De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 19 juli pagina 2

19 juli 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l f fe DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 1621 bij, in de batige saldo's der gemeentebe drijven. Dat mag toch niet worden vergeten. Bijzonder lijken mij de electriciteitsfabrieken voor alle gemeenten voorbestemd, om tel van bedryven aan de gemeente cijnsplichtig te maken op de minst aanstoot gevende wjjze. Drukkerijen, kleermakerijen, broodbakkerijen, s.trijkerijen-en fabrieken van allerlei aard, vinden ten slotte haar voordeel in het gebruik van electriciteit als beweegkracht, terwijl hare aansluiting aan het electrische kabelnet voordeel brengt in de gemeentekas. In de gemeenten, waar de water- en lichtlevering in eigen beheer is, staat in de meeste gevallen tegenover de kosten, waartoe de gemeente door eenig bedrijf wordt gedwongen, eene bate, die het be drijf in den schoot der gemeente werpt. Laten wij daarmede tevreden zijn! Met een variant op de woorden van de Staatscommissie zoude ik willen zeggen: Hetgeen aan de gemeente toekomt voor door haar bewezen diensten, laat zich nu eenmaal niet met de nauwkeurigheid van een landmeter afpassen. Ik eindig dit opstel met eene aanhaling van eene zinsnede uit eene beschouwing over Zakelijke belastingen," voorkomende in het Ochtendblad van de Nieuwe Botterdamsche Courant van Zondag 14 Juni jl., van de hand van den bekenden Amsterdamschen redacteur van die courant, lui dende: Waar inderdaad een stad als Amster dam, een stad als Rotterdam, het beginsel van belastingheffing naar bewezen diensten, door den nood gedwongen, met eenige kracht zfti moeten doorvoeren, zouden zij een druk leggen op handel en scheepvaart en nijver heid, die aan hunne ontwikkeling allerminst te stade komen zou." Am s t., 22 Juni 1908. F. RAEDT. Het huiswerk en de hervorming van het Middelbaar Onderwijs. De Middelbare School heeft weinig bewonderaars. 'Het praktisch nut der opleiding aldaar is nagenoeg nihil en ware het niet, dat een eindexamen H. B- 8. nu eenmaal voor veel dingen geeischt wordt deels als studievoorbereiding, deels als eenige waarborg, dat men iets meer ge leerd heeft, dan op de Lagere Sc hooi wordt gegeven, dan zouden de Hoogere Burger scholen waarschijnlijk spoedig leegloopen. Want het kan niet ontkend worden, uit een paedagogisch oogpunt heeft het M. O. niet aan zijn doel beantwoord. De algemeene ontwikkeling, die men er heet op te doen, mist door overlading met vakken en feiten alle diepte en de kennis, die men er verkrijgt, is slechts schoolkennis met valschen schijn van wetenschap. Geen wonder dat zich in een tijd, die de belangstelling in het wijsgeerig denken ziet herleven, verzet openbaart tegen de Middelbare Kinderkwelling, door de meesten nutteloos, dóór sommigen ook schadelijk voor het jonge organisme ge acht, hoewel deze laatste meening weer door anderen voor sentimentaliteit wordt uitgekreten. De Vereeniging tot vereen voudiging en verbetering van examens en onderwijs heeft eene enquête ingesteld naar de hoeveelheid huiswerk op burger scholen en gymnasia en klaagt in haar verslag over den overmatigen arbeid bij de telkens terugkeerende repetities, en eenige leeraren, aan die instellingen ver bonden, komen verklaren, dat zij goede resultaten hebben verkregen door lessen zonder huiswerk. Zelf niet over voldoende ervaring be schikkend om over deze quaestie een HET LUCHTSCHIP DOOR PEET BOE T SE R. II. Mijn eerste werk was het nu natuurlijk, een plaats op te zoeken waar ik van den schrik wat kon bekomen en myn voorraad electriciteit weer kon doen aanvullen en mijn keuze daarvoor viel op het caféWolkenlust," een zeer fatsoenlijke uitspanning, waarvan in den zomer veel door families die een luchtje wilden scheppen gebruik werd ge maakt, wat trouwens blijkens het groote aantal booten en bootjes die aan het terras gemeerd lagen, ook nu weer het geval was. Met het beetje beweegkracht van mijn reaerve-battery bereikte ik deze plaats natuur lijk zonder bezwaar en spoedig genoot ik' op 800 Meter hoogte van een lekker frisch glas bier en een welverdiende rust op de galerij van het met den zachten gang jjer woonschepen voortglijdende café-schip en van het schoone vergezicht dat men daar had op het beneden ons afdrijvende onweer. Het gezelschap waarin ik mij thans bevond was uitermate gemengd en was blijkbaar goeddeels evenals ik door het onweer ge noodzaakt hier eneneen schuilplaats tezoeken. Op eenigen afstand van mij zaten een melkboer, die op het sanatorium melk had geleverd, een koopman met vruchten, die de klandisie der bewoners van deze lucht-wyk had en een man met gerookte paling, die blijkbaar kort geleden was aangekomen en die op weg was naar De drie Planeten" de Hemel Bar" en andere inrichtingen in de wolken waar het wel eens laat werd. Aan den anderen kant zat naast my een heel gezelschap kinderen, die een dagje uit waren geweest, wat verder op een aantal jonge dames en heeren, die door den regen bij het nieuwste openluchtspel, een soort van tennis, dat met kleine luchtballons gespeeld werd, verrast waren en dergelijke half-verregende troepjes meer. Al deze menschen voerden drukke ge sprekken en ik, de eenige eenling tusschen hen, schepte er behagen in naar dat bonte positief oordeel uit te spreken, heb ik mij door lectuur en informatie zooveel mogelijk pp de hoogte gesteld. Of het mogelijk is, zoo les te geven, dat den leerlingen de arbeid na vier uur bespaard wordt, kan alleen in een vakblad be sproken worden. Ik geloof dat den heeren, die het beproefd hebben, dank toekomt voor hun ernstig pogen, maar dat wij in onze" verwachtingen rekening moeten houden met het feit, dat voorloopig nog slechts met zeer enkele, zich goed daar toe leenende vakken de proef genomen is en dat zoowel de mogelijkheid van de uitbreiding dier proeven als het reeds verkregen resultaat zeer ernstig wordt aangevochten door mannen, aan wier toewijding en bekwaamheid als docent niet getwijfeld kan worden. Iets anders is het, of het wenschelijk moet geacht worden, dat de kinderen 's avonds voor school niets meer te doen hebben. Ik heb uit de mij verstrekte inlichtingen den indruk gekregen, dat verreweg de meeste ouders met de kinderen 's avonds geen raad weten, als ze niet genoeg werk te maken hebben. Anderen, blijk baar meer gegoeden, waren tegen huis werk, omdat ze daardoor verhinderd werden, rnet of zonder de kinderen uit te gaan. Uit een zuiver opvoedkundig oogpunt mogen deze argumenten natuurlijk niet gelden, maar het is de vraag, of de praktijk des levens niet dwingt, er reke ning mede te houden. En zeker niet minder zwaar tegen de afschaffing van het huiswerk weegt de unanieme ver klaring der door mij geraadpleegde rec toren en directeuren, dat bij de tegen woordige toestanden, met het oog op de examina, huiswerk absoluut noodzakelijk ia ,en wel in zulke hoeveelheden van l*/o uur voor de lagere tot 3 uur voor de hoogere klassen dat het onmogelijk binnen de schooltijden gemaakt kan worden, zonder den voortgang van het onderwijs ernstig te schaden. Maar liet allerzwaarst weegt mij liet argument, dat huiswerk voor den leerling de eenige gelegenheid is tot zelfstandig leeren werken en tot ontwikkeling van het plichtsgevoel. Medici mogen beslissen, of veel geestes arbeid in de jaren der puberteit gevaarlijk, of misschien juist zeer gewenscht is. Intusschen blijft het waar, dat er ouders zijn, die hun kinderen 's avonds wel bezig kunnen houden, blijft het waar, dat er wel wat meer tijd voor muziek en lichaamsoefening kon geplaatst worden, blijft het waar, dat er jongelui zijn, die heftig verlangen naar vrije studie en zich onder al dat gedwongen werk onge lukkig voelen, en wie het nu met mij eens is, dat de leerstof der H. B. S., vooral van die met 5-jarigen cursus, te groot en te veelsoortig is, die zal zich, evenals ik, afvragen, of niet de huiswerk-kwestie tegelijk met die van de hervorming van het geheele M. O. moet worden opgelost. Eene aanwijzing meen ik te zien in de mededeeling van den directeur der Ie H. B. S. met 5-jarige cursus, Dr. Costerus: Hij laat in de 2e klasse de lessen in het Engelsch eerst met het tweede halfjaar aanvangen en krijgt dan roet 5 lesuren per week beter resultaat dan met 4 het geheele jaar door. Dit is de vrucht der concentratie van aandacht. Uit hetzelfde oogpunt zorgt Dr. Costerus steeds, dat in de 4 eerste klassen in de 5e gaat het weer niet vanwege de examendressuur! hoogstens voor drie vakken op n dag huiswerk wordt opmeugelmoeg van op- en aanmerkingen en verhalen te luisteren. ..Zijn dat nou óók schepen met menschen erin?', vroeg een jongen van het kinderge zelschap, die langen tijd aandachtig naar de sterren had zitten kijken. Weineen, jongen dat zijn sterren," antwoordde een zijner begeleiders. Zitten daar dan geen menschen in, pa?" Neen kind, dat zijn werelden, net als de aarde." En kunnen ze niet vooruitgaan, net als onze schepen ?" Wel natuurlijk niet." Het gezicht van den jongen drukte na dit antwoord veel minachting uit: jakkes, ik zou niet graag op zoo'n vervelende ster zitten," zei de kleine weetgraag, wiens broertjes en zusjes van 150 jaar geleden tot hoogste ideaal de sterren hadden. Daarna was de melkboer naast mij aan het woord. Ik me draai, dat ik nog net bijtijds kon schuilen," zei hij, ..anders kon ik me melk zóó weg gooien!" Hèje daar hier dan geen last van," vroeg de palingkoopman. Nee," zei de melkboer, da's curieus hè. Dat scheelt nou maar zóó'n pietsie! Béje boven de wolk, dan blijft ze goed en ben je d'r beneden, dan wordt ze zuur; da's van wege 't electriciteit, zie je." En daar tuaschendoor converseerden de jongedames en heeren van het tennig-gezelschap. Weet je dat Lucie op de fancy-fair mee doet in de tentoonstelling van Oud-Holland?" vroeg de eene. Nee," zei een andere, dat zal wel leuk zijn, hé?" Bespottelijk!" hoonde de eerste. Verbeeld je, ze moet vélocipède-ryden ...!" Fietsrijden," verbeterde een heer. Niet waar," pleitte de dame, vélocip derijden, 't staat op het programma". Ja, maar fletsrijden is oud-Hollandsch", hield de heer vol. Nou ja, maar wat is 't eigenlijk?" vroeg weer een andere. Hier werden de gesprekken echter plotse ling afgebroken door een uitroep die allen overeind deed vliegen. Brand," riep een der kellners en wees naar beneden. En jawel, daar omlaag woedden heftige vlammen, die een heelen omtrek rood kleur den. Het rneerendeel der bezoekers sprong fegeven. Langs zulke wegen: verdeeling er vakken over verschillende semesters en jaren, misschien ook vroeger eindigen of later beginnen met sommige vakken, is wellicht al veel te bereiken. Voort gaande in deze richting, zou men mis schien evenzoo sommige leervakken op de ochtenduren, sommigen op den middag kunnen zetten en dan b.v. de middag vakken facultatief stellen, een en ander met behoud van het huiswerk. De vlug geren konden dan meer doen dan de minder begaafden, de studiekoppen kon den hun lievelingsvakken cultiveeren en slecht behuisde of zeer bezige ouders waren de jongens als ze wilden den geheelen dag kwijt. De directeur der 4e H. B. S. met 3-j. c., Dr. Kollewijn, heeft verklaard, zulk eene regeling althans liever te zien, dan de afschaffing van het huiswerk. Met opzet heb ik in dit artikel niets gezegd over het gymnasium. Het was in vroeger eeuwen vrij goed ingericht en is tot zekere hoogte aan de overlading ontkomen. Hoe het komt, dat de oud leerlingen vroeger meer van hun Grieksch en Latijn onthielden en er meer liefde voor hadden, durf ik niet beoordeelen. In ieder geval weet ik dat er zijn, die ook thans nog aan de resultaten der gymnasiale studie de voorkeur geven boven die der H. B. S. Ik eindig mét de hoop uit te spreken, dat het niet uitsluitend leeraren zijn zullen, die zich in deze quaestie laten hooren. Naast het advies der vakmannen hebben wij naar hen te luisteren, die als artist, politicus of anderszins gelegenheid hebben, den ontwikkelingsgraad van het publiek te leeren kennen. F. H. FISCIIEK. Sodatt, Ora1 OnSerwüzers-Salarissen en Mswelrart in Nederland en Sata. (Zie ook het artikel in het nr. van 22 Maart j.l.) Wanneer het onze school onmogelijk gemaakt zal worden, de haar voorgeschreven taak in vollen omvang te vervullen, dan zal zich dit niet vandaag of morgen, maar stellig in afzienbaren lijd bitter wreken en tot de meest ongewenschte consequenties leiden. Ik wil tr slechts de aandacht op vestigen, dat dan de vakkundige en industrieele bekwaamheid van ons volk zal verminderen, dat dan het voortbreni/ingsvermogen van nns land in den grooten concurrentie strijd der volken, waaraan zich geen enkele Staat titans meer kan onttrekken, geringer :al worden, dat om land dan niet meer in staat -al zijn, de v^or zyn eigen behoorlijke ontwikkeling nood zakelijke lasten op te brengen. Ik geloof, dat het niet alleen noodwenlig is, dat wij thans een voortdurend rationeele spaarzaamheid betrachten; ik geloof, dat het evenzoo noodzakelijk is, dat wij evena's tot lieden, ook in de tockemst voort durend en rationeel arbeiden aan e<u verbetering en verheffing onzer openbare sciiolen. Ik zou dddrin, juist in deze vermeerdering van een geestelijk kapitaal, het karakteristieke kenmerk willen :ien van een wijze spaar :aamheïd." Dit citaat is ontleend aan een rede van een minister van binnenl. zaken, minister Rink's collega in Saksen. 1) Kultus-Minister dr. von Seydewitz, voorganger van den tegenwoordigan minister. Deze heeft nu de in den aanvang genoemde salarisregeling voor gesteld, en half November heeft de Kamer daarover beraadslaagd, (reen enkele spreker was tevreden met 't regeeringsvoorstel. In welken geest deze ontevredenheid zich op enbaarde, moge uit de volgende citaten blijken. Wij moeten daarom principieel de aanop en begaf zich naar de vaartuigen, om, nu het onweer afgedreven was, ook dit schouw spel te gaan gemeten en zoo ook deed ik. Het was een vroolijk gezelschap dat tegelijk met mij op weg ging. Voorop voeren de jongedames en heeren die over Oud-Holland hadden gesproken in bootjes voor twee per sonen en hielden een wedstrijd, wie het eerst beneden zou zijn. Achteraan kwam een groot familieschip met het heelekindergezelechap, dat onophoudelijk door de ouderen tot rust aangemaand moest worden. Xiet over den rand hangen daar," zeg, geen leege Hesschen naar beneden gooien," zoo klonk het steeds door. En naast mij snorde de melkboer in een kort, rond scheepje vooruit en spoot kalmpjes straaltjes tabakssap naar omlaag. Wér vuurwerk!", grinnikte hij tegen mij, die met goed gevulden motor mijn best deed om bij de voorsten niet achter te blijven. Binnen zeer korten tijd kwamen wij benoden en nog net vroeg genoeg om het mooiste gezicht van den brand te kunnen genieten. Het was een groot gebouw en de brandweer kwam juist op hetzelfde oogenblik ais wij ter plaatse. Vliegensvlug werd de door twee luchtsehepen gedragen metalen bak, waarin het water gepompt werd, vlak boven het fel brandende perceel gebracht, zoodat de vijftig buizen die in den bodem van den bak waren aangebracht, het groote gebouw geheel be streken. Toen gingen zes zuigpompen, wier slangen, welke onderweg waren afgerold, reeds in de brandputten op den beganen grond lagen, aan het werk en na eenige tellen stroomde zulk een geweldige stortbui op het brandende gebouw en zijn omgeving neer, dat zelfs een in werking zijnde vulkaan er door gebluscht had kunnen worden. Ik had dit brandweermateriaal, bij welks samenstelling van de nieuwste vindingen op bet gebied der mchtscheepvaart gebruik was gemaakt, nog niet aan het werk gezien en met begrijpelijke nieuwsgierigheid drong ik mijn schuitje dus tusschen de andere in, om zoo goed mogelijk te kunnen kijken. Tegelijkertijd kwam echter de groite familieboot, welke ons op den voet gevolgd was, op het terrein aan. Omhoog", commandeerde een politie-man en wees gebiedend naar het vrije luchtruim boven ons, welk bevel ook door den bestuurder der familieboot werd opgevolgd, maar helaas te laat, en in de vol gende seconde werd mijn ranke vaartuigje door het logge lichaam der groote boot overvaren. Die schok was te machtig voor mijn toch vangssalarissen hoog er stellen. Wij moeten den jongen, zich langzamerhand in zyn beroep inlevenden ambtenaar niet in de positie brengen, reeds dadelijk met den nood des levens te moeten stryden, want dat schaadt zyn beroepsvreugde, en zou hem in zijn ambt hinderlyk zijn en de gemeenschap slechts nadeel berokkenen." Wy moeten onvoorwaardelijk komen pp een aanvangssalaris van 1600 Mark, en 'n eindsalaris van 3600 M. buiten vrije woning."2) Ik hoop, dat de minister van onderwijs ons hierbij zal steunen." Deze woorden werden gesproken door den konservatieven afgevaardigde Dürr. Andere konservatieve afgevaardigden gingen niet zoo ver, maar de meerderheid was er voor om 't minimum op 1500 Mrk. en het eindsalaris op 3000 Mrk. te brengen (buiten vrije woning!). Alle sprekers van alle partijen vonden, dat 't voorstel der regeering niet ver genoeg ging. Daarop verklaarde deze, dat zij 't in principe volkomen daarmee eens wae, en gaarne tot verbetering van het ontwerp in den geest van de meerderheid der Kamer zou meewer ken. Het werd dan ook naar 'n commissie verwezen tot herziening. Wat zeggen onze kamerleden Tydeman, Ketelaar, Ter Laan e. a. van zulke meeningen over onderwijzerssalarissen? Hoe diep be schamend moet ons de handeling van onzen minister van onderwijs voorkomen, als we denken aan die van zijn Saksischen collega! Maar zal wellicht de lezer vragen is de volkswelvaart in Sakeen dan hooger dan hier? En is dat toe te schrijven aan de hoo gere volksontwikkeling, 'n vrucht van de betere positie der onderwijzers? Een vergelijking van e volkswelvaart in twee of meer verschillende landen, zou een lang artikel vereischen, gebaseerd op tal van statistische gegeven?. De invloed van een hoogere volksontwikkeling op de volkswel vaart is overigens zoo vaak door bekende staatslieden en staathuishoudkundigen in ver schillende landen verkondigd, dat ik dat hier niet behoef te herhalen. Alleen wil ik met 'n paar gegevens aantoonen het groote ver schil in levenspositie der arbeidersklasse in Saksen en Nederland, Wanneer de prijzen der levensbehoeften, der woningen enz. in twee landen gelijk of ongeveer gelijk zijn, dan wordt het verschil in welvaart der arbeidersklasse het best aan getoond door een vergelijking der arbeidsloonen. Leeft de arbeider in Nederland goedkooper of duurder dan in Saksen of in Duitschland? Het is zeker duidelijk, dat een beantwoor ding dezer vraag alleen mogelijk is bij 'n vergelijking van overeenkomstige toestanden, dus van groote steden in Nederland met idem in Saksen, of van 't platte land ten onzent met dat in Saksen. Zoo kan men wel de toestanden te Amsterdam vergelijken bij die in Leipzig, Dresden of Chernnitz. En hieruit kan men vrij juiste gevolgtrekkingen maken omtrent het verschil in toestand op 't platte land of in kleinere steden van beide landen. Ik wil dus nu alleen de arbeidsloonen ver gelijken van de arbeiders in Leipzig en in Amsterdam. Voor Leipzig geeft de Lohnstatisiik der Ortikrankenkasse" uitgebreid mate riaal. Van de 112,030 verplichte mannelijke leden dezer Krankenkasse" hadden 39,5 pCt. een dagloon van 4,51 Mark of meer, dus van ff. 2,71 en meer. Wanneer men nu bedenkt, cUt in Amsterdam een loon van ? 2,71 per dag hoogst zelden voorkomt,dan is 't groote ver schil al duidelijk. De typografen behooren in 't algemeen tot de best betaalde arbeiders en in Amsterdam staan de typografen op de drukkerij van den A. N. D. B. zoowat bovenaan. En wat zijn hier de goede loonen? Nog maar ?250 per dag. Daaruit kan men afleiden, dat in andere rakken en evenzoo voor 't gros der typografen loonen van ?2 /'2.25 per dag wel de regel zullen zijn. In Leipzig hadden van de bovengenoemde 112,030 leden niet minder dan 01) p.Ct. een loon van f 2.10 of meer per dag. In de best betaalde vakken is het procent der hoogstbetaalden nog grooter. Zoo ontvingen van de 13,188 mannelijke personen in 't typografenvak 58.5 p.Ct, een Miimiiimiiiiiir i MiiiiiiiiMliiiiiiiiimiiiiHiniiiiimiiiiiiiiiii al niet heel stevig schuitje. Het draaide eenige naaien in het rond, begon toen gewel dig te snorren en te snuiven en daarna smakte het plotseling loodrecht naar beneden, waar het terecht kwam op het stalen vangnet, dat met het oog op zulke voorvallen over de geheele stad heen gespannen was. Ook ik zelf tuimelde in dit net, waardoor de kracht van mijn val weliswaar gebroken was, zoodat ik niet het minste letsel bekwam, maar dat mij tevens tot groot vermaak van alle toe schouwers een tien tl twaalf maal in de hoogte veerde, voordat ik eindelijk liggen bleef. En daarmede was dit uitstapje, dat op zoo avontuurlijke wijze was begonnen, op even avontuurlijke en, dank zij het bestuur der s:ad, dat zoo goed voor onze veiligheid zorg droeg, ook even gelukkige wijze geëindigd en stond mij nu niets anders meer te doen dan te trachten op een ge schifte manier van het vangnet weg en naar huis te komen. De gewone manier zou natuurlijk zijn geweest om over het net naar de eerste de beste halte der lucht-omnibus te kruipen, met dit voertuig naar huis te varen en mijn ontredderd bootje aan de goede zorgen der lucht-politie over te laten, maar in dit bizondere geval was mij dit toch niet mogelijk en dienden andere maatregelen beraamd te worden. De zaak was n.l., dat het stalen vangnet, dat als een schaakbord de stad bedekte, heet was geworden door den brand die er onder had gewoed en er dus bij elk van de tien n twaalf keer die ik er in op en neer geveerd was, bij het neer komen mooie vierkantjes in mijn kleederen gebrand waren, welke onderling weer drie hoekjes, paralellogrammen en allerlei andere meetkunstige figuren hadden gevormd. En de gedachte, aan het eind van een dag als dezen door mijn mede-passagiers in de omni bus nog voor een loopend mathematisch vraagstuk aangezien te worden, deed mij er van afzien me zooals ik was in het openbaar te vertoonen. Vreemde gewaarwording ! dien avond, na kruipend een der toegangen tot het vangnet bereikt te hebben, wandelde ik naar huis ' Wandelde, d.w.z. kroop moeizaam voort door niet-verlichte, vervallen straten, waarin, sinds het verkeer ze niet meer noodig had. de bewoners der omringende huizen hun gebroken aardewerk, hun vruchtenschillen en hun vischresianten hadden neergeworpen. En zoo liepen de menschen nu vroeger óók! Hoe bie!den ze 't uit! zoo peinsde ik meermalen gedurende dezen tocht, als ik geloon van ?2.71 of hooger; van de 19,653 in de bouwvakken 57.4 p.Ct. In andere; vakken was de toestand minder gunstig, evenals in Amsterdam in zulke vakken de arbeiders nog weer minder verdienen dan typografen en bouwvakarbeiders. Deze enkele gegevens, die met talrijke andere vermeerderd kunnen worden, toonen m.i. voldoende aan, dat de arbeidersklasse in Saksen het veel beter heeft dan ome arbeiders. En het is 'n oude ervaring, dat de welvaart van den middenstand en van de talrijke ambtenaarsklasse dan niet minder is. De veel hoogere salarissen van alle ambtenaarsrangen in Saksen, vergeleken met die in Nederland toonen dit bovendien duidelijk aan. En zoo kom ik weer terug tot het salaris-wetje, dat in de Tweede Kamer met roerende eenstemmigheid aangenomen is, en vraag: Wat zal het wetje van minister Kink den Nederlandschen Onderwijzers geven ? In myn vorig artikel heb ik reeds aange toond, dat salarissen van ? 1100 en meer slechts door een klein percent der onder wijzers bereikt kan worden. Hoe echter juist een verkooging van het minimum salaris de dringendste eisch voor de verbetering der stoffelijke positie van de onderwijzers is, wil ik nu trachten te bewezen. Het maximum salaris moet de onderwijzer op z'n laatst na 20 dienstjaren Dereiken. Wijl de aanstelling in den regel niet voor het 21ste?23ste levensjaar plaats vindt, wordt het maximum ook slechts zelden voor 't 41ste?43ste levensjaar verkregen. Hoevelen bereiken echter dien leeftijd? Om die vraag te beantwoorden heb ik alle onderwijzers in leeftijdsgroepen vereenigd, zooals uit de volgende tabel blijkt. Er waren ! 29 i 25 : 30"! 35 i 40 ! 45 ;50 j. i tot i tot ; tot ! tot i tot i tot j en Tot. in J24 JJ29 j.:3.4 j 139 J.J44 j ;49 j.j meer. 189ö'2419i2690;i78li 787i 448 i 373 i 351 8852 1900 2871:2142 2056 1498! 398 i 398 i 589 10253 1905 3496!2653:1639 166SJ 625 i 625 j 769 12151 De 2419 onderwijzers van 20?24 jaar in 1895 moesten in 1900 de groep van 25?29 jaar en in 1905 die van 30 tot 35 jaar vormen, als er geen afging en geen bijkwam. De laatste groep (van 30?35 jaar in 1905) telt echter nog maar 1639 personen d.i. 780 minder dan de 2419 in 1895, ofschoon 't totaal aantal onderwijzers in die 10 jaren 3300 is toege nomen, waarvan natuurlijk ook 'n groot deel intusschen in die groep van 1639 van't jaar 1905 gekomen ia. De 1784 van 30?34 jaar in 1895 moesten ia 1905 40 44 jaar zijn, en die groep telt nog maar 625 personen waarbij toch weer een aantal zal zijn, dat eerst nu 1895 op ouderen leeftijd dan 24 jaar is aan gesteld. Hoe kan nu zoo'n groote groep van menschen op betrekkelijk jongen leeftijd reeds na 10 jaar zóó sterk zijn geslonken? Een aantal van hen is hoofd geworden. Velen kunnen dat niet zijn. In die 10 jr. is 't aantal hoofden vermeerderd met 190. Ver der zijn er gestorven, waarvoor anderen in de plaats kwamen. Maar van de2419onderw. die in 1895 20?24 jr. waren, kunnen er stellig na 10 jaar nauwelijks 200 hoofd zijn geworden. Neemt men klasse-onderwijzers en hoofden te zamen, dan wordt de vergelijking nog dui delijker. Er waren in : van 20 van 3 J van 40 van 50 tot tot tot jaar Totaal. 29 jaar. 39 jaar. 49 jaar. en meer. pCt. pCt. pCt. pCt. 1895533845339929 187016 126310 11870 1905 6293 41 4196 27 2840 19 2010 13 15359 De 5338 van 20?29 jr. moesten 30?39 jr. zijn in 1905. Ofschoon 't totaal aantal perssnen met ca. 3500 vermeerdard is, vinden we van die 5338 personen na 10 jr. nog maar 'n groep van 4196, waaronder nog zeer velen tot die bijgekomen 3500 behooren. En nu is de vermindering alleen ontstaan door: Ie ver laten van 't onderwijs van gehuwde onder wijzeressen; 2e 't overgaan in een tndere betrekking; 3e overlij ien tusschen 1895 en 1905. Juiste gegevens hieromtrent zijn niet te krijgen. Wel wordt in elk regeeringsverslag duldiglijk mijn in een ouden ketel verstrikten voet trachtte te bevrijden, of behoedzaam een stapel gebroken flesschen ontweek. Eenigen tijd later stond ik voor de kleine deur die vanuit het huis mijner ouders tot de straat vuilnishoop genoemd toegang gaf en eerst na lang en hard kloppen deze deuren dienden als branddeuren", terwijl de straten brandgangen" heetten kreeg ik gehoor en kon, als een dien men ver bergen wil, naar binnen sluipen. Op het oogenblik, dat ik deze deur binnen trad, ging die van het belendende huis open. Een jongmensch, blijkbaar aangeschoten, waggelde naar buiten, viel weer terug tegen den muur en zei met zware tong: ..ik wil lóópen!" Van uit het duister der trap vermaande een andere stem: Stel je toch niet zoo an en kom binnen!" Toen ik de huiskamer binnen kwam, keken mijn ouders mij verbaasd aan. Waar kom jij vandaan?!" vroeg mijn vader. Ik ben komen loopen." Loopen!" herhaalde mijn moeder. ..Maar Peet, hoe komt dat, en wat zie je er uit! Je had best een ongeluk kunnen krijgen!" Om de deur der andere kamer, waar men bemerkte dat er iets bizonders was, kwamen nu mijn broertjes en zusjes gluren. Peet heeft gelóópen," zegden ze tot elkaar en bewonderden mij met zeer bevreemde blikken. "Die jongelui ook'" klaagde mijn moeder. ..En was je niet bang?" Ik was gedurende dit gesprek naar het venster gegaan en aloeg de gordijnen opzijde. Aan de dakgevels der huizen schitterden de hel-verlichte, tot binnentreden uitnoodigende vitrines der winkels, rappe schuitjes scheerden behendig over de daken en in de lucht boven de stad was hst vuurwerk der booten weer van voren af aan begonnen. Ach," zei ik, bang was ik niet, maar vreemd was het wel, hoewel men er aan zou kunnen wennen. Eu uit het huis hier naast kwam nog iemand, die met alle ge weld wilde loopen, maar die was dan ook dronken." ..Welk beschaafd mensch zon ook anders voor zijn plezier willen loopen!", zei vinnig mijn moeder en als zorgzame huisvrouw vroeg zij verder: ach Peet, je kijkt toch naar buiten; zie even, als je wil, of de melk boer nog open is, dan kan het meisje nog even een halve kan melk halen in het bootje van je vader."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl