De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 26 juli pagina 7

26 juli 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1622 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?de ruitjes op de plaat komen, nu echter komt er om ieder ruitje een uitvloeiende lichtcirkel, die grooter is naarmate er sterker licht door komt. Het op deze wyze verkregen fotografisch negatief, dat meestal bjj electrische verlichting gemaakt wordt, moet nu op de vooraf ge prepareerde koper- of zinkplaat overgedrukt worden. De zink- of koperplaat is hiertoe bedekt met ?een laagje gelatine of viachljjm, waaraan wat bichromaat is toegevoegd, dat de eigenschap heeft deze bij sterke verlichting verhard en onoplosbaar in water te maken. By een sterke verlichting van kwikdamp-lampen kopieeren nu al de fijne openingetjes in het glasnegatief, als kleine puntjes op de zink* of koperplaat, die na afwastching blijven staan en door verhit ting nog bovendien geëmailleerd worden. De hierop volgende bew_erking. kot etsen, brengt de clichéalweer iets verder; door zuur worden thans die plaatsen, waar geen verharde bichromaatstipjes achter bleven, ?dieper weggebeten, zoodat wy een plaat in hoog en diep krijgen, wat het vereischte voor ?den boekdruk is. Natnurlqk moet het plaatje hier en daar door den graveur wat bflgeretoucheerd worden, soms op enkele gedeelten iets dieper geëist dan op overige, waartoe het opnieuw plaatselijk met vernis wordt afgedekt, en ten alotte is het noodig, dat het gemonteerd wordt om het op de hoogte van de boekletter, gelyk met deze mede te kunnen drukken. Het is duidelijk, dat wy hier alleen in hoofdzaken de gecompliceerde bewerking hebben nagegaan, slechts voor zoover noodig, om eenig denkbeeld te geven van de wy'ze waarop de veel gebruikte autotypie ontstaat. Tal van variaties en combinaties zyn hier later weer aan toegevoegd en een der nieuwste vindingen is zeker wel de veel geroemde en veel gesmade drie- of vierkleurendruk, die het resultaat geeft van vier, op bijzondere wjjze vervaardigde antotypieën, over elkaar gedrukt. Het zou ons thana te ver voeren dit nieuwste procédénader uiteen te zetten, doch wg twijfelen er niet aan, dat wie zich hier bij zonder voor interesseert, zeker wel bij de firma Joh. Enschedéen Zonen te Haarlem dezelfde gastvrijheid zal ondervinden, die ons deel was. R. W. P. DE VRIES Jr. Critlei on critiel Het bezwaarlijke, voor my, van een be spreking (geen antwoord) der Critische capriole, in consultatie volvoerd door de beeren Karsen en Breitner, is het gescheiden houden van het persoonlijke en het principieele. Ik zou al aanstonds volkomen ver antwoord zijn met volstrekte negatie van dit stuk, zooals men ook doorloopt als iemand .aan den overkant van een water staat te jouwen en met steenen te gooien al doet hij bet de om hem heen vergaderde omstanders voorkomen dat zijn aaneenschakeling van smaadredenen een heusohe discussie is. Ook zou ik gerechtigd zijn den heeren onbeleefd ?den rug toe te keeren, totdat zy openlijk erkenden met scheeve bewijsredenen op mij den valschen schijn wilden laden mij van allen tegenweer gevrijwaard te weten. Daar echter het heele opstel niet in dien geest gezet is om deze ruiterlijkheid af te wachten, verklaar ik nu ook van mijn kant van het tegenovergestelde hunner k waad willige aantij ging zelfs een tastbaar bewijs te kunnen Ie veren. Het heele stuk is voor ieder die het leest niet anders dan een uiting van boosheid, en een boosheid die zich redeloos te buiten gaat; die dan nog bekend is met de onmid dellijke aanleiding ervan, weet ook dat het ia uit motieven, die eerder verband houden met de belangen van een genootschap kunst schilders dan met het belang der kunst. De wijze van bestrijding" doet genoegzaam uit komen dat de bedoeling van persoonlijke krenking hierbij ia vooropgezet. Zoo gaat het ook toe by een relletje op het hoekje van de buurt waar de monden zich vergapen in de pogingen tot over-achelden, en de plompate .argumenten worden aangevoerd om de tegenparty kwetsen. Dat hier ook geen minderwaardige mid delen werden ontzien merkte ik, tot recht matige ergernis uit het te berde brengen ?van een gesproken woord uit een tweede hand overgenomen. Dit is een onkieschheid in deze wijze van strijd voeren, die toch zeker wel beneden het allergewoonste peil is. Ik ?wengch hun niet op dezen draaaigen Lodem te volgen, wetend dat daar toch geen voet t>y' stuk te houden is. Een naam van groote reputatie als een ?opzienbarende vlag in top moet de povere lading van bruuske en ongemotiveerde be weringen in dit stuk ontzagwekkend doen ?schijnen. Maar al gaat zelfa een generaal het kanon hanteeren, dat met los kruit geladen ia, verwacht daarom niet dat heteenkannonade zal geven van vermorzelende projec tielen der ... logische redeneering." Het verschijnen van dit stuk ia evenwel, onzijdig beschouwd, merkwaardig. Iemand, die plotseling op de aarde kon komen en dit geschrift in handen kreeg, zou meanen, dat er weer een jonge generatie zich aan 't baanbreken was in Holland. De verwijzing naar de geërgerde en ge dwarsboomde" meestere der Barbizon school tot opwekking voor de kunstenaars leden van Arti! zou hem in die meening ver sterken. Dit is, in 't voorbijgaan gezegd, ten minste iets dat op een betoog lijkt; alleen was het hier al bedroefd weinig van pas. Wie ia er nu, die van een Arti -tentoonstelling een begeesterende indruk meeneemt, er de uitzichten ontdekt vindt van een jong-oplevende beweging, die zal strekken tot eer van 't vaderland! We hebben hier heel gewoon een vakvereeniging in actie. En zoo in de se daad dan' ook al het fldeele ijveren kan gewaardeerd worden voor de belangen der kameraden, vertoonen zich achter deze uiting van solida riteitsgevoel, toch de kennelijke teekenen van de debacle, de aftakeling der laatste levenskrachten van een beweging die aan 't rentenieren ia gegaan. De schilders weren zich voor het durend bezit van het honk, waarin zij zich veilig genesteld denken.' Er werd in dit blad verleden week al op gewezen, dat de apostelen van een nieuwe kunst verschijning, juist door de mannen van het vak, de praktiserende schilders gedwarsboomd" werden. Denk slechts aan de jarenlange weigering hunner inzendingen voor tentoonstellingen, van zoo vele moderne franache beroemdheden. De critiek heeft hen in 't zadel gebracht der publieke erkenning zooals ook hier. 't Is kortzichtig die afwijzende jury-leden om hun bekrompenheid zoo hard te veroordeelen. 't Zal altijd zoo zijn, tegenwoordig zoowel als vroeger. Eea produceerend kun stenaar ia uiteraard in zijn kijk op het universum der kunst eenzijdig en bevoproordeeld. Zjjn waardeering is altijd subjectief. Hij heeft zijn bijzondere voorkeuren en zijn tegeningenomenheden. Hy kan beurtelings zeer scherp keurend en algeheel verblind zijn. Die subjectiviteit is voor een groot deel steun van zijn scheppingsvermogen, een con sequentie van zijn verenkeling. Kunst kennis is geen mathematische wetenschap. Een kunstuiting begrijpt men naar de mate van de liefde, die men haar toedraagt. Een produceerend schilder onderhoudt zich 't liefst met wat hem verwant ia, onbewust zoekt hij daardoor versteviging van zijn ingenomen standpunt, den prikkel van zijn scheppingsvermogen. De bemoeiingen van zijn geest zijn geconcentreerd op de inspanning van de zelfstandige daad (belichaming van zijn aensatie's en hoezeer in 't bijzonder de schilders van deimpressie-van-'t-oogenblikl) Er moet uit de natuur zelf van de afzondering in den kunstenaar, beperking zijn in het doordringen tot den zin der kunstwijzen, den aard der achoonheida- ideeën in volste verscheidenheid, wil hij niet aan zich zelf vervreemd raken en van zün goddelijke eigen zinnigheid (spontaniteit) er by inschieten. Er zgn ook genoeg voorbeelden van groote schildere, die tegenover elkaar in waardeering ougenaakbaar bleven; ik heb bij v. nooit gehoord van eenige bewondering van Eubena voor zijn grooten tijdgenoot Rembrandt, en ieder weet hoe de beteekenis van veel ultra moderne franschen, vooral de kunst van Vincent van Gogh, de Hollandsche oogen van veel onzer eerste schilders absoluut voorbijgaat. Toch komt soms het eigenaardig verschijnsel voor, dat een goed schilder een onverklare belangstelling toont voor twee tegenovergestelde kunstuitingen, de eerste, die zijn richting uitgaat, maar de tweede die geheel andere doelingen heeft. Men zal dan echter veelal inzien, dat uit louter tech nisch oogpunt de laatste hem imponeerde, wijl hij er kwaliteiten in vond, die hij in eigen werk voelt te missen. De critische beschouwingen van een schil der, die niet meer in de praktijk is, althans geen stelselmatige voortbrenger meer van schilderyen, kunnen betere waarborgen bie den voor onbevooroordeelde uitspraken. De eerste waarborg ia daarvoor te vinden in het geleverde bewijs van zelfkennis." Dat hij nu tegenover zich zelf die gestrengheid van eisch toepaste, allereerst, moet doen beden ken welke opvattingen hij heeft van de hoog heid, de raison d'être van een kunstuiting. Praten we nu geleidelijk door, aannemende dat de schilder niet zijn aspiratie's naar een geheel ander terrein verplaatst heeft, bijv. dat der sport (Ik stel de kwestie hier volstrekt inpersoonlijk uit enkele voor een tentoonstelling pasklaar gemaakte dingeu is niet een doorslaand oordeel over iemands geheele werk te vormen, tenzij...) Moet hy dan een geestelijke zelfmoord be gaan in volkomen verzaking van wat de voor naamste vulling van zijn geestelijk leven was en bly'ft. Moet hy uit baloorigheid de belangstelling voor kunst in zich versmoren ? Welk mensen kan zich vermeten inzicht te hebben van de verborgen bewegingen der innerlijke dispositie's, die zich trachten te richten naar een evenwicht, een verstelliging, by zijn evenmensch. Of moet dan hy', die tracht de resultaten van langdurige studie (ook in praktische oefening) over de regelen van de kunst en het wezen der schoonheid, in andere richting vruchtbaar te maken : in aanduiding en ver klaring der zuivere openbaringen, waartegen over de groote wereld vreemder staat dan by, zich slechts bepalen tot mooi-vinden zonder eenig voorbehoud.... oncritisch ? Voorwaar, hem zou by dit streven gemis aan zelfinzicht kunnen verweten worden, zoo in bespreking van der wereld als kunstwer ken voorgezette schilderyen, zyn oordeel zich schikte naar overwegingen buiten de kunst om, of zoo hy voor ieder nieuw product van een erkend meester hetzelfde lofliedje ging zingen. Alle verrukkingen zonder begeleidende ieuringszin zyn vluchtig en ydel. In de kennis der kenmerken van het waardevolle, ligt opge sloten het vermogen te onderscheiden het schoon van het schyn-schoone. Die zyn streven naar dezen weg van de Kennis heenleidt vindt een veld enorm, zoo uitgestrekt dat zich altyd achter de zichtbare horizonten nog andere gezichteinders vermoeden laten. Er is veel werk te doen, veel accurate studie om het weten te vermeerderen. De kunst uit het ver leden biedt hem reeds een ontzaggelijk ma teriaal, maar in wyder strekking nog kan hy merken aanvoeling te kry'gen met de idee nstroomingen der wereldcultuur, die de gewes ten dei- kunst beroeren. Over de kwestie of een beoordeelaar al dan niet vakman" moet zyn, zal men norit uit gesproken raken. Ik acht het een onvrucht bare discussie. Naar beide Kanten is er iets vóór, naar beide kanten iets tégen te zeggen. Ik meen dat Leonardo de uitspraak van een leek" prefereerde. Zeker echter zijn er be wijzen, dat leeken de vaklieden tot erkenning brachten van door hun veronachtzaamde kunstuitingen, dat de leek hier dus het ruimste kyk deed blyken. De schryver Huysmans bijv. heeft den stoot gegeven aan de tegen woordige groote vereering van de Primitieven, een vereering die haast geen maten meer kent en die, als overal elders, noodig van een critischen geest moet vergezelschapt worden. Deze korte opmerkingen heb ik getracht zoo objectief mogelijk te houden boven het oogenblikkelijke heen van deze opschudding, omdat zy een toch belangrijk onderwerp betroffen. Om even te releveeren de aanleidende oorzaak, wil ik toch nog in overweging geven of het wel van waardig zelfbewustzijn getuigt de gezaghebbendheid van een woord louter en alleen te doen steunen op een ver worven reputatie. W. STBENHOFF. De eerste Yertooning m Coppée's?LePassant". Onvergetelyk voor my blijft een avond in Januari van 1869, de avond der eerate vertooning van Coppée's Le Passant," her innerde onlangs Felix Duquesne, de oud-mede directeur van het Théatre de l'Odéon" te Parijs. Herinnert ge u dien avond nog?" vroeg hy voor luttel maanden aan zyn goeden vriend Francois Coppée, weinig vermoedende, dat de dagen diens levena geteld waren. Bijna veertig jaar geleden, en het is me alsof het gisteren waa. Er zyn gebeurtenissen, die men nooit vergeet" antwoordde Coppée, glimlachend. Ook voor my ia het als gisteren." Dien avond vergeten, zou voor Coppée ook onmogelyk zyn geweest. Dien avond maakte hem,?een onbekend, bescheiden amb tenaartje aan het ministerie van oorlog, met een tooverslag beroemd, opende hem den weg van eer en fortuin, en beduidde eene overwinning op het des t y ds lastige, apotgrage, spoedig tot kabaal overslaande publiek.gewoon de Premières van het Théatre de l'Odéon" bij te wonen. Dien avond echter bleef het rustig, het kwam onder de bekoring van het poëtische, en van de zoete melancholie. Reeds na het eerste tooneel was het publiek gewonnen, het gaf uiting van dank voor de dichterlijke streeling, met bravo's en hand geklap. Het succes der twee tooneelspeelsters: Madame Agar en Madlla Sarah Bernhardt, die de verwonderlyk schoone tweespraak hielden, was niet minder groot. Agar scheen in baar wit satijnen met zilver doorwerkte gewaad een ant;ek beeld. Sarah Bern hardt, in klem vaal-bruin wambuis, als jonge Florentynsche zanger, de mandoline op den rug, een fluweelen toque met groote faiaanten-veer op de lange zilver-blonde haren, deed, zoodra zy opkwam, denken aan het bekende beeldje van den beeldhouwer Paul Dubois: Chanteur Florentin", maar nu als levend en bezield. Le Passant" heeft zyne geschiedenis. Coppée heeft niet als andere schrijvers de wanhopigste pogingen moeten doen om zyn stuk gespeeld te krijgen. Zonder eenige moeite werd het aangenomen en ging spoedig in studie. Coppée heeft Le Pasaant" zelfs niet aan Chilly den directeur van het Thédtre de l' Odéon" behoeven aan te bieden. Madme Agar, de vermaarde en laatste groote treurspelspeelster reeds 14 jaar is het, dat zy dood is heeft zich er mede belast. Op zekeren dag kwam zij haastig op het bureau van Duquesue, een manuscript in de hand. Ik breng u een succes! een klein meester werk, een stukje in n bedrijf en in verzen. maar ... welke verzen? Het is van een jong dichter, een jon? mensch, ambtenaar aan het ministerie van oorlog. Hy heeft veel talent; hij is het beste, braafste jongmensch, dat ik ken. Hy heeft geeu fortuin, maar een hart van goud. Hij is de kostwinner voor zijne moeder en zuster. Lees zijn werk, lees het, het is een succes." Dit zeggende, ging Madme Agar zitten en gaf mij het stuk. Ik vertelt Duquesne las het. Het boeide mij en maakte op mij een verheven indruk. Het is prachtig!" zei ik tot Madme. Agar, We moeten het beslist spelen; en .... hoe eer hoe beter. Heerlijk l" riep Madme Agar uit. En het is niet moeilijfc te spelen; er is weinig decors voor noodig. Van monteeren kost het zoo goed ala niets. Een zonnig landschap, twee personen; een Florentijnse hècourtisane, Sylvia, dat is mijn rol. en de andere rol, een jong ventje van 16 jaar, een travesti. Een van onze jonge vrouwtjes moet die spelen, dut vrouwtje met mooie trilling in de stem, en die smachtende oogen. Onze lieve Sarah zou charmant zijn in die rol, als Florentijnsche zanger,?een rol als voor haar geknipt,zij heeft zulk een teêre, zoete stem. Ik weet wel, dat ze mager is, en dat haar beenen I... maar dat is de zaak van den kostumier, een gevul ie tricot geeft haar de mooiste beenen. Ik sprak met Chilly, den directeur, over Le Passant". Hij was een oud-tooneelspeler, burgerlijk van opvatting, maar met veel ge zond verstand, niet zonder geest, een echte comédien de boulevard", met goeden kyk op het tooneel. Hij had, uit ondervinding, weinig op met een tooneelstuk in verzen, omdat, redeneerde hy het vers door gaans dient om het gebrek aan actie te ver bergen." De angst sloeg Agar om het hart. Maar als u hem zegt, dat u het gelezen heeft en het mooi vindt, in u heeft hy alle vertrouwen. Want als hy het zelf leest... u weet hy houdt niet van verzen ... Toe, doe het, ik weet zeker, dat hy deze verzen mooi zal vinden. Bovendien men moet aan directeurs altijd de illusie laten zelf een ontdekking te doen. Op hetzelfde oogenblik kwam Chilly de directiekamer binnen. Een nieuw stuk l" zei ik tot Chilly. Dat moet je lezen." Op staanden voet?" Ja, op staanden voet." Hoe heb ik het met je ? ... Geen idee. Ik heb den heelen dag repetitie gehad, ik ben moe en heb niet den minsten zin om, wie weet welk prul te gaan lezen... het ia zea uur, ik ga eten." Maar als ik het u nu vraag ? .... vleide Madme Agar. U, ook"?" Ja, ik ook. In een klein half uur leest u het. Toe, lees het, u zal er geen spijt van hebben." Chilly had zijn jas al aangetrokken en de bode schuierde hem, alsgewoonlykdekraag. Toch maakte hij het manuscript los, wierp er een oog in, las, ging als van zelf zitten, las verder, vergat zyn ty'd en bleef doorlezen tot hij het geheel had uitgelezen, terwijl de bode met een borstel naast hem bleef staan om de jas verder af te schuieren. Verdiept in het stuk, lag Chilly het op zyn bureau. . . . U neemt het stuk aan, niet waar?" vorsohte Madme Agar. U kan ik niets weigeren, en het stuk is mooi, allemachtig mooi. Van wien is het?" Van Francois Coppée, nog een jongmensch. Die heeft talent, uw jongmensch. In geen tijd heb ik zulk een goed stuk gelezen.... Natuurlijk neem ik het aan ... Duquesne bespreekt wel het verdere met den schryver. Ik" vervolgt Duquesne schreef het heugelyk nieuwe onmiddellijk aan Coppée. Den volgenden dag kwam hy in de directie kamer, waar Chilly hem allerhartelykat ontving en beloofde LePassant" onmiddellijk in studie te nemen. Coppée verontschuldigde zich, dat hy maar heel weinig repetities zou kunnen by wonen, want hij kon niet weg van zyn bureau en wilde zich aan geen enkel verzuim schuldig maken. Toen Coppée weg was, zei Chilly tot mij, die den dichter scherp had opgenomen. Heb je nieta opgemerkt? Wat? Heb je niet opgemerkt, hoe sprekend je anteur gelykt op Napoleon,... op den kop Mme SAKAH BEHNHARDT zooala zij de rol van Zanetto, den Florentynschen zanger, in Coppée's Le Pasiant, 27 Maart 1880, geapeeld heeft in het Grand-théfttre A. v. Lier te Amsterdam. (Dit portret komt voor in Dr. M. B. Mendet da Costa's Tooneelherinneringen". Uitgegeven bij A, W. Sijthoff te Leiden.') op de medaille, dien hij heeft als eersten con sul ... Chilly had gelijk. Coppée had in die dagen volkomen het profiel van een Ceaar. Le Passant" werd den volgenden dag ge lezen, en daags er na vingen de repetities aan. Coppée kwam weinig en liet alles aan ons over. Drie en-twintig dagen, nadat Madme Agar ons het stuk gebracht had, vond de eerste vertooning plaats. De arme Chilly kon die niet bijwonen. Zijn dochter, een lief jong meisje van nauw twintig jaar, stierf den nacht na de voorstelling. Aan haar sterfbed vernam de arme vader uit een kort briefje, dat ik hem geschreven had, het groote succes van Le Passant", en dat Madine Agar met Madlle Sarah Bernhardt aan het slot achtmaal ten tooneele waren geroepen. Na het einde der première" vervolgt Duquesne kwam Coppée op het tooneel naar me toe, en drukte met aandoening mijn beide handen. Dit was voor ons het begin van eene onverbreekbare vriendschap. Hoe dikwijls hebben wij later, vertrouwelijk by elkaar zittend, gesproken over dien voor ons beiden zoo gedenkwaardigen avond. Na de reprise van Le Paigarit door het Thé&tre francais, in December van het vorige jaar, herinnerde ik in een artikel (in Le Gaulois") aan de première; den volgenden dag ontving ik van mijn besten, braven vriend Coppée een aandoenlyk briefje, geschreven op zyn ziekbed, waaruit bleek, dat hij niets verge ten had. Paris, ce saaaedl matin. Du fond ténébreux de la morphine, c'est-a-dire ou presque De Profundis" j'envoie un grand merci, un sincère et chaleureux merci au vieil ami qui s'est sou venu d'une facon si touchante de cette soiree du Passant" en Janvier 1869, de cette belle heure de notre jeunesse. FHANCOIS COPPÉE. %* Le Passant" werd honderdmaal achtereen gespeeld. Heel Parys sprak er over en wilde het zien. De faam van het succes drong door tot aan het Hof, en weldra werden Madme. Agar en Madlle Sarah Bernhardt, namens Keizer Napoleon III en zyne Gemalin, Keizerin Eugènie, uitgenoodigd het in de Tuileriën te komen spelen. Over de vertooning heeft Sarah Bernhardt in hare twijfelachtige Memoires Ma doubl Vie", blz. 182 in 't kort dit verteld. De vertooning had plaats ter eere der Koningin van Holland Koningin Sophie, de eerste gemalin van Koning Willem III in gezelschap van haar zoon den Prins van Oranje, Kroonprins Willem te Parys gewoonlijk genoemd : Ie Priuce Citron". Dien avond gebeurde er iets grappigs. De Keizerin had verwonderlijk kleine voeten. Om deze nog kleiner te maken, had ze die gewrongen in te nauwe schoenen. Keizerin Eugènie zag er dien avond verrukkelyk uit. Hare fraai gevormde buate kwam tegen het bleek-blauw satyn, met zilver afgezet, op 't voordeeligst uit. Een diadeem van diamanten en turkoozen op haar glanzend haar. Hare kleine voetjes rustten op een kussen van zilver brokaat. Gedurende de geheele voorstelling kon ik mijn oogen niet afhouden van dat kussen. Ik zag het onrustige der voetjes, en eindelijk het eene voetje het andere, ongemerkt, uit het schoentja werken. Ik waa benieuwd hoe dat voetje weer in den schoen zou komen, want in zulk geval zwelt de voet op en kan niet meer in den nauwen echoën. Toen het stuk uit waa, werden wy' twee maal teruggeroepen. En daar het de Keizerin was, die het voorbeeld tot toejuiching gaf, dacht ik, dat zy het oogenblik tot opstaan wilde uitstellen, want ik zag haar mooi voetje wanhopige moeite doen om weer in den schoen te komen. De tooneelgordyn sloot zich dra voor ons. Aan Mdme Agar vertelde ik van het voetje en van het kussen. Wy beiden, nieuwsgierig, tuurden door de roos van de gordijn wat gebeuren zou. De Keizer stond op en ieder volgde zyn voorbeeld. Hy bood de Koningin van Hol land zyn arm aan, met den blik op de Keizerin, die nog was bly ven zitten. Ik zag, dat Z. M. glimlachte en iets zeide tot generaal Fleury, waarop terstond alle generaals en ordonnance-officieren, die achter de aouvereinen stonden, een halfrond vormden tnsschen de Keizerin en de andere aanwezigen. De Keizer en de Koningin van Holland passeerden alsof zy niets van de angstige verlegenheid der Keizerin merkten. De Prina van Oranje, op zyn knie gaande liggen, hielp de schoone Keizerin het muiltje van asschepoeater aantrekken. Ik zag daarna de Keizerin den arm nemen van den Prins van Oranje en er op leunen meer dan haar lief waa, want haar voetje deed haar geweldig py'n." Na deze voorstelling aan het keizerlijk Hof, ia Le Paasant" nog ontelbare malen geapeeld, den dichter tot eer. Sarah Bernhardt heeft even ala de dichter aan Le Passant" haar grooten naam te dan ken. Zy speelde het niet alleen in Frankryk, maar ook er buiten. Zy is er in Nederland by haar eerste bezoek aan ons land, 27 Maart 1880, in opgetreden en schitterend gehuldigd. Al spoedig werd Le Pasaant.' in treflyk Nederlandsch vertaald door mr. J. N. van Hall. Van toen af tot heden wordt het steeds met het grootste succes gespeeld. Ook een man als Potgieter heeft Le Passant" onge meen bekoord. Men leze er zyn brieven aan Busken Huet over na. B. liiiMiiiiHimiuilltiiiiiiliiiiiillliimiiiiiiii Kunst voedering" van slachtkippen. Een modern middel om, door het inspuiten van brei, kippen zoo gauw mogelijk vet te maken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl