Historisch Archief 1877-1940
No. 1623
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Gelukkig dat de groot-industrie, die zelf
haar risico draagt en wier belang dus meer
samengaat met dat van de verzekerden
reeds in dezen voorgaat."
De werkgevers zijn dus zoo kortzichtig
om reeds thans niet hun belang in te zien.
By handhaving der tegenwoordige regeling
zou het beoogde doel wel te bereiken zijn,
als de werkgevers maar meewerkten. Om
die medewerking te verkrijgen wil men den
werkgevers een belang geven en daardoor
het kwaad binnenhalen, dat men bij den
getroffene kan komen rammelen met een
half gevulde beurs of hij daarmee nu maar
liever geen genoegen zou willen, nemen,"
Ik hoop, dat prof. Korteweg en de andere
medici, die vaak zoo sympathiek voor de
ongevalspatienten spraken, zullen begrijpen,
dat we dan van de wal in de sloot zijn
geraakt.
Deze opmerking besluite dit artikel.
Volgaarne zal ieder, die belang stelt in de
?werking van onze eerste verzekeringswet
kennis nemen van wat de deskundigen op
medisch gebied, zoover deze wet hun ter
rein raakt, hebben te zeggen. Maar het zij
ons geoorloofd aan te wijzen, waar de vak
man ophoudt met spreken en waar de
politieke persoon begint. Dan zij hem de
fabel van Apelles en de schoenmaker
herianerd, en wel in dezen zin, dat het een
ieder vrijstaat zijn meening te publiceeren,
doch dat de politieke raadgever zich niet
aandiene in het kleed van den medicus.
Haarlem, Juli 1908. J. GERRITSZ.
Louis COÜPKEÜS. Aan den Weg der
Vieugde.. L. J. Veen, Amsterdam;
(zonder jaartal.)
Van begin tot einde is dit werk met
onbegrypelijke litteraire lichtvaardigheid geschre
ven. Het kenmerk van de virtuositeit is, zoo
weten w\j, dat het ei ^enlijke van de dingen haar
juist ontgaat, en zjj altijd blijft staan büeen
min of meer schitterenden schijn, denzelfden
schijn dien de ernstige kunstenaar tracht te
overwinnen. Dit werk nu is het werk van
een vermoeiden virtuoos. De meening is
reeds bekend, doch zij dient wel te worden
herzegd. De styl van dit boek is een chao
tische herhaling, zonder veel zin en zonder
veel handigheid gedaan, van alle trucs en
hebbelijkheden die Couperus zich in
voorgaanden tijd verworven heeft. S:erren
twikelen ironiesch" zonder veel reden, in iemands
stem is incantatie", mousselinen sluiers"
drijven door een nachtelijk Italiaamch oer
woud, sierlijke met modewoorden" gestelde
zinnen trachten vleugels uit te slaan naar
verre gouden zielsapotheose" ; men ziet, het
z\jn wel de middelen van Couperus, maar
ditmaal zijn deze op de meest ondoordachte
wyze en in pijnlijke overvloedigheid aange
wend. Men zou dezen stijl een maaksel kunnen
noemen, als dit geen misverstand kon ver
oorzaken. Want de zuiverste kunstwerken
zijn dikwerf voor een zeer groot deel gemaakt,
dat is: een gevolg van geduldige doch be
zielde werkmansvlijt. Deze stijl is echter een
zielloos maaksel, dat zich tracht aan te bie
den als eene uitstorting van inspiratie. (Zie
de tallooze herhalingen en uitroepen). Als deze
inspiratie er werkelijk geweest is, dan heeft
de schrijver haar aan zichzelven opgedrongen.
En bitter vervelend zijn voor ons al de
machtelooze pogingen om, wat Coleiidge
noemt, the grammar of passion" te schrijven,
tot zelfs in de uitsluitend beeldende gedeelten
toe. Inderdaad brengen de voortdurende
herhalingen iets van hijging", amechtigbeid
in de zinnen teweeg. Doch raen vergeve
mij het is een procédévan kunstmatige
llliMNinmiiimNHiNiiinmNiiiiHiMimHwnHNMniiiiMiiiimnimHiiw
Doch hoorde hy een werkman, die na 't
bekijken van de lijst het raam verliet, zeegen :
Ziezoo, eindelijk is 't ie er dan."
Daarmee, dacht Bol, kon de man niet anders
bedoelen dan de honderdduizend. En zijn
angst werd grooter, want Bol had op 't kan
toor z'n twintigje verkocht reor zestig gulden.
Hoe-i 't had durven doen, begreep-i nog niet.
Eerst had-i 't niet gewild. M'n God, je zou
ze hooren thuis. Toen ineens zag-i aau een
spijker z'n kaal demietje hangen en drong ala
een duivelsche verleiding 'c bezit van een
warme jas naar voren, 't Was of't verlangen
daarnaar nooit zoo heftig was geweest nog.
Toen bovendien een collega zei, dat 't beter
wa? n vogel in de hand dan tien in de
lucht, en hij eindelijk voor zich zag liggen
die twee bankjes van vyfentwintig en vier
rijksdaalders, hem aangeboden door den
chefboekhouder, zoo maar voor 't grijpen tegen
afgifte van z'n lot, toen zwichtte hij; gaf met
bevende hand het lot over en stak zenuwachtig
't baiikpapier in z'n portefeuille, 't zilvergel J
in z'n portetnonnaie, dia ineens ongewoon
dik was nu. Dat vond-i wel prettig even.
Toch, toen-i 't gedaan had, wist-i niet of-i
blij was of spijt gevoelde. Ineens kwam weer
boven z'n angst voor 't geea ze thuis zouden
zeggen. God nog toe, als er es een prijs op
viel. Wat dan, wat dan? Nu al kromp-i ineen
voor de ruzie, die zou komen dan. Nee, Lij
zou 't lot weer terug vragen, 't geld weerom
geven. Zestig gulien, een heele dnit was
het toch wel. Zestig gulde;-. Maar dan zou-i
ook geen winterjas kunnen koopeu, god weet j
boe lang nog die demi moeten drageu. Als
't es een niet was? Zeker, dat kon toch.
Waarom niet? D'er zijn nog zooveel nietec.
Maar toch, je zou altijd zien, nou zou d'er
juist een prijs vallen op z'n nummer. LU's
pesterij van 'c lot.
En telkens heviger kwam z'n angst boven
voor 't geen ze zeggen zouden thuis als ze 't
hoorden. Maar plotseling bedacht hij dat
het toch niet noodig was het te zeggen,
dat-i 't best kon veizwijsen, tot de trek
king bekend wa3 thuis. Viel er een prijs
op a'n nummer, wel, dan was 't nog tijd
genoeg. Kwam er een niet, zooveel te beter.
Dan waren de zestig gulden tenminste i*g
een troost. Gek toch, dat i zooeven niet
effetjes gekeken had naar de lijst. Aiiïjn,
etraks dan maar, als-i terugging naar z'n
kantoor.
Toen-i thuis kwam, zenuwachtig z'n hoed
en jas neerhing in de gang, daarna gejaagd
de kamer binnenliep, net doend of-i haast
had, stond z'n vrouw in zwijgend afwachten
met trek van spannende nieuwsgierigheid op
't gezicht bij de koilietaJel. Bel deed, of-i 't
ademhaling I De versierde armoede van Cou
perus' taal is niet meer in staat het een
voudigst gevoel te dekken, het kleinste klaar
en zuiver in de sfeer te zetten. Ja l als dan de
kleine dingen nog maar voor ons leven
wilden. Doch ook deze verschijnen als door
een nevel van litteraire opwinding gezien.
Het is een ontaarding van de fraaie
stijleenheiJ, die Elirce Vere beheerschte.
Deze ontaarding moet hare redenen hebben.
In den loop der jaren na de weiken Eline
Vero en Extase, waarin stijl met onderwerp
in harmonie was heeft Couperus zijn werk
al te zeer in de breedie willen doen uitdyen.
Toen is zijn levend woord een dood woord
geworden, het geluid van den virtuoos, dat
op gezette tijden toch altijd tot valschheid
overslaat. Eu nu is er geen diepte meer, en
ook zelf i geen beheerschins;. Da rust van het
stille aanschouwen heeft Couperus nooit duur
zaam kunnen verlokken. En vergeten wij dit
niet: het leven laat zich aanschouwen in de
natuur en in het menschencomplex, doch
ook in de boeken der grootste denkers en
dichters vinden wij het leven verdiept weerom.
Dit is steeds te zeer voorbijgezien. Want hoe
vreemd het moge lijken: deze schrijver heeft
gepoogd, vele abstracte formulen in kunstvorm
weer te geven, doch van hun schoonen schijn
ontdaan, bleken deze eigenlijk niet veel meer
dan intellectueel gemeengoed.
De ware filosofische bszinning en diepte
heeft Couperus ontbroken, en mogelijk is dit
de reden van dezen momenteelen neergang.
Slechts een volte van groeiende en steeds naar
eenheid strevende gedachten kan het levens
werk van een schrijver voor eenzijdight i l en
herhaling behoeden. Het in ne richting
hartstochtelijk aanvoelen van het.leven niet
alleen kan het werk van een schrijver zijn
léven-lang dragen.
Gegeven zulk een stijl, kunstig zonder
kunst te zijn, wat kan dan verder de psycho
logie van een werk te beteekenen hebben?
In 't kort gezegd: zij kan slechts een zekere
mate van virtuositeit toonen. Stijl en onder
werp hangen samen. Te verwachten is, van
den psycholoog Couperus, althans een grooter
handigheid, dan van den taalkunstenaar, die
nooit zeer eterk is geweest. De handigheid is er,
doch verder niet veel meer. De geschiedenis is
deze: een jonge Italiaan die de vreugde" zoekt,
ontmoet in een stille badplaats een Hollandsche
vrouw. Zij verlieven; hij wekt haar zinnen
op tot waren" hartstocht, hoewel zij reeds een
maal wezelyk bemind heelt. Een bevoorkeurd
modern geval, desniettemin mogelij k. Na korten
tijd van rooden" roes vervreemdt zij hem
van zich (de verveling was toch ook reeds
gekomen) door uit jaloezie een hagedisj e dood
te trappen, dat hij door fluitmuziek tracht
tam te maken. (Deze scène is een der weinige
die ons iets van de vroegere ontroering ver
mogen te geven). Hy laat haar alleen ach
ter in een bergplaataje. Zjj sterft schielijk weg.
Is dit een onderwerp om er een romannetje
vol ietwat eentonige liefdesdialogen van te
maken? My dunkt van neen. Het is een
geval dat zich zeker wel uitdiepen" laat, en
aan Couperus zeer geëigend. Couperus heeft
deze verdieping wel beproefd, doch niet
volbracht. Het blijft bij een aarzelen
tmschen het gewone historietje en eenige
abstracte (doch daarom niet diepzinnige),
ideeën, die Couperus zich erbüheeft willen
denken. De onverzorgdheid van de psychologie
heeft schuld daaraan. De gedachtegangen
waarin het eigenlijke der karakters voor ons
blootkomen moet, staan los tusschen het
overige verhaal. Zij hebben veel van
tusschengeschoven aanteekeningen des schrijvers,
waai in hij voor zichzelven de ideeën die zijn
personen zullen moeten beheerschen, eens teu
naas(enbij vaststelt. Ten slotte heeft hij ver
geten ze in de karakters zelf te verwerken.
Veel blijft nu onverklaard. Om iets te noe
men : Aldo Ardo lijkt ons, Hollanders, althans
wel begrepen. Men kan zich zulk een mengch
denken. Hij is een faun, zonder geestelijk
fond. De geheimzinnige vreugdedrang is
wat te zeer een abstractie, door Couperus
niet zag, zei, dat-i vlug moest eten, omdat 't
zoo druk was op 't kantoor, gieep ruetnerveape
beweging een stoel en ging zitten op z'n
gewone plaats. Z'n brood stond klaar, en druk
doend steeds, vroeg-i z'n boterham snijdend :
Heb-ie koffie?"
Hij durfde niet opkijken.
Z'n vrouw bleef stil staan nog een oogenblik,
nam toen z'n kop met schotel en, hem aan
kijkend weer, vroeg ze kort:
,,En?:'
Wat?' vroeg Bol en keek even
maar op.
Wat? Maar m'n liere God, heb i dan
niet naar de loterij gekeke?''
Loterij? O... ja, hoor es, daar heb 'k
geen tijd voor gehad hoor. 'k Heb het zóó
druk. ftrakkies zal 'K wel eil'e gaan iujke."
Strakkies." En nijdig een lepeltje suiker
gooiend in z'n kopje, zei ze, onder 't in
schenken door :
..Wat ben jij toch een naarling. In plaats
nou es tJi'a te kijke je kom er langs nog
al nee natuurlijk," en driftig werd de
kofliepot gezet op 't komfoor. Meer wilde ze
niet zeggen, bang dat-i zou nierken, dat ze de
heeiümorgen er aan gedacht had. Zwijgend
ging ze nu ook zitten en onder'c snijden van
haar brood naar buiten kijkenüeven, r.agze
haar zwager. HeudrikBol, naderen. Z'n gedcht
stond vrc'olijk en vlug liep-i 't huis af, stond dra
bij de deur en trok met oen barden ruk de
bel over. Juffrouw Bol schrok, werd wit
van plotselinge eiaolie, toen ze 't vr,ixijk
gezicl.t van d'er xwarrer zag. Dat moe;! een
gelukkige tijding wezen.
..Daar heb-i Hendrik," zei ze, stond vlug
op en snelde de gar/g in. B )'. kon niet door
eten, z'n keel scheen dicht U' gaan. 't Zweet
stond op z'n voorhoofJ, z'n, handen, en
angstig luisterde hij naar 't geen z'n brotr
zou zeggen, als hem werd opengedaan.
Lawaaiig als altijd riep Hendrik onder 't
lionenkonien : Zoo zufje," en liep dadelijk
de gang in naar de huiskamer, altof-i er
woonde, op den vont gb-ro'gd door juji.'rouw
Bol, die niets durfde rraaea tog of zeggen.
N'cu," zei Hendrik mui steeds nog 't
zelfde lachend gezicht, a'n hoed op een stoel
smijtend, ik condoleer juliie hoor. Jonge,
jonge, da's me een tegenvaller, hè?"
Wat?" vroeg Jan, nauwelijks hooi baar.
Wat? Weet je dan niet dat je'n dikke
vette niet heb ?"
Een niet?" schreeuwde haast juflrouv.*
Bol, en d'er oogen schoten vlammen van
ergernis, vooral ook omdat de teleurstelling
werd aangekondigd met een lachend gezicht.
Ja," zei Hendrik, ..een niet, lieve zus,
Maar je was er toch dichtbij en...
uitgedacht. Doch de vrouw, by wie wel
een geestelijk fond wordt ondersteld, blijft
levenloos. Men moet haar leeren kennen
uit niet veel meer dan ... liefdestamelingen.
Zy' is dualistisch bedoeld, mengsel van vrouwe
lijk blinde hartstocht en Noordelijke be
zinning. Dit dualisme, waardoor zulk een
geestelooze liefdesverhouding mogelijk wordt
gemaakt, ziet men in heel het boek en vooral
door het plotselinge sterven aan het slot vol
komen genegeerd. Want kan men zich zoo een
tijdelijke terugval by' een geestrijke vrouw
denken, terechtertijd moet de geest die weer
gaat spreken het evenwicht herstellen.
Intusschen zy'n alle complicaties in het leven
mogelijk, doch tot aan zekere grens willen
wij ze zien verklaard. En de ietwat karika
turale rhetorica welke de laatste bladzijden van
dit boek vult, dia verklaart niets.
Er rij:en zoo meer bezwaren.
Dit werk vaa ijdelschuimende zinnelijkheid
en taalgekunstel, heeft geen groeigrond ge
had. Het is wel pijnlijk het een besliste
ontbinding te moeten noemen, van alle
vroegere kwaliteiten. Wat zal daaruit worden ?
Minder weelde, meer rust en diepte, grooter
vastheid? Wie zou dit niet hopen?
DIKK COSTER.
M toooeel in Zaid-Mriïa.
Wanneer we lezen vai hettooneel in
ZuidAfrika, dan denkt de meerderheid dadelijk
aan rondreizende, meer of minder slechte
Engelsche troepen. En daarvoor heeft men
ten onzent bitter weinig belangstelling. Als
het nog tooneelspel in het Hollandsch was l
Maar de gedachte daaraan zal slechts bijeen
enkele opkomen.
Vier jaar geleden trachtte dr. Kiewiet de
Jonge op de jaar verga lering van het
Tooneelverbond belangstelling voor dit onderwerp
te wekken. Maar 't weinige, dat hij kon
mededeelen, was zeer teleurstellend. In heel
ZuidAfrika bestond feitelijk slechts n Hollandsch
liefhebberij Gezelschap: Onze Taal" te Pre
toria. In Kaapstad was er jaren geleden een
geweest. En daarmee was de geschiedenis
verteld. Van een eigen nationale
tooneelletterkunde sprak bij zelfs niet. Die mocht
dan ook niet worden genoemd Eens had
Onze Taal" een wedstrijd uitgeschreven. De
inzendingen zijn nooit ten tooneele gebracht.
Of men ze niet durfde te vertoonen?
Toch besloot de Jaarvergadering van het
Tooneelverbond, die met den spreker .bet
groote belang van het Hollandsch Tooneel
in Zuil-Afrika inzag, Onze Taal" te Pretoria
te steunen. Meer kon het op «'at oogenblik
niet doen, omdat er niet meer te verrichten
viel.
Maar van die hulp is nooit iets gekomen.
Waarom niet, is my nimmer recht duidelijk
willen worden. Onze Taal" beweert dat zij
niets bemerkt heeft van den aangeboden
steun en het Tooneelverbond, dat het nooit
iets van Onze Taal" gehoord heeft.
Enfin, dat is een zaak van 't verleden !
Zonder hulp en voorlichting van het
Tooneelverbond heeft men in Zuid-Afrika
zelf de beteekenis van het Tooneel in den
taalstrijd ingezien en zooals altijd bij een
jong en geestkrachtig volk, beeft men aange
pakt ook. In een paar jaar tijds is er plots een
veelseggende en belangwekkende ommekeer
gekomen. En wanneer nu nog eena een spreker
voor het Tooneelverbond den huldigen toe
stand uiteenzette, zou het verslag minder
mismoedig zijn en zou er wellicht voor dit
lichaam nog een voorname taak zijn aan te
wijzen in het gindsche verre land.
Het wil mij voorkomen dat Oaze Taal" met
haar rijk verleden, een beetje zoekt en sukkelt
tengevolge der ongunstige tijdsomstandigheid.
Haar ideaal was het, al heel kort na den
oorlog, Multatuli's Vorstenschool op te
voeren. Er schuilen een paar geestdriftige
Multatnli-vereerdeis onder onze
oud-landgenooten daarginder. Dat ideaal zal nu binnen
kort in vervulling gaar. Gelukkig vind ik
de keus niet. Multatuli's geest ia wat a! te
miiiiimiiiimmiii
Plotseling sloeg hard do huisdeur dicht,
klonk haastig gestap in de gangen met kleur
van agitatie kwam Anne binnen. Vóór ze
nog iets had gevraagd zei ma :
Een niet, meid."
Als een plotselinge ramp scheen 't haar
te l«lt'«n. Ontzet keek zo haar moeder aan,
wou 't niet gelooven, zag toen 't glimlachend
gezicht van oom en zei :
Nee, niet waar."
Waarachtig", zei oom, over z'n knie wrij
vend, een dikke, vette niet, lieve meid."
Je 00:11 schijnt er lol iii te hebbe," zei
jull'rouw Bol geëigerd.
Lol?" zei Hendrik vertaasd. Lol? Waar
om ? Lol heb 'k heelemaal niet. Maar je wil
toch niet, da 'k ercrn zal griene. 'k Heb
toch zelf ook een niet. Hadde jullie dan op
de ton gerekend? Mot je nooit doen. 't Is
toch altijd een niet."
Daar heb-i oom weer," zei A.nne.
Intusschen had Jan Kol met verlicht ge
moed z'n boteiham veidsr verorberd. Hij
was bhj. Jlem gaf die ongelukkige niet"
vieugde, en hij bedacht hoe-i 'c nou zou
aanleggen o:n ze es met die zestig gulden
te verrassen. Ia hun blijdschap zouden ze'in
we! om z'u hals vallen en van de gunstige
stemming zou-i dan wel weten te proh'teeren
voor 't verkrijgen van een winterjas.
Anne had haar hoed en mantel op een
stoal gegooid, was bij de tafel gaan zitten
on keek voor z:
i:.en oogenbiik was er
stilte, j V ra vregdo Bol, zich dwingend tot
k^ln.i doe n. :-.'n muiid uf, trok z'ii portefeuille
uil d.'iïbiunetzak van :;'n jus, iiuin er de
bankbiljet,eu uit en Jai zo voorzichtig iaast
::'u b'.>trl;e. 't Li:\f een stille verbazing iii do
kanur, S'.om van verrassing keken allen
zwij^c-nd met open mond en groote oogtn
r. a LU- s'i: handt n, z'n gezicht. Maar Bol, die
niet, 'vvlldf. opkijken nog vóór dts verrassing
volmaakt zc.i'.i zijn, rjarn nu z'n portemonnaie
en !ü£.le fip 't bankpapier een voor een,
lungzüiiiji, do vier rijksdaalders op elkaar,
en R':.-.! imiziek klonk de heldere zilverklank
in de hamer, waar de verbazing tot zwijgen
dwoug. Siecth nog keien ze Bol aan. Was-i
g«k i'siwonU-n. Wat moest er nou gebeuren?
Eïjulriijk keek Bol glimlachen.! op, eerst naar
z'n v'iouw, toen r.aar Anne en z'n broer ea
zich vevkr.euterend in de merkbare verba
zing, die hij zag op hunne gezichten, zei hij
met blije oogen:
Toch wat uit de loterij."
Wa-'d 'lat nu ?" vroeg z'n vrouw.
Da's nou mijn niet" zei Jan Bol.
Had jij dan twee iiommers?" vroeg ze,
nog meer verwonderd.
Toen vertelde hij, hoe-i aan dat geld was
fl'n, voor een! publiek van Afrikaners, dat het
Hoog-Hollandsch van Douwes Dekker niet
zoo snel kan volgen, en zonder die
geestesgenieting, boeit het stuk zeker weinig, ten
gevolge van zijn gemis aan handeling. Maar
d:t is een zaak, die men daar moet uitmaken
en.... ondervinden. Wij zullen er wel voor
oppassen onze overzeesche neven raad te
geven in deze.
De letterlievende vereeniging Ons Spreek
uur te Stellenbosch heeft twee stukken van
Schimmel ten tooneele gebracht: Joan
Woutersz en Napoleon Bonaparte. Het laatste
heeft z\j ook in andere plaatsen dan Stellen
bosch vertoord. Thans heeft zij Maaldrink's
Herodes in studie genomen. Zij werkt met
ijver onder de talentvolle en geestdriftige
leiding van prof. Viljoen.
Een jaar geleden werd te Pretoria door
een wakker troepje dilettanten een oorspron
kelijk dramatje in n bedrijf opgevoerd:
Ou-Daniël van H. Oost. Het was dadelyk
een succes.
iïen gebeurtenis scheen het. Men ging er
40 cents per regel.
heeft sedert 190 jaar eene onwan
kelbare reputatie voor absolute
zuiverheid en kwaliteit. Vraagt
uwen wijnhandelaar naar
proefflesschen.
Prijzen van ? 8.5O tot ? 8.5O.
Generaal-Agenten:
Koopmans & Bruinier, Amsterdam.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen by Arti", doorloopende
schilderyen-tentoonstelling aldaar.
Nonnaal-Onderldeedin
van
ProOrG.
Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
K. P. DECJSCHLE-BENGEE.
UW WINKELIER IN t
HUISHOUDELIJKE ~
ART1KELFN VERSTREKT
IIG R ATIS
ONZE BROCHURE
P K R W rMCICM'S
U INMAAKPOTTE.N
? met metalen Deksel
,Hoe maakt men hef best
Fruit en Groenfen in"
E1MGROS B IJ
3oh.H.vanderMeidsn
' Amersfoort. ' '
DE WARE TOERIST
laat z'fn rijwiel bij voorkeur uitrusten met:
Ori-jineele Sturmey-Archer drieversnellingsnaaf,
Krachtige velgremmen en Sluitende kettingtrommel,
daar hij we^t, dat deze betrouwbaar zijn, mits oordeelkundig
aangebracht.
Deze voorwaarde vindt hij vervuld bij het Fongers rijwiel, uit
gerust voor toergebruik.
(Zie Hoofdartikel De Kampioen" No. 14.)
DE GROMVGER FMWIELERi FABRIEK A. FONGERS.
Volledige inlichtingen over Fongers rijwielen en Fongers prijzan worden
gaarne verstrekt door de filiaalhouders, de agenten en het hoofdkantoor.
gekomen, dat-i 't zekere voor 't onzekere had
genomen en :t maar gewaagd haj. Toch,
terwyl-i sprak, zag-i 't gezicht betrekken van
z'n vrouw, die sidderde bij de gedachte als
er es een prijs op was gevallen" en klaar
stond reeds om 't hem te verwijten, nijdig
te worden over 't gevaar, waaraan hij ze had
blootgesteld. Maar toen weer ziende de zestig
gulden, voelde ze die nijd bezinken.
En nou doch ik," zei Jan, jij heb een
jepon noodig . . en ... en ik ... ik doch zoo,
ik mag wel es een nieuwe winterjas en ..."
En ik zeker niks," viel echreierig ineens
Anne iu.
Stil meid," zei juffrouw Bol. .-Vflïjn, 't is
tenminste wat" vervolgde ze en streek kalm
het geld op. ..Maar een winterjas zcjje hier
moeilijk van kenne koope, aa 't er eerst een
jepon af moet voor mijn. En Anne, die mot
ook een manteltje. Dan schiet er niet veel
over. En zelf heb-i ommers al gezeid, dat er
wel es et-n nieuw kerpet komene mag," en
ze legde ''t geld in een commode.
"N'ou . . . maar dan mot er maar geen
kerpet," zei Bo!, verbluft een beetje, toen-i
zoo ineens z'u reld zag opgeborgen.
Nee, dat wil 'k wel geloove. Jij deck,
geloof ik, dat j^ van zoo'n snertbeetje god
weef wat ken koupp."
Maar lieve GJ-J," zei Bol, snertbeetje?
Wees tevreja cLit wo dit nog hebbe, mens."
..In al'.e ge v: J had je 't t ns toch wel kenne
vrage, oü'o we 't goeJ vonde van dat verkoope.
Als 't er nou t's een prijs op was gevalle?"
Mens, d'er is toch geen prijs op gevalle."
..Nee. ujaar 't bad toch zoo kenne weze.
AÏSC me nou de hoi.dei Jduizend hadde gehad,
wat daa ? Dan hadde me toch een vierdui
zend schaal geleje? Of is il.it niks? Jij denk
maar alleen an je zelf. As jij maar je
winterjasaie had. De rest kon je niks schele. Vier
duizend pulde."
Maar IH'U goeio God m«n*, wc hebben
'm toch niet. de honderdduizend", zei Bol,
nu uljJij< wordend.
N'ou, bedaar asjeblief. Me benne niet doof...
Maar een winterjas kenne me A,V/- uie:: van
koope. Anr.e die mot ook een mantel, 't Kind
heit er al laug om gevraagd."
Ta ;;a, dat weet u toch ook wel."
En as je 'c niet verkocht had, had je 'r
toch ook geen kenne koope," vervolgde
juifrouw Bol. Daar kon i toch niks tegen
zeggen, vond ze.
Da's waar Jan," 2ei oom, die glimlachend
de ruzie had aangehoord, op z'n knieën sloeg
en opsprong. Zoo zie je, nou is 'c toch een
niet voor je, man," en glimlachend nog steeds
vervolgde hij; trek nou je demietje maar
weer an. An jou lijf geen winterjassie. Aüijn,
de volgende keer weer een twintegie. 't Is
toch een niet, eeuwig en altijd een niet."
Toen drukte hij z'n hoed op z'n hoofd en er
met de vlakke hand bovenop slaand zei hij:
Zie zoo, nou gian ik naar moeder de vrouw.
Die zal niet eü'etjes opkijke, dat jij zoo geboft
heb, Jan. Smakelijke koüie. Blijf maar binne.
Ik kom d'er wel uit."
Salu", zei alleen Jan. De anderen zwegen
en niemand had er ook aan gedacht dien
naarling" uit te laten, die er wel lol in
scheen te hebben, dat 't zoo geloopen was.
Jan Bol had geen trek meer. Toen z'n
broer was heengegaan, stond-i op.
Mot je geen koffie rneei?" vrouw z'n vrouw.
Maar hij antwoordde niet, liep zwijgend
de kamer uit.
Anne keek haar moeder aar>.
..Wat heit-i nou weer?1' vroeg ze zacht.
Weet ik het. Laat 'm. Hij met z'n winterjas."
Bol had z'n hoed opgeiet. met een nijdige
greep z'n demi genomen van de kapstok in
de gan? en 't kale jasje driftig aangetrokken.
Met een harden slag trok-i toen de huis.
deur dicht en liep de straat op naar z'n
kantoor.
En met z'n handen in z'n zakken, de
schouders opgetrokken een beetje, leek 't
hem of z'n demi nog dunner Voelde Jan
anders, was 't, of de kou gemeen plagerig
ineens nu feller op z'n lichaam sloeg. Rillend,
de ellebogen gedrukt tegen z'n zijden, ver
snelde hij z'n pas. Hij kwam weer door de
straat, waar de loterijlijst hing en zag voor
't raam van den sigarenwinkel steeds nog
menschen, gedrongen op eikaar, de halzen
gerekt, sommigen staande op hun teencn oru
te zien over de anderen heen, doch allen iu
verlangend kijken of hun nummer soma de
honderdduizend bad. Steeda gingen mee schee
heen, kwamen er nieuwe bij.
Toen Bol aankwam op 't kantoor werd i
ontvangen met geluk wen schen.
Die zestig pop zijn toch maar gauw ver
diend, Bolletje" zei er een. Zoo'n
gehiksvogel."
Kejje nou ea fijn van uitgaan, Bol" zei
een ander.
,,'k Heb'' beweerde een jongmensch, steeds
keurig in de kleeren, bij Peek mooie
winterjasse zien hangen, Bol." -<
Zoo" zei Bol, die even schrok, toen LA
eenig zwijgen, terwijl-i voelde, dat z'm
aackeken allemaal, vervolgde: die heb 'k anders
niet noodig. 'k Heb nooit last van de kou.'
en hij liep weg van de kachel, waar-i ;.'n
handen E ton d te warmen.
Hier en daar kwam een glimlach. Toen
zweeg men verder.