De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 2 augustus pagina 2

2 augustus 1908 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l lDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1623 strafplaats roeren, hem ontkleeden en binden, om dan in twee plaatjes de ont hoofding .zelve te genieten. Op het eerste is de beul nog bezig te hakken, ziet men het bloed stroomen, het lichaam krimpen en de kop nog aan een paar vezels bengelen (jammer dat de photo wat onduidelijk is). In de laatste voorstelling is dan het werk gedaan, ligt de kop ernaast, is het lijf reeds verstard en stroomt het bloed niet zoo rijkelijk meer. En opdat van het schouwspel, dat een ijverig correspondent eigenhandig voor ons gereed maakte, niets onze aandacht ont snappen zou, staat er een beschrijving bij die op verschillende belangwekkende onderdeelen nog eens bizonder de opmerk zaamheid vestigt. Autour du terrain ombragó... l&s mili ciens en armes forment Ie cercle,... ijs feront volte-face quand la tote ... tranchée d'un coup de sabre décisif, sera projetée devant Ie corps, dans un flot de sang. Les sinistres apprêts, Ie rictus de l'homme agenouillé, livréau bourreau, Ie tronc d capitc se dressant en un spasme suprême, tout cela offre un spectacle horriblement impressionnant... zegt deze sinistre grap penmaker, er bijvoegend: et de tels exemples auraient une influencs efficace, sans Ie mépris de la mort inherent a la nature de la race jaune. Als of hem dit laatste wat schelen kon! Als maar deze prentjes een influence efficace" op de lezers hebben, niet zoozeer een beschavende, als wel een die het getal der abonnés stijgen doet, dan is zijn, dan is hun aller doel bereikt en hun moeite (ook die van den braven correspondent) beloond. Zij allen weten dat een schouwspel zoo wreed en onmenschelijk" niet zijn kan, of het is een welkome buit voor honderden menschlievende lezersoogen. Souslignées de légendes explicatives, les photographie 3 de notre correspondent montrent d'une fa§on beaucoup plus suggestive, que ne Ie pourrait faire aucune description, les différentes phases du supplice. En dat hebben wij noodig, die suggestie van dat bloedige tafreel. Maar daar onze verbeelding misschien wat verzwakt is in het moderne leven, komt een welwillende ledactie haar te hulp door de photographie (een zegen, de photographie!) die natuurlijkprecies weergeeft hoe 't gebeurde. Aldus genieten wij dan, als een ras van decadenten, dat in zijn verslapte levens tot de uiterste grofheid en perversiteit verviel en nu minstens een bommonaanslag met verscheurde lichamen of een pathoofding met een bloedigen romp noodig heeft om ,een beetje op te leven. Aardige menschen! Maar 't is waar: er zijn ook nog andere dingen, die ons interesseeren. Een zeeramp "b.v. met verdrinkenden, een straatgevecht of een schouwburgbrand met verkoolde lijven en afzichtelijke gezichtsmaskers. Daar ?hebben we ook nog smaak in. Ja, en ook nog in de portretten van die saubere'1 getuigen in het Eulenburg-proces. *) . Een bijvoegsel van het Berliner Tageblatt !gaf ze heel getrouwelijk en stichtelijk, overtuigd daarmee weer een andere zijde van ons edelst mensch-zijn te streelen. ' En dit alles vindt niemand bizonder, het is 't meest alledaags-gewone, de dagelijksche sfeer, waarin wij leven. Onze onderen en , *) Sedert dit geschreven werd, kwam er nog een document bij: een plaatje in de Matin 'van 22 Juli, dat in alleraardigst elegante samenstelling, bijna als een Stilleven, het loof l van den vermoorden heer Kémy, de 'moordenaarshand met het bloedige mes, la cène du, crime en het moordhuis van binnen ?en van buiten weergeeft. Men zegt dat de Parijsche bevolking bizonder gevoelig is voor ,zulke voorstellingen; en zoo zal ook deze .wel haar directe vruchten dragen, die, zoo als gepast, nog veel gauwer merkbaar zijn dan de indirecte. TEGENVALLERS DOOR W. M. EBBINK. 't Was nou al de voorlaatste dag van de vijlde klas en nóg zaten ze-d'erin met een twintegie", en de honderdduizend en andere booge prijzen moesten nog vallen". Bol wier d'er stil van, wou er niet over praten, bang dat 't dftn juist een niet" wezen zou. Maar de anderen, z'n vrouw en z'n dochter Anne hadden 't er telkens over, waren zenuwachtig, geagiteerd. De kans op de honderdduizend exalteerde ze. God, God, die honderdduizend. Als 't es zoo was, Honderdduizend, honderdduizend, 't Was of 't getal als een bromvlieg zoemde otn hare hoofden. Steeds meenden ze die n met vijf nullen te zien op den muur, aan 't plafond, in de lucht, overal, zagen ze 't nog in gloeiende cijfers a's ze d'er oogen sloten. Hon deid-dui-zc-nd klikklakte de klok. Hon derdduizend ruischte het overal, 't Werd een emotie, waarin de hoop tot zekerheid ver groeide, met spannend afwachten van het geld, het zien van den schat. 't Was het eerste waarover juffrouw Bol begon, toen ze de boterhammen sneed van morgen, terwijl Bol voor den spiegel z'n flodderig dasje hing om 't gerafelde boord mét frontje dat Zondag schoon aangedaan, nou groezelig verslapt al, z'n magere nek omringde. Anne was reeds etende, sneed d'er brood in kleine stukje?, die ze met lichte slokjes thee naar binnen spoelde, 't kopje met opgeheven pink zoo hoorde 't bij elk brokje brengend naar den mond. Ze moest vroeg op d'er atteljé" wezen. Dus," zei juffrouw Bol, nou rijn d'er nog in,'de honderdduizend en de..." God mens, dat hemme nou al wel vijfen twintig maal gezegd," zei Bol kiibbelig een beetje, 't Ging niet met z'n dasje; hij werd driftig van 't gepeuter. Mens, maak-i niet dik", zei z'n vrouw. Wat zou dat nou? Dan is 't nou de :es- en twintigste keer, Je ken d'er toch wel fessoenlijk over prate." Ja, dat vin ik ook" zei Anne, en als was :t om te treiteren ging ze door: Hoe veel is 't nou, ma, asse me de honderdduizend krijge?" Och, kind, de honderdduizend, die krijge me toch niet. Da's voor ons niet weggelegd," zei ma, ofschoon ze 't niet meende. onze kinderen, onze vrienden en wijzelf bezien die dingen met dezelfde opgewekte belangstelling en hebben er ons woordje over en denken er misschien iets meer en iets anders bij. "Wij zeggen: hoe akelig, wat afschuwelijk! maar blijven intusschen kijken en ons vaag plezierig geprikkeld voelen. En zoo gaat onze beschaving zijn eigenaardigen "weg. FKANS COE.VEX. Een medische aanval op de publiekrechterlijke rege ling der Ongevallenwet. ir. Ja wel, noodig blijkt 't vooral over deze strijdvraa? (toeneming dor simulatie) de statistiek te raadplegen, want zij geeft een totaal ander antwoord. Dr. Uijleveld schil dert ons in de zwartste kleuren de a!gemeene en voortdurende voortvretino; dor simulatie. De statistiek doet om daarvan niets zien. In de Mei- en Juni-aflevering van hot Oentraal-Orgaan enz. behandelt de heer Lindner, de statisticus dor liijks verzekerings bank, de uitkomsten der Ongevallen-Statis tiek over 1904 en vergelijkt deze met die van 1903. Ik neem hier het volgende van hem over (pag. 425): Elke verklaringswijze, welke ook maar op waarschijnlijkheid zal kunnen aanspraak maken, zal rekenschap dienen te geven van, althans vereenigbaar moeten zijn met, het gecompliceerde karakter der ongevalsyermeerdering. Wij hebben ons beijverd in het vorenstaand exerpt uit de statistiek over 1904 vooral te doen spreken defeiteo, welke dat karakter leeren kennen. Deze feiten waren: 1. de groote verschillen tusschen de getallen welke de vermeerdering in verschillende doelen des Ryks uitdrukken. We vonden vermeerdering in n provincie, nagenoeg stabiliteit in de andere; sterke toename in Rotterdam; stilstand in Am sterdam; nagenoeg gelijke geringe toename in hetindustreële verijsel, in het agrarische Friesland, en in Noord-Holland. Maar zon derlinger nog, we vonden in de eene streek toeneming der lichtere en afneming der zwaardere ongevallen (Utrecht, Friesland) in een tweede streek afneming of geringe toeneming der lichtere, en toeneming der zwaardere ongevallen (Amsterdam, Drente.) Dit schijnt ons toch moeilijk te verklaren voor wie de schuld der on^evalstoerieming bij de arbeiders zoekt, [3 hot geoorloofd aan te nemen, dat de Amsterdamsche werk man van hooger moreel gehalte is dan de Rotterdamsche; i i de Fries voorzichtiger dan de Groninger, de Zuid-Hollander onver schilliger dan de Noord- Hollander? Men zou echter nog verder dienen te gaan met on waarschijnlijke onders'ellingen, indien het genoemde denkbaeld gehandhaafd uioet blij ven. Men zou moeten gelooven, dat de smidsgezel of broodbakker meer geneigd is tot misbruik maken van de wet dan do timmerman of metselaar, en deze weer meer dan de houtzager of dan do arbeiders in de suikerfabrieken, terwijl er ten vlotte waarlijk ook heele categorieën zouden zijn, die in 1903 simuleerden, maar in 1904 van de dwalingen huns wee^s waren teruggekeerd. Het schijnt niet noodig verder te gaan om de dwaasheid der hypothese, welke zulke conclusies noodig maakt, aan tetoonen. Wil nu dit zeggen, dat ieder misbruik, alle simulatie ontkend zou moeten worden, door wie deze niet als verklaring van de onjevallenvermeerdering aanvaardt;' Natuurlijk niet, maar we maken bezwaar tegen het lichtvaardig; generaliseeren, waardoor uit enkele gevallen tot algemeen euvel besloten wordt. Simulatie, aggravatie komen voor bij elke verzekering waar deze mogelijk is; deskundigen zeggen zelfs, dat deze 'Nou ja, maar veronderstel nou es, dat..." Verdomme," zei Bol in eens nijdig uit vallend, en stampte, op z'n linkerbeen even doorzakkend, met z'n rechter den grond, als een dreinend kind, dat z'n zin niet krijgt. Maar m'n god, wat mankeer je; magge me nou niet es prate over..." Och, dat bedoel 'k niet. Die das ... hè, wat een rotdas," en driftig trok-i't ding weer uit de mislukte knoop. Wil 'k je da.n even. ..." Ben der al," zei Bol en probeerde 't nog es. Maak dan niet zoo'n das. Je lijken wel gek," zei z'n vrouw doorgaand met snijden. Toen eindelijk 't dasje zat, ging-i weg van den spiegel en trok z'n vest aan. Tot zoolang had Anne naar z'n geploeter gekeken eu vervolgde : Ma, zeg nou e?... veronderstel nou es, dat we de honderdduizend krijge." Och meid," zei Bol, wees toch wijzer." Nou ja," zei z'n vrouw, die nu weer niet kon verdragen, dat ze gingen tornen aan 't geen ook haar hoop was, 't ken toch." Ken toch, 't ken toch. Alles ken, maar...''' Nou dan. Waarom een ander en wij niet? Alle kanse benne toch eender." N"ou, ma," begon Anne weer, terwijl ze een stukje brood nam, -es; nou es. Hoeveel is 't nou eigenlijk precies?" De honderdduizend op een twintegie? Nou laa's kijke. Is 't niet zoowat een dikke vierduizend, Jan ';" Ja," zei Bol, die was gaan zitten. En krijg-ie dat non dfiUjk, pa?" Ja, da'ijk cente.... Is dat de mijne?' vroeg-ie, een bordje naar zich toetrekkend, waarop drie sneedjes wittebrood. Ja", zei z'n vrouw. Heb-i der niks op?" Nee, niks. Wat zou 'k er op hebbe? 't Is elke dag geen kerremis." ,.'k Doch, dat je nog kaas had." Jij denkt geloof ik, dat die kaas eeuwig duutt.... D'er is nog bruine suiker/' Oank je wel." Niet dan. Anders heb 'k niet.'1 Bol schonk zich thee, zonder suiker 't was het tweede kopje ging toen z'n boterham eten. Z'n vrouw, klaar met snijden en smeren, legdo de rest van 't aangesneden brood in een trommel, ging toen zelf ook zitten en schonk zich thee. Anne at de laatste brokjes. Zwijgend zaten nu allen te eten. Je hoorde 'c mondgesmak van Bol, die groote hippen wegwerkte met renzen- j slokken, slobberend uit z'n gebarsten thee- ! kop zonder oor. j Hè, paa?" zei Anne. i Watte?" l bij de private ongevallenverzekering veelvuldiger voorkomen dan bij de rijks-onge vallenverzekering, dat stand noch positie er een waarborg tegen zijn, dat hevigheid van den strijd om schadeloosstelling zelfs met het bedrag der schadeloosstelling stijgt (dr. L. Feilcheiifeld DieTiiuschungbeiUnfallen und die Unfallversicherung-Zeitschriftfür diegesammte* Versicherungs-wissenschaft, 1904 p. 451.) Het zou echter wel zeer vernederend voor onze medici zijn, als we inderdaad moesten aannemen, dat do simulatie de rotte plek der ongevallenverzekering zijn kon, en we zouden gaarne aannemen, dat deze woorden den bekenden zegsman in onnadenkendheid zijn ontsnapt. Ernstige medici ontzeggen aan geslaagde simulatie allen werkelijker! invloed, zoo dr. llellpach in het aangehaalde tijdschrift, in 1900 en onlangs wcsr. Zoer terecht waarschuwt deze medicus onzes inziens tegen een hatelijke simulanten-rieeherei, die in elke getroffene een bedrieger wil zien eu over de meest begrijpelijke en onschuldige overdrijving kabaal maakt. Laten we er aan toevoegen, dat deze schrijver volstrekt niet is, de arbeiterfreund a tort et a travers, zooals trouwens de, ons althans, weinig sympathieke verdere inhoud van zijn artikelen duidelijk genoeg verraadt." Welk geneesmiddel schrijft ten slotte onze dokter tot bestrijding van deze in fectie met corruptie enz. voor? Het is waar, tal van verbeteringen zouden in de wet zijn aan te brengen. Zoo moge bijv. de beperking der vrije artsen-keuze vele rotte toestanden elimineeren, doordien tegenover den wil, het verlangen, van den getroffene, de krachtige wil van een onaf hankelijk medicus gesteld wordt: zoo mogen voorts vele technische verbeteringen in de wet zijn aan te brengen (art, 29, dat door zijn omslachtigheid niette hanteeren is enz.) Maar dit zijn toch niet anders dan lapmid delen. Bij een publiekrechterlijke regeling staan wij tegenover de simulatie volkomen mach teloos; nutteloos is het, er tegen te strijden. Ja, het is zelfs zeer de vraag, of het wel raadzaam is er tegen te strijden: eenige weken te veel uitkeering zijn altijd nog goedkooper dan de onkosten die ontmaskerings-pogingen met zich brengen. En voorts mag men dan altijd nog hopen dat de getrof fene te zijner tijd wel aan den arbeid zal gaan, en dat zenuw-stoornissen, die hot resultaat zijn der reohts-aanspraken in verband met een tevoren reeds te vermoeden eigenaar dige gemoodsgosteldheid, achterwege zullen blijven." Thans is het doel bereikt; de medicus is op het terrein van de wetgeving-aangeland, geeft onze volksvertegenwoordiging nu politieke adviezen. Want men volge deze ketting: De groot werkgevers hebben zich van den aanvang af to^en de publiekrechterlijke regeling verzet (men denke in dit verband aan de verwerping der 1ste ongevallenwet, aan het amendement Kuyper, aan de risico overdracht); de Nietnce Courant is hetzelfde denkbeeld toegedaan en wordt o. a. daarom gesteund met die bekende subsidie; een oud liberaal, tevens geneesheer, geen specialist, Dieent te ervaren, dat de simulatie van grpoten omvang is en toeneemt; nu geeft hij geen medisch advies en zegt gelijk Korte weg, Kooperberg en anderen: het is wenschelijk, dat de gedeeltelijk valide arbeider weder aan den arbeid gaat, om al arbeidende zijn geheele validiteit terug te winnen, het aan de wetgevende macht over latende welko i>raktische regeling daarvoor getroffen moet worden, doch hij geeft in de allereerste plaats het politieke middel aan: in plaats van de publiekrechterlijke de privaatrechterlijke regeling d. w. z. de liijksverzekerinysbank tusschen werkgever en getroffene uitgeschakeld en eene onmid dellijke relatie geschapen tusschen getroffene en patroon. Aan de werkgevers, die o. a. om andere Eet u toch anders .'" Wat anders, hoe anders?" Nou ja, eet ik dan zoo, en ma?' Ja hoor es, ik eet zooas ik eet, en jij eet, zooas jij eet." Nou ja." En as 't je niet bevalt, zeg-i 't maar." Dat doe 'k toch?" zei ze snibbig. Hoe mot ik dan ete?" Met uw mond dicht, natuurlijk; wat zeg u, ma?" Bol trok z'n schouders op, zei zachtjes: zóó... kouwe drukte," en nam opnieuw een hap met glok. Toen ineens vroeg ?.'n vrouw weer: Morge de laatste dag Lè?" Ja," zei Bal, die toch óók daei:t aan de loterij. Da's nog nooit gebeurd, da-me d'er zóó lang in b'eve." Nee, da's zeker nog nooit gebeurd," ant woordde Bol. ,,'k Mag lijje, da me de honderdduizend krijge," zei ma glimlachend. Hè, ma," kwam 't jubelend haast uit Anne's men i. Ze was opeens in extaze, nu ze 't uok d'er moeder hoorde verlangen, en vervolgde: ,,'k geloof da'k gek wor, as 't zoo is.... l'a ken 't niet schele, die zeg maar niks." Maar Bol dacht er te meer aan. IIij kon waarachtig wel wat geld gebruiken, 't Weer begon al lekker koud te worden, en altijd nog liep-i met esn dunne demi, die al es gekeerd was, twee jaar geleden. Z'n winter jas was niet rneer te dragen, met dsn besten wil van <!e wereld niet. Verleden winter had-i voor rchardsal geloopen. Op z'n kan toor deei-i cf-i de kou niet voelde, kwatn-i binnen met een lekker weertje van daag," maar zat met vinger?, krom van de kou te pennen, nu en dan stiekurn" z'n warme adem blazend in z'n handen. Hij snakte naar eeri warme jas, doch rog geen kans er een te koopeu. ! Kn nu, terwijl z'u vrouw en dochter zich | opwonden, zenuwachtig maakten door te | spreken over 't geen ze zouden koopen ais er es n u prijs vieJ, soms al deden alsof 't geld a! binnen wa,u, hoopte P.ol maar atil ook op een buitenkansje, waardoor hij mee zou kunnen profiteeren. Aan een jas voor j IK "n dachten ze niet. Z'n vrouw sprak van een nieuwe .japon ', van nieuwe gordijnen en een ..karpet", Aune wou een mantel, ..zoo'n ,-jieke lange1' en een zilveren horlogie. Zagen ze dan niet z'n kaal, dun.jasje, voeldea ze dan niet de kou, die hij leed. begrepen ze dan niet, dat-i een beroerd figuur maakte op 't kantoor? Nog nooit hadden ze ook maar redenen tegen de publiekrechterlijke regeling zijn, heeft dan niet de politieke heer Bijleveld, maar de medicus een machtig wapen geleverd. Immers voor hun strijd tegen de tegenwoordige regeling zullen zij zich dan niet beroepen op den heer Bijleveld, die tevens oud-liberaal is, maar vooral op den deskundige. Ook prof. Korteweg meent, dat dit ver band hersteld moet worden, maar aller minst ben ik bevoegd wat betreft wet geving in nadere bijzonderheden te tre den." Inderdaad de hooggeleerde schrijver geeft zelf reeds op pa;}. 16G9 een tegen argument, dat steekt in dezo passage: Men begrijpo mij wel. Allerminst wil ik principieel den harden heelmeester verdedi gen, ik heb mij, voor een tiental jaren, te zeer aan hem bij particuliere verzekerings maatschappijen geërgerd. Hij scheen wel misbruik to maken vau den behoeftigen toestand van den getroffene, bij wien hij dan met een hu/f gevulde beurs kwam rammelen, of de getroffene daarmede nu maar lievergeen genoegen zou willen nemen.'' Prof. Korteweg moge bedenken, dat bij een privaatrechterlijke regeling juist dit gevaar niet te ontgaan is. Is hot evenwel te bewijzen, dat niet de simulatie a la Bijleveld, maar de traumatische neurose een gevolg is van de publiekrechterlijke regeling? M. i. zegt de heer Lindner hier van terecht (pag. 423): liet tweede, met het voorgaande ten nauwste samenhangende vraagstuk, hetwelk de inleiding der Ongevallenstatistiek klaar blijkelijk getracht heeft zooveel mogelijk toe te lichten, dat betreffende de toeneming der ongevalsfrequentie, werd al evenzeer op eenvoudig-e wijze beantwoord. Het ia een verschijnsel, dat zich schier overal voordeed, na de instelling eener publiek rechterlijke ongevallen-verzekering. Dit laatste toevoegsel is echter een van die minder correcte vrijheden die zoo gemak kelijk door de mazen der zelfcritiek doorglippen ; immers, wie weet er iets betrouwbaars omtrent de ongevalsfrequentie vóór het in werking treden van een ongeval lenwet? Een van de meest gehoorde verklaringen stelt in den zachtsten vorm, waarin een duitsch of oostenrijksch auteur zijn on ierstelling weet in te kleeden, dat het in de menschelijke natuur, dus in die van den werkman ligt, met pijn lijker voorzichtigheid voor zijn leven en gezondheid te waken, indien hij weet, dat het bestaan van zijn gezin van zijn welvaren afhankelijk is*, dan wanneer hij dat eezin en zichzelf ook na een ongeluk verzekerd weet; een Nederlandsen auteur zegt wat hij meent minder gecompliceerd, en spreekt van schromelijk misbruik van de wet, van moedwil, van simulatie. Over psychologische waarschijnlijkheid van deze hypothese kan de schrijver van dit over zicht niet oordeelen, alleen weet hij voor zichzelf heel zeker dat geen verzekering ter wereld hem tot gymnastiek aan een draaiende drijfas of dergelijke onvoorzich tigheid zal brengen. De geheelo hypothese berust echter op de onderstelling, dat de toeneming der ongevallen-frequentie een gevolg zou z'jn geweest van de ongevallen verzekering. Wij aanvaarden deze onder stelling niet, en stellen liever, en naar onze overtuiging met meer recht, dat de onge vallen-verzekering gevolg was van de voort durende toeneming der ongevals-frequentie. De reusachtig 3 ontwikkelic g van de industrie in de latere decenniën van de vorige eeuw moet noodzakelijkerwijze gepaard gaan met een voortdurend aceres der arbeids-ongelukken. Men kan aannemen dat er een tijd is geweest, waarin arbeidsongelukken tot de zeldzaamheden behoorden. In dien tijd was er geen behoefte aan verzekering. In derdaad zijn in vroeger tijden wel gehoord vragen om ouderdoms-verzorging, om invaliditeits-verzekering, maar verzorging na ongevallen werd eerst in den tijd der latere industrieëele ontwikkeling een algemeene ig gevraagd, o.f-i 't niet koud had in z'n demi. 't Was wel een heele uitgaaf, zoo'n winterjas, maar zonder die nog te koopen had-i toch minstens kunnen verwachten, dat ze de nood zakelijkheid daarvan 63 hadden aangeroerd. Niks ervan. Ze dachten aan zichzelf. Zoo was 't altijd geweest. Zeker, voor d'erzelf waren ze ook zuinig. Over den balk gooien deden ze 't niet, maar god-nog-toe, verdiende hij 't geld dan niet, had-i er dan geen recht op goed gekleed te gaan? Deftig en mooi was niet noodig. Maar kou hoefden-i toch niet te lije. F,n (och, vragen durfde hij niet, bang voor groote bekken en gezanik. Koope wij het?'' of Doen wij dit?" of Hebbe wij zooveel noodig?" De kritieke loterij-sranl had aan de diverse verlangens nieuw le?en gegeven. Toen Anne zei, dat 't hem zeker niks kon schele", antwoordde Bol dan ook: ..'t Ken me wel schele, maar ik mot et eerst zien. D'er benne nog niete genog in." Daar heb-i je vader weer. Die is net as z'n bro^r, die zeit ook altijd,'k heb toch een niet, en toch speelt-i," zei ma", en toen Bol niet antwoordde, vervolgde ze; Jij mot iemand altijd z'n hoop wegnerne. jij ken nooit es rneehellepe, meeprate ... mee-verlange. Je denk altijd alleen aan je zelf; jij gunt een ander niks." ,/TOI mens, we hebben cog niks; wat zanik je dan toch." Ik zanik jiiks. Als me de honderdduizend niet krijge, is 't nog niks ; dan krijge we 'm niet. Afgeloope. 'k Ben lang genoeg zonder 'n nieuwe japon gewee-,t. Jk zal d'er niet om zaniko. maak-i maar niet benauwd. Jij ben r.et as je broer, die heit ook zoo ies over'm." ,,/uo", zei Bol en «lobberde weer een flinke slok uit z'n theekop. ..I.'* il^n toch, ' zei Anne. Meid, zèjje nou je bek houwe. Gaat et jou an, hoe ik eet?' zei Hol rood van drift ineens. ..Kind. zeg maar niks meer," zei ma, je vader heit een pp-tbiii," maar dan plotseling. alsof ze berouw had van de/.c aanmaning tot lijdzaamheid", viel ze vinnig tegen hem uit: ..Maar dit wil 'k je wel ze^gtn, versta je, dit wil 'k je wel Kegge, me laten ons niet 'koejeneero hoor. As je dat maar weet.'' Bevend van drift stopte ze twee stukken brood na elkaar in haar mond, en grimmig keek ze telkens haar man aac, die. ver bouwereerd eenbee'ju door dien plotselingen aanval, zweeg. Een oogeublik was het toen weer stil in de kamer, tot Aune, in wier denken de gedachte aan de loterij scheen te domineercn, vroeg: Is oom d'er ai uit met z'n nummer, ma':" arbeiderseisch, en weldra een hoofdeiscb. Daarbij komt nog, dat, waar het bedrijf werkelijk ook vroeger zeer ernstige gevaren opleverde, wel degelijk een, zij 't ook ge brekkige voorzorg gevonden werd, b.v. in de Knappschaften en de Brudèrladen der mijnwerkers. Nog een ander bewijs meenen wij te mogen zien in het foit dat de parti culiere ongevallen-verzekering wel een van de laatst tot ontwikkeling gekomen takken van verzekering was. De eerste ongevallen-verzekeringsmaat schappijen ontstonden in Amerika, om streeks 1850, en verzekerden slechts tegen ongevallen op spoorwegen en schepen. ngevallenverzekeringsinstellingen die ook andere risico's op zich namen, zijn van 1104 jonger datum. In de jaren 18C6 en 07 voert dr. Engel de ideo der ongevallenverzekering bij zijne landgenooten in, en in 1809 schrijft dr. Zeuner in die mathematische (irundlagen der Unfallversicherung" nog maar over de wenschehjkbeid der oprichting van onge vallenverzekeringsmaatschappijen. Waar borg genoeg voor de juistheid der onder stelling dat destijds een ongevallengevaar van eenig belang een nog betrekkelijk jong verschijnsel was. De reusachtige snelheid van de ontwik keling der industrie in de periode voor en onmiddellijk na het in werking treden der ongevallenwetgeviug maakt onze onderstel ling ongemeen plausibel. Dat b.v. een toe neming der talrijkheid van de verzekerde industriëele arbeiders in Oostenrijk in de 10 jaren 1890-1899 van 893.000 tot 1.700.000 en in Duitschland gedurende de jaren 1837 1897 van 3 8G2.000 tot 5 991.000, niet alleen een verdubbeling of nagenoeg een verdub beling der bestaande, maar een totale revolutie van die bestaande industrie moet beteekenen, waarbij ook hot ongevallengevaar totale verandering kan hebben ondergaan, schijnt meer waarschijnlijk dan de onderstelling dat alle takken van industrie gelijkmatig zouden zijn aange groeid als bij een plant, die zich in elke nieuwe tak en twijg eenvoudig reproduceert. Wij wenschen derhalve tegenover do eerstgenoemde proeve van rechtstreeksche verklaring, d. w. z. van verklaring zonder voor-onderzoek of werkelijke kennis van feiten, te stellen de. meening, dat de ver meerdering van het ongevallengevaar in hoofdzaak niets anders is, dan een natuur lijk begeleidings-verschijnsel van de tegen woordige ontwikkeling der industrie, het welk, geheel onafhankelijk: van het bestaan eener ongevallenverzekering, juist vóór het bestaan van dien maatregel de aanwezig heid van een belangrijk, bij voortduring dreigend bedrijfsgevaar kon verraden, en den bcdenkelijken misstand, gelegen in de afwezigheid van elke adequate voorzorg met geweld in het centrum der aandacht kon plaatsen. Ten slotte deze vraag: Hebban de heeren medici tot het tegengaan der onbewuste simulatie (traumatische neurose) de publiek rechterlijke regeling noodig l- Wat wenschen zij: Dat de arbeider gedeeltelijk valide, den arbeid kun hervatten om al werkende weder vcrwerbsfühitf te Korden. Verbiedt dit de teijr-nivoordi/je wet? NEEN. Het zijn niet veelal de arbeiders, die weigeren het werk te hervatten, want zij moeten wel, als de medicus gebiedt, maar het is bovenal de werkgever, die hem niet als van ouds de helpende hand biedt. De werkgever ver zette zich tegen de inhumane gedachte, die zich aan hem opdringt, dat nu hij voor de ongevallen betaalt, hij zich verder daarmee niet te bemoeien heeft en dat hij daarom recht heeft den arbeider, ~ij/t arbeider, wien een ongeluk getroffen heeft, van zich af te etooten en den toagans; tot zijn werkplaats te ontzeggen. Arbeid is het geneesmiddel dat alleen de werkgever kan geven. Even als van ouds mo^e hij wat zachter gestemd zijn tegenover zijn arbeider, die zich opnieuw, nog half invalide, komt aanmelden. Wejja, die heit een niet," zei juffrouw Bol, een weinig gekalmeerd. Die zal niet eve de pe^ in hebbe, nou-i weet, dat me d'r r o^ in benne." Weet-i ons nummer dan ?' Wejja. Dat heit je vader 'm geseit . . . of heb-i 't m niet gezeid ?" vroeg ze Bol. Hij knikte even, veegde met z'n dakdoek z'n mond af eu stond op. ..Nou, ik gaan. Saluut." Toen liep i d gang in, nam z'u hoed en trok z'a demietje aan. Hij huiverde al bij voorbaat. Jan," riep z'n vrouw hem na. Xou?" Jij hebt immers 't lot in je zak?" ...Ja, wat dan ?" Nee... zie je... je ken niet wete, as 't er es wat op viel.. . misschien kèjje de cente dan dalijk krijge." Bol trok even ?/n schouders op en ging de deur uit. Meid, mot jij nou niet weg T' vroeg juf frouw Bol. Ja, 'k gaan. Al dat gekles over die loterij. Allijn. 'k Mag lije, as'k vanmiddag terugkom, dat u achter zóó'n stapel zit." Mag 'k ook iiije," zei ma en dacht weer aan de honderdduizend. Anne ging. Juffrouw Bol ging opruimen. Ze deed haar bezigheden gehaast, zenr.wachtig, stond soms een oogenblik in gedachten en toen de morgen ree is een eind gevorderd was, de boel was aangeveegd en afgestoft, 't kolliewator opgezet, ging ze even zitten. Ze gevoelde behoefte es kalm na te denken over 't geen vandaag zou kunnen gebeuren. Maar heel gauw al bracht dat denken haar gemoed in opwinding. Onbewust was de gedachte aan een niet" reeds geheel ver drongen door de vaste hoop op een prijs. Oiu balf twaalf kwam Bol altijd thuis om kc>ili3 te drinken. Zs verlangde naar dat uur. Of i 't dan ai weten zou ? En meer en meer wond ze zich op, bevend vau verlangen soms, dacht ze slechts aan geld, veel geld ineens, en in haar verbeelding grabbelden reeds baar vingers in stapeltjes zilver, ging ze weer na wat ze dan koopen zou, hoe mooi en hoe duur. /'oo schonk reeds de kans op een prijs haar onbewust genot. Toen Bol om half twaalf z'n kantoor ver liet, ging-i haastig de straat over. 't Was erg onrustig in hem. Je zag 't aan z'n geaicht, waarop een kleur van opgewondenheid iag, door angstige gedachten daarop te voorschijn geroepen. Hij was bang te moede, durfde niet kijken naar de loterijlijst, die hing voor 't raam van een sigarenwinkel, waar menschen, de halzen gerekt, te dringen stonden om te zien caur hun nummer. Gauw liep hij voorbij.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl