Historisch Archief 1877-1940
No. 1621
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
M Gulden Boet,
De triestheid en gevoels-verwarring, zoo
-eigen aan weldadigheidsbazaars; dat
TOtnmeligpnpleirierige, dat half-goedbartigheids-
halfy del heidskarakter ervan is zeker ook niet
heelemaal vreemd aan een werk als het
Galden Boek".
Er zy'n prenten in, prozastukjes, gedichten
en handteekeningen zelfs, ja vooral deze
laatste, ?waarvan de geest den tuberkuleuzen
stampers, waarvoor ze geschonken werden,
zóó verre staat, dat het soms pijnlijk mag
heeten. De dichtkunst, gebezigd voor hove
lingen-vleierij en de eigendunk, die hier en
daar zich zien laat, ze zy'n niet opwekkend.
Maar, wat drommel ia het leven altijd
opwekkend?
Is het feit, dat voor lering-lijdende kin
deren gebedeld moet worden, niet op zich
zelf zóó triest, dat een beetje meer of minder
niet deert?
Koopt dit boek! Het zal n niet roawen,
?dat ge 't gedaan hebt; 't is veelsoortig
in zyn openbaringen, als een bazaar,
watblief? als het leven l De bekendste
Nederlanders hebben er in geschreven. Zoo'n
?boek is een staalkaart van 't geen in ons
land wordt gedacht, gedaan, gedroomd...
Hebt gy hierboven dat geestig woord gelezen
van Israëlg? Is het schrift alleen al niet van
een schilderachtigen", kinderlijken,, lieven
?eenvoud? De teekening, die hij ernaast heeft
gezet en die wy expres niet reproduceeren
om n nieuwsgierig en koopgraag te maken!
is met die langs zy'n neus weg gezegde paar
woorden de een gulden vyftig waard, die
«limtmiHttiumtnniiiimMiiimniiiHnnMHHMitnHntiininnnnnMiiiutii
Amsterdamse Kwaters
door 8. KALFF.
II.
Over den afkeer van den oorlog zelf ver
klaarden zy zich veelal op de wijze, waarop
in de Lettre» sur let Anglois een hunner
woordvoerders zich uitspreekt:
Wij trekken nooit ten krjjg; niet omdat
"wy den dood vreezen, integendeel, wy zegenen
?het oogenblik 't welk ons met het Wezen der
wezens vereenigt, maar omdat wij noch wol
ven, noch tijgera, noch bulhonden, maar
.menschen en Christenen zy'n. Onze God, die
ons bevolen heeft onze vijanden te beminnen
?en allerlei leed zonder tegenspraak te ver
dragen, wil gewisselyk niet dat wij over zee
gaan om onze broeders het leven te benemen,
schoon wij zien dat zekere moordenaars in
rood gewaad (de uniform der engelsche sol
daten) met matsen op van twee voet hoog
liunne medeburgers werven door het geluid
dat zy met twee kleine stokjes op een stijf
gespannen ezelsvel maken. En terwijl na het
winnen van veldslagen ganse h Londen met
illuminatiën prijkt; terwijl de hemel gloeit
van het vreugdevuur en de lucht weergalmt
van het geluid der dankzeggingen, der klok
ken en der kanonnen, betreuren wij in stilte,
de gepleegde moordery'en, die oorzaak van die
openbare vreugde zijn."
(Ben hedendaagache Vredebond zou haast
geen betere bewoordingen kunnen kiezen voor
een manifest, gericht tot twee oorlogvoerende
partyen.)
De amsterdamsche Kwakers dachten ten
-dezen niet andera dan de broederen in Enge
land. Ook zy veroordeelden alle
v/engdebedry ren over victories, door den eenen mensen
met vuur en ijzer op den ander behaald; zij
wilden zelfs hunne handen rein houden van
alle gewin, uit zulk een strijd voortvloeiende.
