zij verkoopt die onafhankelijkheid in meerdere of mindere mate voor den ge geven geldelijken steun. In tijden als den ónzen, dat het klasse belang zich mengt met het vak'oelang en dat dit eerste belang verre overweegt het meer ideëele politieke partij-belang zullen velen dit prijsgeven der politieke onafhankelijkheid nit t afkeuren, zooals wij thans ook zagen gebeuren. De handelwijze der Nieuwe Courant werd door velen goedgepraat. En niet geheel ten onrechte, wanneer men aan neemt, dat naast het groote politiekeconomische verschil tusschen de socia listen en de andere partijen, alle andere politieke partij verschillen zoo klein zijn, dat zij nagenoeg verdwijnen. Niet alzoo staat de zaak voor hen, voor wie het hoofdverschil op politiek gebied ook nu nog is liberaal of clericaal, voor Kuyper en zijn medestanders de antithese. voor hen kaïhet oordeel over de N. V. v. W. en over de Nieuwe Courant niet zacht zijn, voor hen zijn de hooge eischen der politiek verraden ten bate van zuiver ecmomisch en finantieel belang. De heeren Plemp en Treab mogen nu, in verband met deze ontleding van het ziekte-verschijnsel, zelve hun standpunt kiezen of herzien, wat voor beide alsnog wel noodig is. Want de samengesteldheid van het geval: de kruising van direct finantieele met economische en politieke belangen heeft, met hen, velen niet dadelijk helder doen zien. Maar op den duur ontkomt men niet aan de logica der feiten. De geschiedenis vaa dit politieke viezigheirije, evenals de verkiezing vanden antirevolutionairen mr. De Vries te Amsterdam, tot wethouder van het openbaar onderwijs, met de hulp van liberale raadsleden en de houding van het Handelsblad bij de keuze tusschen Bijleveld en Troelstra in 1895, toonen aan hoe dringend noolig het is, de par tijverhoudingen te herzien, zoodat er plaats komt voor het vormen eener groote conservatieve partij, naast dameer voor uitstrevende groepen, in het belang onzer politieke z?den. De vorming van het ministerie Heems kerk is een stap in deze richting, die in 1909 bij de dan noodige verkiezingen door meerdere m >ge gevolgd worden. Amersf., 29 Juni '08. T.SANDERS. Een interview. Jan Feith heefc in het Handelsblad enkelen patiënten van Prof. Pel het woord gegeven, om ze te laten vertellen van de eenvoudige, hartelijke wijze, waarop de hoogleeraar met de zieken omgaat. Men zal dat met genoegea hebben gelezen; sommige collegaas misschien ook met een soort van jaloerschheid, wijl zij den aanleg en de gemoedsgesteldheid missen, o a op gelijke wijze fen zonnetje in de ziekenkamer te zijn. Het zich, ook geeste'ijk, te kunnen verplaatsen in den toestand van de lij lenden, is een groote gave, door velen, niet alleen door dokters vaak, gemist. Het heeft ons echter bijzonder getroffen, dat Jan Feith, die, om hetgeen de pa tiënten aangaande Pr.jf. Pel getuigden. den goeden, gevoeligen, hoogen mensch" in dezen had gevonden, zelf, onder den indruk zoo pus ontvangen, zich hield, alsof die zieken gewoon journalisten materiaal waren, waarmee hij het publiek wel zoo'n beetje vermaken mocht. Zoo lezen wij omtrent eene dergenen, die hem te woord hebben gestaan: en (zij) keek wel vergenoegd, telkens haar oogen toegeknepen als een snorrende poes in de zon." 't Is niet zoo heel erg, maar wij vermoeden toch, dat, als iemand dit omtrent zijn nog levende moeder of zuster kreeg te genieten, hij vragen zou: waartoe moest dat nu in de krant ? Verder stuiten wij op het volgende: Juffrouw Arendje aan de overzij en ik zijn z'n lievelingen! een beetje behaagziek zei ze het wel, en met 'n zwak lachje onderstreepte ?e telkens, dat wat ze me dan nu wel vertellen wilde van professor Pel iets bizon lers waa, wat ik ?an de anderen niet zou te hooren kiijgen" Met andere woorden wil dit zeggen : dat juffertje liet er zich erg op voorstaan. Geheel de met kleinere letter gedrukte zin was hier overbodig. Immers de hem begeleidende dokter bedoelde niet, dat hij /war, de]>atiënte,zou beschrijven, maar alleen de woorden op vangen omtrent Prof. Pdl's uitnemenden omgang met de z;eken. Waartoe nu het duidelijk pogen om deze spreekster, in haar behaagziekte en zwak lachje, een zekere ijdelheid toe te dichten? Maar wat was dit nog, bij hetgeen we nopens een andere zieke lezen, die, alsmede op des heeren Feith's verzoek, zoo vriendelijk was hem in te lichten? Deze", zoo schrijft,hij, was een wat preutsche juffrouw, die een beetje ver legen lag te wachten tot we bij haar zouden komen; ze werd er ook al jaren verpleegd op de zaal 't waren immers alleen de patiënten, die er langer dan vandaag of gisteren lagen, bij wie mijn geleidende dokter me bracht maar ze gedroeg zich ietwat stug; toen zei ze snibbig tegen mij" enzv Het spreekt van zelf, het Handelsblad, waarvoor deze patiënten mede de stof geleverd hadden, nnet door haar in de grootste spanning zijn afgewacht. Nu was het haar deel geweest, den professor, dien zij zoo hoogschatten en wien zij zoo dankbaar waren, ook eens een harte lijk woord toe te voegen, wijl de heer Feith haar daartoe in de gelegenheid stelde, door haar te doen getuigen ten aanhoore van het publiek. Maar als zij dat nummer van het blad te lezen krijgen, of het hun wordt voorgelezen, moet de een vernemen, dat zij telkens haar oogen toekneep, als een snorrende poes in de zon ; de ander dat zij met de noodige ijdelheid haar vertelseltje heeft gedaan; de derde dat zij een preut sche juffrouw, ietwat stug was en snibbig iets zeide; terwijl de vierde op haar komen uit Pel's geboorteplaats zich niet zoo'n klein beetje liet voorstaan." Al temaal zaken, waarmee het publiek abso luut niets te maken heeft; die vo)r het viertal min of meer kwetsend kunnen zijn, en waarvan dus de mededeeling eerst geoorloofd zou wezen, indien de personen niet meer leefden, of wannesr men zeker wist, dat deze fraaie qualificaties niet ter harer kennisse zouden worden gebracht; of ook nog mogelijk zoo men kon meenen door zul k e beschrijvin gen een groot algemeen belang te dienen. Hoe was het toch mogelijk, dat de Heer Feith zoo onhartelijk kon zijn voor die welwillende ongelukkigen, en dat bij een gelegenheid als deze, nu hij feiten zocht om de teergevoeligheid, de kieechheid en de hartelijkheid door een hoogleeraar aan dezelfde zieken betoond, zoo helder als 't maar kon te doen uit blinken? 't Heeft iets van een raadsel. Voor een goed deel zal de oplossing daarvan wel liggen in den aard van het metier door den Heer Feith uitgeoefend. De hedendaagscbe reporter heeft ook voor niet-onaandoenlijke gemoederen, als hoedanig wij dat van den Heer Feith gaarne erkennen, de neiging, om de persoon van den reporter te hoog te doen stijgen, en de hem omringende wereld iets te zeer te doen dalen; gevolg hiervan is, dat de lezers boe langer hoe meer aangaande den interviewer te hooren krijgen, die zich onwillekeurig bijna even be'angrijk acht als het te interviewen slachtoffer zelf; en ook dat hij de heele wereld, die daar beneden hem ligt, als buit beschouwt, voor zijn nieuwtjes-jacht en quasi-letterkundig bedrijf. Over het eerste punt willen wij thans niet spreken ; maar over het tw< ede nog een woord. Terwijl, volgens de getuigenis zijner patiënten, de hoozleeraar zoo dicht bij zijn zieken staat, hij z't soms op den rand van het bed ziet Feith op die zelfde zieken uit de hoogte neer, en in zijn reporters-manieren zal hij met dat goedje doen wat hij wil. Hij kan hun personen gebruiken, waarom zou hij het laten ? /ij dienen hem voor zijn krantenschrijverij. Dat de reportage, zooals deze zich in on/e dagen ontwikkelt, geenszins een leerschool is in bescheidenheid,in gevoelsteerheid, in het zoeken naar de kern wat het wezen, en naar den eenvoud wat den vorm betreft, ziedaar allerminst een ont dekking, waarop wij ons kunnen verhoovaardigen. Wij meenden echter, dat het hier be sproken geval bijzonder karakteristiek was, nu een van de beste reporters, een voudig door gewoonte verleid, zich in zijn daden vierkant tegenover den man stelde, dien hij, terecht, als een zeldzaam voorbeeld wilde prijzen. D. K. Pe verjongingskuur. Toen l S Juni het Voorloopig Verslag, de Memorie van Antwoord, het Monde ling Overleg en de Gewijzigde Wetsont werpen betreffende den achterstand bij de rechterlijke macht tegelijk verschenen, kwam daarbij, als geheel nieuw, eene Slotbepaling", waarvan het nog onzeker was aan welk ontwerp het zou worden gehecht. In de zitting van 25 Juni reeds werden de ontwerpen behandeld en de Slotbepaling vastgeknoopt aan voorstel no. 2, de eigenlijke kern dezer regelen. Er was dus wel spoed gezet achter deze voorstellen ter onveniijlde bestrij ding van den achterstand bij sommige gerechten, en dit is uitnemend gezien door minister Nelissen. Hij kan nu, wij zende op den buitengewoon vluggen legislatieven arbeid, met nog meer klem rechtbank en balie vragen in denzelfden geest door de praktijk der nieuwe rege ling ten spoedigste den achterstand op te ruimen. Voor die snelle afdoening en het gemeen overleg dat discussie buiten sloot, moest echter veel geofftrd worden. De minister had drie hulpmiddelen voorgesteld : uitbreiding van het perso neel aan eeni^e rechtbanken, stichting der enkelvoudige kamers en feitelijke afschaffing der conclusies van het O. M. in burgerlijke zaken. Dit laatste middel werd niet met instemming ontvangen en terecht beschouwd als van gering belang bij het inhalen van achterstand en als een niet onbeteekenend ingrijpen in ons procesrecht. De minister gaf toe, liet het middel varen en nam er voor in de plaats het verjongingselixir der magistratuur, dat hem van uit de Kamer was toegereikt. Dat middel, de Slotbepaling, is in de afdeelingen niet onderzocht, en bij de eerste lezing had men blijkbaar zijne werking nog niet overzien, maar toen 1.1. Dinsdag bij de tweede lezing Mr. de Savornin Lohman op eenige der gevolgen wees, en op dien grond tegen voorstel no. 2 stemde, gingen niet minder dan 20 leden uit alle politieke groepen, behalve alleen de vrijzinnig-democraten en de socialisten, met hem mede. Het zou mij niet verwonderen indien het nagaan der gevolgen bij de Eerste Kamer 'nog meer indruk maakte. Mr. de Savornin Lohman wees er op dat de Slotbepaling zal bewerken, dat de thans zittende Tweede Kamer nog vóór de verkiezingen van 1909 vermoede lijk niet minder dan 8 voordrachten voor den Hoogen Raad aan de Koningin zal hebben aan te bieden, daar binnen een half jaar 8 der 14 leden van ons hoog ste rechtscollege hun ont-lag wel zullen nemen. Hij noemde dit grondig ver nieuwen van den H. R. door tusschenkomst van een en dezelfde politieke vergadering, te ver gaand", en als men in het oog houdt tot welke onderlinge regeling tusschen de politieke groepen deze voorwetenschap leiden kan, dan zal men dit woord niet te kras vinden. Mr. Coninck Westen berg, wees even eens bij zijne installatie als president der Amsterdamsche Rechtbank, op de zeer groote en buitengewone veran deringen in het personeel onzer magi stratuur, die in het eerstvolgend rechtsjaar te wachten zijn en eene zeer moeielijke overgangsperio Ie zullen schep pen. Het elixir door de Kamer aan de hand gedaan, doet meer en meer denken aan het bekende gedicht waarin Annet zoo sterk verjongd werd dat zij als minnekindje in de wieg werd gevonden. De bepaling door den minister bij het mondeling overleg overgenomen, ziet er onschuldig genoeg uit. Zij houdt in, dat de leden der rechterlijke macht die 05 jaar of ouder zijn, en binnen 6 maanden na het in werking treden der wet hun ontslag vragen, dit binnen 6 maanden na de aanvraag zullen verkrijgea, en wel met de gunstige uitzonderingsbepaling dat zij hun vol tractement als pensioen zullen behouden. Het groote bezwaar tegen deze be paling ligt hierin dat zij het hooge pen sioen verbirdt aan ontslagaanvrage in eene zeer beperkte periode, n.l. binnen de 6 maanden na de in werking treding der wet. Magistraten, die na dat half jaar, ook al zijn zij ouder dan 65 jaren, hun ontsla? vragen, verkrijgen een pensioen volgens de gewone regelen der burger lijke pensioenen, dus van ten hoogste 23 van hun tractemect, en tot een maximum van ?3000. Voor hen, die een tractement hebben van f 4500 en hooger, is dus een zeer aanmerkelijk jaarlijksch voordeel verbonden aan het heengaai binnen het half jaar. Gevoelen zij zich nog in staat goed werk te leveren en meenen zij, door ambtsijver vervuld, nog twee of drie jaar hunne taak te moeten waarnemen, dan komt die werk lust hen in de welverdiende rustperiode op duizende guldens per jaar te staan. Daar nu een man boven 65 jaar, hoe gezond en krachtig ook, niet weet of hij niet binnen betrekkelijk korten tijd zal gevoelen dat het tijdstip om te rusten voor hem is aangebroken, zal hij het zekere voor het onzekere nemend, heengaan, en zal het gevolg der Slot bepaling zijn, dat binnen een jaar geen rechterlijk ambtenaar ouder dan 64 jaar nog werkzaam wordt gevonden, maar daarna gaat het weer zooals vroeger. Wel is er een voorstel aanhangig om voor rechterlijke ambtenaren een leeftijds grens te bepalen waarop zij, evenals hoogleeraren en andere ambtenaren ge pensioneerd worden, maar die blijvende bepaling is er nog niet door. Ik weet wel dat het in den geest van den tijd ligt, en ook uitnemend .past bij zekere politieke praktijken, om te pensipneeren op bepaalde leeftijdsgrenzen, en die grens steeds vroeger te stellen ten einde vluggere promotie te kunnen verzekeren. Onder de schoone leus dat op deze wijze men lichamelijk beter geschikte en mejr werklustige ambtenaren verkrijgt, wordt die praktijk in meer dan n land als politiek hulpmidlel gebezigd. Ik geloof niet dat deze vorm van ontaarding van het par lementair stelsel desbewust zich hier te lande doet gelden, maar, al is het onbe wust, geheel afwe«ig is dit nnt. Toch ontmoet het bepaal del ij k b ij de rechterlijke macht meerdere bezwarea, die dan ook tegen het voorstel van leeftijdsgrens, zoodra het werd ingediend, zijn te berde gebracht. Wanneer men als eersten eisch voor een goeden rechter vraagt bezadigdheid, ervaring en menschenkennis, dan zal men iemand boven de 70 jaren, die nog lichamelijk kras en gezond van geest is, geenszins ongeschikt achten ter vervul ling van een rechtersambt. Zou men meenen dat mannen als Mr. van Houten, Mr. Asser, Dr. Kuyper, Prof. van der Waals, indien zij magistraten waren, op grond van hun leeftijd, thans ongeschikt zouden zijn om hun ambt te vervullen ? Is vlugge promotie bij de rechterlijke macht bovendien eene zaak welke gewenscht is, en zou zij op den duur geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid der magistraten tegenover de Regeering? Het hoofdbezwaar echter is het grond wettig vo rschrift dat de rechters voor het leven worden aangesteld, en dit sluit m. i. de mogelijkheid uit een rechter, wanneer hij althans niet door den H. R. ongeschikt is verklaard, op eenigen an deren grond te pensioneeren dan op eigen verzoek. Het schijnt dat de Kamer dit ook erkent en daarom dusdatige verzoe ken in de hand wil werken. Het hiervoor gebezigd middel doet ons eenigszins denken aan hetgeen dit jaar als tijdelijke maatregel bij het blijvend gedeelte is aangewend. Om de soldaten die men volgens de wet niet langer mocht houden, te doen blijven, heeft men hen eene premie van ? 120 toegelegd. Men looft thans geld uit in den vorm van een buitengewoon hoog pensioen om de rechter, dien men niet mag wegzenden, tot vrijwillig heengaan te nepen. Het ver schil is dat het blijvend gedeelte van het volgend jaar zonder toeslag gehou den zal worden en dat de rechters, die men na het eerste half jaar gaarne heen zou zien gaan, niet weggezonden kunnen worden. Hoe men ook denke over deze methode met geld te koopen wat anders niet ver kregen wordt, dit is zeker dat de door de Tweede Kamer aangenomen bepaling de pensioneering in eens van alle oudere rechters nagenoeg zeker maakt. Moet daarom de Eerste Kamer ontwerp no. 2 afstemmen ? Stond de bepaling bij ontwerp no. 3, de finantieele regeling, dan kon er geen twijfel zijn, want dan was, 01 k 'na die afstemming, het doel der aanvankelijke wetsvoorstellen uitnemend te bereiken. Nu echter zal men of over het bezwaar moeten heenstappen of het hulpmiddel moeten gebruiken dat bij de wet op de arbeidsovereenkomst reeds goede diensten heeft bewezen. De Eerste Kamer z m van den Minister de toezegging kunnen vragen, dat ten spoedigste door hem als blijvende rege ling eene wijziging wordt voorgesteld der wet op de burgerlijke pensioenen, inhoudende, dat bij alle voor het leven aangestelde ambtenaren, die 70 jaar of ouder zijn, het pensioen hen op hun verzoek verleend, gelijk zal wezen aan hun vol tractement. Zulk eene wijziging past geheel bij het stelsel der aanstelling voor het leven, want zij waarborgt dat de rechter, die zelf gevoelt dat de fijne puntjes er afgaan, onafhankelijk van de finantieele vraag, zal kunnen beslissen wanneer voor hem de rusttijd is aan gebroken. Komt eene dusdanige wijziging tot stand binnen het halve jaar na de in voering der achterstandsontwerpen, dan zou de bedoelde Slotbepaling feitelijk worden teruggebracht tot eene tijdelijke regeling voor de rechters die thans tus schen de 65 en 70 jaar oud zijn en zich niet meer geheel krachtig gevoelen. Aan alle magistraten, die zich nog sterk ge voelen voor hun werk en de redelijke verwachting mogou hebben dit tot hun

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl