De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 2 augustus pagina 3

2 augustus 1908 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1623 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Gelukkig dat de groot-industrie, die zelf haar risico draagt en wier belang dus meer samengaat met dat van de verzekerden reeds in dezen voorgaat." De werkgevers zijn dus zoo kortzichtig om reeds thans niet hun belang in te zien. By handhaving der tegenwoordige regeling zou het beoogde doel wel te bereiken zijn, als de werkgevers maar meewerkten. Om die medewerking te verkrijgen wil men den werkgevers een belang geven en daardoor het kwaad binnenhalen, dat men bij den getroffene kan komen rammelen met een half gevulde beurs of hij daarmee nu maar liever geen genoegen zou willen, nemen," Ik hoop, dat prof. Korteweg en de andere medici, die vaak zoo sympathiek voor de ongevalspatienten spraken, zullen begrijpen, dat we dan van de wal in de sloot zijn geraakt. Deze opmerking besluite dit artikel. Volgaarne zal ieder, die belang stelt in de ?werking van onze eerste verzekeringswet kennis nemen van wat de deskundigen op medisch gebied, zoover deze wet hun ter rein raakt, hebben te zeggen. Maar het zij ons geoorloofd aan te wijzen, waar de vak man ophoudt met spreken en waar de politieke persoon begint. Dan zij hem de fabel van Apelles en de schoenmaker herianerd, en wel in dezen zin, dat het een ieder vrijstaat zijn meening te publiceeren, doch dat de politieke raadgever zich niet aandiene in het kleed van den medicus. Haarlem, Juli 1908. J. GERRITSZ. Louis COÜPKEÜS. Aan den Weg der Vieugde.. L. J. Veen, Amsterdam; (zonder jaartal.) Van begin tot einde is dit werk met onbegrypelijke litteraire lichtvaardigheid geschre ven. Het kenmerk van de virtuositeit is, zoo weten w\j, dat het ei ^enlijke van de dingen haar juist ontgaat, en zjj altijd blijft staan büeen min of meer schitterenden schijn, denzelfden schijn dien de ernstige kunstenaar tracht te overwinnen. Dit werk nu is het werk van een vermoeiden virtuoos. De meening is reeds bekend, doch zij dient wel te worden herzegd. De styl van dit boek is een chao tische herhaling, zonder veel zin en zonder veel handigheid gedaan, van alle trucs en hebbelijkheden die Couperus zich in voorgaanden tijd verworven heeft. S:erren twikelen ironiesch" zonder veel reden, in iemands stem is incantatie", mousselinen sluiers" drijven door een nachtelijk Italiaamch oer woud, sierlijke met modewoorden" gestelde zinnen trachten vleugels uit te slaan naar verre gouden zielsapotheose" ; men ziet, het z\jn wel de middelen van Couperus, maar ditmaal zijn deze op de meest ondoordachte wyze en in pijnlijke overvloedigheid aange wend. Men zou dezen stijl een maaksel kunnen noemen, als dit geen misverstand kon ver oorzaken. Want de zuiverste kunstwerken zijn dikwerf voor een zeer groot deel gemaakt, dat is: een gevolg van geduldige doch be zielde werkmansvlijt. Deze stijl is echter een zielloos maaksel, dat zich tracht aan te bie den als eene uitstorting van inspiratie. (Zie de tallooze herhalingen en uitroepen). Als deze inspiratie er werkelijk geweest is, dan heeft de schrijver haar aan zichzelven opgedrongen. En bitter vervelend zijn voor ons al de machtelooze pogingen om, wat Coleiidge noemt, the grammar of passion" te schrijven, tot zelfs in de uitsluitend beeldende gedeelten toe. Inderdaad brengen de voortdurende herhalingen iets van hijging", amechtigbeid in de zinnen teweeg. Doch raen vergeve mij het is een procédévan kunstmatige llliMNinmiiimNHiNiiinmNiiiiHiMimHwnHNMniiiiMiiiimnimHiiw Doch hoorde hy een werkman, die na 't bekijken van de lijst het raam verliet, zeegen : Ziezoo, eindelijk is 't ie er dan." Daarmee, dacht Bol, kon de man niet anders bedoelen dan de honderdduizend. En zijn angst werd grooter, want Bol had op 't kan toor z'n twintigje verkocht reor zestig gulden. Hoe-i 't had durven doen, begreep-i nog niet. Eerst had-i 't niet gewild. M'n God, je zou ze hooren thuis. Toen ineens zag-i aau een spijker z'n kaal demietje hangen en drong ala een duivelsche verleiding 'c bezit van een warme jas naar voren, 't Was of't verlangen daarnaar nooit zoo heftig was geweest nog. Toen bovendien een collega zei, dat 't beter wa? n vogel in de hand dan tien in de lucht, en hij eindelijk voor zich zag liggen die twee bankjes van vyfentwintig en vier rijksdaalders, hem aangeboden door den chefboekhouder, zoo maar voor 't grijpen tegen afgifte van z'n lot, toen zwichtte hij; gaf met bevende hand het lot over en stak zenuwachtig 't baiikpapier in z'n portefeuille, 't zilvergel J in z'n portetnonnaie, dia ineens ongewoon dik was nu. Dat vond-i wel prettig even. Toch, toen-i 't gedaan had, wist-i niet of-i blij was of spijt gevoelde. Ineens kwam weer boven z'n angst voor 't geea ze thuis zouden zeggen. God nog toe, als er es een prijs op viel. Wat dan, wat dan? Nu al kromp-i ineen voor de ruzie, die zou komen dan. Nee, Lij zou 't lot weer terug vragen, 't geld weerom geven. Zestig gulien, een heele dnit was het toch wel. Zestig gulde;-. Maar dan zou-i ook geen winterjas kunnen koopeu, god weet j boe lang nog die demi moeten drageu. Als 't es een niet was? Zeker, dat kon toch. Waarom niet? D'er zijn nog zooveel nietec. Maar toch, je zou altijd zien, nou zou d'er juist een prijs vallen op z'n nummer. LU's pesterij van 'c lot. En telkens heviger kwam z'n angst boven voor 't geen ze zeggen zouden thuis als ze 't hoorden. Maar plotseling bedacht hij dat het toch niet noodig was het te zeggen, dat-i 't best kon veizwijsen, tot de trek king bekend wa3 thuis. Viel er een prijs op a'n nummer, wel, dan was 't nog tijd genoeg. Kwam er een niet, zooveel te beter. Dan waren de zestig gulden tenminste i*g een troost. Gek toch, dat i zooeven niet effetjes gekeken had naar de lijst. Aiiïjn, etraks dan maar, als-i terugging naar z'n kantoor. Toen-i thuis kwam, zenuwachtig z'n hoed en jas neerhing in de gang, daarna gejaagd de kamer binnenliep, net doend of-i haast had, stond z'n vrouw in zwijgend afwachten met trek van spannende nieuwsgierigheid op 't gezicht bij de koilietaJel. Bel deed, of-i 't ademhaling I De versierde armoede van Cou perus' taal is niet meer in staat het een voudigst gevoel te dekken, het kleinste klaar en zuiver in de sfeer te zetten. Ja l als dan de kleine dingen nog maar voor ons leven wilden. Doch ook deze verschijnen als door een nevel van litteraire opwinding gezien. Het is een ontaarding van de fraaie stijleenheiJ, die Elirce Vere beheerschte. Deze ontaarding moet hare redenen hebben. In den loop der jaren na de weiken Eline Vero en Extase, waarin stijl met onderwerp in harmonie was heeft Couperus zijn werk al te zeer in de breedie willen doen uitdyen. Toen is zijn levend woord een dood woord geworden, het geluid van den virtuoos, dat op gezette tijden toch altijd tot valschheid overslaat. Eu nu is er geen diepte meer, en ook zelf i geen beheerschins;. Da rust van het stille aanschouwen heeft Couperus nooit duur zaam kunnen verlokken. En vergeten wij dit niet: het leven laat zich aanschouwen in de natuur en in het menschencomplex, doch ook in de boeken der grootste denkers en dichters vinden wij het leven verdiept weerom. Dit is steeds te zeer voorbijgezien. Want hoe vreemd het moge lijken: deze schrijver heeft gepoogd, vele abstracte formulen in kunstvorm weer te geven, doch van hun schoonen schijn ontdaan, bleken deze eigenlijk niet veel meer dan intellectueel gemeengoed. De ware filosofische bszinning en diepte heeft Couperus ontbroken, en mogelijk is dit de reden van dezen momenteelen neergang. Slechts een volte van groeiende en steeds naar eenheid strevende gedachten kan het levens werk van een schrijver voor eenzijdight i l en herhaling behoeden. Het in ne richting hartstochtelijk aanvoelen van het.leven niet alleen kan het werk van een schrijver zijn léven-lang dragen. Gegeven zulk een stijl, kunstig zonder kunst te zijn, wat kan dan verder de psycho logie van een werk te beteekenen hebben? In 't kort gezegd: zij kan slechts een zekere mate van virtuositeit toonen. Stijl en onder werp hangen samen. Te verwachten is, van den psycholoog Couperus, althans een grooter handigheid, dan van den taalkunstenaar, die nooit zeer eterk is geweest. De handigheid is er, doch verder niet veel meer. De geschiedenis is deze: een jonge Italiaan die de vreugde" zoekt, ontmoet in een stille badplaats een Hollandsche vrouw. Zij verlieven; hij wekt haar zinnen op tot waren" hartstocht, hoewel zij reeds een maal wezelyk bemind heelt. Een bevoorkeurd modern geval, desniettemin mogelij k. Na korten tijd van rooden" roes vervreemdt zij hem van zich (de verveling was toch ook reeds gekomen) door uit jaloezie een hagedisj e dood te trappen, dat hij door fluitmuziek tracht tam te maken. (Deze scène is een der weinige die ons iets van de vroegere ontroering ver mogen te geven). Hy laat haar alleen ach ter in een bergplaataje. Zjj sterft schielijk weg. Is dit een onderwerp om er een romannetje vol ietwat eentonige liefdesdialogen van te maken? My dunkt van neen. Het is een geval dat zich zeker wel uitdiepen" laat, en aan Couperus zeer geëigend. Couperus heeft deze verdieping wel beproefd, doch niet volbracht. Het blijft bij een aarzelen tmschen het gewone historietje en eenige abstracte (doch daarom niet diepzinnige), ideeën, die Couperus zich erbüheeft willen denken. De onverzorgdheid van de psychologie heeft schuld daaraan. De gedachtegangen waarin het eigenlijke der karakters voor ons blootkomen moet, staan los tusschen het overige verhaal. Zij hebben veel van tusschengeschoven aanteekeningen des schrijvers, waai in hij voor zichzelven de ideeën die zijn personen zullen moeten beheerschen, eens teu naas(enbij vaststelt. Ten slotte heeft hij ver geten ze in de karakters zelf te verwerken. Veel blijft nu onverklaard. Om iets te noe men : Aldo Ardo lijkt ons, Hollanders, althans wel begrepen. Men kan zich zulk een mengch denken. Hij is een faun, zonder geestelijk fond. De geheimzinnige vreugdedrang is wat te zeer een abstractie, door Couperus niet zag, zei, dat-i vlug moest eten, omdat 't zoo druk was op 't kantoor, gieep ruetnerveape beweging een stoel en ging zitten op z'n gewone plaats. Z'n brood stond klaar, en druk doend steeds, vroeg-i z'n boterham snijdend : Heb-ie koffie?" Hij durfde niet opkijken. Z'n vrouw bleef stil staan nog een oogenblik, nam toen z'n kop met schotel en, hem aan kijkend weer, vroeg ze kort: ,,En?:' Wat?' vroeg Bol en keek even maar op. Wat? Maar m'n liere God, heb i dan niet naar de loterij gekeke?'' Loterij? O... ja, hoor es, daar heb 'k geen tijd voor gehad hoor. 'k Heb het zóó druk. ftrakkies zal 'K wel eil'e gaan iujke." Strakkies." En nijdig een lepeltje suiker gooiend in z'n kopje, zei ze, onder 't in schenken door : ..Wat ben jij toch een naarling. In plaats nou es tJi'a te kijke je kom er langs nog al nee natuurlijk," en driftig werd de kofliepot gezet op 't komfoor. Meer wilde ze niet zeggen, bang dat-i zou nierken, dat ze de heeiümorgen er aan gedacht had. Zwijgend ging ze nu ook zitten en onder'c snijden van haar brood naar buiten kijkenüeven, r.agze haar zwager. HeudrikBol, naderen. Z'n gedcht stond vrc'olijk en vlug liep-i 't huis af, stond dra bij de deur en trok met oen barden ruk de bel over. Juffrouw Bol schrok, werd wit van plotselinge eiaolie, toen ze 't vr,ixijk gezicl.t van d'er xwarrer zag. Dat moe;! een gelukkige tijding wezen. ..Daar heb-i Hendrik," zei ze, stond vlug op en snelde de gar/g in. B )'. kon niet door eten, z'n keel scheen dicht U' gaan. 't Zweet stond op z'n voorhoofJ, z'n, handen, en angstig luisterde hij naar 't geen z'n brotr zou zeggen, als hem werd opengedaan. Lawaaiig als altijd riep Hendrik onder 't lionenkonien : Zoo zufje," en liep dadelijk de gang in naar de huiskamer, altof-i er woonde, op den vont gb-ro'gd door juji.'rouw Bol, die niets durfde rraaea tog of zeggen. N'cu," zei Hendrik mui steeds nog 't zelfde lachend gezicht, a'n hoed op een stoel smijtend, ik condoleer juliie hoor. Jonge, jonge, da's me een tegenvaller, hè?" Wat?" vroeg Jan, nauwelijks hooi baar. Wat? Weet je dan niet dat je'n dikke vette niet heb ?" Een niet?" schreeuwde haast juflrouv.* Bol, en d'er oogen schoten vlammen van ergernis, vooral ook omdat de teleurstelling werd aangekondigd met een lachend gezicht. Ja," zei Hendrik, ..een niet, lieve zus, Maar je was er toch dichtbij en... uitgedacht. Doch de vrouw, by wie wel een geestelijk fond wordt ondersteld, blijft levenloos. Men moet haar leeren kennen uit niet veel meer dan ... liefdestamelingen. Zy' is dualistisch bedoeld, mengsel van vrouwe lijk blinde hartstocht en Noordelijke be zinning. Dit dualisme, waardoor zulk een geestelooze liefdesverhouding mogelijk wordt gemaakt, ziet men in heel het boek en vooral door het plotselinge sterven aan het slot vol komen genegeerd. Want kan men zich zoo een tijdelijke terugval by' een geestrijke vrouw denken, terechtertijd moet de geest die weer gaat spreken het evenwicht herstellen. Intusschen zy'n alle complicaties in het leven mogelijk, doch tot aan zekere grens willen wij ze zien verklaard. En de ietwat karika turale rhetorica welke de laatste bladzijden van dit boek vult, dia verklaart niets. Er rij:en zoo meer bezwaren. Dit werk vaa ijdelschuimende zinnelijkheid en taalgekunstel, heeft geen groeigrond ge had. Het is wel pijnlijk het een besliste ontbinding te moeten noemen, van alle vroegere kwaliteiten. Wat zal daaruit worden ? Minder weelde, meer rust en diepte, grooter vastheid? Wie zou dit niet hopen? DIKK COSTER. M toooeel in Zaid-Mriïa. Wanneer we lezen vai hettooneel in ZuidAfrika, dan denkt de meerderheid dadelijk aan rondreizende, meer of minder slechte Engelsche troepen. En daarvoor heeft men ten onzent bitter weinig belangstelling. Als het nog tooneelspel in het Hollandsch was l Maar de gedachte daaraan zal slechts bijeen enkele opkomen. Vier jaar geleden trachtte dr. Kiewiet de Jonge op de jaar verga lering van het Tooneelverbond belangstelling voor dit onderwerp te wekken. Maar 't weinige, dat hij kon mededeelen, was zeer teleurstellend. In heel ZuidAfrika bestond feitelijk slechts n Hollandsch liefhebberij Gezelschap: Onze Taal" te Pre toria. In Kaapstad was er jaren geleden een geweest. En daarmee was de geschiedenis verteld. Van een eigen nationale tooneelletterkunde sprak bij zelfs niet. Die mocht dan ook niet worden genoemd Eens had Onze Taal" een wedstrijd uitgeschreven. De inzendingen zijn nooit ten tooneele gebracht. Of men ze niet durfde te vertoonen? Toch besloot de Jaarvergadering van het Tooneelverbond, die met den spreker .bet groote belang van het Hollandsch Tooneel in Zuil-Afrika inzag, Onze Taal" te Pretoria te steunen. Meer kon het op «'at oogenblik niet doen, omdat er niet meer te verrichten viel. Maar van die hulp is nooit iets gekomen. Waarom niet, is my nimmer recht duidelijk willen worden. Onze Taal" beweert dat zij niets bemerkt heeft van den aangeboden steun en het Tooneelverbond, dat het nooit iets van Onze Taal" gehoord heeft. Enfin, dat is een zaak van 't verleden ! Zonder hulp en voorlichting van het Tooneelverbond heeft men in Zuid-Afrika zelf de beteekenis van het Tooneel in den taalstrijd ingezien en zooals altijd bij een jong en geestkrachtig volk, beeft men aange pakt ook. In een paar jaar tijds is er plots een veelseggende en belangwekkende ommekeer gekomen. En wanneer nu nog eena een spreker voor het Tooneelverbond den huldigen toe stand uiteenzette, zou het verslag minder mismoedig zijn en zou er wellicht voor dit lichaam nog een voorname taak zijn aan te wijzen in het gindsche verre land. Het wil mij voorkomen dat Oaze Taal" met haar rijk verleden, een beetje zoekt en sukkelt tengevolge der ongunstige tijdsomstandigheid. Haar ideaal was het, al heel kort na den oorlog, Multatuli's Vorstenschool op te voeren. Er schuilen een paar geestdriftige Multatnli-vereerdeis onder onze oud-landgenooten daarginder. Dat ideaal zal nu binnen kort in vervulling gaar. Gelukkig vind ik de keus niet. Multatuli's geest ia wat a! te miiiiimiiiimmiii Plotseling sloeg hard do huisdeur dicht, klonk haastig gestap in de gangen met kleur van agitatie kwam Anne binnen. Vóór ze nog iets had gevraagd zei ma : Een niet, meid." Als een plotselinge ramp scheen 't haar te l«lt'«n. Ontzet keek zo haar moeder aan, wou 't niet gelooven, zag toen 't glimlachend gezicht van oom en zei : Nee, niet waar." Waarachtig", zei oom, over z'n knie wrij vend, een dikke, vette niet, lieve meid." Je 00:11 schijnt er lol iii te hebbe," zei jull'rouw Bol geëigerd. Lol?" zei Hendrik vertaasd. Lol? Waar om ? Lol heb 'k heelemaal niet. Maar je wil toch niet, da 'k ercrn zal griene. 'k Heb toch zelf ook een niet. Hadde jullie dan op de ton gerekend? Mot je nooit doen. 't Is toch altijd een niet." Daar heb-i oom weer," zei A.nne. Intusschen had Jan Kol met verlicht ge moed z'n boteiham veidsr verorberd. Hij was bhj. Jlem gaf die ongelukkige niet" vieugde, en hij bedacht hoe-i 'c nou zou aanleggen o:n ze es met die zestig gulden te verrassen. Ia hun blijdschap zouden ze'in we! om z'u hals vallen en van de gunstige stemming zou-i dan wel weten te proh'teeren voor 't verkrijgen van een winterjas. Anne had haar hoed en mantel op een stoal gegooid, was bij de tafel gaan zitten on keek voor z: i:.en oogenbiik was er stilte, j V ra vregdo Bol, zich dwingend tot k^ln.i doe n. :-.'n muiid uf, trok z'ii portefeuille uil d.'iïbiunetzak van :;'n jus, iiuin er de bankbiljet,eu uit en Jai zo voorzichtig iaast ::'u b'.>trl;e. 't Li:\f een stille verbazing iii do kanur, S'.om van verrassing keken allen zwij^c-nd met open mond en groote oogtn r. a LU- s'i: handt n, z'n gezicht. Maar Bol, die niet, 'vvlldf. opkijken nog vóór dts verrassing volmaakt zc.i'.i zijn, rjarn nu z'n portemonnaie en !ü£.le fip 't bankpapier een voor een, lungzüiiiji, do vier rijksdaalders op elkaar, en R':.-.! imiziek klonk de heldere zilverklank in de hamer, waar de verbazing tot zwijgen dwoug. Siecth nog keien ze Bol aan. Was-i g«k i'siwonU-n. Wat moest er nou gebeuren? Eïjulriijk keek Bol glimlachen.! op, eerst naar z'n v'iouw, toen r.aar Anne en z'n broer ea zich vevkr.euterend in de merkbare verba zing, die hij zag op hunne gezichten, zei hij met blije oogen: Toch wat uit de loterij." Wa-'d 'lat nu ?" vroeg z'n vrouw. Da's nou mijn niet" zei Jan Bol. Had jij dan twee iiommers?" vroeg ze, nog meer verwonderd. Toen vertelde hij, hoe-i aan dat geld was fl'n, voor een! publiek van Afrikaners, dat het Hoog-Hollandsch van Douwes Dekker niet zoo snel kan volgen, en zonder die geestesgenieting, boeit het stuk zeker weinig, ten gevolge van zijn gemis aan handeling. Maar d:t is een zaak, die men daar moet uitmaken en.... ondervinden. Wij zullen er wel voor oppassen onze overzeesche neven raad te geven in deze. De letterlievende vereeniging Ons Spreek uur te Stellenbosch heeft twee stukken van Schimmel ten tooneele gebracht: Joan Woutersz en Napoleon Bonaparte. Het laatste heeft z\j ook in andere plaatsen dan Stellen bosch vertoord. Thans heeft zij Maaldrink's Herodes in studie genomen. Zij werkt met ijver onder de talentvolle en geestdriftige leiding van prof. Viljoen. Een jaar geleden werd te Pretoria door een wakker troepje dilettanten een oorspron kelijk dramatje in n bedrijf opgevoerd: Ou-Daniël van H. Oost. Het was dadelyk een succes. iïen gebeurtenis scheen het. Men ging er 40 cents per regel. heeft sedert 190 jaar eene onwan kelbare reputatie voor absolute zuiverheid en kwaliteit. Vraagt uwen wijnhandelaar naar proefflesschen. Prijzen van ? 8.5O tot ? 8.5O. Generaal-Agenten: Koopmans & Bruinier, Amsterdam. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen by Arti", doorloopende schilderyen-tentoonstelling aldaar. Nonnaal-Onderldeedin van ProOrG. Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 K. P. DECJSCHLE-BENGEE. UW WINKELIER IN t HUISHOUDELIJKE ~ ART1KELFN VERSTREKT IIG R ATIS ONZE BROCHURE P K R W rMCICM'S U INMAAKPOTTE.N ? met metalen Deksel ,Hoe maakt men hef best Fruit en Groenfen in" E1MGROS B IJ 3oh.H.vanderMeidsn ' Amersfoort. ' ' DE WARE TOERIST laat z'fn rijwiel bij voorkeur uitrusten met: Ori-jineele Sturmey-Archer drieversnellingsnaaf, Krachtige velgremmen en Sluitende kettingtrommel, daar hij we^t, dat deze betrouwbaar zijn, mits oordeelkundig aangebracht. Deze voorwaarde vindt hij vervuld bij het Fongers rijwiel, uit gerust voor toergebruik. (Zie Hoofdartikel De Kampioen" No. 14.) DE GROMVGER FMWIELERi FABRIEK A. FONGERS. Volledige inlichtingen over Fongers rijwielen en Fongers prijzan worden gaarne verstrekt door de filiaalhouders, de agenten en het hoofdkantoor. gekomen, dat-i 't zekere voor 't onzekere had genomen en :t maar gewaagd haj. Toch, terwyl-i sprak, zag-i 't gezicht betrekken van z'n vrouw, die sidderde bij de gedachte als er es een prijs op was gevallen" en klaar stond reeds om 't hem te verwijten, nijdig te worden over 't gevaar, waaraan hij ze had blootgesteld. Maar toen weer ziende de zestig gulden, voelde ze die nijd bezinken. En nou doch ik," zei Jan, jij heb een jepon noodig . . en ... en ik ... ik doch zoo, ik mag wel es een nieuwe winterjas en ..." En ik zeker niks," viel echreierig ineens Anne iu. Stil meid," zei juffrouw Bol. .-Vflïjn, 't is tenminste wat" vervolgde ze en streek kalm het geld op. ..Maar een winterjas zcjje hier moeilijk van kenne koope, aa 't er eerst een jepon af moet voor mijn. En Anne, die mot ook een manteltje. Dan schiet er niet veel over. En zelf heb-i ommers al gezeid, dat er wel es et-n nieuw kerpet komene mag," en ze legde ''t geld in een commode. "N'ou . . . maar dan mot er maar geen kerpet," zei Bo!, verbluft een beetje, toen-i zoo ineens z'u reld zag opgeborgen. Nee, dat wil 'k wel geloove. Jij deck, geloof ik, dat j^ van zoo'n snertbeetje god weef wat ken koupp." Maar lieve GJ-J," zei Bol, snertbeetje? Wees tevreja cLit wo dit nog hebbe, mens." ..In al'.e ge v: J had je 't t ns toch wel kenne vrage, oü'o we 't goeJ vonde van dat verkoope. Als 't er nou t's een prijs op was gevalle?" Mens, d'er is toch geen prijs op gevalle." ..Nee. ujaar 't bad toch zoo kenne weze. AÏSC me nou de hoi.dei Jduizend hadde gehad, wat daa ? Dan hadde me toch een vierdui zend schaal geleje? Of is il.it niks? Jij denk maar alleen an je zelf. As jij maar je winterjasaie had. De rest kon je niks schele. Vier duizend pulde." Maar IH'U goeio God m«n*, wc hebben 'm toch niet. de honderdduizend", zei Bol, nu uljJij< wordend. N'ou, bedaar asjeblief. Me benne niet doof... Maar een winterjas kenne me A,V/- uie:: van koope. Anr.e die mot ook een mantel, 't Kind heit er al laug om gevraagd." Ta ;;a, dat weet u toch ook wel." En as je 'c niet verkocht had, had je 'r toch ook geen kenne koope," vervolgde juifrouw Bol. Daar kon i toch niks tegen zeggen, vond ze. Da's waar Jan," 2ei oom, die glimlachend de ruzie had aangehoord, op z'n knieën sloeg en opsprong. Zoo zie je, nou is 'c toch een niet voor je, man," en glimlachend nog steeds vervolgde hij; trek nou je demietje maar weer an. An jou lijf geen winterjassie. Aüijn, de volgende keer weer een twintegie. 't Is toch een niet, eeuwig en altijd een niet." Toen drukte hij z'n hoed op z'n hoofd en er met de vlakke hand bovenop slaand zei hij: Zie zoo, nou gian ik naar moeder de vrouw. Die zal niet eü'etjes opkijke, dat jij zoo geboft heb, Jan. Smakelijke koüie. Blijf maar binne. Ik kom d'er wel uit." Salu", zei alleen Jan. De anderen zwegen en niemand had er ook aan gedacht dien naarling" uit te laten, die er wel lol in scheen te hebben, dat 't zoo geloopen was. Jan Bol had geen trek meer. Toen z'n broer was heengegaan, stond-i op. Mot je geen koffie rneei?" vrouw z'n vrouw. Maar hij antwoordde niet, liep zwijgend de kamer uit. Anne keek haar moeder aar>. ..Wat heit-i nou weer?1' vroeg ze zacht. Weet ik het. Laat 'm. Hij met z'n winterjas." Bol had z'n hoed opgeiet. met een nijdige greep z'n demi genomen van de kapstok in de gan? en 't kale jasje driftig aangetrokken. Met een harden slag trok-i toen de huis. deur dicht en liep de straat op naar z'n kantoor. En met z'n handen in z'n zakken, de schouders opgetrokken een beetje, leek 't hem of z'n demi nog dunner Voelde Jan anders, was 't, of de kou gemeen plagerig ineens nu feller op z'n lichaam sloeg. Rillend, de ellebogen gedrukt tegen z'n zijden, ver snelde hij z'n pas. Hij kwam weer door de straat, waar de loterijlijst hing en zag voor 't raam van den sigarenwinkel steeds nog menschen, gedrongen op eikaar, de halzen gerekt, sommigen staande op hun teencn oru te zien over de anderen heen, doch allen iu verlangend kijken of hun nummer soma de honderdduizend bad. Steeda gingen mee schee heen, kwamen er nieuwe bij. Toen Bol aankwam op 't kantoor werd i ontvangen met geluk wen schen. Die zestig pop zijn toch maar gauw ver diend, Bolletje" zei er een. Zoo'n gehiksvogel." Kejje nou ea fijn van uitgaan, Bol" zei een ander. ,,'k Heb'' beweerde een jongmensch, steeds keurig in de kleeren, bij Peek mooie winterjasse zien hangen, Bol." -< Zoo" zei Bol, die even schrok, toen LA eenig zwijgen, terwijl-i voelde, dat z'm aackeken allemaal, vervolgde: die heb 'k anders niet noodig. 'k Heb nooit last van de kou.' en hij liep weg van de kachel, waar-i ;.'n handen E ton d te warmen. Hier en daar kwam een glimlach. Toen zweeg men verder.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl