Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1621
Gezicht in den theetuin aan den Singel in het laatst der 18e eeuw. Teekening van K. T. Bensdorp.
De buitenplaats Meerdervoort" in 1740. Teekening van A, Schouman,
Oud-Dordreeht.
Het aanleggen van z.g. historische
atlassen, t.w.: net verzamelen van kaarten
en topografische en historische
teekeningen en platen is eene dier meer of minder
wetenschappelijke liefhebbergen, die,
hoewel reeds in de 17e eeuw ontstaan
(de oudst bekende collectie dateert van
voor 1615) in den loop der 18e eeuw
zich hier te lande tgt grooten bloei heeft
ontwikkeld, om in de 19e eeuw een
tijdperk van verval in te gaan waaruit
zij eerst sedert de laatste dertig jaren
weder begonnen is zich op te heffen.
Echter met dit onderscheid, dat het
vormen van dergelijke verzamelingen
thans heel wat systematischer en weinig
meer door particulieren, maar meestal
van overheidswege geschiedt."
Aldus de heer mr. S. van Gijn, in het
voorbericht van zijn zooeven gereed
gekomen werk Dordraeum Illustratum".
Met het voleinden van dit werk, dat
eene beschrijving is van de verzameling
kaarten, teekeningen, prenten en por
tretten, betreffende de stad Dordrecht
door hem bijeengebracht en gerangschikt
mag men den heer Van Gijn
gelukwenschen. Zijn hartewensch, deze ver
zameling, waarvan hij mededeelt, dat zij
later in onvervreemdbaar bezit zal komen,
beschreven te hebben is vervuld. Dat
zij geheel volgens de door hem genoemde
systematische wijze is gecatalogiseerd
behoeft nauwlijks vermelding. Het boek
is in alle opzichten keurig uitgevoerd,
royaal gedrukt, op Hollandsen papier en
met vele, goede afbeeldingen, meest van
teekeningen, versierd.
Na uitvoerige mededeeli agen over
vroegere Dordtsche atlassen vertelt de
heer Van Gijn over het onstaan van zijn
Dordracum Illustratum" en het is helaas
een feit, dat, waar hij spreekt van de
weinige verzamelaars die er nog zijn,
hij naast den heer Van Stolk te Rotter
dam, de eanige in het land is, die nog
een complete historische atlas bezit.
De verschijning van dit fraaie boek,
dat in zijn waarde nog verhoogd wordt
door de uitvoerige registers, door den
Dordtschen archivaris J. L. van Dalen
samengesteld, is voornamelijk voor Dord
recht belangrijk en is een monument
door den vervaardiger zich zelf gesticht.
HR.
IMIIIItllMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIItllHIIIMIIIIMIIIIIMIMIIMIMIIIMIIMIIIIHHIIIMII
IMIIIlnilllllltlMIIIIHIMIMmlIMIIIMIIIIIIMIIIHIIIMIIMMIIIIIIMmiMIIIIIMIIIMIMMIIIMIIlmilllltllll
Prof. 6. A. Naber, philoloog van naam,
Vice-President van de letterkundige
afdeeling der Koninklijke Akademie van
Wetenschappen bij gelegenheid van
zijn tachtiggten verjaardag.
IIIIIMIIIIIIIIIHIIItlllltllllllllllllllMltllllHIMIIIIIMIIHIIIIHimlIIIIIIIIIIIIII
Karolingiche Verhalen, in nieuwer form
overgebracht door Jos. A. ALBBBDINGK
THIJM. Amst., C. L. van Langenhuysen.
4
Waar, zooals is aangekondigd, binnen niet
al te langen tijd aan het Nederlandsche volk
eene compleet e uitgave der werken van JOB.
A. Alberdingk Thym zal worden aangeboden,
schynt het me by'na overbodig toe, hier
alsnog de aandacht te vestigen op een zijner
werken afzonderlek.
Betrekkelijk kort geleden echter werd deze
nieuwe uitgave eerst bezorgd en daarom is
eene korte aanbeveling alsnog op hare plaats.
De firma Van Langenhuysen heeft met
dezen derden druk *) der Karolingsche Verhalen
een goed werk verricht en dat deze verhalen
reeds een derden druk mochten beleven, is
een bewijs voor hunne deugdelijkheid. En
werkelijk doen deze vier frissche,
middeleeuwsche verhalen, welke behalve naïef, ook
groot, verheven, diep en zinryk zijn, zooals
Thijm zelf van de historie der vier Heems
kinderen" opmerkte, maar dat gerust even
zeer op de andere Carel en Elegast", Willem
van Oranje" en Floris en Blancefloer" mag
worden getuigd, weldadig aan bij de massa
bizarre, weeëen ziekelijke literatuur veler
modernen. Zij verplaateen ons in een tijd,
toen ridderlijkheid en trouw, moed en kracht,
beleid en godsdienstzin nog eene eereplaats
in de maatschap pelyke verhoudingen innamen
en het is juist deze kerngezonde basis, met
daarmede gepaard gaande, voor onzen tijd
bijna onbegrijpelijke naïeviteit van voorstelling,
welke deze Karolingsche Verhalen zoo aan
trekkelijk maakt. Wy' worden er door ver
plaatst in eene andere, in vele opzichten vaak
betere maatschappij. Vooral het verhaal van
De vier Heemskinderen," dat het grootste
gedeelte van dezen bundel beslaat, en dat
Alberdingk Thym zelf het meest populaire
der vaderlandsche heldendichten" genoemd
heeft, is interewante literatuur.
Wiens beurs het niet toelaat, eerlang de
compleete werken van Alberdingk Thijm aan
te schaffen, zal verstandig doen, met ten
minate deze Karolingiche Verhalen, welke
Alberdingk Thijm met groote zorg bewerkt
heeft, te koopen.
Hij verzekert zich dan van een groot literair
genot.
HBXRI H. VAN CALKBK.
Alt m a ar, Juli '08.
*) De Ie verscheen in 1851, de 2e in 1873.
Jonas Lie.
Beminlijke Jonas Lie. Gij zij t alleen in
den letterlijken zin van 't woord bijziende.
In werkelijkheid ziet ge ver, ja, gij zyt e» n
ziener. Gy zelf zijt de ware ziener uit
Nordland".
Zoo sprak Georg Brandes in 1893 op een
feest in Kopenhagen aan Lie, ter eere van
zijn zestigsten verjaardag, door zijn vrienden
in Denemarken aangeboden."
Elders noemde hij Lie een vogelberg midden
in de noordelijke zee. bedekt met donzige
nesten."
En in diezelfde toespraak in 1893 noemt
hy' de vrouw van Lie, Thomasine, als de
verstandige ea rechtvaardige, die reeds als
kind werd uitgekozen om het lekkers en
de bessen te verdeelen".
En zoo staan zij ons voor den geest, die
twee, de onafacheidelijken, die samen leefden
en die de dood gelukkig voor hen l
niet lang gescheiden heeft.
Want voor ieder, die al was 't dan maar
nit de verte, het leven van dien grooten en
fijnbesnaarden dichter volgde, was het dui
delijk, toen verleden jaar het heengaan van
zijn trouwe levensgezellin bekend werd, dat
nu de levenskracht en de levenslust van Lie
gebroken moest zijn. Hy was bijna blind
toen zij stierf en door heel hun huwelijks
leven liep hun samenwerken als een roode
draad. We wisten 't wel, dat Jonas Lie niet
lang meer leven zon.
En zoo komt er bijna iets als dankbaar
heid in 't weemoedige gevoel, waarmee we
al weer een van de groote en goede
Scandinaven zien vallen voor de zeis van den
grooten maaier."
Ibsen, Kjelland, Lie zijn nu heengegaan...
Alleen Björnson blijft nog over van de vier
grootste figuren in de Noorsche letterkunde
van de vorige eeuw.
Jonas Lie! Als we zyn naam noemen
denkea we onwillekeurig aan zijn eerste boek,
dat in een rumoerigen tijd neerdaalde als
een blanke zwaan uit heldre lucht. Zoo
teer, zoo rustig en toch zoo bewogen. Ik
bedoel: de Ziener" ; die arme gewonde ziel,
waar naast de frissche figuur van Suzanna
zoo stralend uitkomt. Al de grootsche rust
van het Noorsche landschap ligt over dat
stille, fijne, aandoenlijke boek.
En toen volgden ze slag op slag, bijna
geregeld elk jaar, die krachtige grepen uit
het leven, die juist door hun fijnheid van
teekening, door hun weinig pretentie, hun
kalm vertoonen van de werkelijkheid, soms
krachtiger werkten dan de heftigste tijd
schriften.
Lie behandelde de grootste quaesties van
zijn tijd; niet door er veel over te praten,
maar door het groote onrecht duidelijk te
laten zien.
De Familie op Gilje is een nauwkeurige,
vertrouwbare teekening van de moeder, die
onbarmhartig geëxploiteerd wordt door haar
man, in zijn onbewust egoïsme, de moeder,
wier geheele leven opgaat in onafgebroken
zwoegen en sloven voor haar gezin. En mis
schien heeft dat boek meer oogen geopend
voor de rechten der vrouw dan de
hartstochtelijkste artikelen van vele feministen.
De dochters van den commandant pleitte inni
ger, dringender voor't recht van j ongeliefde,
dan lange vertoogen of klachten 't ooit zou
den gedaan hebben.
De levensslaaf is in al zy'n stillen eenvoud
zóó socialistisch, dat Herman Bang in zijn
uitnemende voorrede in: Onder 't juk" terecht
zegt: een roode gloed straalt uit van den band
van 't boek", al heeft het ook niets met politiek
te maken.
Een huwelijk, die ragfijne teekening van
twee mensehen, die elkaar zóó ef hadden,
en toch van elkaar gleden tot beider bitter
leed, en elkaar eerst terug vinden op hun
zilvren huwelijksfeest,* zou een beter huwe
lijkscadeau kunnen zijn voor menig jong paar
dan stapels vertoogen over het heilige
huwelijk".
Maison Jons, de geschiedenis van het een
voudige naaistertje, zou den meest verstokten
aristocraat de oogen kuunen openen voor
het fijne en lieve, dat daar te vinden is bij
de kinderen der armen.
En toch al die boeken lijken het aller
minst op die tendenz-romans zóó echt, zóó
waar zijn ze, zóó sterk klopt er de polsslag
van 't leven zelf.
Intusschen was Lie zestig jaar geworden.
Ter eere daarvan werd hij in Christiania
gehuldigd met een gejubel, waar geen eind
aan kwam", vertelt Henrik- Jaeger. Feesten
en fakkeloptochten wisselden elkaar af. Een
groot aantal van de meest aanzienlijke man
nen in de hoofdstad boden hem een groot
feest aan; de studenten brachten hem hulde
met optochten, toespraken en gejubel. Maar
't meest indrukwekkend was de fakfceloptocht
van de arbeiders. Op een donkren Zondag.,
avond trokken ze op naar zijn woning in
Grand Hotel te Christiania om den dichter
van de zeelieden, de visachers en Maisa Jons
te vieren. Dien avond lag heel de aristocra
tische Karl Johansstraat in brandrooden
fakkelgloed. Maar 't was enkel licht. Vreed
zaam en vriendschappelijk kwamen de Noor
sche arbeiders hun vreedzamen en
vriendelijken dichter huldigen. En niet minder warm
was de hulde, die de studenten hem brachten.
Hoe ontstond nu die lange reeks kunst
werken, die, zooals Bang in zijn prachtige
voorrede in zijn Onder het juk" zegt, hun
stille zegetocht over de wereld deden"?
Arne Garborg vertelt het ons: Het is
zeker, dat Mevrouw Lie, tot de werken van
haar man in een buitengewoon
beteekenisvolle verhouling staat. Door bloedverwant
schap n door wahlverwandschaft" beide,
staat zij hem zóó na dat ze hem zoo geheel,
zoo innig goed begrijpt. D&t is de diepe, vaste
grondslag van haar geheelen invloed, Niet
alleen zijn peisoon, zijn ziel begrijpt ze, maar,
zelf artistiek aangelegd, begrijpt zij den kun
stenaar in hem. De helderheid van haar geest,
haar vast ontwikkelde smaak, haar spontaan
gevoel voor schoonheid en vorm, maakt haar
tot een zeer begeerenswaardige medewerkster
voor een dichter als Lie, die vooral groot
is door scheppende intuïtie, maar die zeer
zwak staat, als het aankomt op oordeelen en
onderscheiden.
Zij is dan ten eerste zijn levende
zelfcritiek. Maar ze is meer ? met haar sterkere
artistieke logica en haar vasten blik voor wat
eigenlijk de hoofdzaak is, kan ze hem helpen
bij 't werk zelf.
Als hij die met uitbeeldende kunst werkt
en dus licht tot 't geven van episoden komt
op allerlei zijwegen of doodloopende wegen
verdwaalt, zoodat zijn eigenlijke onderwerp
kans loopt hem door de vingers te glijden,
dan brengt ze hem met een snellen ruk weer
op den hoofdweg, zoodat hij zijn fantaisie den
vrijen teugel weer geven kan. Zoo weet ik
tenminste, dat zij hetn helpen kan als hij iets
zal vertellen aan een kring toehoorders.
Ia, dat is wezenlijk een aardige historie,"
zegt Lie. Die zal ik eens vertellen. Ken ik
die, Thoma?"
Ja," vindt ze, dat geloof ik wel. Ja, laat
ons die hooren, Jonas."
Hij begint. Dan is er een of ander in de
war in 't begin, details, die hij niet goed
meer weet: dat maakt ze vlug in orde en
nu weet je 't wel". En hij weet het. Leven
dig ontspint zich de historie in allerlei
tooneelen, als hij goed in de stemming is.
Neen ... dan begint hij te aarzelen en houdt
op... Hoe was dat ook weer, zeg?" of zy
merkt zelf, dat hij op den verkeerden weg
is en grijpt gedecideerd in : Neen, Jonas,
dat is mis; nu zal ik't vertel'en." Met vaste,
heldere trekken ontwart zy de draden van
't verhaal weer; hy zit haar met bewondering
aan te zien.
Als 't vaarwater weer vrjj is, geeft ze hem
't woord weer en 't verhaal gaat voort met
stille, groote beelden en kan uitnemend
worden.
Door haar rijke menschely'ke en vrouwe
lijke ervaring heeft ze ook in verschillende
richting zy'n kennis van onderwerpen kunnen
verrijken; voor zijn vrouwenfiguur is hij
zeker veel aan haar verschuldigd. Zy kan
hem ook inspireeren. Van enkelen van zijn
boeken (D. v.) voor de Loods en zijn vrouw)
is het idee 't eerst bij haar opgekomen. In
alle geval zal hij, als hij met haar een onder
werp bespreekt, altijd zyn kijk op de zaak
helderder en rijker voelen worden.
In 't eerst bestond haar mede werking al leen
in 't helpen met door te halen". Maar lang
zamerhand heeft zich dat ontwikkeld tot een
samenwerken, een kunstenaarsbuwelijk" in
den hoogsten zin van 't woord een ver
houding even mooi als rijk aan stil geluk.
Maar die heeft ook zijn kleine stormen.
Als hy een poos met een onderwerp heeft
rondgeloopen en 't heeft overdacht, tot hij
ziet dat het iets worden kan, zet hij zich
aan 't werk voor zijn schrijftafel. Eerst als
hij de pen in de hand heeft, komen de ge
dachten en de ideeën de details. Hy'
krabbelt alles op zooals 't komt; hy schrijft
nooit meer dan eens. Dan leest hy het
zyn vrouw voor ; zij spreken er over, wikken
en wegen en halen door. By massa's l
Maar Lie houdt niet van al dat doorhalen.
Hij verdedigt zijn figuren, misschien te vuriger,
naarmate zij zwakker zijn, wordt boos, woest,
slaat met de knokkels op de tafel, pakt de
pen of wat hy' maar 't eerst in de hand kan
krijgen maar... vreemd genoeg... nooit
de inktkoker en slingert die tegen de
muur of op den vloer, maar nooit door het
venster.... Maar Thomasine legt uit en ver
klaart en eindelijk wordt hij tam. Ja ja, je
hebt gelijk, 't is maar het verstandigste, het.. .
door te halen."
Men zegt dat zijn manuscepten er eindelijk
verschrikkelijk uitzien met streepen, en
kruisjes, en doorhalingen, en tusschen in ge
schreven woorden, en bijvoegingen en teekens
en spelden en gom. Anderen kunnen 't niet
lezen en hij zelf soms ook niet. Maar dan
schrijft Thomasine ze over, en ze komen
keurig netjes in Kopenhagen aan, van waar
ze terug komen als boeken; proeven
corrigeeren doet hij nooit.
Ook voor de persoonlijke ontwikkeling van
Lie heeft Thomasine de grootste beteekenis
gehad. Zy' ziet de nieuwe gedachten en stroo
mingen, terwy'l hij nog goed gekurkt in zijn
kelder ligt", zonder er iets van te vermoeden.
Door haar invloed merkt hij ze en neemt ze
langzamerhand in zich op, niet zonder velerlei
aarzelingen. Want zelfs van haar kan hy niet
iets op goed geloof overnemen.
Thomasine is even oud als haar man en
stamt even als Jonas van Mons Storüaf.
Ook van moederszijde is zy uit een artistiek
musicaal geslacht. Haar zuster, Erica Lie,
was een mnsicaal genie. Maar 't schijnt, dat
bij haar die aanleg een letterkundige was.
Had zy zich in die richting ontwikkeld dan
had er iets van haar kunnen worden; daarop
wijzen haar brieven, waarvan de heldre vertel
kunst zeer geroemd wordt.
Maar of zij nu geen blauwkous" wilde
worden, of om welke reden dan ook er
was geen sprake van eenige literaire oplei
ding. Zij heeft zich, evenals Lie zelf,
laat ontwikkeld, begon", zoo als zij
zelf zegt, eerst na haar 30ste jaar te leven".
En toen kwam die mooie, wonderlijke student.
En wat zij bezat aan kunsteaaarstalent
en rijkdom van ziel, kwam in het samen
leven en samenwerken met hem tot zijn
recht op een wijze, die haar 't meest vol
doening gaf. Als er een schrijfster in haar
stak, dan is die tenminste niet verloren gegaan.
Hun zilvren bruiloft in 1885, een klein
intiem feest, wordt door Arne Garborg aldus
beschreven :
't Was eigenlijk een heel klein, particulier
gastmaal. Maar 't werd van zelf een feest,
een groot feest. Wij, die er bij waren, hebben
later dikwijls tegen elkaar gezegd, dat we
ons niet konden herinneren iets te hebben
bygewoond, dat zulk een sterken indruk naliet.
't Waren de huisvrienden, die als
genoodigden aanzaten.
Björnson hield de feesttoespraak. Hy stond
stil bij 't Ie ven van strijd, dat deze t wee geleid
hadden; een ernstig, streng leven, dat zijn diepe
sporen had nagelaten. In korte trekken schil
derde hy' de ontwikkeling van Lie, van af
het onklare, ontkiemende, dat in hem was
aan 't begin van zijn carière tot wat hij nu
aan helderheid en vastheid gewonnen had.
En toen kwam Lie's bruidstoast. Eigenlijk
was 't geen toast. Lie slaat geen toasten. Hij
praat en vertelt en praat weer wat en 't gaat
met velerlei hindernissen.
Maar stemming was er in wat hij dien
avond zei, toen hy met het champagneglas
in de hand zegevierend terugzag over deze
25-jarige vaart met haar aan boord, 't Geheel
was zoo'n aandoenlijke uiting van stil en
dankbaar geluk.
Hij begon met de champagne, 't schuim
van de champagne, wit, fijn en licht dat
herinnerde hem ... deed hem denken aan
de bruidsluier. En wat hij nu zei en van haar
vertelde, die hij had liefgehad boven alle
beschry ving en die tot zijn groote verbazing hem
had willen hebben dien kleinen, zonderlin
gen student met het hoofd vol
Finnetrolddom" en verwarring en die later de groote
vreugd en hulp in zijn le?en geweest was in
allerlei omstandigheden, dat was niet meer
of minder dan een stil Hoogelied van liefde
de schoonste commentaar bij zyn dichtwerken."
En wy, Nederlanders, die genoten hebben
van den arbeid van deze twee groote en
goede menschen, wy willen van hen afscheid
nemen met deze woorden van Herman Bang :
De eischen der aesthetica zullen veran
deren. Men zal in brochures de vreugde tot
koningin der mode uitroepen en met een
pennestreek de smart uit de wereld
doorschrappen. Men zal het voorname zieleleven
behandelen en liefde, zoowel als haat met
vele aanhalingen uit de werken der diep
zinnigste schrijvers tooien. Men zal den
socialen roman weer op den troon brengen
en hem het purper weer afrukken. De eene
theorie zal de andere verdringen.
Maar uw vertellingen zij zullen leven
en jong zijn als het leven zelf, dat gij ons
hebt doen zien in het licht van uw vrien
delijke dichterziel."
MAHQARETHA MEIJBOOM.