Historisch Archief 1877-1940
No. 1620
D K AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
GODSDIENSTTWISTEN.
DE GORCUMSCHE MARTELAREN".
Onder de talryke zinneprenten, betrekking hebbend op godsdienstige aangelegenheden in de
Nederlanden, is de bovenstaande een der meest eigenaardige. Hier zijn bijeen de vier godsdienstige
richtingen; de Katholiek, Lutheraan, Calvinist en Mennoniet, met verborgen namen" aangeduid in
?de bystaande versjes (?Pap ist", Luyt teer aen", Calffyn ist" en Haer doper"). Nevens deze, elkaar
min of meer vijandige richtingen, staat de verdraagzaamheid voorstaande Libertijn, als wier vertegen
woordiger Coornhert (in het versje aangeduid koer... hert") wordt genoemd. Ratio, de Rede, maant
ieder der godsdienstige secten, elkaar 'wederkeerig te verdragen. De plaat moet uit ongeveer 1585
dateeren. (Atlas Van Stolk, Rotterdam).
Een Italiaansche gravure nit den Atlas Van Stolk, Rotterdam, in beeld brengend den beruchten moord op
gevangen genomen monniken en priesters,- die op last van Lumey in den Briel werden afgemaakt.
beid tot reproductie te geren, is daarbij
zeker dankbaar te gedenken dr. Greve
bij anderen dan prentenspecialiteiten nog
onbekende platen bijeengebracht. Het
gaat niet aan hier in opnoeming te
verTallen :?trouwens de redactie was zoo
goed hier enkele van de beste platen
over te nemen vooral ook niet, omdat
«en groot deel van het werk nog volgen
moet, maar het komt ons voor dat ook
yoor de feiten de keuze gelukkig is, al
missen wij, om iets te noemen, toch
«igenlijk wel een gelijktijdige afbeelding
van den moord op Willem I; zou er
voorts, vragen we, niet een of ander
document te vinden geweest zijn, dat
de houding van Amsterdam en zijn
eindelijken overgang naar de zijde van
den opstand illustreerde, een houding
zoo kenmerkend voor het karakter van
dea strijd en een overgang zoo beslis
send voor het verder succes ? Wij hadden
daarvoor dan bijv. de prent uit Hogenberg
van den slag bij Bergen op Zoom kun
nen missen, omdat de/e gebeurtenis reeds
waardig vertegenwoordigd is door de
afbeelding van het prachtig
Middelburgsch gobelin.
Er is voor deze dingen wel
een verklaring; deze, dat de
prentenkenner en -bewonderaar in Dr. Greve
den historicus nu en dan op zij dringt:
om een i mooie, interessante plaat te
kunnen geven, wordt wellicht wel eens
een enkele keer een andere, die van
meer historisch belang is, achteraf gezet.
En al hebben wij het daaraan te dan
ken, dat wat wij te zien krijgen bijna
zonder uitzondering mooi is en artistiek,
hier en daar raken wij bezijden den
opzet van het werk.
Mogelijk zeg ik dat wat al tésterk,
want ik bedoel niet dat alles wat gegeven
wordt, er niet zou mogen zijn, maar
alleen dat hier en daar mijn inzicht
andere voorkeuren zou hebben gehad,
doch ik meen tevens dit te mogen zeggen
terwille van de twee derden van het werk
die nog verschijnen moeten, als een
wenk voortkomende uit groote belang
stelling voor de prestatie-zelve.
Want inderdaad er moge dan voor
welwillende kritiek hier en daar gelegen
heid zijn, het geheel is toch met vreugde
te begroeten, zoo om de belangwekkende
prenten waarmede het ons in kennis
brengt, als om de smaakvolle manier
waarop het dit doet, en ten slotte om
het uitstekend hulpmiddel, dat dit alles
aanbiedt voor het onderwijzen enleereu
kennen van dit deel onzer historie. Voor
geen onderwijsinrichting kan de aan
schaffing bezwaarlijk zijn, en het nut
gaat de bezwaren zeker te boven.
Niets liever zou mij dan ook zijn dan
dat het succes dezer uitgave deed be
sluiten om op dezelfden voet ook andere
deelen onzer historie in beeld" en onder
aller bereik te brengen.
Dr. H. E. VAN GELDER.
R.
A V
Gravure, afbeeldende de teraardebestelling van Prins Willem de Zwijger. Uit de serie van 12 aansluitende platen, de lijkstatie voorstellend. (Atlas Van Stolk, Rotterdam.)
4IIMIIMIHIIIIIIIIIIIMIIHIM
IIIIIIIIMIItlllmilltlmmtlllllllMimMIIIMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMinlIIIIHIIMIII
Dr. H. J A. M. SCBAEPMAN, naar de teekeniag van Dr. J. Veth.
Het Schaepman-probleem.
Maandag wordt het gesteld, het vraagstuk,
in steenen monument, vóór .de wijde vlakte,
waarachter het ernstige Seminarie ligt, aan
den beboomden mooien weg tnsschen
Ryzenburg en Driebergen. Oan zal het er staan
en de studie kan beginnen van het probleem,
hoe n man tegelijkertijd priester, redenaar,
staatsman, professor en dichter kon wezen.
Het lijkt een onbegrijpelijkheid, men kan
verder gaan en zeggen, dat het een werkelijke
onmogelijkheid is, een wonder als nooit door
de wereldhistorie werd vertoond, en men
-kan toch ook weer niet zeggen, dat op een
der vgf reliëfs van het gedenkteeken iets
on vaars wordt afgebeeld: Schaepman héft
als priester gebeden, als redenaar geestdrift
gewekt, als staatsman gestaard, als professor
wetenschap meegedeeld en als dichter goton
gen, gezongen met luider stem.
Dat ia het Schaepman-probleem, en we
mogen den architect dankbaar wezen, dat
hu het heeft gesteld. Voor de oplossing is
de tijd nog niet gekomen: om Schaepmans
werlc als redenaar, staatsman en als dichter
te bevorderen, moet het eerst duidelijk worden,
wat op den duur blijvend zal weien in onze
lettei kunde, wanneer zij haar tijdperk van
woeling en golving eindelijk te boven komt;
moet ook worden gesien, hoe de definitieve
gestalte zal wezen der katholieke staatspartij,
die evenmin nog als de litteratuur vasten
vorm vertoont, moet er dus een voorgrond
van verdere historie liggen vóór Schaepmans
beeld.
Ook is het gedrang daaromheen nog niet
geëindigd: velen zyner vrienden bly'ven er
nog maar altijd te dicht bij staan en zien
daardoor enkele onderdeelen relatief n
absoluut te groot, anderen kunnen nog maar
niet rustig kijken naar wat er werkelijk
moois aan is te zien en de gewone nuchtere
toeschouwer wordt op zij geduwd, straks mis
schien door beide partijen aangevallen.
O, het is er al veel kalmer geworden dan
't vroeger was rondom den r obusten doctor,
maar de wantrouwende blikken van links
naar rechts en van rechts naar links, bewij
zen dat een hervatting van den
Schaepmans t rij d nog volstrekt niet onmogelijk mag wor
den gerekend.
Wellicht beleven we dien, wanneer het
thans voorgoed gestelde Schaepman-vraagstuk
tot een oplosssing gaat worden gevoerd.
Wanneer het boek over hem woxdt geschre
ven, waarop velen wachten en waarop ook
nog liefst eenige jaren moet worden gewacht,
w\jl voorbarigheid en oppervlakkigheid het
licht, dat nu begint te dagen, weer in stof
wolken verduisteren zou.
Er is toch, zoo zal men zeggen, reeds heel
wat over Schaepman geschreven, vooral vlak
na zy'n dood.
Inderdaad: er ii toen een en ander ver
schenen, maar, afgezien van een enkel warm
courant-artikel, niet veel, wat op den titel
van psychologische biografie kau aanspraak
maken. De eenige, die het probleem heeft
gezien en gesteld en zelfs heeft getracht te
beantwoorden, is kapelaan Bincewiertz ge
weest. Wat was Schaepman dan nu eigenlijk,
vroeg de schrijver, die ook niet in een wonder
van plurigenialiteit wilde geloosren, zich
zelven af.
En zijn antwoord luidde: Schaepman was
redenaar; ook als priester, als dichter, als
staatsman was hij redenaar. De oplossing kan
niet bevredigend heeten: ze doet tekort aan
den priester, den dichter, den staatsman, den
professor. Al dezen moeten geen rhetoren
wezen, mogen het niet zijn op straffe van
zich te verlagen: een rhetoriek gebed, een
rhetoriek vers, een rhetorieke les, neen ook
van den staatsman mag de redekunet niet
anders zijn dan een wapen, nooit zijn wezen,
zijn uitgangspunt en doel.
Schaepman was een redenaar, maar hij
stond toch als priester, als dichter, als leeraar
te hoog, dan dat men hem ook als zoodanig
een rhetor zou mogen noemen.
Bovendien: wat is het eigenlijke, het ken
merkende van den redenaar? Wat zeg ik,
wanneer ik zeg, dat iemand een rhetor, een
orator is?
Er zijn zooveel soorten redenaars als er
temperamenten onder de mensehen worden
gevonden en ieder op zijn wijze oefent in
vloed uit op het vx>lk, dat hem hoort of
leest. Schaepman was een redenaar, maar
een van zeer bijzondere soort en een die zijn
rhetorieke kracht goeddeels aan lichamelijke
eigenschappen had te danken: wie hem hoorde,
raakte onder de bekoring van zijn stem; doch
als men later die zelfde woorden herlas, den
inhoud toetste, was men 't niet meer geheel
met Schaepman eens, of men vroeg zich af,
wat hij dan toch eigenlijk had willen zeggen.
Schaepman maakte meer impressie als hu
sprak, maar hij werkte meer uit wanneer hij
schreef. Een openbaar debat met hem was
onvruchtbaar, maar in polemiek der pen was
hij sterk. Zou dan wellicht in het
Rijzenburgsche monument juist de voornaamste
zijde vergeten wezen: Schaepman als proza
schrijver?
Ligt hier wellicht de eenheid, die we zoeken
om zijn veelzijdigheid tot geheel te maken,
dat hij groote gedachten duidelijk zeggen
kon? Maar wiens groote gedachten, van
hemzelven of van anderen ? Was hjj nu
denker of schrijver, fabrikant of importeur
der ideeën die door hem werden verspreid?
Er zijn er die meenen, dat hij ze elders
vond en alleen maar opnieuw verpakte, maar
hoe zou dan de geweldige tegenstand ie ver
klaren wezen die Schaepman en vooral onder
zy'n geloofsgenooten te verduren heeft gehad?
De tegenstanders zonden zich dan tegen de
denkbeelden zelve en dezer eigenlijke auteurs,
niet tegen Schaepman hebben gekeerd, ter
wijl toch «it hun houding bleek dat ze vooral
ook in dien man een gevaar zagen voor hun
inzicht en hun belang. We mogen ons trou
wens niet geheel aan Schaepmans zijde K:ha
ren, willen we onze kalmte van oordeel be
houden.
Schaepman heeft aan de katholieke partij
en indirect ook aan de Kerk groote diensten
bewezen, maar hij heeft daarbij niet altijd den
beganen, bestralen, dus werkelijk kortsten weg
gekozen en sommigen die hem volgden, zonder,
gelijk hij, over het struikgewas heen te kunnen
zien, zijn er niet dan met kleerscheuren en
schrammen afgekomen. Het is altijd gevaarlijk
een groot man te willen volgen en bijhou
den, vooral wanneer men in den waan ver
keert dat gemakkelijk te kunnen.
.K»' . -«p* ' s
Relief portret van Mgr. ScHAErMAN op zijn graf te Rome.
iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiMMiii
Het Schaepman-probleem blijft. Wat was
hij nu: priester, redenaar, staatsman, profes
sor, dichter, prozaschrijver of nog iets anders?
Watt het is niet aan te nemen dat in hem
Newman, Lemosthenes, .Bisrnarck, Leo XIII,
Vondel en. Potgieter, vereenigd waren;
die oplossing van het vraagstuk vergt zelfa
van zijn grootsten bewonderaar te veel. Toch
is Schaepman niet geheel en al een psycho
logisch raadsel: er is ook een en ander, vrij
veel zelfs, wat vplkomen duidelijk is. Schaep
man was rond, vierkant of hoe men het
volle, soliede van zijn karakter wil uitdrukken;
hij was het tegengestelde van een diplomaat,
h|j was in dien zin eenvoudig rechtuit. Hjj
had kracht, maar ook moed om die kracht
te uiten, en dit duidelijk laten zien wat hij
wilde, heeft hem zy'n echte populariteit
bezorgd. Want in zijn optreden en leven,
zijn spreken en kijken, had hij niets demo
cratisch", poogde hy nooit zich te
assimileeren aan het volk", was hy eer een
aristocraat, een Horatius, neerziend op het
profanum vulgus.
En toch begreep het Roomsche volk hem,
vertrouwde het hem, legde het zijn belangen
in Schaepmans handen: 't kon zijn, dat hij
ze wel eens vergat, maar ten slotte zou hij
ze toch aanpakken en dan was de zaak gezond.
Schaepman was eerlijk en daarom moeten
we ook zulk een eerbied gevoelen voor het
Roomsen geloot, waarover hij gaarne sprak,
waarop hij zich beroemde al" op een rijk
en eervol bezit. Katholiek zijn was hemeen
vreugde, een glorie, het gaf hem een brief
van ridderlijken vlekkeloozen adel, het maakte
hem krachtig en vol mannelyken moed.
Hij roemde in zijn geloof en als hij daarover
sprak, kwamen de woorden uit zijn hart,
zijn hart met deugden en gebreken, maar geen
van beide trachtend te verbergen, zich geheel
toonend zooals het was.
Wanneer Maandag het
Schaepman-monument zal onthuld wezen, kan de studie van
het probleem beginnen, maar niemand is
voorbarig wanneer hij begint met den hoed
af te nemen.
VlDENS.
MIUIIIIlmlIMMlmMIIMIIHIMmiMMMIMIIIIIMIHIMIIIMMIIIIMIIIIHTIlmlII
Reproductie.
De heer A. van Veen schreef een begelei
dend woord in Elzevier, by een aantal repro
ducties naar werken van W. v. Konijnenburg.
Iets in deze reproducties trof me: Het buiten
gemeen recht dat een uitgever zich neemt;
het buitengewoon onrecht dat kalm aan be
gaan wordt. Het is het volgende: een schil
derij de Herten" werd op de voor Elze
vier meest statieuze wijze gereproduceerd,
Maar hoe? Er werd langs alle zijden een
stukje afgelaten; niet op de reproductie gege
ven. Er zijn natuurlijk tweeërlei wijzen van
handelen bij zulke zaken: men reproduceert
of 't geheel, of een zoodanig gedeelte dat het
als détail of dadelijk herkend wordt, of als
zoodanig is aangeduid De zaak hier is onop
rechter. Het is geen weergave van een détail
en het is toch niet het geheel. Het is een
eigendunkelijk handelen met een kunstwerk
dat verboden moest zijn. Het schijnt der
redactie niet klaar te zy'n wat een schilderij
is. Ze is wat verwend, en wat luchtig van harte
geworden door het impressionisme ? door het
luk-raak van impressionistische uiting? door