De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 19 juli pagina 7

19 juli 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1621 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. M Gulden Boet, De triestheid en gevoels-verwarring, zoo -eigen aan weldadigheidsbazaars; dat TOtnmeligpnpleirierige, dat half-goedbartigheids- halfy del heidskarakter ervan is zeker ook niet heelemaal vreemd aan een werk als het Galden Boek". Er zy'n prenten in, prozastukjes, gedichten en handteekeningen zelfs, ja vooral deze laatste, ?waarvan de geest den tuberkuleuzen stampers, waarvoor ze geschonken werden, zóó verre staat, dat het soms pijnlijk mag heeten. De dichtkunst, gebezigd voor hove lingen-vleierij en de eigendunk, die hier en daar zich zien laat, ze zy'n niet opwekkend. Maar, wat drommel ia het leven altijd opwekkend? Is het feit, dat voor lering-lijdende kin deren gebedeld moet worden, niet op zich zelf zóó triest, dat een beetje meer of minder niet deert? Koopt dit boek! Het zal n niet roawen, ?dat ge 't gedaan hebt; 't is veelsoortig in zyn openbaringen, als een bazaar, watblief? als het leven l De bekendste Nederlanders hebben er in geschreven. Zoo'n ?boek is een staalkaart van 't geen in ons land wordt gedacht, gedaan, gedroomd... Hebt gy hierboven dat geestig woord gelezen van Israëlg? Is het schrift alleen al niet van een schilderachtigen", kinderlijken,, lieven ?eenvoud? De teekening, die hij ernaast heeft gezet en die wy expres niet reproduceeren om n nieuwsgierig en koopgraag te maken! is met die langs zy'n neus weg gezegde paar woorden de een gulden vyftig waard, die «limtmiHttiumtnniiiimMiiimniiiHnnMHHMitnHntiininnnnnMiiiutii Amsterdamse Kwaters door 8. KALFF. II. Over den afkeer van den oorlog zelf ver klaarden zy zich veelal op de wijze, waarop in de Lettre» sur let Anglois een hunner woordvoerders zich uitspreekt: Wij trekken nooit ten krjjg; niet omdat "wy den dood vreezen, integendeel, wy zegenen ?het oogenblik 't welk ons met het Wezen der wezens vereenigt, maar omdat wij noch wol ven, noch tijgera, noch bulhonden, maar .menschen en Christenen zy'n. Onze God, die ons bevolen heeft onze vijanden te beminnen ?en allerlei leed zonder tegenspraak te ver dragen, wil gewisselyk niet dat wij over zee gaan om onze broeders het leven te benemen, schoon wij zien dat zekere moordenaars in rood gewaad (de uniform der engelsche sol daten) met matsen op van twee voet hoog liunne medeburgers werven door het geluid dat zy met twee kleine stokjes op een stijf gespannen ezelsvel maken. En terwijl na het winnen van veldslagen ganse h Londen met illuminatiën prijkt; terwijl de hemel gloeit van het vreugdevuur en de lucht weergalmt van het geluid der dankzeggingen, der klok ken en der kanonnen, betreuren wij in stilte, de gepleegde moordery'en, die oorzaak van die openbare vreugde zijn." (Ben hedendaagache Vredebond zou haast geen betere bewoordingen kunnen kiezen voor een manifest, gericht tot twee oorlogvoerende partyen.) De amsterdamsche Kwakers dachten ten -dezen niet andera dan de broederen in Enge land. Ook zy veroordeelden alle v/engdebedry ren over victories, door den eenen mensen met vuur en ijzer op den ander behaald; zij wilden zelfs hunne handen rein houden van alle gewin, uit zulk een strijd voortvloeiende. Een merkwaardig voorbeeld van dit laatste .gaf hun echter een engelsche Kwaker, John Warder genaamd, die aandeel bezat in een koopvaardijschip, tevens ten oorlog uitgerust. Het was in de dagen van den oorlog tusschen Nederland en Engeland, waarin tnsschen de jaren 1781 en 1785 ongeveer zestig hollandsche schepen ter waarde van vijftien millioen door engelsche werden prijsgemaakt en opge bracht. Dit was ook het lot van het schip Amsterdams Welvaren, door amsterdamsche reeders uitgerust en dat met eene rijke lading uit Oostindiëteiugkeerde. De verkoop van schip en lading bracht aan de engelsche ree ders, waaronder John Warder, groot gewin; maar deze begeerde er zijn deel niet van te hebben. Zij n Kwakersgeloof verbood hem zijne handen te bezoedelen met geld, zijns inziens op eene misdadige wijze verkregen; en of schoon de zaak eenmaal gebeurd was, hy liet het er niet bij zitten. Zy'n aandeel in den buit legde bij ter zijde, met het voornemen om dit bedrag weder aan de eigenaars van het veroverde hollandsche schip te doen toekomen. Doch de oorlog en de daarop volgende woelige tijden vertraagden echter de uitvoering van dit voornemen; eerst na jaren kon met deze ongewone afrekening aangevangen worden. En toen kostte het moeite om de eigenaars allen uit te vinden; ettelyke rechthebbenden waren zelfs in 't geheel niet meer te ontdekken. Na de ge deeltelijke uitbetaling schoot er nog een aan zienlijk bedrag over; wel een bewys van de groote waarde welke de Oostinjevaarder en zijn lading bezeten hadden. John Warder stierf inmiddels, en het genoot schap der Vrienden" bleef na zy'n dood de overgebleven gelden trouw beheeren. Het kapitaal vermeerderde, steeds door rente op rente; de gelegenheid om het op eene pas sende wyze, d. i. in den geest van den erflater te besteden, deed zich echter eerst op een halve eeuw nadat de buit gewonnen was. het boek kost. Ik zeg er vlug by' : gebonden kost het een rijksdaalder, tien gulden of een bankje van 25. Want ik wou gaarne, dat ge een gebonden exemplaar zoo duur mogelijk kocht! Het is leerryk. Het zy'n niet allen Israëlsen, die in Gulden Boeken" schry ven ... Indien de dag somber is en gij aan uzelf twijfelt sla dan dit boek open. Gy zult er wysheid in vinden, die u opbeurt, en neuswjsheid, die u veel vensters opent op den onnoozelen kant van het leven! Gij ziet de menschen hier bezig, elk met dezelfde taak: Iet» te schrijven «oor het Gul den Boek." De meesten vanitas vanitatum hebben zich gevleid gevoeld met de gedachte tot de drie of vier honderd voornaamste Neder landers" te worden gerekend! Zij hebben hun getroflenheid verborgen achter een mom van onverschilligheid... Daartegenover staat, dat ook de Hollandsche degelykheid zich goed laat zien! Velen schreven een stukje of teekenden een kleinigheid voor de kinderen" met lofwaardig plichtmatigen ernst. Ach, veel ernet zonder grondelooze diepte, veel wijsheid zonder juist veel sjeu, veel dege lykheid van goedig, maar niet van het beste gehalte l En waarheden als ..., nu ja, laat ons zeg gen : zeer voor de hand liggende waarheden, met de namen eronder van Hollandt grootste mannen l Koopt dit boek, ik heb er reeds menig kwartier in de wisselendste stemmingen aan gegeven. Koopt het: het is de spiegel van ons volk. Er woonde omstreeks het jaar 1830 te Amsterdam zekere John 8. J%llet, die tot de kleine gemeente der aldaar gevestigde Kwakers behoorde. Te Londen komende werd hem daar door de engelsche broederen om raad gevraagd op welke wyze men dit geld, waarvan de rechthebbenden toch onvindbaar waren, althans ten nutte van Amsterdam zou kunnen besteden. Mollet had toen juist kennis gemaakt met de eerste in Londen opgerichte bewaarschool en was over die inrichting zoo voldaan, dat hij de Kwaker gemeente voor stelde om ook Amsterdam met zulk een school te begiftigen. Dit werd goed gevonden, en zoo kon in 1830 de eerste bewaarschool te Amsterdam geopend worden in een perceel in de Beerenstraat, welk perceel naar het veroverde schip Amsterdams Welvaren werd gedoopt. Als gedachtenis werd een miniatuur scheepje op den geveltop gesteld. Deze school, die ongeveer 125 kinderen bevatte, bleef tot kort na het jaar 1360 in hetzelfde gebouw gevestigd. Dit was toen echter zoo bouw vallig geworden, dat besloten werd het geheele huis af te breken. In de plaats daarvan kwam het nieuwe gebouw met den teekenachtigen gevel, dat thans nog den bezoeker van de Beerenstraat spoedig in 't oog valt. Het schip kwam weer op den top, en de naam daarvan in den gevel, terwijl de dooreen geslingerde letters J. W. de gedachtenis aan den conscientieusen stichter moeten bewaren. In het Amsterdamtch Jaarboekje van 1889 wordt van deze stichting gezegd: De lokalen, helder verlicht en doelmatig ingericht, maken de school tot een aange naam verblijf voor de kinderen; aan speel plaats en wat dies meer zij is geen gebrek. Slechts een gering schoolgeld wordt geheven. Nog altijd bly'ven de Londenache Kwakers hun belangstelling toonen, ook door niet zeld zaam bezoek; hè: bestuur wordt gevoerd door eenige dames te dezer stede. Wie de oude inrichtingen gekend heeft met hun: Hier bewaart men kinderen voor een cent per dag", met hun tantes" en hun oorlog", berg plaatsen waarvan in meer dan een opzicht geen goede reuk uitging, die zal erkennen dat het moeilijk ware Amsterdams welvaren op meer praktische wijs te bevorderen dan geschied is door deze Kwakers." Doch de sektes;eest liet de kleine gemeente niet ongemoeid, en er werden hun soortgelijke beschuldigingen als tegen de Doopsgezinden nagezegd. Men kon hetgeen ze zeiden maar niet zoo dadelyk vertrouwen, men moest bij hen steeds op zooiets als een geestelyk voor behoud verdacht zijn. Er -werd van hen gezegd dat zij nooit tot God baden en evenals de beesten volgens de natuurlijke neiging of instinkt leefden; dat zy op hunne gods dienstige vergaderingen zichzelve inspireerden en den geest op zich deden nederdalen door de kracht van zekere likeur, waarvan zij het geheim hadden, enz. (Die likeur bestond slechts in eau de la reine, eene gewone par fumerie dier dagen en waarvan de Kwakers en hunne vrouwen zich bedienden in bedompte kerklokalen, evenals dit bij andere gezindten geschiedde). Maar inzonderheid gingen zij, naar 't heette, met woorddraaierij om, zoodat op hun ja en neen niet altyd staat viel te maken. In Weyerman'a tooneelspel De Hollandsche Zindelykheyt" zegt de apotheker Spadulano van de adelyke doordraaiers dier dagen: O! die maat* die zvveeren bij 't krakeelen, Rinkinkeri, kreitp'len waard, nachtraaveu, doljb'ien, speelen ; Daags in de se.hermschool, dansplaats, kaats- en maliebaan, Eu 's avonds vol en dol. dat men kan gaan noeli staan. Zij vraagen nergens na; men uing hnn min betrouwen Als speclders eeden, of 'l geween van jonge vrouwen, 't Ja van een Kwauer Zie eens hier: Voor het herstel van zwakke en ziekelijke kinderen kan een verblyf in een hospitium" aan onze zeekust in vele gevallen van zeer heilzamen invloed zijn". (Volgt handteekening.) Schenk ze lust en kracht tot leven! Wie ten dood scheen opgeschreven". (Volgt handteekening.) Moge het Zeehospitum vele kinderen van ons volk, onder Gods zegen, ten goede komen". (Volgt handteekening.) De stryd tegen de tering is een goede stryd". £Volgt handteekening.) Onbegry'pelykheid en duisterheid van uit drukking zyn nog geen teeken van diep zinnigheid". (Volgt handteekening.) Deze laatste bewering slaat bepaald niet op de daaraan voorafgaande zinnetjes! Dat is dan het onnoozele, dat deze Spiegel des Nederlandschen Volks te zien geeft. We namen de zinnen voor de hand weg l We hebben er niet naar gezocht. Hoe komt het toch, dat mannen van naam, mannen, die dagelijks als leider zich zien geprezen, die meerendeels het applaus der vergaderingen kennen, en die zich voe len'1, zóó laag bij den grondeen kunnen zyn, als men hun vraagt voor een oogenblik geest te toonen ? Maar de Spiegel wij zeggen het vlug, wy zeggen het met overtuiging toont ook goeds, velerlei goeds: teedere innigheid, wee moed schoon als herfst, eenvoud, oprechtheid. Ziehier het begin van Moederschap", gedicht van W. L. Penning Jr. Van 't poppewiegje tot aan de altaartrap, By spel en tranen, Ontkiemt in 't hart en groeit met eiken stap Begeer- en heerlijker het Moederschap Op 's meisjes banen. De maagd blij v' maagd, der vrouw zij kroost Of weer ontnomen, [ontzegd, Geen teeder wezen of zij staaft haar recht, Naiuur'a belofte in hart en bloed gelegd, Door moederdroomen. Zes jaar zou nu zyns vaders naamgenoot Zou 't knaapje al wezen, Dat ik niet eens mocht koestren op mijn schoot..." Verzucht ge, en droomt, en ziet hem, kyk I En hoort hem lezen. [zóógroot... Dan, wip van stoel, is by ter deur weer uit, Op straat gevlogen; Ge wilt hem na hoe voelt ge u wreed gestuit: Het vlokje haar, dat ge in de lade sluit, Had u bedrogen! En v. Hamael in zijn Geveinsde Kwaker" plaatste hen evenmin in een voordeelig licht. Dat de Kwakers den eed weigerden, bracht hen meermalen in moeüykheden, ofschoon zy zich daarvoor op gelijke gronden beriepen als de Doopsgezinden welke gemeenlijk van eedsaflegging verschoond werden. Hunne leer luidde: wy doen nooit eeden, zelfs niet in rechtszaken; wy' meenen dat de naam des Allerhoogsten te waardig is om ge bezigd te worden tot de ellendige geschillen der menschen. Wanneer wij voor de Magis traten moeten verschijnen om de zaken van anderen (want onder ons vallen nimmer processen voor),dan bevestigen wij de waarheid met ja of neen." Van zelf kon een Kwaker, wanneer hij eens verliefd mocht worden, die liefde nooit met een eed bezegelen, naar aloude minnaars traditie. HJJ moest zich ook in dit critieke geval weten te beperken. De volksluim schepte er behagen in zich een Kwaker in dien gemoedstoestand voor te stellen als een onbeholpen vry'er, iemand die iets probeerde hetwelk eigenlijk buiten zijn natuur lag en die slechts den lachlust opwekte zoowel van de buitenwereld als van de beminde zelve. In Asselyn's Jan Klaasz. of gewaande dienst maagd" komt zulk een Kwaker voor in den \ persoon van Reinier Adriaansz., een jonkman met earen", die in verwachting van een redelijk kapitaaltje is, en derhalve eene pas sende partij voor eene burgerdochter mag heeten. Twee van de Vrienden" doen ten zijnen behoeve aanzoek om de hand van Saartje Jaspersz. bij hare oudera. De vader, Jan Jaspersz., is gezworen makelaar en woont met zyn vrouw Dieuwertje Gerbrandts in 't Kattegat, weleer een smal grachtje, sedert gedempt, 't Zyn eerzame lieden die zuinig leven; hun dochter Saartje is smoorlyk ver liefd op een los heertje, Jan Klaasz. genaamd, die bij de ouders in een slecht blaadje staat. Dieuwertje noemt hem een ligtvink en dommenateur"; zij verbiedt hare dochter allen omgang met dien kwant. Het aanzoek der Kwakers voor Reinier komt hun nu gelegen, omdat zij hopen dat Jan Klaasz. daardoor van de deurgehouden zal worden. De" huwelijkskandidaat mag zich ko men presenteeren in de Zes Kruiken, gelijk het huis van Jasperz. heat. Doch Jan Klaasz. heeft inmiddels de beateelater omgekocht, die aan Dieuwertje een nieuwe dienstmeid bezorgen moet, opdat ze hem, in vrouwekleeren gesto ken, als zoodanig zal voorstellen. Op dien avond gaat Saartje eens aan de deur kijken of de besteedster met baar verkleeden geliefde haast komt. Maar niet deze is op 't pad; 't is de Kwaker die naar de Zes Kruiken zoekt, en wiem het licht van Saartjes blaker thans tot baak strekt. Het is deze ontmoeting welke door Cornelis Troost wordt voorgesteld op een prent, die zich in het haagsche Mauritshuia bevindt, en waarvan eene reproductie voorkomt in De Oude Tijd van 1873. Men ziet er den verlief den Kwaker, vroom en oprecht, met zyn punthoed en stijf-puriteinschen kraag, gesto ken in een wambuis van Leicesters ty'en" en wijde broek, terwijl het ondeugende Saartje hem bijlicht met de kaars. Zij ziet al dadelyk dat ze den verkeerde voor heeft, en geeft op al zy'ne minnelijke propoosten mager bescheid. De Kwaker wil evenwel geen vruchteloozen gang gedaan hebben, wil er haring of kuit van hebben en komt na eenige omwegen met zy'n aanzoek voor den dag: De reden van mijn komst is je, vertrouw ik ecnigszins bekend, Kn terwijl jou zelfsta.uli"; beeld in iniju liavt. zoo diep staat geprent, Heeft de neest mij gedreven om her»aart te komen. Ook /al je wel iudaelitiu1 we/en wat afspraak de vrienden s'unen bebben Benomen, Alsook bet besluit 't yen xe wederzijd~ dezen da;; bebbeu gemaakt. Penteekening van B. N. Boland Holst. Dit boek met zy'n vele prenten, hand schriften, gedichten, mooie prozafragmenten is op zichzelf, zonder philantropie, den koop prijs waard. Het is door de vereende zorgen van den schry'ver en de uitgevers Brnsse, van den sier kunstenaar J. B. Heukelom en den teekenaar J. G. Veldheer, een keurig boekdeel geworden. Men vindt er, naast autografen van Wilhelmina, de Koningin Moeder, Prins Hendrik en vele anderen, bijdragen in, o. a?van mr. Asser, mr. d^ Meester, prof. Kraus, mr. Veegens, den heer H. P. Staal, prof. Quack, dr. A. Bredius, Alida Tartaud Klein, Marie van Eijsden?Vink, dr. Stephan, de burge meesters van Rotterdam, 's Gravenbage, Haarlem, vele Kamerleden, vele professoren, iMiiiiMiiHHimiMMiHiMiiMiMiiiiiiiiMiiimimiiimiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii Saartje. Ik heb zoo wat gehoord; maar mijn i^eest getuigt dat het mij niet raakt. H e i n i e r. Zoo, zool Niettemin kom ik je verzoekeu, eu dat ia deugd en cereu, En terwijl mijn geest getuigt om jou vleesck te begeeren, Zoo kom ik je mij zelf cerbiediglijk bie len an, Opdat jij moogt w-orden mijn echte vrouw, en ik jon wettelijke man, Om alzoo te samen dit aardsche dal vruchtbaarlijk te beleven. Saartje. Ja wel; alzoo de geest bij mij zoo vaardig niet is, kau een bonte mengeling dus. Men vindt er teekeningen in van de Israëlsen, van v.d. Sande Bakhuysen, Victor deStuers, JacobusDoncker, Kever, Haho, Wiggers. enz. enz, compositiën van, Hutschenrnyter, Kee, Catharina van Rennes, Brandt s Buy 9, Zweers, NoordewierReddingius, enz. enz.; dicht-en prozastukken van Van Deysael. Emants, Haspels, Robbers, Cyriel Buysse, Kloos, Laurillard, Scharten, Top Naeff, Van Nouhuys, Adama van Scheltema, Bastiaanse, Verwey, Mijnegen, Ei eng, Van Sc tiendel, Feith, enz. enz. Elck wat wil» d'is. Maar zorgt, dat de kinderen er ook wat aau hebben, en bestelt dit boek! v. D. E. ik je daar geen antwoord op geven; Maar zooveel als die tot noi; toe getuigt, is 't maar verloren arbeid. Reinier. Xoo, zoo! Ik beken 't, Saartje, de geest moet innig werken, of daar wordt geen goede grond geleid. Eeaigbeid in liefde, eenigheid des geestes, isderustbank van een vreedzaam levea. Saartje. Maar boor, vriend, terwijl je zoo krachtig door den geest wordt gedreven, 2oo wil ik je dit raden, en verzuim vooral geen tijd, Dat je wat dubbele anijs met lavas 1) gebruikt, en maakt je de winden kwijt. Ze mogtei^je anders den eenen of anderen tijd't h»rt overstelpen, En dan liep je groot perykel; want de meesters 2) zeggen: die lui zijn niet te helpen. Reinier. Zoo, zoo! Maar Saartje Jaus! gelief me je meening eens oagevein&d te doeu verstaan, Of je mijn verzoek verwerpt, dan of je jou daar nog wat op wilt beraên. Saartj e. Als je mijn besluit daarop wilt hebben, zoo iaat ik je dan weten, Dat je van nu voortaan het weerom komen wel moogt vergeten. Dit getuigt miju geest zoo tegenwoordig. HUIrllfflflIlfffUmimUMMIIimilllmilMIIMIIIIIIIIMHIIIMMmMIIIIMIIIIMnlIIMHIMIIIIItMIIIIHIIIII Verdeel en heersch!" Dagbladbericht uit Teheran: Tallooze gevangenen worden zender vorm van proces onthoofd en in stukken gesneden.'' Dit... o! koning der koningen, ia 't hoofd van den beklaagde. Acht Uwe Majesteit beklaagde's schuld hiermede afdoend bewezen of wenecht Zij... nadere detaileeering 1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl