De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 12 juli pagina 1

12 juli 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 1620 BE AMSTERDAMMER A°. 1908 WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. O:n.cLer recLactie ^rem. HUIIr. KL I3. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, büvooruitbetaling, mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Zondag 12 Juli Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitsclüand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF ilOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: De Engelsche pensioenwet, door Johan van Yelsen. Toekomstplannen TOOI de gemeen ten, uitgedacht door de Staats-Commissie voor gemeante-financiën, door F. Raedt. Beginselen ? Vrouwenkamer. Onzinnig, door X. X. X. Over partvjgroepeering, door F. v. d. G. FEUILLETON: Het luchtachip, I, door Peet Boetser. KUNST EN LETTEREN: Een halfjaar in Amerika, door H. S. S. Knyper, beoord. door J. Tersteeg. Berichten. VOOR DAMES: Te correct, door mr. H. Louis Israëls. Woningnood voor vrouwen, door M. Allerlei, door Ca price. Voor een klein kindje, door Jeanne Hack. Wie helpt ze aan een prettigen dag door E. Heiman». UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Geschiedenis in beeld, door dr. H. E. Greve met afb., door dr. H. E. van Gelder. Het Schaepman-probleem, met afb., door Videns. Reproductie, door Plasschaert. - Club De Tien", te Hilversum, door K. Een door warmte gedreven uurwerk, met afb., door M. C. FINANCIEELE EN OECONOM. KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. De nieuwe kleeren van den keizer, I, door K. Hoogland. Het raadsel yan het geslacfit, door L INGEZONDEN. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. AD VERTENTIËN. j S De Engelsche Pensioenwet. Ik zie dat De Standaard zich ongerust maakte over de toekomst der Engelsche finantiën naar aanleiding van het wets ontwerp betreffende de ouderdoms-pensioenen. Nu, die ongerustheid van het blad is begrijpelijk; als de lichtzinnigheid zoover gaat, dat het rijke Engeland aan zyn afgewerkte stumpers boven de 70 jaar een zoodanige toelage gaat geven, dat zij met hun vyf en t wintigen het pensioen zullen doelen, dat ons lieve vaderland aan een 40 of 50 jarig minister na 4 jaren dienst (hetzij productief of onproductief) in de hand stopt ... ja, als de lichtzinnigheid zoover dreigt te gaan, dan mag de drager van den standaard van de brandkast wel een ?waarschuwend woord doen hooren. En de redactie schünt nog over het hoofd gezien te hebben, dat die pensioenwet ook een onzedelijke wet i». Niet alleen onzedelijk in dien zin, dat zij het leven van arme schooiers zal verlengen op kosten van zijne majesteit den bezitter, maar ook in dien zin, dat aan gehuwden, die beiden recht op pensioen hebben, niet tweemaal de volle drie gulden per week zal worden toegekend, maar minder; terecht zou De Standaard hier kunnen vragen of zoodoende niet de buitenechtelijke samenleving van 70 jarige gelieven in de hand gewerkt wordt. hocking, indeed ! Maar gekheid terzijde, ik geloof dat het foed kan zijn, tegenover bakerpraat als van e Standaard-redactie, waardoor de on ontwikkelde menigte nog maar steeds in slaap gesust wordt met de gedachte dat maatschappelijke verbeteringen onmogelijk zijn omdat de middelen ontbreken, feiten en cijfers te stellen, die elk denkend mensch kan overwegen en waaruit ieder zijne konklusies trekken kan, onafhankelijk van de officieele en orthodoxe uitspraken der zoo genaamde staathuishoudkunde. In de eerste plaats dan de vraag: Wat kan het Engeland kosten? En aangezien de Standaard zeer juist inziet, dat dit voor stel van pensioen voor 70 jarigen slechts een inleiding is tot een toekomstig pensioen voor 65 jarigen, zullen we onze cijfers maar dadelijk baseeren op 65 jaar als leeftijds grens, terwijl we daarbij den grondslag van drie gulden per week en per hoofd zullen aanhouden. Ik betwijfel niet of ook dit zal later verhoogd .worden, maar daaraan zijn we voorloopig zeker niet toe. Wat kan het Engeland kosten? Het par lementslid L. C. Chiozza Money, aan wiens belangrijk en lezenswaardig werk Biches and Poverty (Uitg. Methuen & Co.), mijn cijfers in hoofdzaak ontleend zijn, becijfert de kosten, in aanmerking nemende hetgeen nu reeds aan bejaarde armen wordt uitge keerd, op / 180,000,000. Hierbij is aange nomen dat aan bejaarden die meer dan 12.?per week inkomen hebben of meer in f 3000. vermogen, geen pensioen wordt uitgekeerd. Volgens mr. Money's becijfering zal dus de opbrengst der be lastingen met het genoemde bedrag ver hoogd moeten worden. Maar daarbij is niet in aanmerking genomen dat door de pen sioenwet het leven der arme gepensioneerden zal worden verlengd. We zullen echter geen gevaar loopen het bedrag te onderschatten als we mr.' Money's cijfer met '/a verhoogen en het dus brengen op 20 millioen pond of ?240,000,000, dat is het benoodigd pensioenbedrag voor de pi. m. l X millioen behoeftigen boven de 65 jaar zonder aftrek van hetgeen thans door de stiefmoederlijke armenverzorging voor hen wordt gedaan. "Waar moeten de duiten vandaan komen? UI {, Alvorens deze vraag te beantwoorden, zullen we een andere stellen: Hoe komt het dat bijna alle bejaarde arbeiders behoeftig zijn en ten laste komen van de publieke armenzorg of van hun eigen behoeftige familieleden ? Ik weet dat een uitvoerige beantwoording van deze vraag hier uitgesloten is, daarom geef ik maar cijfers; de lezer trekke zelf konklusies. Het totaal inkomen der bevolking van het Vereenigde Koninkrijk bedraagt onge veer 1710 millioen pond of f 20,520,000,000. d.i. ongeveer ?480.?per hoofd der bevol king (mannen, vrouwen en kinderen) of pi. m. / 2400.?per gemiddeld gezin van 5 personen. 1) Geen kwaad gemiddelde voorwaar; en in 't voorbijgaan merken we eren op, dat de gepensioneerde die ?156. per jaar ontvangt nog geen derde van dat gemiddelde krijgt. Van het totaal inkomen wordt volgens de schatting van Sir E. Giffen ongeveerde bespaard in den vorm van nieuwe huizen, spoorwegen, schepen, machines en andere hulpmiddelen voor toekomstigen arbeid. Het totaal nationaal vermogen wordt ge schat 11.413 millioen pond of 136.956 mil lioen gulden te bedragen; ongeveer V« hiervan is staatsbezit. : Hoe is nu echter de verdeeling van het totaal inkomen der Britsche natie ? En dit is eene vraag, die voor de beschouwing van het staats-pensioen-vraagstuk van groot gewicht is. . Van de 43.000.000 inwoners genieten: 5.000.000 tezamen ? 9.960.000.000 of ge middeld per hoofd ? 2000. 38.000.000 tezamen ?10.560.000.000 of gemiddeld per hoofd ? 287. Deze cijfers zijn in hun eenvoudige naakt heid zoo welsprekend dat het niet noodig is er vele beschouwingen aan toe te voegen ter beantwoording der vraag: hoe het toch komt, dat ouderdomspensioen voor den arbeider noodig is. Liever dan beschouwingen geef ik nog een paar cijfers: ; Volgens, eene gedetailleerde berekening (een gemiddelde getrokken uit de opgaven van verschillende ' deskundigen) ' die het totaal inkomen van het Vereenigde Konink rijk op 1800 millioen pond, d. i. op 21.600 millioen gulden schat, is de verdeeling dier inkomsten aan huur, rente, winsten en arbeidsloonen aldus: Huur ...... ? 3.480 millioen. Rente ,4320 Winst en salarissen. , 5.520 Arbeidersloonen . . _jy!80 ^ Totaal ?21.600 millioen. Leerrijk zijn ook de cijfers betreffende nalatenschappen in het Vereenigde Konink rijk. De gegeven* hiervoor verstrekken de uitkomsten der belasting op erfenissen, Daaruit blijkt dat gemiddeld jaarlijks 27.500 overledenen tezamen nalaten ?3084 millioen en 686.500 overledenen tezamen nalaten ?348 millioen. Het eerste geeft een gemiddelde van ?112.000 per hoofd, het tweede van ?500 per hoofd. Van de tweede categorie zijn er byna 630.000 die niets of bijna niets nalaten. Onder de eerste categorie zijn 3.907 per sonen, die tezamen 4r> van het geheele bedrag nalaten. Gewapend met bovenstaande cijfers zal ieder onbevooroordeeld mensch voor zich zelf kunnen uitmaken, of Engeland zich de weelde van een arbeiderspensioen kan ver oorloven. Het totaal bedrag dat de Engelsche staat in de toekomst aan belastingen te heffen zal hebben met inbegrip der ?240 millioen voor arbeiderspensioenen en een marge latende voor andere noodige sociale uitgaven kan worden gesteld op 200 millioen pond of ? 2400.000.000. Hierboven hebben we gezien, dat onge veer de helft van het geheele nationale inkomen genoten wordt door '/'?> deel der bevolking, n.l. 5 millioen personen genieten tezamen ?9960 millioen en de overige 38 millioeu tezamen iets meer dan dat bedrag. Gesteld nu eens (schrik niet Standaard l) dat met het oog op die onbillijke en onver dedigbaar onjuiste verdeeling van den opbrengst van den nationalen arbeid en de nationale hulpbronnen, door een vooruit strevend Engelsch ministerie werd voor gesteld om de geheele som die de rijkeschatkist behoeft en die nu door accijnsen e. d. voor een zeer 'groot deel door de massa wordt opgebracht ten laste te doen komen van de 5000.000 menschen die in goeden doen zijn, dan zouden deze tezamen nog genieten ? ? 9.960 millioen __,_2.400 Netto ?7.560 millioen of gemiddeld per hoofd ?1500.?en per gezin van gemiddeld 5 personen ?7500.?. Natuurlijk moet hierbij niet vergeten wor den dat bij deze 5,000,000.?de millionairs en multi-millionairs zijn die het gemiddelde belangrijk reduceeren, maar toch blijkt uit de cijfers onweerlegbaar dat de middelen er wél zijn, als men ze maar wil en durft zoeken bij hen, die iets te missen hebben en dan nog weelde overhouden. Tot besluit van dit artikel nog een paar cijfers om te doen zien hoe de ongelijke verdeeling van het nationaal inkomen op schrikbarende wijze den levensduur der on derliggende klasse beïnvloedt. 1) Dit bedroeg het reeds in 1905; sedert is het nog toegenomen. Dr. C. E. Drysdale zegt in zijn desbe treffend rapport: Thans is de gemiddelde leeftijd bij over lijden voor den adel; de welgestelde en professioneele klassen in Engeland en Wales 55 jaar; maar voor de arbeidersklassen in Lambeth is dat gemiddelde slechts 29 jaar. En terwijl de kindersterfte onder de gefoede klassen zoodanig is dat van de 100 inderen slechts 8 in het eerste levensjaar sterven, bereikte dat cijfer in sommige ar beiderswijken van de groote steden niet minder dan 30". Waarlijk de Standaard mag wel ach en wee roepen als van hem die heeft een deel wordt genomen om het te geven aan hem die niet heeft! Ik hoop in een volgend artikel nog eens op dit onderwerp terug te komen want ik heb sedert 1905 hieromtrent nog een ap peltje te schillen met den staathuishoud kundigen jhr. Smissaert, die zich zoo ver baasde over mijn bewering dat '/> van het beschaafde menschdom gebrek lijdt, terwijl hem toch maar 4.2 pCt. der bevolking als bedeeld bekend zijn. Ik vrees dat ik zijn zoete rust wreedelyk zal moeten storen. Londen, Juni '08 JOHAN VAN VELSEN. Toekomstplannen voor de ge meenten, uitgedacht door de Staatscommissie voor de gemeente-flnanciën. I. De Forensen. Indien men het nog niet mocht weten, dat in de Staatscommissie voor de gemeentefinanciën geen leden zitting hebben gehad, die in voldoende mate bekend waren met de uitvoering van be|astingwetten, of met de z.g. belastingpraktijk dan zoude men zulks reeds spoedig kunnen afleiden uit het door die commissie samengesteld ontwerp van wet, tot wijziging der gemeentewet. Aan de vruchten kent men den boom! De wensch van de commissie, om de inkomsten van de belastingplichtigen bij de bron te treffen, zou zeker niet tot de Re geering zijn gekomen, indien b.v. een zoo practisch en begaafd man, als de overleden burgemeester vanUtrecht. de heer dr. Reiger, in de commissie zitting had gehad en zijne waarschuwende stem tegen dien wensch had kunnen uitspreken. Immers dr. Reiger kende wél de moeielijkheden aan de belastingpraktijk verbon den, omdat hij vóór de invoering van ver schillende nieuwe belastingen in zijne gemeente, zich elders steeds persoonlijk op de hoogte stelde, hoe het schip te water moest worden gelaten en welke klippen moesten worden vermeden of omgezeild. Persoonlijk leidde hij dan ook de eerste schreden van de ingevoerde belasting. Zoo had ik destijds het voorrecht den Utrechtschen burgemeester op de hoogte te stellen van de détails van het straatgeld, tot. de heffing waarvan ook de gemeente Utrecht zoude overgaan en het heeft mij met eerbiedig ontzag vervuld, dat deze helderziende man, bij zoovele andere be slommeringen, tijd heeft kunnen vinde_n, zich persoonlijk in te laten met de détails van eene belastingregeling. Het denkbeeld om de inkomsten bij de bron te treffen, komt zeker niet uit het brein van een belastingambtenaar, maar moet op de studeerkamer zijn uitgebroed. De regeling is in hoofdzaak op Pruisische leest geschoeid, maar het komt mij voor, dat die leest niet deugt voor Hollandsche voeten en dat het schoeisel ongeschikt is voor Hollandschen bodem. Pruisen met zijn heirleger van schneidige" belastingambtenaren, kan van de split sing wellicht iets terecht brengen onze betrekkelijk eenvoudig ingerichte gemeente administraties zijn op zulk eene ingewik kelde regeling niet ingericht. Riemen papier zouden worden beschreven, voor de briefwisseling tusschen de gemeente besturen en met de belastingplichtigen de kostbare tijd zou verloren gaan met de oplossing van soms nietige geschillen de belastingplichtigen zouden ieder oogenblik worden opgeschrikt, om, hetzij persoonijk, hetzij schriftelijk, inlichtingen te verschaffen. En zoodra het kohier dan mocht zijn vast gesteld, zouden nieuwe drommen van be lastingschuldigen weder bezwaar maken tegen de regeling of mededeelen, dat de bron van het inkomen niet of ten deele niet in da gemeente van aanslag is gelegen en zouden hunnen strijd voortzetten, zelfs tot in de hoogere instantie, die voor hen, volgens het concept-ontwerp, te vuur staat. Zulks zal, in iedere gemeente, uitbreiding van personeel en inrichting van speciale belastingbureau's vorderen. Het jaar zal niet lang genoeg blijken, om aan al de werkzaamheden van het belas tingjaar recht te doen wedervaren en jaar lijks zal de achterstand daarin toenemen. En de belastingambtenaren zullen zich blind turen op de xpUtsing en voorbijzien de groote vraag, waarop het toch voorna melijk moet aankomen, of het bedrag van het inkomen in het geheel wel goed vast gesteld wordt. Men zal volgens een oud spreekwoord door de vele boomen, het bosch niet meer zien!" Dat in Pruisen dit bezwaar eene juiste regeling van den aanslag in den weg staat, moet ik, krachtens mijne veeljarige ervaring in belastingzaken, voor zeker aannemen. Wij zouden in Nederland ging men den weg der splitsing op een herhaling krijgen van het fiasco, dat een groot staats lichaam heeft gemaakt, door het ontbreken van eene eenvoudige regeling der admi nistratie. Ook daar hoopt men de zaak nog te redden, door te elfder ure een eenvou diger administratie in het leven te roepen. De Staatscommissie heeft intusschen een zeer helder oogenblik gehad, toen zij neer schreef: Men zou de belasting door het Rijk kunnen doen heffen en onder de onderschei dene gemeenten, die in aanmerking zouden komen, verdeelen. De arbeid der verdeeling zou echter voor de Rijksadministratie niet gering wezen en er zouden tusschen het Rijk en de gemeenten allerlei conflicten kunnen ontstaan, waarvan de berechting nieuwen omslag en kosten zou mede brengen." A plus forte raison zou men zeggen, zal eene gemeente-administratie nog veel minder van dat werk terecht brengen! Neen! denkt de Commissie, want zij schrijft eenige bladzijden verder: Waar noodig, zal bovendien onderling overleg tusschen de verschillende gemeen tebesturen, moeielijkheden kunnen voorko men, terwijl de belastingplichtige, mochten zijne belangen worden miskend, in het uiterste geval, bij de Kroon, ingevolge de voorgedragen slotalinea van art. 265 (art. 14) zich eene uniforme toepassing zal ver mogen te verzekeren". Dit lezende zou men van dat onderling overleg tusschen de gemeentebesturen heel wat verwachten! De Staatscommissie is in haar hart echter ook pessimistisch gestemd op. dat punt, want sprekende over de kosten van vervoer en verpleging van arme krankzin nigen, zegt zij : Gelijk bekend, komen deze thans, inge volge art. 26, eerste lid der Armenwet, ten laste der gemeente, waar de patiënt geacht wordt, woonachtig te zijn. Daargelaten nog, dat dientengevolge menig onverkwikkelijk geschil ontstaat, waarvan de beslissing soms voor een arme kleine gemeente ruïneus kan zijn, staat men hier voor een uitgave, welke, zonder dat eenig belang in de knel geraakt, voor reke ning van het Rijk kan worden genomen". Indien een goede regeling door onderling overleg tusschen gemeentebesturen moet tot stand komen, dan mag aan den goeden uitslag zeker worden gewanhoopt. Wie geen vreemdeling in Jeruzalem is, weet, dat, be halve in zake krankzinnigenzorg, ook menig onverkwikkelijk geschil bestaat tusschen verschillende gemeentebesturen over de quaestie, waar een rijke burger met twee verblijven, zijn Woonverblijf heeft. Nog eens, de ellende zal niet te overzien zijn, indien eene wet, de splitsing der inkomsten bevelende, in het Staatsblad wordt opgenomen. Eene splitsing der inkomsten uit ge bouwde of ongebouwde eigendommen ver oordeel ik onvoorwaardelijk. Een splitsing van het bedrijfsinkomen, indien eenig bedrijf, in den ruimsten zin des woords, in meer dan eene gemeente mocht worden uitgeoefend, zal men niet kunnen ontgaan, indien me a de bedrijfsforensen in iedere gemeente, waar het bedrijf wordt uitgeoefend en daarvoor is alles te zeggen wenscht aan te slaan. Doch daarvoor moet men m. i. de hulp der Rijksbelasting-administratie inroepen. Haar alleen acht ik, met inachtneming van voor te schrijven regelen, tot eene behoorlijke splitsing in staat en men zou b. v. aan den directeur der directe belastingen by de wet kunnen opdragen, voorloopige verdeelingstaten te maken van het inkomen uit de over meer dan eene gemeente loopende bedrijven. Van die verdeeling zou moeten worden kennis gegeven aan de belanghebbende ge meentebesturen en deze zouden het recht van reclame moeten hebben, binnen eene maand, na die kennisgeving. Op die wijze zouden zeker binnen twee maanden die verdeelingstaten definitief kunnen worden vastgesteld. Desnoods zou na de definitieve vaststelling nog hooger beroep bij den Minister of bij de Kroon kunnen worden toegelaten, maar door het hooger beroep van een enkeling, zou het werk in het algemeen niet worden vertraagd. Zou dit denkbeeld worden gevolgd, dan zouden de forensen, hun bedrijf in n ge meente uitoefenende, in die gemeente voortaan worden belast voor de helft van den aanslag over een vol jaar, voor het geheele netto inkomen en bij uitoefening van het bedrijf in meer dan n gemeente, voor het volle percentage van de helft van het geheele netto inkomen, vermenigvuldigd met eene breuk, waarvan de teller is h«t aantal volle honderdtallen van het bedrijfs inkomen gedeelte, op den hierboven ge noemden verdeelingstaat voor de gemeente voorkomende en de noemer het totaal der volle honderdtallen van de verschillende gemeenten. In de gemeente van het hoofd verblijf zou de belastingplichtige echter steeds voor het geheele netto inkomen worden aangeslagen. Veronderstel b.v. dat X. N. in de ge meenten A, B en C, waar de belasting percentages zijn 4, 4/£ en 5, een totaal bedrijfsinkomen heeft van ? 8200.?, dat door den betrokken Directeur voor A, B en C is verdeeld als volgt: A ? 2180, B ? 3460 en C ?2560, dan zullen de aanslagen, aannemende, dat A de gemeente van het hoofdverblijf is, dat N. N. nog ? 4000 aan rente uit effecten heeft en dat hij in al de gemeenten ? 800 kan aftrekken voor belastingen als anders zins. worden berekend als volgt : in de gemeente A volle aanslag over het geheele inkomen na aftrek van belastingen enz. , , . C5PO.?/" Maar op die wijze worden de gemeenten met grond- of landforensen, die door het zoogenaamde absenteïsme lijden, niet ge holpen. Dat is geenszins mijne bedoeling ! Ik zou haar door een eenvoudig middel willen helpen. De gemeenten moeten al. het recht verkrijgen, hunne opcenten opde grondbelasting op de ongebouwde eigen dommen, tot heden slechts 10 bedragende, behoorlijk te kunnen uitzetten niét tot 20, zooals de Staatscommissie voorstelt maar zeker tot 50. De agrarische leden van de volksver tegenwoordiging zullen, zoodra dit wordt voorgesteld, wel weder te hoop loopen, maar het is te wenschen, dat zij de ver hooging nu niet langer zullen tegenhouden en de billijkheid van den maatregel zullen erkennen. Zij moeten daarbij niet vergeten, dat de plattelandsgemeenteraadsleden,tot eene ver hooging van opcenten medewerkende, zich ook zelven treffen en dat, in deze, dus eene zelfwerkende rem bovenmatige heffing zal verhinderen. Over die verhooging van de gemeenteopcenten op de grondbelasting op de onge bouwde eigendommen bestaat reeds een heel stuk geschiedenis. Prof. Oppenheim schreef daaromtrent in zijn Standaardwerk, 2e druk, deel l, blz. 509 en volgende- o. a.: Gesteld op een maximumcijfer, dat voor de ongebouwde eigendommen in een halve eeuw geene verandering heeft ondergaan, voor de gebouwde feitelijk o_ok geene wijzi ging van beteekenis onderging, vormen zij, in het bijzonder wat de gebouwde eigen dommen betreft, geenszins een voldoend aequivalent voor het voordeel, dat de eige naren van vaste goederen uit een krachtig, goed geregeld gemeentewezen trekken. Indien zij nog door aanslag in den hoofdelijken omslag bijdroegen in de kosten der gemeentehuishouding, die voor een zoo aan zienlijk deel in hun belang worden aange wend ! Maar voor zoover zij uitwonend zijn, is dit ook niet het geval. En nu kwam en komt op groote schaal voor, wat met een leel\jk woord absenteïsme" is genoemd: het verhuizen van vermogenden, die in eene gemeente vaste goederen bezitten, naar de groote steden, met het gevolg, dat zij de gemeente, waar hun vast goed ligt, deelen in de weldaden van het gemeentelijk beheer, voor zoover dit niet uit persoonlijke belastingen wordt bekostigd, zonder dat zij daarin een cent contribueeren en terwijl zij de gemeente door hun vertrek berooven van eene bijdrage, die onmogelijk kan worden gemist. Dit nadeel, door het vertrek van grond bezitters en het aankoopen van eigendom men door uitwonenden, in toenemende mate aan de gemeentekassen en aan de gemeen telijke welvaart veroorzaakt, dat vooral in Friesland en ook in Zeeland zorgelijke af metingen heeft aangenomen, had reeds den ontwerper van de fixatie wet van 1885, be dacht doen zijn op middelen, tot keering van het kwaad. In het ontwerp van deze wet was eene verhooging van de gemeentelijke opcenten op het gebouwd tot 60 en op het onge bouwd tot 40 voorgedragen. De regeering liet in den loop der schriftelijke gedachtenwisseling de verhooging voor het onge bouwd los. Bij de beraadslaging werd zij weder op genomen. Een amendement, om de fixatie van het personeel te doen gepaard gaan met de verruiming van de gemeentelijke bevoegd heid, tot het heffen van opcenten op de grondbelasting 50 voor het gebouwd, 20 voor het ongebouwd viel met 41 tegen 34 stemmen. De verhouding tusschen voor- en tegen stemmers bewijst, hoe krachtig toen reeds het besef was, dat het grondbezit niet naar evenredigheid van het voordeel, dat het uit gemeentebeheer trekt, in de kosten deelt. Dit besef sprak ook uit het denkbeeld der invoering van eene speciale gemeente belasting, door de eigenaren van vast goed op te brengen, in 1885 door den Minister Heemskerk in de ernstige overweging aan bevolen. Het dreef tot het voorstel, de opcenten voor gebouwd en ongebouwd tot 60 op te voeren in het niet verder gekomen wetsontwerp van de Ministers de Savornin Lohman en Godin de Beaufort. Men kent wellicht nog de geschiedenis van de in 1897 voorgestelde buitengewone opcenten op de grondbelasting op de ge bouwde en de ongebouwde eigendommen, welke opcenten niet zouden drukken op den inwonenden eigenaar, maar uitsluitend op den absenten, op den landelijken forens. Met eene meerderheid van 8 stemmen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl