De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 2 augustus pagina 5

2 augustus 1908 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1623 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. YOOB DAMEjS. De Russische rrnwiaztel, Naar het Zweedtch, van ELLEN KSY. I. Op Sonja Kowalewsky's schrijftafel stond in later jaren altijd een klein bouquetje edelweisz. Ze had bet eens gekregen, in een zomer, toen ze den man, dien ze lief had, het leven redde in een zware ziekte, en met al den rijkdom, al de bekoring van haar geniale persoonlijkheid, hem de lange dagen van zyn ziek-zijn vervrooljjkte. Voor Sonjaze'f was dat bleeke, dorre bouquetje een herinnering aan een mooi oogenblik, een straal van hoop. Myleek het een pynlyk symbool van de armoede, de kleurloosheid van Sonja's erotische ge schiedenis. En telkens weer als ik dat stoffige kleine bouquetje aanzag, hoorde ik in mezelf de woorden van den Deenschen dichter J. P. Jacobaen: Het hadden rozen moeten zy'n." Wil men het specifiek Russische in Sonja's natnür begrijpen, dan moet men nog eens opslaan haar twee nagelaten romans: De zusjes Bajewski" en Wera Worontzow_ (Een nihitiste)". En dan moet men die zien in samenhang met de vrouwentypes, die de drie grootste dichters van haar land hebben ge schilderd. Ttfrgenjew was degene, die zijn leven lang de ontvankelijkheid van den dichter en van den jongeling heeft behouden tegenover iedere openbaring van echte vrouwelijkheid. Ze was voor hem het hooge, zeldzame, dat wat men niet kan begrijpen, maar alleen aanbidden. Er is nauwelijks een enkele soort van vrouwelijke eigenaardigheid of van vrouwelijken invloed, die door Turgenjew nieïmet enkele trekken onsterfelijk is gemaakt in zijn poëzie. Maar die steeds varieerende veelvul digheid van vrouwenfiguren houdt hy in zijn schilderingen bijeen door een band, die ze in zekeren zin tot een homogeen geheel verbindt. De vrouw of ze goed is of slecht, dat doet er niet toe is in zijn oogen meer een deel der natuur ze bezit de geheim zinnige, onbeperkte macht der natuur, terwijl de man voor hem meer is een brok maat schappij, een al of niet goed gelukt product der cultuur. Wanneer Turgenjew een bekoor lijke vrouw schildert, dan vertoont zijn stijl deselfde directe ontvankelijkheid, dezelfde steeds zich vernieuwende vreugde over wat ze hem openbaart, als wanneer hij een land schap beschrijft. De vrouw treedt in zijn novellen nooit op, zonder dat daardoor in zekeren zin de stemming een andere wordt, zooals de atmosfeer in een kamer verandert. wanneer door het openen van een raam de zoete of zware of gezonde geuren uit weiden en velden binnen dringen. Zelfs als Turgenjew vrouwen schildert, die de fatale, demonische toovermacht bezitten, die haar het noodlot van den man doet zijn, ook dan ligt in deze verwantschap met de natuur haar eigenlijke bekoring. Turgenjew weet, dat het onzegbare, dat haar maakt tot een verwoestende, ver dervende kracht, daarin bestaat, dat haar : wezen den man de illusie geeft van onverdorveu, ongetemde natuurkracht, van fieren levenslust. Zoo'n vrouw kan met de zorgelooze wreedheid van een jong roofdier het spel spelen, dat voor anderen de dood beteekent, zooals in Lentestroomin?en"; ze kan door haar hartstocht het wereldsche bestaan trach ten te vullen, dat ze denkt te verachten maar waarvan ze toch niet de kracht heeft, zich los te rukken, zooals in Rook", of ze kan, zelf absoluut koel en onberoerd, door rustige, beminnelijke bekoring, gereserveerde, fijnberekende belangstelling alle mannen aan zich onderwerpen, maar zichzelf en haar rust en vrijheid veel te zeer lief hebben om zich aan iemand, wie dan ook, geheel te geven, zooals in Vader en zonen". Maar nooit laat Turgenjew zulke vrouwen invloed uitoefenen door het zwakke, leelyke of lage; maar alleen door de kracht, de schoonheid, de rust van haar verschijning, door dat wat verwant is aan de gezondheid van de natuur krachten. Deze soort van verleidelijke vronUIT DE NATUUR CCLXXXIV. Schelpen bepalen. Voor wie nooit gedetermineerd heeft, oi al lang weer vergeten, hoe dat op school met planten gebeurde, zal ik even moeten duidelijk maken, welke methode daarbij gevolgd wordt, anders raakt ge al spoedig de kluts kwijt. Gewoonlijk gaat men zoo te werk: Verondersteld wordt daarbij dat degene die den naam zoekt van een natuurproduct van een plant, een vlinder, een kever, een mineraal of wat ook, dat voorwerp onder zyn bereik heeft, gaaf en compleet. Het boek helpt hem dan aan den naam. In ons geval zoudt ge dus een schelpdier, een mossel b. v. geheel en al in handen moeten hebben, het dier met de geheele versche, ongeschon den schelp; niet enkel een van de beide leege klep pen van die schelp. Maar zoo veeleischend behoeven wy hier niet te zijn. 't Is maar om een tydverdry'fje, een leuk ki aderspelle tje te doen, weten schap is het bylange-na niet; dat kan het later wel worden by iemand, die zoo begint en er smaak in krijgt; dan staan er boe ken genoeg ten dienste. Wy doen het dus eenigszins anders, maar de manier blijft in hoofdzaak dezelfde. Laten we maar dadelijk beginnen; al doende leert het wel, zy het met mistasten en struikelen. la. Neem een schelp uit de collectie (de slakkenhuisjes, de oesters, mossels en mesheften hebt ge er de vorige week al uitge zocht, niet waar ?) en zie of de beide helften zoo gevormd zyn, dat ze geheel sluitend op elkaar wen verschijnt telkens weer in Turgenjew's poëzie. Maar in geen enkel kunstwerk ver heerlijkt hij een in haar diepste wezen onvrouwelijke vrouw. Die vrouwen zyn niet by zonder geestig, ook niet talentvol; ze zyn niet eens altyd mooi, en toch heeft de dichter ze zoo weten uit te beelden, dat haar figuren helder en onuitwischbaar te voorschijn treden tegen d» n gonden achtergrond van innige sympathie in de ziel van den dichter. Deze onderling zoo verschillende vrouwen men denke by'v. aan Marina in De nieu we gene ratie", aan Helene in de novelle van denzelfden naam, aan Wera in ^Faust", aan Elisabeth in Een adellijk geslacht", aan Gemma in Lentestroomingen" bezitten allen een gemeenschappelijk kenmerk, dat zijn beste uitdrukking vindt in Tatjana's korte samenvatting van de principe, waarin ze is opgevoed: waarheid en vrijheid. Deze wezens kennen geen bedrog, ze zyn makkelijk te doorzien en eerlijk; 't zyn menschen uit een stuk, vol geestdrift en vol onschuld; onwetend in de hoogere beteekenis van het woord; menschen, die niet meer omzien, wanneer ze eenmaal de hand aan de ploeg hebben geslagen ; «e kunnen verpletterd wor den, maar niét versnipperd; ze kunnen ver moord worden, maar niet in hun innerlijk wezen vernietigd. De volkomen ziele-toewijding dier vrouwen, haar bevry'd zijn van alle wereldschheid zoowel van coquetterie als van pruderie blijkt dikwyls daaruit, dat zij het zijn, die het eerët haar liefde bekennen, die zich geven, fier en kuiscb, zooals alleen die vrouw zich kan geven, die weet, dat het voor altijd is. Ook Sonja Kowalewsky bewonderde boven alles deze soort van vrouwentypes en heeft er in Een nihiliste" een naar het leven geteekend beeld van gegeven, dat. naast de schoonste vrouwenfiguren van Turgerjew geplaatst kan worden En ook Wera Worontzow ondergaat later hetzelfde lot als velen van Turgenjews heldinnen: door den man, wien zij haar leven gaf, teleurgesteld te wor den. Want," zegt Turgenjew, in Rusland zijn geen mannen, die zulke vrouwen waard zijn." Zoo trouw zyn deze vrouwen aan haar eigen diepste wezen, dat haar invloed zich open baart met de noodzakelijkheid van een natuurwet; dat men zich evenmin kan voor stellen, dat ze verraad zouden plegen tegen haar eigen pathos of dit pathos nu is de liefde, de plicht, of de revolutie, of een andere grootsche idee als dat men zich zou kunnen voorstellen, dat ze leefden zonder adem te halen. Bij anderen heb ik denzelfden indruk waargenomen, dien ik zelf ontvangen heb, n.l. dat een hoogstaande Eussin het meest superieure vrouwetype van onzen tijd is. Ik reken dan onzen tyd" van af het verlichte tydperk dat een vrouw van die soort heeft voortgebracht in vorstin Daschkow, de vrien din van Catharina II, aan deze vrouw heb ik hier gedacht en haar memoires zijn een niet genoeg te waardeeren bijdrage tot de studie der Russische vrouw. Bij haar vindt men reeds die vermenging van een sterke, opbruisende, naïeve natuurkracht en een verfijnde cultuur, vol belangstelling voor bet hoogere; van grenzenloos, zelfopofferend zich geven en vast omlijnde, zelfstandige persoon lijkheid, van ruime vizie uit alle gezichts punten en geconcentreerde wilskracht voor wat ze nastreeft. Ik zou nog andere Russische vrouwen kunnen noemen, die met haar teederheid en flinkheid als huisvrouw en moeder een hartstochtelijke sociale belangstelling vereenigen, en met een zeer krachtige zinnelyke bekoring een ziel volheid van groote diepte, een geestelijke intensiteit met grooten vleugelslag. Sonja Kowalewsky bezat een groot stuk van die natuur. Maar toch vertoont geen enkele van Turgenjews vrouwen, maar wel een van Tolstoi de sterkste gelijkenis met haar, vooral zooals ze zichzelf schildert in De zusjes Rajewski". Tolstoi ziet de vrouw van het standpunt van den realistischen beschouwer, niet van dat van den idealiseepassen. In dit geval begint eje bij 2a hieronder. 16. Doen ze dit niet, blijft er een opening vrij, achter of voor of aan beide zijden(zooals bij de mesheften), dan zijn dat gapende schelpen; in dat geval gaan we zoeken onder No. 8, hier verder op. Hebt ge maar n schelp helft, dan legt ge in gedachte zijn wederhelft er maar boven op, en ge spreekt uw meening uit; of ge wacht tot ge een dergelijke helft er by hebt gevonden; of ge legt hem op een plat papier, en ziet of hy aansluit. Vertrouwt ge u zelf nog niet, vergelijk dan met andere, waar de beide helften nog op elkaar sluiten. Sluitende, niet gapende, schelpen. 2a. Steekt er aan weerszijden van de knop dicht bij het slot een plat stukje schelp uit (zie het fig.) dan hebt ge te doen met ? een Kammossel, een Pecten, een zeer zeldzame vondst op onze kusten. (Als gebakschelp welbekend). 26. Zoo niet, is er dus niet zoo'n uitsteeksel aan weerszijden, dan gaan we verder, en ky'ken onder No. 3, hier vlak boven. 3a. Loopen er diepe groeven, hooge plooien renden dichter. Zyn vrouwen zijn dikwijls minder individueel, altyd minder volkomen dan die van Turgenjew. De meest persoonlijke en de interessantste is juist Natasch'a uit Oorlog en vrede"; in haar is iets van het sind genie, dat herinnert aan de jonge Sonja. Maar in haar natuur, die uit zooveel elementen bestaat en in haar afwisselend levenslot, treedt ook iets op den voorgrond dat verwant is aan Dostojeweki's vrouwen. Van de drie groote dichters was Dostojewski degene voor wien Sonja de meeste bewon dering voelde; het edelste in haar natuur tiilde samen met dezen dichter der gekrenkten, der vertrapten, der schipbreukelingen van de maatschappij, van hen, die lijden door armoede en onrechtvaardigheid en door het ly'den in verzoeking worden gebracht. De Russische natuur bezit het vermogen om zich te verootmoedigen, om te lijden. Dat hpeft ze eeuwen lang verder ontwikkeld, maar daarmede is verbonden het gevaar van ten onder te gaan, tot slaaf te worden, alle trots, alle vaste voornemens en plichten van zich af te werpen. Dit vermogen en dit gevaar heeft o by Turgenjew n by' Tolstoi dikwijls pakkende vormen aangenomen, maar niet zoo innig treflend en aandoenlijk als bij Dostojewski. Voor hem is, in het algemeen, de vrouw de lijdende, degene die lijdt onder den maat schap pelijken toestand, onder de armoede voornamelijk, maar die in het lijden toch nog het vermogen heeft behouden om te troosten, het bestaan vriendelijker te maken en om zichzelf te geven. Daar waar Dostojewski de vrouw wreed laat worden, zooals by'?. het naaistertje in Arme Menschen", of Natalia in Gekrenkt en vernederd", daar wordt ze het zichzelf onbewust; ze heeft zelf zooveel geleden, dat ze gevoelloos is geworden; maar men merkt, dat de schrijver haar niet verkeerd beoor deelt; ze zou een zegen en een vreugde hebben kunnen worden voor den man dien ze lief heelt, wanneer ze de omstandigheden niet zoo tegen zich had gehad. In Dostojewski'énevellen zijn de vrouwen niet de draagsters van de gezondheid, de rust, de schoonheid des levens, zooals ze het zoo dikwijls bij Turgenjew zijn. Ze zijn de lydensgenooten van den man, ze vertoonen de sporen van de harde hand des levens. Maar ook Dostojewski gelooft dat de vrouw innerlijk onverwoestbaar is, nauwer verbon den dan de man met de weder opbouwende krachten; en hy toont aan, dat het bestaan nooit absoluut ondragelijk kan zijn, wanneer een onzelfzuchtige, geheel zich gevende vrouw het deelt. Sonja stelde Dostojewski het hoogst, niet alleen omdat ze in hem den diepsten psycho loog bewonderde, maar ook omdat ze, in haar steeds wisselend leven, in haar eigen lot, zoo dikwyls in de gelegenheid was ge weest om de juistheid te erkennen van de psychologie van het ly'den, van de misdaad en de wederopheffing, waarin Dostojewski eenig is. ., (Slot volgt.) Een koningin met stalen zenuwen. Echt en Modespreuken. De modieuse hoed. tilanketsel. O! die meisjes! Neen l na hetgeen ik zoo even las o ver de tegenwoordige koningin van Spanje, koningin Ena, het Duitsch-Engelsche prinsesje Eugénie Victoria van Battenberg, geloof ik niet, dat zij in haar aangenomen vaderland hervormster zal zijn op het gebied van het Spaansche volksvermaak: stierengevechten. De koelbloedige, beredeneerde, blonde Sonvereine boudt er zulke stalen zenuwen op na, dat het bijwonen van een stieren e(als een ouderwetsche plooikraag) van den knop naar den rand, dus overlangs, waaiersgewijze uitspreidend, dan is het een schelp een Hartschelp of Kok haan (Cardium.) Deze schelp, soms ste kelig, is een van de algemeenste en het dier zelf is eetbaar. 36. Zoo niet dan gaan we verder kijken, onder No. 4 hieronder. 4a. Voel eens met den nagel langs. den onderrand; bemerkt ge daar duidelijke tandjes, dan hoort en ziet ge ze ook wel, al zyn ze heel klein; en dan is uw mooi glad schelpje stellig een Zaagje (Donax). Gewoonlijk zijn ze dubbel zoo lang als breed en met donkere en lichtere dwarsbanden (geen groeven) versierd. 46. Zijn er geen tandjes voel- en hoorbaar, dan gaan we verder zoeken onder 5. 5a. Over de schelp loopen evenwijdig met den rand, dus overlangs, zeer smalle diepe groeven en ribben in groot aantal (een dertigtal bij schelpen van een paar cM. breedte); daarenboven is de schelp aan een zijde recht, aan de andere ingebocht (zie het figuurtje): ook zijn er fijne ribbetjes aan de binnezijde onderaan te voelen; zijn alle drie kenmerken aanwezig, dan is het een zeldzame vondst, een Venusschelp, (Venut). 5b. Zoo niet dan ouder 6 kijken. Ga. Bolle schelpjes, aan de eene zijde rond, aan de andere (de achterzijde) hoekig, bijna glad of met zwakke lengte-streepen (groeilijnen). De slolband is duidelijk en donker en zoo stevig dat de beide helf ten, ook op het strand, nog vaak aan elkaar zya gebleven. Wit of geel of bleek rose.Dit is het Nonnetje(Tellinasolidula). Hebt ge een plat schelpje, rose of geel of wit, dat wel de bovenstaande kenmermerken vertoont, maar bijzonder plat is, dan is het een rose, gele of witte Platschelp, (Tellina tennis of fabula). 66. Ziet ge geen zwarte ilotband en geen hoe kige achterzijde, dan onder 7 zoeken. 7a. Aan de breede achterzijde vindt ge boven aan een platter gedeelte, waarop zigzag streepjes en donkere vlekjes zijn te zien; soms is de schelp daar geheel zwait als vecht voor haar allerminst, een opgedrongen plicht is, die zij vervult, om aan het Spaanecbe vo'k te behagen. Van het moeilijk métier de reine, is: behagen nu eenmaal schering ea inslag; de koningin heeft zooveel vermaak in het wreede schouwspel, dat zy er zeifs heen gaat, op oogenblikken dat het publiek de afwezigheid der vorstin veel eer sympathiek znu vinden, dan er baar een stil ver»ijt van te maken. Een aanstaand moe dertje, dat ieder oogenblik de geboorte van haar kindje kan verwachten, is volkomen verontschuldigd zelfs in 't vurig oog van Sparjaarden, wanneer zij niet naar een stie rengevecht komt kijken. Daags voor de geboorte van het tweede prinsje Jaime Alejandro ('preek uit Alechandro) woonde koningin Ena een stierengevecht bij te San Ildefonse in Segovia, in de nabij heid van haar zomer residentie la Graja. Eerst toen de vierde torero zwaar verwond uit de arena werd gedragen, verwijderde zich de aanstaande oneder. Vierentwintig uur later, was in la Granja alles in rep en roer, werd het prinsje geboren, en werden de baby-kleertjes door kloosterzusters te Eome gemaakt, en door den Paus gezegend, in gebruik genomen. Bij het stierengevecht te San Ildefonso, werden van de acht stierenvechters er zes zwaar en twee lichtelijk gewond. Het huwelijk is een loterij, waarin het meest wordt gesmokkeld. " BEBKAKD SHAAV. Het huwelijk is een laterij, waarin de meeste nieten zijn, Madame DE STA EL. Het huwelijk is eeu sprong in 't groote onbekende. CHAMFORT. De liefde kijkt door rooskleurige, de echt door grauwe brilleglazen. BUFIIMEB. Als de mode in den echt komt, raakt de echt uit de mode. ROSTKVSKY. Als een mooie vrouw buiten de mode i?, dan schept zij een andere mode. SHAW. Wat heden mode is, is morgen smakeloos. Madame DE STAEL. Opgedrongen smaak heet mode. Comtesae DE XOAILLES. De reusachtige, modieuse zomerhoed is als een schuttend dak, oyerschadu wend zér lichte, smaakvolle zomer-toiletten van wazig, wolk achtig materiaal. Struisveer-garneeriEg valt nog steeds in den smaak ; meestal ziet men n zér groote struisveer met mooi gevulden kop, luchtigjes over den breeden boedenrand gevleid; of, een paar niet-gefriseerde struisveeren spelemeiend in een gewir van tulle, chiffon, of mousseline de soie. Behalve veergarneering zijn bloemen, vooral veldbloemen: klaprozen, korenbloemen, leeuwentand, korenaren en grassprieten de modi euse hoed-versiering. Breede chiffon brides en achterwaarts af hangende witte sluiers van Mechelsche kant doen hél goed op de flatteerende, groote stroohoeden. Alle gewoonten en gebruiken, schoone zoo wel als onschoone, vullen de bladzijden der zede-geschiedenis. Zoo ook het bepoederen der hairen en het blanketten van de huid. Toen de Infante Maria Theresia, in 1745 naar Frankrijk kwam, om den Dauphyn te huwen, bemerkten de haar tegemoet reizende hovelingen, dat de Infante zich niet blankette. Ontsteltenis onder de gelederen! Men deelde het zestienjarig prinsesje mede, dat men haar niet zoo ongesmukt aan haar aanstaanden echtgenoot durfde vertoonen, want, dat een niet geblanket zestienjarig gezichtje in frischheid niet kon wedijveren met het kunstig bewerkte gelaat eener veer tigjarige schoone. Maria Theresia wilde van den poes-pas niets weten; weigerde kordaat het perzik met inkt bekrabbeld. De schelp is lang werpig; en de mantelbocht is van binnen duidelijk en loopt in een lange smalle punt uit. (Zie fig.) Dit is een Tapjjtschelp (TapesJ, niet algemeen, maar ook niet erg zeldzaam. 76. Groote of kleine schelpen, glad of over langs gegroefd met breede gladde stukken er tmschen; al of niet met waaiervormige lichtere en donkere dwarsstreepen. De mantelbocht lijkt op die van de Tapijtschelp, maar loopt in een korte spitse of een breede ronde punt uit. Dit is de allergewoonste schelp, de Strandschelp (Mactra). Hiervan vindt ge exemplaren van een vingerlengte en andere zoo groot als een stuivertje. Soms vindt ge deze met een gaatje; ze zy'n dan gewoonlijk aangebooid door een slak, die we de vorige keer al be sproken hebben, door een Tepelhoorn. Nog vaker vindt ge Hartschelpen aange boord. Gapende schelpen. 8a. De schelp gaapt sterk aan twee kanten; Op de schelp liggen duidelijke dikke ban den, die ongeveer evenwijdig met de omtrek loopen; er zit een rond plat of uitgehold aanhangsel aan de linker helft, dichtbij het slot. Dit is een Strandgaper (Mya). Bijeen soort hiervan is de eene zijde bot en recht afgeknot. Dit is de AFGFKNOTTE GAPER; de andere, de ronde, die aan de achterzijde hoekig is, heet gewone STRAKDGAPBB. 86. De schelp gaapt ook aan twee kanten, maar heeft getande of hakkelige lengte banden. (Zie fij.) Soms zitten er stekels op. Dit zijn Boormossels (Pholas). Ze graven zie a in de veen- of turflagen van het strand in, en spoelen vaak aan; maar zelden zy'n ze geheel dan gaaf. Een soort boormossel heeft een lange tand aan de binnenzijde en een band dwars over de Behelp. (Zie fig. 3 en Sa van het opstel V'acantiewerk aan het strand). 't Spreekt van zelf, dat ge nog wel een schelp kunt bezitten, die ge met dit een voudige lijstje niet bepalen kunt; dan is het stellig een zeldzame, of een die ge niet aan het strand hebt gevonden. waas van haar wangen te doen verloren gaan onder een laag vet, kleurmengsel en poeder. Het jon?emeisje liet zicb niet bepraten, zei ten slotte, dat zy eerst ddn tot blan ketten zou overgaan, indien de koning, de koningin en Dauphyn het geboden. Met den karos van Maria Theresia werd ge pleisterd ; in vliegende vaart reed een koerier naar Versailles, om te vernemen of de aan staande bruid zonder blanketsel op de wangen mocht gepresenteerd worden. In Versailles was schoonpapa Lodewyk XV van oordeel, dat de teere gezondheid van den Dauphin niet bestand zou wezen tegen den aanblik zijner aanstaande, niet-geblankette echtgenoote. Den hertog de Richelieu, nazaat van den kardinaal, in wiens handen Lodewyk XIII een speelbal was, werd verzocht met de noodige toilet-artikelen Marie Theresia te gemoet te reizen en haar te overtuigen van de urgeniie der kunstbewerking. Andere tijden, andere zeden. Onlangs diende in Engeland een man een eisch tot echt scheiding in ... omdat zijn vrouw zich blankette. IQ een hoogere Burgerschool voor meisjes te Hamburg is de directrice moeten over gaan tot een maatregel, die voldoende getui genis aflegt over het gedrag der leerlingen. Wanneer de jonge meisjes onderricht kry'gen van een leeraar, dan is steeds eene onder wijzeres aanwezig. Die fungeert als handhaafster der orde. Men noemt de lessen die de surveilleerende onderwijzeres bijwoont heel eigenaardig: Hospitierstund^n" der leerares, zooals studenten hospiteeren" op colleges buiten hun vak. Aan de H. B. voor meisjes te Hamburg, war es um die Disziplin geschehen" De leerlingen,- men denke eens aan den bak vischleeftijd waren onhandelbaar ; den leeraren ontbrak het aan beleid ; althans zy konden niet meer oproeien tegen den stroom van ongerechtigheden. Toevallig, vroeg ik eens dezer dagen aan eene directrice van een meisjesschool voor M. U. O., waar enkele lessen ook door heeren onderwijzers gegeven worden: Hebben de leeraars het hard te verantwoorden bij je meisjes 1" Zij ant woordde : Cela dépend." Hoe zoo '! Als de leeraars krullend haar hebben, ten kneveltje, een beetje smachtende oogen, en, niet te vergeten wanneer zy zomers witte vesten dragen en bruine schoenen, dan profitteren de meisjes van zijn onderwijs; dan zijn ze n-en-al oplettendheid, dan vliegen ze, voor 'm, maar, als de leeraar een glad geschoren gezicht of een burgermansring baardje heeft, strenge, verstandige oogen, en sobertjes gekleed is, ddn l ... Don ? ?l Wel, dan zitten ze te giegelen, te luieren, zijn onuitstaanbaar en maken net den armen man geweldig lastig. Deze schrandere Befjes bewijzen naar 't voorbeeld van Eva, dat 't oog óók iets wil hebben; dat zy gedwee en zwak zijn voor een aangenaam uiterlijk, zooals ons aller moeder het was voor een lokkende vrucht. CAPHICE. Crème aux framboisei. Benoodigdheden : 2 d. L. room, 8 eierdooiers, 125 gr. suiker, % stokje vanille, een paar lepels frambozenmarmelade, 1A L. slagroom. Bereiding : Eierdooiers en suiker roeren; vanille en kookroom langzaam toevoegen, verwarmen tot het dik is; daarna in kris tallen kom koud laten worden, later garneeren met den geslagen room, vermengd met fram bozen-marmelade. Presenteeren met biscuits, allumettes of vanille batons. Als ge van de visschers, die een eind zee ingaan, schelpen vraagt, krijgt ge allicht soorten die in diep water leven, die zelden op het strand geworpen worden. Ook worden de hier opgenoemde, soms weer in verdeeld in soorten, die in kleinigheden ver schillen, zooals bij de Platschelpen en de Boor mossels. Wilt ge die moeilijke geslachten weer determineereu tot op de soort, dan hebt ge een uitgebreid werk over Conchiliënnoodig. Een beknopt werkje daarvoor, bestaat er voor ons land nog niet, zoover ik weet. Wel is er een Nederlandsen strandboek in de maak; dat weet ik, doordat een paar vrienden van mij er al lang mee bezig zyn; maar in dit seizoen komt het nog niet klaar. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl