Historisch Archief 1877-1940
l
lDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1623
strafplaats roeren, hem ontkleeden en
binden, om dan in twee plaatjes de ont
hoofding .zelve te genieten. Op het eerste is
de beul nog bezig te hakken, ziet men het
bloed stroomen, het lichaam krimpen en de
kop nog aan een paar vezels bengelen
(jammer dat de photo wat onduidelijk is).
In de laatste voorstelling is dan het werk
gedaan, ligt de kop ernaast, is het lijf reeds
verstard en stroomt het bloed niet zoo
rijkelijk meer.
En opdat van het schouwspel, dat een
ijverig correspondent eigenhandig voor ons
gereed maakte, niets onze aandacht ont
snappen zou, staat er een beschrijving
bij die op verschillende belangwekkende
onderdeelen nog eens bizonder de opmerk
zaamheid vestigt.
Autour du terrain ombragó... l&s mili
ciens en armes forment Ie cercle,... ijs
feront volte-face quand la tote ... tranchée
d'un coup de sabre décisif, sera projetée
devant Ie corps, dans un flot de sang.
Les sinistres apprêts, Ie rictus de l'homme
agenouillé, livréau bourreau, Ie tronc d
capitc se dressant en un spasme suprême,
tout cela offre un spectacle horriblement
impressionnant... zegt deze sinistre grap
penmaker, er bijvoegend: et de tels
exemples auraient une influencs efficace, sans
Ie mépris de la mort inherent a la nature
de la race jaune.
Als of hem dit laatste wat schelen kon!
Als maar deze prentjes een influence
efficace" op de lezers hebben, niet zoozeer
een beschavende, als wel een die het getal
der abonnés stijgen doet, dan is zijn, dan
is hun aller doel bereikt en hun moeite
(ook die van den braven correspondent)
beloond.
Zij allen weten dat een schouwspel zoo
wreed en onmenschelijk" niet zijn kan, of
het is een welkome buit voor honderden
menschlievende lezersoogen.
Souslignées de légendes explicatives,
les photographie 3 de notre correspondent
montrent d'une fa§on beaucoup plus
suggestive, que ne Ie pourrait faire aucune
description, les différentes phases du supplice.
En dat hebben wij noodig, die suggestie
van dat bloedige tafreel. Maar daar onze
verbeelding misschien wat verzwakt is
in het moderne leven, komt een welwillende
ledactie haar te hulp door de photographie
(een zegen, de photographie!) die
natuurlijkprecies weergeeft hoe 't gebeurde.
Aldus genieten wij dan, als een ras van
decadenten, dat in zijn verslapte levens tot
de uiterste grofheid en perversiteit verviel
en nu minstens een bommonaanslag met
verscheurde lichamen of een pathoofding
met een bloedigen romp noodig heeft om
,een beetje op te leven. Aardige menschen!
Maar 't is waar: er zijn ook nog andere
dingen, die ons interesseeren. Een zeeramp
"b.v. met verdrinkenden, een straatgevecht
of een schouwburgbrand met verkoolde
lijven en afzichtelijke gezichtsmaskers. Daar
?hebben we ook nog smaak in. Ja, en ook
nog in de portretten van die saubere'1
getuigen in het Eulenburg-proces. *)
. Een bijvoegsel van het Berliner Tageblatt
!gaf ze heel getrouwelijk en stichtelijk,
overtuigd daarmee weer een andere zijde
van ons edelst mensch-zijn te streelen.
' En dit alles vindt niemand bizonder, het
is 't meest alledaags-gewone, de dagelijksche
sfeer, waarin wij leven. Onze onderen en
, *) Sedert dit geschreven werd, kwam er
nog een document bij: een plaatje in de Matin
'van 22 Juli, dat in alleraardigst elegante
samenstelling, bijna als een Stilleven, het
loof l van den vermoorden heer Kémy, de
'moordenaarshand met het bloedige mes, la
cène du, crime en het moordhuis van binnen
?en van buiten weergeeft. Men zegt dat de
Parijsche bevolking bizonder gevoelig is voor
,zulke voorstellingen; en zoo zal ook deze
.wel haar directe vruchten dragen, die, zoo
als gepast, nog veel gauwer merkbaar zijn
dan de indirecte.
TEGENVALLERS
DOOR
W. M. EBBINK.
't Was nou al de voorlaatste dag van de
vijlde klas en nóg zaten ze-d'erin met een
twintegie", en de honderdduizend en andere
booge prijzen moesten nog vallen".
Bol wier d'er stil van, wou er niet over
praten, bang dat 't dftn juist een niet"
wezen zou. Maar de anderen, z'n vrouw en
z'n dochter Anne hadden 't er telkens over,
waren zenuwachtig, geagiteerd. De kans op
de honderdduizend exalteerde ze. God, God,
die honderdduizend. Als 't es zoo was,
Honderdduizend, honderdduizend, 't Was
of 't getal als een bromvlieg zoemde otn
hare hoofden. Steeds meenden ze die n
met vijf nullen te zien op den muur, aan 't
plafond, in de lucht, overal, zagen ze 't nog
in gloeiende cijfers a's ze d'er oogen sloten.
Hon deid-dui-zc-nd klikklakte de klok. Hon
derdduizend ruischte het overal, 't Werd een
emotie, waarin de hoop tot zekerheid ver
groeide, met spannend afwachten van het
geld, het zien van den schat.
't Was het eerste waarover juffrouw Bol
begon, toen ze de boterhammen sneed van
morgen, terwijl Bol voor den spiegel z'n
flodderig dasje hing om 't gerafelde boord
mét frontje dat Zondag schoon aangedaan,
nou groezelig verslapt al, z'n magere nek
omringde. Anne was reeds etende, sneed d'er
brood in kleine stukje?, die ze met lichte
slokjes thee naar binnen spoelde, 't kopje
met opgeheven pink zoo hoorde 't bij
elk brokje brengend naar den mond. Ze moest
vroeg op d'er atteljé" wezen.
Dus," zei juffrouw Bol, nou rijn d'er nog
in,'de honderdduizend en de..."
God mens, dat hemme nou al wel vijfen
twintig maal gezegd," zei Bol kiibbelig een
beetje, 't Ging niet met z'n dasje; hij werd
driftig van 't gepeuter.
Mens, maak-i niet dik", zei z'n vrouw.
Wat zou dat nou? Dan is 't nou de :es- en
twintigste keer, Je ken d'er toch wel
fessoenlijk over prate."
Ja, dat vin ik ook" zei Anne, en als
was :t om te treiteren ging ze door: Hoe
veel is 't nou, ma, asse me de
honderdduizend krijge?"
Och, kind, de honderdduizend, die krijge
me toch niet. Da's voor ons niet weggelegd,"
zei ma, ofschoon ze 't niet meende.
onze kinderen, onze vrienden en wijzelf
bezien die dingen met dezelfde opgewekte
belangstelling en hebben er ons woordje
over en denken er misschien iets meer en
iets anders bij.
"Wij zeggen: hoe akelig, wat afschuwelijk!
maar blijven intusschen kijken en ons vaag
plezierig geprikkeld voelen.
En zoo gaat onze beschaving zijn
eigenaardigen "weg.
FKANS COE.VEX.
Een medische aanval op de
publiekrechterlijke rege
ling der Ongevallenwet.
ir.
Ja wel, noodig blijkt 't vooral over deze
strijdvraa? (toeneming dor simulatie) de
statistiek te raadplegen, want zij geeft een
totaal ander antwoord. Dr. Uijleveld schil
dert ons in de zwartste kleuren de
a!gemeene en voortdurende voortvretino; dor
simulatie. De statistiek doet om daarvan
niets zien.
In de Mei- en Juni-aflevering van hot
Oentraal-Orgaan enz. behandelt de heer
Lindner, de statisticus dor liijks verzekerings
bank, de uitkomsten der Ongevallen-Statis
tiek over 1904 en vergelijkt deze met die
van 1903.
Ik neem hier het volgende van hem over
(pag. 425):
Elke verklaringswijze, welke ook maar
op waarschijnlijkheid zal kunnen aanspraak
maken, zal rekenschap dienen te geven
van, althans vereenigbaar moeten zijn met,
het gecompliceerde karakter der
ongevalsyermeerdering. Wij hebben ons beijverd
in het vorenstaand exerpt uit de statistiek
over 1904 vooral te doen spreken defeiteo,
welke dat karakter leeren kennen.
Deze feiten waren: 1. de groote verschillen
tusschen de getallen welke de vermeerdering
in verschillende doelen des Ryks uitdrukken.
We vonden vermeerdering in n provincie,
nagenoeg stabiliteit in de andere; sterke
toename in Rotterdam; stilstand in Am
sterdam; nagenoeg gelijke geringe toename
in hetindustreële verijsel, in het agrarische
Friesland, en in Noord-Holland. Maar zon
derlinger nog, we vonden in de eene streek
toeneming der lichtere en afneming der
zwaardere ongevallen (Utrecht, Friesland)
in een tweede streek afneming of geringe
toeneming der lichtere, en toeneming der
zwaardere ongevallen (Amsterdam, Drente.)
Dit schijnt ons toch moeilijk te verklaren
voor wie de schuld der on^evalstoerieming
bij de arbeiders zoekt, [3 hot geoorloofd
aan te nemen, dat de Amsterdamsche werk
man van hooger moreel gehalte is dan de
Rotterdamsche; i i de Fries voorzichtiger
dan de Groninger, de Zuid-Hollander onver
schilliger dan de Noord- Hollander? Men zou
echter nog verder dienen te gaan met on
waarschijnlijke onders'ellingen, indien het
genoemde denkbaeld gehandhaafd uioet blij
ven. Men zou moeten gelooven, dat de
smidsgezel of broodbakker meer geneigd
is tot misbruik maken van de wet dan do
timmerman of metselaar, en deze weer meer
dan de houtzager of dan do arbeiders in de
suikerfabrieken, terwijl er ten vlotte waarlijk
ook heele categorieën zouden zijn, die in
1903 simuleerden, maar in 1904 van de
dwalingen huns wee^s waren teruggekeerd.
Het schijnt niet noodig verder te gaan
om de dwaasheid der hypothese, welke
zulke conclusies noodig maakt, aan tetoonen.
Wil nu dit zeggen, dat ieder misbruik, alle
simulatie ontkend zou moeten worden, door
wie deze niet als verklaring van de
onjevallenvermeerdering aanvaardt;' Natuurlijk
niet, maar we maken bezwaar tegen het
lichtvaardig; generaliseeren, waardoor uit
enkele gevallen tot algemeen euvel besloten
wordt. Simulatie, aggravatie komen voor
bij elke verzekering waar deze mogelijk
is; deskundigen zeggen zelfs, dat deze
'Nou ja, maar veronderstel nou es, dat..."
Verdomme," zei Bol in eens nijdig uit
vallend, en stampte, op z'n linkerbeen even
doorzakkend, met z'n rechter den grond, als
een dreinend kind, dat z'n zin niet krijgt.
Maar m'n god, wat mankeer je; magge
me nou niet es prate over..."
Och, dat bedoel 'k niet. Die das ... hè,
wat een rotdas," en driftig trok-i't ding weer
uit de mislukte knoop.
Wil 'k je da.n even. ..."
Ben der al," zei Bol en probeerde 't nog es.
Maak dan niet zoo'n das. Je lijken wel
gek," zei z'n vrouw doorgaand met snijden.
Toen eindelijk 't dasje zat, ging-i weg van
den spiegel en trok z'n vest aan. Tot zoolang
had Anne naar z'n geploeter gekeken eu
vervolgde :
Ma, zeg nou e?... veronderstel nou es,
dat we de honderdduizend krijge."
Och meid," zei Bol, wees toch wijzer."
Nou ja," zei z'n vrouw, die nu weer niet
kon verdragen, dat ze gingen tornen aan
't geen ook haar hoop was, 't ken toch."
Ken toch, 't ken toch. Alles ken, maar...'''
Nou dan. Waarom een ander en wij niet?
Alle kanse benne toch eender."
N"ou, ma," begon Anne weer, terwijl ze
een stukje brood nam, -es; nou es. Hoeveel
is 't nou eigenlijk precies?"
De honderdduizend op een twintegie?
Nou laa's kijke. Is 't niet zoowat een dikke
vierduizend, Jan ';"
Ja," zei Bol, die was gaan zitten.
En krijg-ie dat non dfiUjk, pa?"
Ja, da'ijk cente.... Is dat de mijne?'
vroeg-ie, een bordje naar zich toetrekkend,
waarop drie sneedjes wittebrood.
Ja", zei z'n vrouw.
Heb-i der niks op?"
Nee, niks. Wat zou 'k er op hebbe? 't Is
elke dag geen kerremis."
,.'k Doch, dat je nog kaas had."
Jij denkt geloof ik, dat die kaas eeuwig
duutt.... D'er is nog bruine suiker/'
Oank je wel."
Niet dan. Anders heb 'k niet.'1
Bol schonk zich thee, zonder suiker
't was het tweede kopje ging toen z'n
boterham eten. Z'n vrouw, klaar met snijden
en smeren, legdo de rest van 't aangesneden
brood in een trommel, ging toen zelf ook
zitten en schonk zich thee. Anne at de
laatste brokjes. Zwijgend zaten nu allen te
eten. Je hoorde 'c mondgesmak van Bol,
die groote hippen wegwerkte met renzen- j
slokken, slobberend uit z'n gebarsten thee- !
kop zonder oor. j
Hè, paa?" zei Anne. i
Watte?" l
bij de private ongevallenverzekering
veelvuldiger voorkomen dan bij de rijks-onge
vallenverzekering, dat stand noch positie er
een waarborg tegen zijn, dat hevigheid van
den strijd om schadeloosstelling zelfs met het
bedrag der schadeloosstelling stijgt (dr. L.
Feilcheiifeld DieTiiuschungbeiUnfallen und
die Unfallversicherung-Zeitschriftfür
diegesammte* Versicherungs-wissenschaft, 1904 p.
451.) Het zou echter wel zeer vernederend
voor onze medici zijn, als we inderdaad
moesten aannemen, dat do simulatie de
rotte plek der ongevallenverzekering zijn
kon, en we zouden gaarne aannemen, dat
deze woorden den bekenden zegsman in
onnadenkendheid zijn ontsnapt. Ernstige
medici ontzeggen aan geslaagde simulatie
allen werkelijker! invloed, zoo dr. llellpach
in het aangehaalde tijdschrift, in 1900 en
onlangs wcsr. Zoer terecht waarschuwt deze
medicus onzes inziens tegen een hatelijke
simulanten-rieeherei, die in elke getroffene
een bedrieger wil zien eu over de meest
begrijpelijke en onschuldige overdrijving
kabaal maakt. Laten we er aan toevoegen,
dat deze schrijver volstrekt niet is, de
arbeiterfreund a tort et a travers, zooals
trouwens de, ons althans, weinig sympathieke
verdere inhoud van zijn artikelen duidelijk
genoeg verraadt."
Welk geneesmiddel schrijft ten slotte
onze dokter tot bestrijding van deze in
fectie met corruptie enz. voor?
Het is waar, tal van verbeteringen zouden
in de wet zijn aan te brengen. Zoo moge
bijv. de beperking der vrije artsen-keuze
vele rotte toestanden elimineeren, doordien
tegenover den wil, het verlangen, van den
getroffene, de krachtige wil van een onaf
hankelijk medicus gesteld wordt: zoo mogen
voorts vele technische verbeteringen in de
wet zijn aan te brengen (art, 29, dat door
zijn omslachtigheid niette hanteeren is enz.)
Maar dit zijn toch niet anders dan lapmid
delen.
Bij een publiekrechterlijke regeling staan
wij tegenover de simulatie volkomen mach
teloos; nutteloos is het, er tegen te strijden.
Ja, het is zelfs zeer de vraag, of het wel
raadzaam is er tegen te strijden: eenige
weken te veel uitkeering zijn altijd nog
goedkooper dan de onkosten die
ontmaskerings-pogingen met zich brengen. En voorts
mag men dan altijd nog hopen dat de getrof
fene te zijner tijd wel aan den arbeid zal gaan,
en dat zenuw-stoornissen, die hot resultaat
zijn der reohts-aanspraken in verband met
een tevoren reeds te vermoeden eigenaar
dige gemoodsgosteldheid, achterwege zullen
blijven."
Thans is het doel bereikt; de medicus is
op het terrein van de wetgeving-aangeland,
geeft onze volksvertegenwoordiging nu
politieke adviezen. Want men volge deze
ketting:
De groot werkgevers hebben zich van den
aanvang af to^en de publiekrechterlijke
regeling verzet (men denke in dit verband
aan de verwerping der 1ste ongevallenwet,
aan het amendement Kuyper, aan de risico
overdracht); de Nietnce Courant is hetzelfde
denkbeeld toegedaan en wordt o. a. daarom
gesteund met die bekende subsidie; een oud
liberaal, tevens geneesheer, geen specialist,
Dieent te ervaren, dat de simulatie van
grpoten omvang is en toeneemt; nu geeft
hij geen medisch advies en zegt gelijk
Korte weg, Kooperberg en anderen: het is
wenschelijk, dat de gedeeltelijk valide
arbeider weder aan den arbeid gaat, om al
arbeidende zijn geheele validiteit terug te
winnen, het aan de wetgevende macht over
latende welko i>raktische regeling daarvoor
getroffen moet worden, doch hij geeft in
de allereerste plaats het politieke middel
aan: in plaats van de publiekrechterlijke
de privaatrechterlijke regeling d. w. z. de
liijksverzekerinysbank tusschen werkgever
en getroffene uitgeschakeld en eene onmid
dellijke relatie geschapen tusschen getroffene
en patroon.
Aan de werkgevers, die o. a. om andere
Eet u toch anders .'"
Wat anders, hoe anders?"
Nou ja, eet ik dan zoo, en ma?'
Ja hoor es, ik eet zooas ik eet, en jij
eet, zooas jij eet."
Nou ja."
En as 't je niet bevalt, zeg-i 't maar."
Dat doe 'k toch?" zei ze snibbig.
Hoe mot ik dan ete?"
Met uw mond dicht, natuurlijk; wat zeg
u, ma?"
Bol trok z'n schouders op, zei zachtjes:
zóó... kouwe drukte," en nam opnieuw
een hap met glok.
Toen ineens vroeg ?.'n vrouw weer:
Morge de laatste dag Lè?"
Ja," zei Bal, die toch óók daei:t aan de
loterij.
Da's nog nooit gebeurd, da-me d'er zóó
lang in b'eve."
Nee, da's zeker nog nooit gebeurd," ant
woordde Bol.
,,'k Mag lijje, da me de honderdduizend
krijge," zei ma glimlachend.
Hè, ma," kwam 't jubelend haast uit
Anne's men i. Ze was opeens in extaze, nu
ze 't uok d'er moeder hoorde verlangen, en
vervolgde: ,,'k geloof da'k gek wor, as 't zoo
is.... l'a ken 't niet schele, die zeg maar
niks."
Maar Bol dacht er te meer aan. IIij kon
waarachtig wel wat geld gebruiken, 't Weer
begon al lekker koud te worden, en altijd
nog liep-i met esn dunne demi, die al es
gekeerd was, twee jaar geleden. Z'n winter
jas was niet rneer te dragen, met dsn besten
wil van <!e wereld niet. Verleden winter
had-i voor rchardsal geloopen. Op z'n kan
toor deei-i cf-i de kou niet voelde, kwatn-i
binnen met een lekker weertje van daag,"
maar zat met vinger?, krom van de kou te
pennen, nu en dan stiekurn" z'n warme adem
blazend in z'n handen. Hij snakte naar eeri
warme jas, doch rog geen kans er een te
koopeu. !
Kn nu, terwijl z'u vrouw en dochter zich |
opwonden, zenuwachtig maakten door te |
spreken over 't geen ze zouden koopen ais
er es n u prijs vieJ, soms al deden alsof 't
geld a! binnen wa,u, hoopte P.ol maar atil
ook op een buitenkansje, waardoor hij mee
zou kunnen profiteeren. Aan een jas voor j
IK "n dachten ze niet. Z'n vrouw sprak van
een nieuwe .japon ', van nieuwe gordijnen
en een ..karpet", Aune wou een mantel,
..zoo'n ,-jieke lange1' en een zilveren horlogie.
Zagen ze dan niet z'n kaal, dun.jasje,
voeldea ze dan niet de kou, die hij leed. begrepen
ze dan niet, dat-i een beroerd figuur maakte
op 't kantoor? Nog nooit hadden ze ook maar
redenen tegen de publiekrechterlijke regeling
zijn, heeft dan niet de politieke heer
Bijleveld, maar de medicus een machtig
wapen geleverd. Immers voor hun strijd
tegen de tegenwoordige regeling zullen zij
zich dan niet beroepen op den heer Bijleveld,
die tevens oud-liberaal is, maar vooral op
den deskundige.
Ook prof. Korteweg meent, dat dit ver
band hersteld moet worden, maar aller
minst ben ik bevoegd wat betreft wet
geving in nadere bijzonderheden te tre
den." Inderdaad de hooggeleerde schrijver
geeft zelf reeds op pa;}. 16G9 een tegen
argument, dat steekt in dezo passage:
Men begrijpo mij wel. Allerminst wil ik
principieel den harden heelmeester verdedi
gen, ik heb mij, voor een tiental jaren, te
zeer aan hem bij particuliere verzekerings
maatschappijen geërgerd. Hij scheen wel
misbruik to maken vau den behoeftigen
toestand van den getroffene, bij wien hij
dan met een hu/f gevulde beurs kwam
rammelen, of de getroffene daarmede nu
maar lievergeen genoegen zou willen nemen.''
Prof. Korteweg moge bedenken, dat bij
een privaatrechterlijke regeling juist dit
gevaar niet te ontgaan is. Is hot evenwel
te bewijzen, dat niet de simulatie a la
Bijleveld, maar de traumatische neurose
een gevolg is van de publiekrechterlijke
regeling? M. i. zegt de heer Lindner hier
van terecht (pag. 423):
liet tweede, met het voorgaande ten
nauwste samenhangende vraagstuk, hetwelk
de inleiding der Ongevallenstatistiek klaar
blijkelijk getracht heeft zooveel mogelijk
toe te lichten, dat betreffende de toeneming
der ongevalsfrequentie, werd al evenzeer
op eenvoudig-e wijze beantwoord. Het ia
een verschijnsel, dat zich schier overal
voordeed, na de instelling eener publiek
rechterlijke ongevallen-verzekering. Dit
laatste toevoegsel is echter een van die
minder correcte vrijheden die zoo gemak
kelijk door de mazen der zelfcritiek
doorglippen ; immers, wie weet er iets
betrouwbaars omtrent de ongevalsfrequentie vóór
het in werking treden van een ongeval
lenwet? Een van de meest gehoorde
verklaringen stelt in den zachtsten vorm,
waarin een duitsch of oostenrijksch auteur
zijn on ierstelling weet in te kleeden,
dat het in de menschelijke natuur, dus
in die van den werkman ligt, met pijn
lijker voorzichtigheid voor zijn leven en
gezondheid te waken, indien hij weet,
dat het bestaan van zijn gezin van zijn
welvaren afhankelijk is*, dan wanneer hij
dat eezin en zichzelf ook na een ongeluk
verzekerd weet; een Nederlandsen auteur
zegt wat hij meent minder gecompliceerd,
en spreekt van schromelijk misbruik van
de wet, van moedwil, van simulatie. Over
psychologische waarschijnlijkheid van deze
hypothese kan de schrijver van dit over
zicht niet oordeelen, alleen weet hij voor
zichzelf heel zeker dat geen verzekering
ter wereld hem tot gymnastiek aan een
draaiende drijfas of dergelijke onvoorzich
tigheid zal brengen. De geheelo hypothese
berust echter op de onderstelling, dat de
toeneming der ongevallen-frequentie een
gevolg zou z'jn geweest van de ongevallen
verzekering. Wij aanvaarden deze onder
stelling niet, en stellen liever, en naar onze
overtuiging met meer recht, dat de onge
vallen-verzekering gevolg was van de voort
durende toeneming der ongevals-frequentie.
De reusachtig 3 ontwikkelic g van de industrie
in de latere decenniën van de vorige eeuw
moet noodzakelijkerwijze gepaard gaan met
een voortdurend aceres der
arbeids-ongelukken. Men kan aannemen dat er een tijd
is geweest, waarin arbeidsongelukken tot
de zeldzaamheden behoorden. In dien tijd
was er geen behoefte aan verzekering. In
derdaad zijn in vroeger tijden wel gehoord
vragen om ouderdoms-verzorging, om
invaliditeits-verzekering, maar verzorging na
ongevallen werd eerst in den tijd der latere
industrieëele ontwikkeling een algemeene
ig gevraagd, o.f-i 't niet koud had in z'n demi.
't Was wel een heele uitgaaf, zoo'n winterjas,
maar zonder die nog te koopen had-i toch
minstens kunnen verwachten, dat ze de nood
zakelijkheid daarvan 63 hadden aangeroerd.
Niks ervan. Ze dachten aan zichzelf. Zoo was
't altijd geweest. Zeker, voor d'erzelf waren
ze ook zuinig. Over den balk gooien deden ze
't niet, maar god-nog-toe, verdiende hij 't
geld dan niet, had-i er dan geen recht op goed
gekleed te gaan? Deftig en mooi was niet
noodig. Maar kou hoefden-i toch niet te lije.
F,n (och, vragen durfde hij niet, bang voor
groote bekken en gezanik. Koope wij het?''
of Doen wij dit?" of Hebbe wij zooveel
noodig?"
De kritieke loterij-sranl had aan de diverse
verlangens nieuw le?en gegeven.
Toen Anne zei, dat 't hem zeker niks kon
schele", antwoordde Bol dan ook:
..'t Ken me wel schele, maar ik mot et eerst
zien. D'er benne nog niete genog in."
Daar heb-i je vader weer. Die is net as
z'n bro^r, die zeit ook altijd,'k heb toch een
niet, en toch speelt-i," zei ma", en toen
Bol niet antwoordde, vervolgde ze; Jij mot
iemand altijd z'n hoop wegnerne. jij ken
nooit es rneehellepe, meeprate ...
mee-verlange. Je denk altijd alleen aan je zelf; jij
gunt een ander niks."
,/TOI mens, we hebben cog niks; wat
zanik je dan toch."
Ik zanik jiiks. Als me de honderdduizend
niet krijge, is 't nog niks ; dan krijge we 'm
niet. Afgeloope. 'k Ben lang genoeg zonder
'n nieuwe japon gewee-,t. Jk zal d'er niet om
zaniko. maak-i maar niet benauwd. Jij ben
r.et as je broer, die heit ook zoo ies over'm."
,,/uo", zei Bol en «lobberde weer een
flinke slok uit z'n theekop.
..I.'* il^n toch, ' zei Anne.
Meid, zèjje nou je bek houwe. Gaat et
jou an, hoe ik eet?' zei Hol rood van drift
ineens.
..Kind. zeg maar niks meer," zei ma, je
vader heit een pp-tbiii," maar dan plotseling.
alsof ze berouw had van de/.c aanmaning
tot lijdzaamheid", viel ze vinnig tegen hem
uit: ..Maar dit wil 'k je wel ze^gtn, versta
je, dit wil 'k je wel Kegge, me laten ons niet
'koejeneero hoor. As je dat maar weet.''
Bevend van drift stopte ze twee stukken
brood na elkaar in haar mond, en grimmig
keek ze telkens haar man aac, die. ver
bouwereerd eenbee'ju door dien plotselingen
aanval, zweeg. Een oogeublik was het toen
weer stil in de kamer, tot Aune, in wier
denken de gedachte aan de loterij scheen te
domineercn, vroeg:
Is oom d'er ai uit met z'n nummer, ma':"
arbeiderseisch, en weldra een hoofdeiscb.
Daarbij komt nog, dat, waar het bedrijf
werkelijk ook vroeger zeer ernstige gevaren
opleverde, wel degelijk een, zij 't ook ge
brekkige voorzorg gevonden werd, b.v. in
de Knappschaften en de Brudèrladen der
mijnwerkers. Nog een ander bewijs meenen
wij te mogen zien in het foit dat de parti
culiere ongevallen-verzekering wel een van
de laatst tot ontwikkeling gekomen takken
van verzekering was.
De eerste ongevallen-verzekeringsmaat
schappijen ontstonden in Amerika, om
streeks 1850, en verzekerden slechts tegen
ongevallen op spoorwegen en schepen.
ngevallenverzekeringsinstellingen die ook
andere risico's op zich namen, zijn van
1104 jonger datum.
In de jaren 18C6 en 07 voert dr. Engel
de ideo der ongevallenverzekering bij zijne
landgenooten in, en in 1809 schrijft dr.
Zeuner in die mathematische (irundlagen
der Unfallversicherung" nog maar over de
wenschehjkbeid der oprichting van onge
vallenverzekeringsmaatschappijen. Waar
borg genoeg voor de juistheid der onder
stelling dat destijds een ongevallengevaar
van eenig belang een nog betrekkelijk jong
verschijnsel was.
De reusachtige snelheid van de ontwik
keling der industrie in de periode voor en
onmiddellijk na het in werking treden der
ongevallenwetgeviug maakt onze onderstel
ling ongemeen plausibel. Dat b.v. een toe
neming der talrijkheid van de verzekerde
industriëele arbeiders in Oostenrijk in de
10 jaren 1890-1899 van 893.000 tot 1.700.000
en in Duitschland gedurende de jaren 1837
1897 van 3 8G2.000 tot 5 991.000, niet alleen
een verdubbeling of nagenoeg een
verdub
beling der bestaande, maar een totale
revolutie van die bestaande industrie moet
beteekenen, waarbij ook hot
ongevallengevaar totale verandering kan hebben
ondergaan, schijnt meer waarschijnlijk
dan de onderstelling dat alle takken van
industrie gelijkmatig zouden zijn aange
groeid als bij een plant, die zich in elke
nieuwe tak en twijg eenvoudig reproduceert.
Wij wenschen derhalve tegenover do
eerstgenoemde proeve van rechtstreeksche
verklaring, d. w. z. van verklaring zonder
voor-onderzoek of werkelijke kennis van
feiten, te stellen de. meening, dat de ver
meerdering van het ongevallengevaar in
hoofdzaak niets anders is, dan een natuur
lijk begeleidings-verschijnsel van de tegen
woordige ontwikkeling der industrie, het
welk, geheel onafhankelijk: van het bestaan
eener ongevallenverzekering, juist vóór het
bestaan van dien maatregel de aanwezig
heid van een belangrijk, bij voortduring
dreigend bedrijfsgevaar kon verraden, en
den bcdenkelijken misstand, gelegen in de
afwezigheid van elke adequate voorzorg
met geweld in het centrum der aandacht
kon plaatsen.
Ten slotte deze vraag: Hebban de heeren
medici tot het tegengaan der onbewuste
simulatie (traumatische neurose) de publiek
rechterlijke regeling noodig l- Wat wenschen
zij: Dat de arbeider gedeeltelijk valide, den
arbeid kun hervatten om al werkende weder
vcrwerbsfühitf te Korden. Verbiedt dit de
teijr-nivoordi/je wet? NEEN. Het zijn niet
veelal de arbeiders, die weigeren het werk
te hervatten, want zij moeten wel, als de
medicus gebiedt, maar het is bovenal de
werkgever, die hem niet als van ouds de
helpende hand biedt. De werkgever ver
zette zich tegen de inhumane gedachte, die
zich aan hem opdringt, dat nu hij voor de
ongevallen betaalt, hij zich verder daarmee
niet te bemoeien heeft en dat hij daarom
recht heeft den arbeider, ~ij/t arbeider, wien
een ongeluk getroffen heeft, van zich af te
etooten en den toagans; tot zijn werkplaats
te ontzeggen. Arbeid is het geneesmiddel
dat alleen de werkgever kan geven. Even
als van ouds mo^e hij wat zachter gestemd
zijn tegenover zijn arbeider, die zich opnieuw,
nog half invalide, komt aanmelden.
Wejja, die heit een niet," zei juffrouw
Bol, een weinig gekalmeerd. Die zal niet
eve de pe^ in hebbe, nou-i weet, dat me
d'r r o^ in benne."
Weet-i ons nummer dan ?'
Wejja. Dat heit je vader 'm geseit . . .
of heb-i 't m niet gezeid ?" vroeg ze Bol.
Hij knikte even, veegde met z'n dakdoek
z'n mond af eu stond op.
..Nou, ik gaan. Saluut." Toen liep i d
gang in, nam z'u hoed en trok z'a demietje
aan. Hij huiverde al bij voorbaat.
Jan," riep z'n vrouw hem na.
Xou?"
Jij hebt immers 't lot in je zak?"
...Ja, wat dan ?"
Nee... zie je... je ken niet wete, as 't
er es wat op viel.. . misschien kèjje de cente
dan dalijk krijge."
Bol trok even ?/n schouders op en ging
de deur uit.
Meid, mot jij nou niet weg T' vroeg juf
frouw Bol.
Ja, 'k gaan. Al dat gekles over die loterij.
Allijn. 'k Mag lije, as'k vanmiddag terugkom,
dat u achter zóó'n stapel zit."
Mag 'k ook iiije," zei ma en dacht weer
aan de honderdduizend.
Anne ging. Juffrouw Bol ging opruimen.
Ze deed haar bezigheden gehaast, zenr.wachtig,
stond soms een oogenblik in gedachten en
toen de morgen ree is een eind gevorderd
was, de boel was aangeveegd en afgestoft,
't kolliewator opgezet, ging ze even zitten.
Ze gevoelde behoefte es kalm na te denken
over 't geen vandaag zou kunnen gebeuren.
Maar heel gauw al bracht dat denken haar
gemoed in opwinding. Onbewust was de
gedachte aan een niet" reeds geheel ver
drongen door de vaste hoop op een prijs.
Oiu balf twaalf kwam Bol altijd thuis om
kc>ili3 te drinken. Zs verlangde naar dat uur.
Of i 't dan ai weten zou ? En meer en meer
wond ze zich op, bevend vau verlangen soms,
dacht ze slechts aan geld, veel geld ineens,
en in haar verbeelding grabbelden reeds baar
vingers in stapeltjes zilver, ging ze weer na
wat ze dan koopen zou, hoe mooi en hoe
duur. /'oo schonk reeds de kans op een prijs
haar onbewust genot.
Toen Bol om half twaalf z'n kantoor ver
liet, ging-i haastig de straat over. 't Was erg
onrustig in hem. Je zag 't aan z'n geaicht,
waarop een kleur van opgewondenheid iag,
door angstige gedachten daarop te voorschijn
geroepen. Hij was bang te moede, durfde
niet kijken naar de loterijlijst, die hing voor
't raam van een sigarenwinkel, waar menschen,
de halzen gerekt, te dringen stonden om te
zien caur hun nummer. Gauw liep hij voorbij.