Een merkwaardig voorbeeld van dit laatste
.gaf hun echter een engelsche Kwaker, John
Warder genaamd, die aandeel bezat in een
koopvaardijschip, tevens ten oorlog uitgerust.
Het was in de dagen van den oorlog tusschen
Nederland en Engeland, waarin tnsschen de
jaren 1781 en 1785 ongeveer zestig
hollandsche schepen ter waarde van vijftien millioen
door engelsche werden prijsgemaakt en opge
bracht. Dit was ook het lot van het schip
Amsterdams Welvaren, door amsterdamsche
reeders uitgerust en dat met eene rijke lading
uit Oostindiëteiugkeerde. De verkoop van
schip en lading bracht aan de engelsche ree
ders, waaronder John Warder, groot gewin;
maar deze begeerde er zijn deel niet van te
hebben. Zij n Kwakersgeloof verbood hem zijne
handen te bezoedelen met geld, zijns inziens
op eene misdadige wijze verkregen; en of
schoon de zaak eenmaal gebeurd was, hy liet
het er niet bij zitten.
Zy'n aandeel in den buit legde bij ter zijde,
met het voornemen om dit bedrag weder aan
de eigenaars van het veroverde hollandsche
schip te doen toekomen. Doch de oorlog en
de daarop volgende woelige tijden vertraagden
echter de uitvoering van dit voornemen; eerst
na jaren kon met deze ongewone afrekening
aangevangen worden. En toen kostte het
moeite om de eigenaars allen uit te vinden;
ettelyke rechthebbenden waren zelfs in 't
geheel niet meer te ontdekken. Na de ge
deeltelijke uitbetaling schoot er nog een aan
zienlijk bedrag over; wel een bewys van de
groote waarde welke de Oostinjevaarder en
zijn lading bezeten hadden.
John Warder stierf inmiddels, en het genoot
schap der Vrienden" bleef na zy'n dood de
overgebleven gelden trouw beheeren. Het
kapitaal vermeerderde, steeds door rente op
rente; de gelegenheid om het op eene pas
sende wyze, d. i. in den geest van den erflater
te besteden, deed zich echter eerst op een
halve eeuw nadat de buit gewonnen was.
het boek kost. Ik zeg er vlug by' : gebonden
kost het een rijksdaalder, tien gulden of een
bankje van 25. Want ik wou gaarne, dat ge
een gebonden exemplaar zoo duur mogelijk
kocht!
Het is leerryk.
Het zy'n niet allen Israëlsen, die in Gulden
Boeken" schry ven ...
Indien de dag somber is en gij aan
uzelf twijfelt sla dan dit boek open. Gy
zult er wysheid in vinden, die u opbeurt, en
neuswjsheid, die u veel vensters opent op
den onnoozelen kant van het leven!
Gij ziet de menschen hier bezig, elk met
dezelfde taak: Iet» te schrijven «oor het Gul
den Boek."
De meesten vanitas vanitatum hebben
zich gevleid gevoeld met de gedachte tot de
drie of vier honderd voornaamste Neder
landers" te worden gerekend! Zij hebben
hun getroflenheid verborgen achter een mom
van onverschilligheid... Daartegenover staat,
dat ook de Hollandsche degelykheid zich goed
laat zien! Velen schreven een stukje of
teekenden een kleinigheid voor de kinderen"
met lofwaardig plichtmatigen ernst. Ach,
veel ernet zonder grondelooze diepte, veel
wijsheid zonder juist veel sjeu, veel dege
lykheid van goedig, maar niet van het beste
gehalte l
En waarheden als ..., nu ja, laat ons zeg
gen : zeer voor de hand liggende waarheden,
met de namen eronder van Hollandt grootste
mannen l
Koopt dit boek, ik heb er reeds menig
kwartier in de wisselendste stemmingen aan
gegeven. Koopt het: het is de spiegel van ons volk.
Er woonde omstreeks het jaar 1830 te
Amsterdam zekere John 8. J%llet, die tot
de kleine gemeente der aldaar gevestigde
Kwakers behoorde. Te Londen komende werd
hem daar door de engelsche broederen om
raad gevraagd op welke wyze men dit geld,
waarvan de rechthebbenden toch onvindbaar
waren, althans ten nutte van Amsterdam zou
kunnen besteden. Mollet had toen juist kennis
gemaakt met de eerste in Londen opgerichte
bewaarschool en was over die inrichting zoo
voldaan, dat hij de Kwaker gemeente voor
stelde om ook Amsterdam met zulk een
school te begiftigen. Dit werd goed gevonden,
en zoo kon in 1830 de eerste bewaarschool
te Amsterdam geopend worden in een perceel
in de Beerenstraat, welk perceel naar het
veroverde schip Amsterdams Welvaren werd
gedoopt. Als gedachtenis werd een miniatuur
scheepje op den geveltop gesteld. Deze school,
die ongeveer 125 kinderen bevatte, bleef tot
kort na het jaar 1360 in hetzelfde gebouw
gevestigd. Dit was toen echter zoo bouw
vallig geworden, dat besloten werd het geheele
huis af te breken. In de plaats daarvan kwam
het nieuwe gebouw met den teekenachtigen
gevel, dat thans nog den bezoeker van de
Beerenstraat spoedig in 't oog valt. Het schip
kwam weer op den top, en de naam daarvan
in den gevel, terwijl de dooreen geslingerde
letters J. W. de gedachtenis aan den
conscientieusen stichter moeten bewaren.
In het Amsterdamtch Jaarboekje van 1889
wordt van deze stichting gezegd:
De lokalen, helder verlicht en doelmatig
ingericht, maken de school tot een aange
naam verblijf voor de kinderen; aan speel
plaats en wat dies meer zij is geen gebrek.
Slechts een gering schoolgeld wordt geheven.
Nog altijd bly'ven de Londenache Kwakers
hun belangstelling toonen, ook door niet zeld
zaam bezoek; hè: bestuur wordt gevoerd door
eenige dames te dezer stede. Wie de oude
inrichtingen gekend heeft met hun: Hier
bewaart men kinderen voor een cent per
dag", met hun tantes" en hun oorlog", berg
plaatsen waarvan in meer dan een opzicht
geen goede reuk uitging, die zal erkennen
dat het moeilijk ware Amsterdams welvaren
op meer praktische wijs te bevorderen dan
geschied is door deze Kwakers."
Doch de sektes;eest liet de kleine gemeente
niet ongemoeid, en er werden hun soortgelijke
beschuldigingen als tegen de Doopsgezinden
nagezegd. Men kon hetgeen ze zeiden maar
niet zoo dadelyk vertrouwen, men moest bij
hen steeds op zooiets als een geestelyk voor
behoud verdacht zijn. Er -werd van hen gezegd
dat zij nooit tot God baden en evenals de
beesten volgens de natuurlijke neiging of
instinkt leefden; dat zy op hunne gods
dienstige vergaderingen zichzelve inspireerden
en den geest op zich deden nederdalen door
de kracht van zekere likeur, waarvan zij
het geheim hadden, enz. (Die likeur bestond
slechts in eau de la reine, eene gewone par
fumerie dier dagen en waarvan de Kwakers
en hunne vrouwen zich bedienden in bedompte
kerklokalen, evenals dit bij andere gezindten
geschiedde). Maar inzonderheid gingen zij,
naar 't heette, met woorddraaierij om, zoodat
op hun ja en neen niet altyd staat viel te
maken. In Weyerman'a tooneelspel De
Hollandsche Zindelykheyt" zegt de apotheker
Spadulano van de adelyke doordraaiers dier
dagen:
O! die maat* die zvveeren bij 't krakeelen,
Rinkinkeri, kreitp'len waard, nachtraaveu, doljb'ien,
speelen ;
Daags in de se.hermschool, dansplaats, kaats- en
maliebaan,
Eu 's avonds vol en dol. dat men kan gaan noeli
staan.
Zij vraagen nergens na; men uing hnn min betrouwen
Als speclders eeden, of 'l geween van jonge vrouwen,
't Ja van een Kwauer
Zie eens hier:
Voor het herstel van zwakke en ziekelijke
kinderen kan een verblyf in een hospitium"
aan onze zeekust in vele gevallen van zeer
heilzamen invloed zijn". (Volgt handteekening.)
Schenk ze lust en kracht tot leven!
Wie ten dood scheen opgeschreven".
(Volgt handteekening.)
Moge het Zeehospitum vele kinderen van
ons volk, onder Gods zegen, ten goede komen".
(Volgt handteekening.)
De stryd tegen de tering is een goede
stryd". £Volgt handteekening.)
Onbegry'pelykheid en duisterheid van uit
drukking zyn nog geen teeken van diep
zinnigheid". (Volgt handteekening.)
Deze laatste bewering slaat bepaald niet
op de daaraan voorafgaande zinnetjes!
Dat is dan het onnoozele, dat deze Spiegel
des Nederlandschen Volks te zien geeft. We
namen de zinnen voor de hand weg l We
hebben er niet naar gezocht.
Hoe komt het toch, dat mannen van
naam, mannen, die dagelijks als leider zich
zien geprezen, die meerendeels het applaus
der vergaderingen kennen, en die zich voe
len'1, zóó laag bij den grondeen kunnen zyn, als
men hun vraagt voor een oogenblik geest te
toonen ?
Maar de Spiegel wij zeggen het vlug,
wy zeggen het met overtuiging toont ook
goeds, velerlei goeds: teedere innigheid, wee
moed schoon als herfst, eenvoud, oprechtheid.
Ziehier het begin van Moederschap",
gedicht van W. L. Penning Jr.
Van 't poppewiegje tot aan de altaartrap,
By spel en tranen,
Ontkiemt in 't hart en groeit met eiken stap
Begeer- en heerlijker het Moederschap
Op 's meisjes banen.
De maagd blij v' maagd, der vrouw zij kroost
Of weer ontnomen, [ontzegd,
Geen teeder wezen of zij staaft haar recht,
Naiuur'a belofte in hart en bloed gelegd,
Door moederdroomen.
Zes jaar zou nu zyns vaders naamgenoot
Zou 't knaapje al wezen,
Dat ik niet eens mocht koestren op mijn
schoot..."
Verzucht ge, en droomt, en ziet hem, kyk I
En hoort hem lezen. [zóógroot...
Dan, wip van stoel, is by ter deur weer uit,
Op straat gevlogen;
Ge wilt hem na hoe voelt ge u wreed gestuit:
Het vlokje haar, dat ge in de lade sluit,
Had u bedrogen!
En v. Hamael in zijn Geveinsde Kwaker"
plaatste hen evenmin in een voordeelig licht.
Dat de Kwakers den eed weigerden, bracht
hen meermalen in moeüykheden, ofschoon
zy zich daarvoor op gelijke gronden beriepen
als de Doopsgezinden welke gemeenlijk van
eedsaflegging verschoond werden. Hunne
leer luidde: wy doen nooit eeden, zelfs niet
in rechtszaken; wy' meenen dat de naam
des Allerhoogsten te waardig is om ge
bezigd te worden tot de ellendige geschillen
der menschen. Wanneer wij voor de Magis
traten moeten verschijnen om de zaken van
anderen (want onder ons vallen nimmer
processen voor),dan bevestigen wij de waarheid
met ja of neen."
Van zelf kon een Kwaker, wanneer hij
eens verliefd mocht worden, die liefde nooit
met een eed bezegelen, naar aloude minnaars
traditie. HJJ moest zich ook in dit critieke
geval weten te beperken. De volksluim
schepte er behagen in zich een Kwaker in
dien gemoedstoestand voor te stellen als een
onbeholpen vry'er, iemand die iets probeerde
hetwelk eigenlijk buiten zijn natuur lag en
die slechts den lachlust opwekte zoowel van
de buitenwereld als van de beminde zelve.
In Asselyn's Jan Klaasz. of gewaande dienst
maagd" komt zulk een Kwaker voor in den
\ persoon van Reinier Adriaansz., een jonkman
met earen", die in verwachting van een
redelijk kapitaaltje is, en derhalve eene pas
sende partij voor eene burgerdochter mag
heeten. Twee van de Vrienden" doen ten
zijnen behoeve aanzoek om de hand van
Saartje Jaspersz. bij hare oudera. De vader,
Jan Jaspersz., is gezworen makelaar en woont
met zyn vrouw Dieuwertje Gerbrandts in 't
Kattegat, weleer een smal grachtje, sedert
gedempt, 't Zyn eerzame lieden die zuinig
leven; hun dochter Saartje is smoorlyk ver
liefd op een los heertje, Jan Klaasz. genaamd,
die bij de ouders in een slecht blaadje staat.
Dieuwertje noemt hem een ligtvink en
dommenateur"; zij verbiedt hare dochter allen
omgang met dien kwant.
Het aanzoek der Kwakers voor Reinier
komt hun nu gelegen, omdat zij hopen dat
Jan Klaasz. daardoor van de deurgehouden zal
worden. De" huwelijkskandidaat mag zich
ko men presenteeren in de Zes Kruiken, gelijk het
huis van Jasperz. heat. Doch Jan Klaasz. heeft
inmiddels de beateelater omgekocht, die aan
Dieuwertje een nieuwe dienstmeid bezorgen
moet, opdat ze hem, in vrouwekleeren gesto
ken, als zoodanig zal voorstellen. Op dien
avond gaat Saartje eens aan de deur kijken
of de besteedster met baar verkleeden geliefde
haast komt. Maar niet deze is op 't pad; 't
is de Kwaker die naar de Zes Kruiken zoekt,
en wiem het licht van Saartjes blaker thans
tot baak strekt.
Het is deze ontmoeting welke door Cornelis
Troost wordt voorgesteld op een prent, die
zich in het haagsche Mauritshuia bevindt, en
waarvan eene reproductie voorkomt in De
Oude Tijd van 1873. Men ziet er den verlief
den Kwaker, vroom en oprecht, met zyn
punthoed en stijf-puriteinschen kraag, gesto
ken in een wambuis van Leicesters ty'en" en
wijde broek, terwijl het ondeugende Saartje
hem bijlicht met de kaars. Zij ziet al dadelyk
dat ze den verkeerde voor heeft, en geeft op
al zy'ne minnelijke propoosten mager bescheid.
De Kwaker wil evenwel geen vruchteloozen
gang gedaan hebben, wil er haring of kuit van
hebben en komt na eenige omwegen met zy'n
aanzoek voor den dag:
De reden van mijn komst is je, vertrouw ik
ecnigszins bekend,
Kn terwijl jou zelfsta.uli"; beeld in iniju liavt. zoo
diep staat geprent,
Heeft de neest mij gedreven om her»aart te komen.
Ook /al je wel iudaelitiu1 we/en wat afspraak de
vrienden s'unen bebben Benomen,
Alsook bet besluit 't yen xe wederzijd~ dezen da;;
bebbeu gemaakt.
Penteekening van B. N. Boland Holst.
Dit boek met zy'n vele prenten, hand
schriften, gedichten, mooie prozafragmenten
is op zichzelf, zonder philantropie, den koop
prijs waard.
Het is door de vereende zorgen van den
schry'ver en de uitgevers Brnsse, van den sier
kunstenaar J. B. Heukelom en den teekenaar
J. G. Veldheer, een keurig boekdeel geworden.
Men vindt er, naast autografen van
Wilhelmina, de Koningin Moeder, Prins Hendrik
en vele anderen, bijdragen in, o. a?van mr.
Asser, mr. d^ Meester, prof. Kraus, mr.
Veegens, den heer H. P. Staal, prof. Quack,
dr. A. Bredius, Alida Tartaud Klein, Marie
van Eijsden?Vink, dr. Stephan, de burge
meesters van Rotterdam, 's Gravenbage,
Haarlem, vele Kamerleden, vele professoren,
iMiiiiMiiHHimiMMiHiMiiMiMiiiiiiiiMiiimimiiimiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii
Saartje.
Ik heb zoo wat gehoord; maar mijn i^eest getuigt
dat het mij niet raakt.
H e i n i e r.
Zoo, zool Niettemin kom ik je verzoekeu, eu dat
ia deugd en cereu,
En terwijl mijn geest getuigt om jou vleesck te
begeeren,
Zoo kom ik je mij zelf cerbiediglijk bie len an,
Opdat jij moogt w-orden mijn echte vrouw, en ik jon
wettelijke man,
Om alzoo te samen dit aardsche dal vruchtbaarlijk
te beleven.
Saartje.
Ja wel; alzoo de geest bij mij zoo vaardig niet is, kau
een bonte mengeling dus. Men vindt er
teekeningen in van de Israëlsen, van v.d. Sande
Bakhuysen, Victor deStuers, JacobusDoncker,
Kever, Haho, Wiggers. enz. enz, compositiën
van, Hutschenrnyter, Kee, Catharina van
Rennes, Brandt s Buy 9, Zweers,
NoordewierReddingius, enz. enz.; dicht-en prozastukken
van Van Deysael. Emants, Haspels, Robbers,
Cyriel Buysse, Kloos, Laurillard, Scharten,
Top Naeff, Van Nouhuys, Adama van
Scheltema, Bastiaanse, Verwey, Mijnegen, Ei eng,
Van Sc tiendel, Feith, enz. enz.
Elck wat wil» d'is. Maar zorgt, dat de
kinderen er ook wat aau hebben, en bestelt
dit boek!
v. D. E.
ik je daar geen antwoord op geven;
Maar zooveel als die tot noi; toe getuigt, is 't maar
verloren arbeid.
Reinier.
Xoo, zoo! Ik beken 't, Saartje, de geest moet innig
werken, of daar wordt geen goede grond geleid.
Eeaigbeid in liefde, eenigheid des geestes,
isderustbank van een vreedzaam levea.
Saartje.
Maar boor, vriend, terwijl je zoo krachtig door den
geest wordt gedreven,
2oo wil ik je dit raden, en verzuim vooral geen tijd,
Dat je wat dubbele anijs met lavas 1) gebruikt, en
maakt je de winden kwijt.
Ze mogtei^je anders den eenen of anderen tijd't h»rt
overstelpen,
En dan liep je groot perykel; want de meesters 2)
zeggen: die lui zijn niet te helpen.
Reinier.
Zoo, zoo! Maar Saartje Jaus! gelief me je meening
eens oagevein&d te doeu verstaan,
Of je mijn verzoek verwerpt, dan of je jou daar nog
wat op wilt beraên.
Saartj e.
Als je mijn besluit daarop wilt hebben, zoo iaat ik
je dan weten,
Dat je van nu voortaan het weerom komen wel
moogt vergeten.
Dit getuigt miju geest zoo tegenwoordig.
HUIrllfflflIlfffUmimUMMIIimilllmilMIIMIIIIIIIIMHIIIMMmMIIIIMIIIIMnlIIMHIMIIIIItMIIIIHIIIII
Verdeel en heersch!"
Dagbladbericht uit Teheran: Tallooze gevangenen worden
zender vorm van proces onthoofd en in stukken gesneden.''
Dit... o! koning der koningen, ia 't hoofd van den beklaagde. Acht Uwe Majesteit
beklaagde's schuld hiermede afdoend bewezen of wenecht Zij... nadere detaileeering 1