De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 2 augustus pagina 1

2 augustus 1908 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1623 DE AMSTERDAMMER A°. 1908 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND On-cLer redactie -\rajn. Dit nummer bevat een bijvoegsel. . S. "P. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, ..... M mail » 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 2 Augustus Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel . O.iO Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firuia. De prijs per res;el it 40 Pfennig. INHOUD; VAN VEEEE EN VAN NABIJ: Neder land en Zaid-Afrika. Krankzinnigenge stichten en de Openbare Orde". Over bet vloeibaar maken van bet Helium, door J. D. van der Waals. Journalistiek en beschaving, door Frans Coenen. Een medische aanval op de publiekrechterlijke regeling der Ongevallenwet, II, door J. Gerrittz. FEUILLETON: Tegenvallers, door W. M. Ebbink. KUNST EN LET TEREN: Aan den weg der vreugde, door Louis Couperus, beoord. door Dirk Coster. Het tooneel in Zuid-Afrika, door Frederik Hompel. Berichten VOOK DAMES: De Russische vrouwenziel. Naar het Zweedsch, van Ellen Key, I. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. De Damprijgvraag, met afb. door T. San ders. Rotterdamsche Kunatkring, door Flasschaert. Uit oude doozen, I, door G. Portret VB n Capriano Gastro. Van den splinter en de balk, door Henriëtte Holst-Hendrix, en Jan Feith. Meifjepjaren, door Nannie van Wehl, beoord. door W. Graadt van Roggen. FINAN. EN OECONOMISCHE KRONIEK.door v.d.M. en v. d. S. Brieven van Oom Jodocus, XIX. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIItllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIM Nederland in Zaid-Afrika. "Wij ontvingen het volgende schrijven: M. de P., In No. 1610 van de Groene, d.d. 3 Mei, komt een ingezonden stufeje voor van een zekeren heer Stuurman, waarin deze pleit voor het behouden van den HoogEd. Gestr. Heer F. M. Knobel, als Consul-Generaal te Pretoiia. Ik ben er zeker van, dat de meeste hier in Afrika vertoevende Nederlanders dit stukje met voldoening gelezen hebben. Ook van hier uit z\jn voor bovengenoemd doel verzoekschriften door verschillende vereenigingen verzonden aan de Nederlandsche Regeering, en het is om ditzelfde doel te dienen, dat \ik in uw blad gaarne nog eens terug kwam op deze kwestie. Ik hoop, dat in vele andere Nederlandsche bladen deze zaak ter sprake ia gebracht ter kennisse van kamerleden en het publiek in het algemeen, niet alleen uit het oogpunt van recht tegenover den heer Knobel, maar ook uit dat van nationaal belang tegenover de Nederlanders hier en in het moederland. Immers was den heer Knobel bij zijne zending naar hier niet eene verhooging van salaris in uitzicht gesteld? Wordt zulk een verbooging niet gerechtvaardigd door het <ïure leven hier in Transvaal ? Heeft het arbeidsveld, nu door den heer Knobel bewerkt, niet lange jaren feitelijk braak gelegen ? En is het dan niet te ver wachten dat deze ernstige en vruchtdragende béarbeiding van zulk een veld bijzondere finantieele offers eiacht ? En is het dan niet krenterig en dom om zulk een flink en practisch arbeider, die overal klaar staat om zijn schouder aan het wiel te zetten, zoodanig te beknibbelen, dat noodlottige veranderingen het gevolg kunnen zijn ? 't Is natuurhjk dwaas te beweren, dat de heer Knobel volmaakt is, maar wij weten nu wat of liever wien wij hebben ; en dat een eventueele opvolger ZEd. misschien zou kun nen evenaren (laat staan overvleugelen) in initiatief, ernst en werkkracht, de onder vinding van de laatste tien jaren doet dit betwijfelen. De vorige consuls zijn zeker goede en ge leerde menschen geweest. Maar geen een, die zijn taak zoo ernstig en practisch heeft opgevat; geen een, die zoo pushing" was in het volbrengen van die taak ; geen een, die de aard en vruchtbaarheid van zijn arbeidsveld zoo deugdelijk heeft opgemerkt; en geen eer, die de handels- en andere be langen van de Nederlanders hier en in het moederland zoo flink in de goede richting heeft gestuurd. Eerst sedert de komst van den heer Knobel hebben de Nederlanders en stamvenvanten hier het bestaan van een Hollandschen consul daadweikelijk gesien en gevoelt!. En zal de Nederlandsche regeering nu zulk een man uit ons midden wegnemen, alleen tot besparing van een reeds in uitzicht ge stelde en welverdiende verhoogiug van salarie? Ik hoop van niet en ik ben er zeker van in dit opzicht de tolk te wezen van de meeste hier in Airika vertoevende Hollanders. Potchefstroom, Juni '08. J. M. P. Sedert deze brief geschreven werd heeft in een Zuid-Afrikaausch blad een be schrijving gestaan van een geheel ver waarloosd consulaat, dathet^ederlandsch consulaat zou zijn te Pretoria. In Hollandsche bladen is die beschrijving over genomen. En men heeft terecht gezegd: als hier waarheid gesproken is, gaat de heer Knobel niet geheel vrij uit. Inderdaad. Want ook in de moeilijkste omstandigheden, en onder het grootst mogelijke onrecht behoort een diplomaat zijn land correct te dienen. Dat is dus niet in den haak maar het is de vraag of het niet menschelijk is, gesteld, zooals wij herhalen, dat de geschiedenis waar is. Het is mogelijk, dat de heer Knobel, wetende wat hij in dit door Engeland ontnederlandschte, maar langzamerhand weer Nederlandsch-wordende land, voor Nederland zou kunnen doen, baloorig is gaan worden en zijn baloorigheid heeft getoond. Het is mogelijk, het is, als men Knobel's krachtige persoonlijkheid in aanmerking neemt, begrijpelijk, en wellicht ver gefelijk ook. Men talmt hier nu over verhooging zijner toelage. Er worden beginselen bij te pas ge bracht, en naar verluidt openbaart zich in den boezem der Staatscommissie tegen stand. Wij zouden naar aanleiding hiervan op n ding de aandacht willen vestigen. Hier staat men voor een uitzonderings geval, een uitzonderingsgeval in mér dan een opzicht. Neemt men aan, dat de heer Knobel een man is van bijzondere beteekenis, die voor het moeilijke werk van nauwere aaneensluiting van Nederland en ZuidAfrika meer dan iemand anders en dit schijnt wel algemeen erkend de noodige gaven en werkkracht bezit, dan is het onverantwoordelijk, gezien onze ginds in gevaar verkeerende onschatbare stambelangen zoo'n man prijs te geven. Hier hebben wij te doen met een uitzon deringsgeval, een geval van uitzonderingsbe teekenis. Maar ook de heer Knobel bevindt zich in een uitzonderingsgeval. Het is de Staatscommissie en de regeering bekend, dat onze consul-generaal, door omstandig heden, die niet de minste schaduw over hemzelf en trouwens over niemand werpen, meer heeft uit te geven dan hij zonder deze zou hoeven te doen. Moet op zooiets nog gewezen worden ? Moet men gaan zeggen : wij mogen niet letten op bijzondere gevallen en kunnen slechts salaris geven naar vasten maatstaf..."? Wij zijn een koopmansnatie, goed, maar is dit wel verziende koopmanschap ? Wij moeten letten op het bijzondere geval, dat we in Zuid-Afrika een kracht schijnen te hebben. En wij moeten het ook nemen als uitzon deringsgeval. En daarnaar handelen, met n ding voor oogen: dat Zuid-Afrika wankelend staat, niet wetend naar wat zijde het zich wenden zal, en dat wij, zoo ooit, in dit tijdperk beslissend tijdperk mar het schijnt geen offer zwaar mogen rekenen, en vlug moeten handelen. Krankzinnigengestichten en de Openbare Orde." Naar aanleiding van de ingezonden stukken en krantenartikelen, die onge ruste medemenschen de wereld hebben in gestuurd om de directies van krankzinni gengestichten tot beter oppassen aan te manen wat betreft de zorgvuldige be waring" der krankzinnigen en .... halve misdadigers, mo^e ons de opmerking vergund zijn, dat het minder goed oppassen deidirecties en in casu der oppassers" ons het minste deel schijnt dor ernstige quaestie, immers uit niets blijkt dat dit minder goed oppassen" van anderen dan toevalligen aard is, dat echter van veel grooter belang is het feit, dat telkem uit krankziiviigengestichten ontslagen j/ersnnen voor de maatschappelijke orde hoogst storend"' blijken te zijn gebleven. Wij hebben immers dit: Over ieder halftoerekenbaar persoon, voor het gerecht gebracht wegens een misdrijf, wordt daar strijd gevoerd. De eene partij wenscht hem in dep, gevan genis te brengen (juist in deze dagen steekt die partij weer het hoofd op), de andere pleit ontoerekenbaarheid en wil hem verpleegd zien in het krankzinni gengesticht. Stel, dat de gevangenis-partij overwint. Men haalt een jongen man, als dien vermaarden Marius van de Scheveningsche boschjes, de gevangenis in .... en laat hem, nadat hij gezeten heeft, en natuurlijk ie korter gezeten heeft naar gelang hij minder for-rekenbaar bleek, irtcr doodgeirooii op (Je inciaff-hapjjij l>*.. .. Stel, dat niet de gevangenis- maar dat de krankzinnigengesticht-partij overwint. Ook dan is de zaak allerminst in orde. De directeur toch van zulk een gesticht is aangesteld als directeur-geneesheer van krankzinnigen. Hij heeft slechts de mate van krankzinnigheid te beoordeelen, niet van misdadigheid. Acht hij dus een delinquent, aan zijn handen toevertrouwd, niet meer krankzinnig", dan heeft hij te ontdaan. Met de vraag, of de door hem niet als krankzinnig beschouwde toch niet uit anderen hoofde in de maat schappij een ongewenscht element zou zijn, heeft deze zich niet in te laten. Indien het noodig is tegen hen, wier neiging tot misdaad een gedurig dreigend gevaar is, ter beveiliging der openbare rust en orde maatregelen te nemen, dan kan men dit niet uitstellen tot de grenzen van krankzinnigheid en misdadigheid scherp zijn afgebakend; dit uitstel ware afstel. Zelfs wie in dit opzicht optimis tisch is, moet toegeven, dat het een uitstel op zóó langen termijn zijn zou, dat althans voorloopige maatregelen noodig zijn. Dat is de indruk, die iedereen krijgt welke wel eens, anders dan op passieve wijze (!) met de gestichten en hun bestuur in aanraking kwam. Een directeur, antwoordt iemand mis schien, moest dan maar wel letten op andere factoren dan die van de enkele medisch geconstateerde .krankzinnig heid." Zou dat de weg zijn ? Moet men individuen, wier aansprakelijkheid be perkt was, maar die niet hooren onder de eigenlijke krankzinnigen, een preven tieve hechtenis opleggen in daarvoor niet opgerichte en daarvoor niet geschikte gestichten ? Wij hebben en ons dunkt: begrijpelijkerwijs! dit rechtuit hooren verwerpen door ter zake bevoeg den. Welk een ongerechtvaardigde bij eenvoeging, niet waar! Hulpbehoevende lijders bij halve misdadigers; menschen, die oppassing noodig hebben, bij lieden, die men niet kan straffen, maar niettemin moet bewaken. Voor de~Hjders zou het régime, door geldgebrek toch al niet gunstig, moeten veranderen. De vrij heidsbeperking zou noodzakelijk worden verzwaard. Er is maar n oplossing, waar het misschien mogelijk is, dat het meerendeel der partijen voor te vinden kan zijn 1): Aparte inrichtingen voor deze nieuwe categorie van ongewenschte elementen", een oplossing... voorshands tenminste bevredigend. 1) Wij zagen tot ons genoegen, dat het Ctntrwti eenzelfde oplossing schijnt voor te staan als deze. Over het vloeibaar maken van het Helium. Vrijdag 10 Juli j.l. is prof. H. Kamerlingh Onnes er in geslaagd het Helium in den vorm van vloeistof te verdichten. Dit feit trekt niet alleen in wetenschappe lijke kringen de aandacht, maar heeft ook in veel wijderen kring belangstelling gewekt, zoodat een korte mededeeling over de beteekenis van dit feit, en over de wijze waarop het gelukt om stoffen die wij gewoonlijk alleen in pasvorm kennen, vloeibaar te maken niet over bodig kan geacht worden. Het is nog niet zoolang geleden, toen men meende van permanente gassen te kunnen spreken. Als zoodanig werd bijv. de gewone atmosferische lucht beschouwd. ! n het scheen toen als het toppunt van dwaze plannenmakerij, als men zou willen beproeven lucht vloeibaar of vast te maken. Zoo werd bijv. door Lichtenberg in een van zijn zoogenaamde komische overdrijvingen een dusdanig plannenmakcr geschetst, die een fabriek wilde in het leven roepen ter vervaardiging van luchtsteenen. Van zoodanige permanente gassen kende men er vijf, n.l. de beide hoofdbestanddeelen der lucht, zuurstof en stik stof, benevens kooloxyde, stikstofoxide en waterstof. De overige gasvormige lichamen, die ook in vloeistofvorm be kend waren, zooals waterdamp, etherdamp, koolzuur, werden dan ook als nietpermancute gassen beschouwd en kortweg dampen genoemd. Als men zulke dampen bij standvastige temperatuur in steeds kleinere ruimte brengt, waartoe steeds grootere drukking vereisen! wordt, dan zal er bij zekere drukking een gedeelte van dien damp als vloeistof nederslaan, en zoodra dit het geval is, zal verdere verkleining der ruimte geen ander ge volg hebben dan dat de hoeveelheid vloei stof toeneemt, zonder dat de drukking grooter wordt. Eerst als alles vloeibaar is, en de geheele ruimte dus juist met vloeistof' gevuld is, zal er een zeer groote verhoogiug van do drukking noodig zijn om het volume nog verder te verkleinen. Vloeistoffen toch zijn ook samendrukbaar, al zijn ze dit in geringe mate. Maar geen drukking hoe groot ook, al zou die dui zenden of millioenen atmosferen bedragen, zou dit volume tot nul kunnen brengen. Aan de onderscheiding tusschen per manente en niet permanente gassen kwam een einde door de proeven van Andrews. Deze onderwierp koolzuurgas aan verschillende drukkingen en be paalde bij elke waarde van de drukking het daarbij behoorende volume. Hij deed dit bij verschillende temperaturen. Boven 31 graden gedroeg het koolzuur zich als een permanent gas. Dat wil zeggen: bij elke waarde der drukking bleef het koolzuur de ruimte, waarin het zich be vond, homogeen vullen en splitste zich dus niet in vloeistof en gas. Maar beneden 31°was dat wel het geval. Boven 21* is dus koolzuur een permanent gas en beneden 31°kan het door behoor lijke drukking tot vloeistof verdicht worden. Die grenstemperatuur werd door Andrews critical temperature" ge noemd. Even beneden deze temperatuur splitste het koolzuur zich nog wel in twee gedeelten, het eene deel vloeistof en het andere deel gas. Maar het vloeistofdeel was zoo sterk uitgezet, en het gasgedeelte zoo sterk samengedrukt dat het onderscheid tus schen deze twee toestanden bijna is weggevallen. Juist bij 31°zijn de twee toestanden aan elkander gelijk geworden. Heeft men dien toestand, dan wordt het volume het kritisch volume en de druk king de kritische drukking genoemd. De naam kritisch is gekozen en niet kritiek omdat een kritieke toestand altijd de bijgedachte wekt aan moeilijk te handhaven" welke bijgedachte moest voorkomen worden. Door deze waarnemingen van Andrews, werd het nu de vraag of voor alle stoften zulk een kritische temperatuur zou bestaan. Was dat het geval dan zouden de zoo genaamde permanente gassen slechts beneden die temperatuur behoeven afge koeld te worden om tot vloeistof te kunnen worden gebracht. Korten tijd na de genoemde waarne mingen van Andrews werd door de theorie de vraag gesteld: wat moet er met een stof gebeuren, als men ze bij allerlei temperaturen onder willekeurige drukking brengt. Wil de theorie zulk een algemeen vraagstuk kunnen stellen en kunnen oplossen dan moet zij zich een voorstelling kunnen vormen van het wezen van een stof. Zoo stelt rnen zich een stof voor als een verzameling (aggre gaat) van gelijk- en gelijkvormige deeltjes (molekulen) die in snelle beweging verkeeren. Deze snelheid is van een orde van grootheid die vergelijkbaar is met de snelheid van het geluid. Aan die mo lekulen moet men een bepaalde, al is het dan ook kleine grootte toekennen. Bovendien bleek het noodwendig om te onderstellen dat zij elkander aantrekken. Deze onderstellingen waren voldoende om daaruit af te leiden dat er een kri tische temperatuur bestaan moest en dat de waarde dezer temperatuur hooger is als de aantrekking grooter is en als het volume der molekulen kleiner is. Voor alle zoogenaamde permanente gassen werd dan ook de kritische temperatuur gezocht en gevonden. Maar het vinden dezer temperatuur is natuurlijk te moei lijker naarmate zij lager ligt. Zoo zijn eerst de kritische temperaturen bepaald van die permanente gassen, waarvoor zij bijv. halverwege liggen tusschen de ge wone temperaturen en het absolute nul punt der temperatuur, dat 27.'! graden beneden het smeltpunt vau ijs ligt. Maar reeds zeer groote moeite heeft het gekost oni ook waterstof vloeibaar te maken. En toen bleef nog Helium alleen als permanent gas over, In de absolute schaal is de temp- iatuur van smeltend ijs '273. Do kritische temperatuur van waterstof kan men l l malen lager siellen bijv. ongeveer 2.")°. De temperatuur die 11 malen hooger zou liggen dan smeltend ijs, en circa HUOO°zou zijn, kunnen wij wel als de hoogste bereikbare temperatuur stellen. Zoo was dan. toen de waterstof door Dewar vloeibaar gemaakt was een tem peratuur bereikt, die evenveel malen lager was dan de gewone temperatuur als de hoogste, welke wij bereiken kunnen, er boven ligt. Maar Helium eischte nog veel lager temperatuur. Vragen wij hoe de zoo lage tempera turen worden bereikt, dan kan het ant woord op die vraag luiden: die lage temperaturen moeten de gassen die ge condenseerd moeten worden zelven voort brengen. Wanneer wij een gas sterk hebben samengedrukt, de voorzorg ne mende dat dit al bij zoo lage temperatuur als bereikbaar is geschiedt, en dat gas zet zich plotseling uit, dan koelt het zich af, en wij bereiken weder een lagere temperatuur. Bij die uitzetting verricht dat gas arbeid en in over eenstemming met de wet van behoud van arbeidsvermogen kost dit warmte. En zoo wij die warmte niet van buiten aanvoeren, ontneemt die stof warmte aan zich zelve en koelt zich af. Reeds de uitzetting alleen, zonder dat er uitwendige arbeid verricht wordt, eischt warmte ten minste wanneer er aan trekking tusschen de moleculen bestaat. Door een proces, dat als een combinatie van deze beide genoemde beschouwd kan worden, is de vloeibaarmaking van alle gassen, nu pok van Helium gelukt. Voor de voorloopige afkoeling kan van vloei bare waterstof gebruik gemaakt worden. De vloeibare waterstof werd door de drukking te verminderen op een zoo laag mogelijk kookpunt gebracht en ge durende het koken blijft de temperatuur onveranderd. Maar nu moest het afge koelde Helium weder door uitzetting zich verder afkoelen, en wel dalen tot een temperatuur die ongeveer het derde of vierde gedeelte was van de temperatuur van het afkoelmiddel. Zulk een groote sprong was bij andere gassen niet noodig geweest. Neemt men dat in aanmerking-, en bedenkt men daarbij, dat het steeds moeielijker wordt om de toestrooming van warmte van buiten te beletten, naarmate het temperatuurverschil grooter is, dan kan men zich voorstellen, dat het bereiken van een temperatuur van 4°, dus weder veel malen lager dan de kritische temperatuur van waterstof een feit is van gro jte beteekenis. Een gansene reeks van verschijnselen, die den invloed van lage temperatuur op het gedrag der stoffen betreffen, kan nu weder verder worden bestudeerd. Maar ook voor de theorie der stoffen in het algemeen is het constateeren, dat er voor Helium een kritische temperatuur bestaat, van belang. Daardoor heeft wel Helium zich niet kunnen handhaven op een standpunt dat exceptioneel zou ge weest zijn, wanneer het niet vloeibaar gemaakt had kunnen worden. Het heeft zich moeten schikken in de rij der gewone stoffen, zoodat de gedachte, die wel cena is opgekomen, dat Helium iets zeer bij zonders zou zijn, voor goed is wegge nomen. Toch is die zoo lage kritische temperatuur van Helium 5 a 6°Celsius opmerkelijk. De aantrekking der Heliuinmolekulen is dan ook bijzonder klein, terwijl de molekuul-grootte niet zoo klein is als verwacht werd. Een gevolg daarvan is dat de kritische druk van Helium bijzonder laag zal zijn. Terwijl die drukking meestal 50 tot 100 atmos feren bedraagt, zal zij bij Helium circa 2 atmosferen bedragen. Was zij nog veel lager geweest, en beneden l atmosfeer gedaald, dan zouden de middelen om Helium vloeibaar te maken, mislukt zijn, of weder gecompliceerder hebben moeten uitvallen. Bij dat onderzoek is Kamerlingh Onnes stelselmatig te werk gegaan. Door voor loopige waarnemingen omtrent de samen drukbaarheid van Helium bij verschil lende temperaturen had hij volgens de theorie een vermoedelijke kritische tem peratuur afgeleid. Geheel volgens de aanwijzing der theorie was de hoeveelheid die noodig was gekozen, en de drukking waartoe het Helium moest worden op>gevoerd en de afmetingen van den zeer ingewikkelden toestel, welke gebezigd moest worden. En toen de beslissende proef, die langdurig was voorbereid, genomen zou worden, was een gansene schare van geschoolde waarnemers, aan ieder van welke een bepaalde werkzaam heid was opgedragen, niet een 8-urigen werkdag achtereen bezig maar het dubbele daarvan. En Nederland heeft reden er zich over te verheugen, dat in het Leidsche Kryogeen laboratorium gelukt is, wat noch door Dewar, noch door Olzewski was tot stand gebracht. 28 Juli 1908. J. D. VAX DEK WA A r,s. Journalistiek en beschaving. Onlangs mocht ik hier van De Priii.f spreken en zelfs kwaadspreken, zeggendedat het zulk een verheven blad kwalijk voegde (juist vanwege zijn illustre naam) ZDO leelijke en onmenschelijke prentjes over een spoorwegongeluk op te nemen. Edoch, deze Prins blijkt in de boosheid slechts een zuigeling, vergeleken bij zijn ouderen en vermaarderen Franschen broeder l'Illttxtration, die ia zijn nr. van 4 Juli 1,1. waarlijk nog heel wat anders ... oplepelt"! Niet zoo maar een »nkel stervend gelaat of gebroken, slap lichaam biedt l'Illustratioii zijnen lezers ter verpoozing en'genieting aan, doch vijf keurige photo's, die niets minder dan wie execiitloii capitalec» Anna»: zoo nauwkeurig mogelijk in beeld brengen. Kerst zien wij den veroordeelde naar de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl