De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1908 2 augustus pagina 7

2 augustus 1908 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1623 DE A M S T K U D A M M E ii \V E E K B L A l) VOO R N E L) K U L A N I). A en Y, ontwerp van den heer W. van Boven. Place Royal, ontwerp van den heer H. v. d. Vijgh. Schets plattegrond van het ontwerp motto A en Y (monogram) bekroond met een vierden prys. thans voor onteigening aangevraagde huizenkomplexen daarvoor uit te kiezen en over hetgeen het resultaat van deze prijsvraag hieromtrent te leeren zou kun nen geven, willen wij thans niet verder ingaan. Alleen zij de wensen uitgesproken, dat dit initiatief van het gemeentebestuur, het Damvraagstuk een groote schrede nader tot zij a oplossing zal hebben ge bracht. Ten slotte willen wij er aan herinneren, dat de heer v. d. Meij is de ontwerper van het ontwerp Forum Amstelodamum en de heeren Gebrs. v. Gendt, Ed. Cuypers, W. van Boven en H. v. d. Vijgh respectievelijk van: In 't hartje der stad, Gysbrecht v. Aemstel, A en Y (mono gram) en Place Royal. Am er s f. 29 Juli 1908. T. SANDERS. <4imttmiiiiiiiiiiititHmiiiiiiiHiiiiiiMiumriiHmitiiHiHiiiiHHMiinmmiimiMM IIIIIHIUMHIHIIIIIimillimiHIIIMIIMIIIIMHIHIIIIIMHIIIIIIIHIII RottertamseBe Knnstlrini (Notitie:). Deze tentoonstelling ia een mengeling van schilderyen uit collecties, en uit de eigen dommen van kunsthandelaars. Het is m. i. een eigenaardige mengeling; ook in anderen zin. Ze bevat veel dat de moeite waard is, zonder n standaardwerk te toonen; andere ?dingen zjjn eigenlyk zonder belang in het geheele werk van d-»n maker. Het portretje ?van A. Allebéuit 1863 is uit hetzelfde jaar ?la het gezonken vaartuig: een uitvinder die alle berekeningen ziet mislukken. In beide vindt ge, gelijke kleurtjes een blauwend groen, ?een rood, een bruin opnieuw ia er de vraag: wat is de psychische waarde der ?kleuren'? Een Baner uit 1884 een vrouwen. .figuurtje is zoet gerypt: de andere: Tanger, «n de Pateis-ingang zijn van het meer be kende gedeelte van zijn werk; bij de Paleis ingang hindert het ie décorachtige van het .gedeelte, de poort vooraan. Suze Robertsen bly'kt te donker in beide, in bet Figuur, in het Stilleven. Haar groote stilleven met de Jtimkommer bljjft een der beste werken in ?de herinnering en niet dikwijls overtroSen. De De Bock is niet belangrijk. Bosboom's schilderijen blijken de geringere ?te zijn, gezien, en doordacht tegenover zjjn aquarellen en zijn teekeningen. Van Oe schilderijen hier (jaat de bekoring niet uit ?die de andere hebben: ze missen de noodige bewogen doorschijnendheid. Het kanonschot van de Breitner's blykt het beste. In de Kaaiwerkers hindert de groep der twee mannen op den voorgrond; het beste gedeelte is de ophaalbrug; het Japansch mei-je''kon meer kamer atmospheer hebben. Daalhoft's kleuren zy'n zonder diepte. Er zijn 6 (Jabriël's. No. 26 de Waterval? mist de eigenschappen juist van dezen schilder: klaarheid, en doorscbynendheid, -diepte. Het dunkt me in andere opzichten niet belangrijk. Eigenaardig, met bekoring, is de Morgen nevel uit 1866. Niet zoo groot als later, maar met een bewogen, melodisch iets er in dat hy in een andren ochtend, m 3t den meerkoet, in klaarder kleur zou geren. De compositie is ryk, en ontroerd. De Weilanden, het Pol derlandschap, en bet Dijkje, zijn bekender soort; het landachapje met Molen, met het bedaagde groen, is een oud schilderijtje met een klare vi ede-volheid. In al Gabriël's (Schilderyen it echtheid, puntigheid teeeren; ze zijn buiten de modes, hoewel niet van den eersten rang. Als bij veel schilderwerk zijn %y hem ook de voorgronden te groot. Ik begrijp niet waarom de Vincent van Gogh's nooit beter ingelijst worden. Ik weet dat de schilder die witte lijsten zocht zooals menig een dat een tyd deed maar er zijn veel werkeu die door een gouden lijst aan werklyke rijkheid, zouden winnen. Daarenboven is het zeer wel mogelijk dat de schilder van die theorie dier witheid lang ware teruggekomen. Deze quaestie der lijsten trof me eveneens toen ik bij Van Gogh (den Haag) een collectie zag. De schilderijen van hem leken alle op een koopje gelijst toch zijn de prijzen niet meer laag. Ik noem van het werk hier 't landschap te A r Ie s. De Rijn, 1907, van 'Hart Nibbrig met den voorgrond waarachter boomen nog vooraan over de heele breedte van het werk, is een eigenaardig werk als samenstel. De kleur moest voller. Haverman, Jozef Israëls, Isaac Israëls geven geen aanleiding tot opmerkingen. Kamerlingh ?Onnes portret van het jongetje (No. 42) is te uiterlijk chic. Vooral het lichaampje zit niet genoeg gegeven in de kleeren. Het stadsgezicht van J. Maria heeft een gouden rijkdom in zyn rustig kleurgeheel; over de diepte-werking in zijn schilderijen mocht ik een andermaal uitvoeriger schrijven. Verder zijn hier de badende vrouwen, een onderwerp dat hij rijker schilderde. Van M. Maria een kop uit '57. Van W. Maria naast het oude, Drielscbe Veer, een schilderij Koeien aan de Vaart, dat het getijde volop geeft. Van A. Ma ,ve is de studie Koe in de Weide, rechts op zij gezien van achter een goede studie. P. Meiners 2 stillevens, dik wijls door mij geprezen, zijn weer te prijzen : No. 61 om de grootheid, No. 62 om de innigheid. De Moor's kleur overtreft zijn bouw en zijn vorm; ze moest meer diepte hebben. Neuhuys is, met gedeelten, een zeer ry'pe schildering. Toorop'g Broek in Water land ('89) mist voldoende constructie, terwijl de stemming niet zoo vol is, als ik hoopte; de stillevens van Van der Valk zjjn licht-loos, Verster's Rozen, en Tomaten zyn te roemen (No. 79 en No. 83), de Doove Boek mist vorm, is te plat. J. H. Weissenbuch's Boerenwi ning in het duin, is fijn en vast van kleur; de Poldervaart kon doorvoelder zijn in zijn weliger kleur. Wig«ers Stillevens zijn stijf, zonder meening; die van de Zwart zwaar in zijn kleut etc. PLASSCHAERT. Een enkel woord ov«r Reproductie"; tot slot. Ik bad het erbij gelaten zoo het ant woord van den heer R W. P. de Vries Jr. zonder draaierijen ware gebleven. Hij begon eerst met ongeveer het sponningverlies"; ik zie met genoegen dat hij dat heeft laten varen. Hij begint nu met een mislukte photo waarnaar geen reproductie te maken is, natuurlijk. Ten laatste: ik had mij niet tot de redactie van E. te wenden: zy beging de fout want zy ig tot en met het verschijnen ver antwoordelijk. uit Onie Dooztn." i. BERIGT AANGAANDE EENE REGENDIGTIXH". Men zal, zoo op het allereerste gezicht, niet dadelijk weten waar het om gaat. Ik be twijfel zelfs, of ieder zonder spellen en tellen direkt den j uiaten klemtoon op het zonder linge woord regendigting" zal weten te leggen Een gedicht op den regen? Op den Meiregen, waarin we allen gelpopen hebben, om gróóter te worden ? Op den regen, den zegen, die vier boerinnetjes ten val bracht? Toch niet. Laat ik dan zeggen, dat lang reeds vóór De Gen eet et zijn boutade op het land van mest en mist", met zyn konden, natten regen" dichtte, er een nog oudere regen digting" ons kleumend vaderland is aange boden. Zooals De Genestet eenmaal zingen zou: trek overschoenen aan, gewijde grond der Vad'ren ...", zeiden toenmaals, het was in 1805 de Geoctroyeerden" van de regendigting": trekt onze waterdichte regen jassen aan, gij vaderlanders, die uw leven en uw gezondheid lief hebt als u zelven ..." *** Een zekere heer J. Maryt, wonende te Boscoop, die namens de geoctroyeerden de regendigting" exploiteeren zou, verspreidde in het jaar 1805 een curieus en thans waar schijnlijk allerzeldzaamst reklameboekje, waar uit we niet na kunnen laten het een en ander aan te halen. Wy lezen dan op de eerste bladzijden den lof der Wetenschap. Niet echter der Weten schap van klassieken bodem, met uil en epeer en Medusa-schild; niet de Wetenschap met kap en degen en lauwertak voor den jongen doctor theologiae". O lieve neen! Het is hier de Wetenschap in dienst van den productor sapiens", den wijzen producent, die beslag legt op de werkkracht en het vindingsgeluk vanden stillen vorecher naar de geheimen der Natuur: kortom, het is de lof die hier, in den dageraad van de negentiende eeuw gezongen wordt in een reklameboekje, op de toegepaste wetenschap, «Ie nuttige wetenschap in dienst der industrie, in dienst der nieuwe productie-vormen Ook op haar heeft de industrieel beslag gelegd, of, zooals het daar fraaier te lezen staat; het oog des Beleerden heeft zich mede gaan vestigen op de bezigheden zijner nijvere medeburgeren, tfitt meer geheel in af gelrokken beipiegelingen weggezonken, of bij uitsluiting alleen aan hoogere bedoelingen vastgehecht, hebben zij t.r naauwemood een blik geslagen op de bedrijvtn der arbeidende nijverheid, of de verbazendste verbeteringen zijn der Fabrijken en Tiafijken ah in etn oogwenk toegevoegd." De regendigting" is mede een dier ver bazende verbeteringen, waaraan de nijvere geleerdheid stof en leven gaf; en wel het vak der opgehelderde scheikunde". Men bedenke, dat wy' hier in een tyd verkeeren, die zich zeer serieus inliet met het vraagstuk, hoe menschen langs chemischen weg te maken; een tyd, die de eerste lucht ballons zag opstijgen; een tijd, die het dierlijk magnetisme, de phrenologie en dergelijke, als wetenschappelijke sport beoefende. Wij verkeeren hier, kortom, in de idealistische jeugd der natuurwetenschappen.... *** Doch thans de reklame. Het spreekt wel van zelf, dat men niet kan volstaan met de mededeeling, dat de regendigting" nuttig ie, uiterst weldadig voor elk ende een, voor menscb ende vee. De lezer blij?e gespaard voor de opsomming der diverse groepen, klassen, standen van de samenleving en van het bestiaal, welke alle gebaat zullen zijn met een waterdicht kleed. Wij volstaan met het summa snmmarnm van de alinea, die de reklame-episode besluit: in n woord, dtze, en koe vele andere volks klassen meert zal een regendigte jas, of rok, of buis voor vele ongemakken en ziekten behoeden, waardoor nu zoo velen met vrouw en kinderen ongelukkig worden, en de hospitalen van het gejammer van ellendigen weergalmen, tot «erachtering van 's lands dienst en bezwair zijner finantien." Men leert hieruit, dat het sociale en poli tieke vraagstuk eigenlyk tot een kwestie van klimaat behoort te worden teruggebracht. De heer Maryt te Boscoop is eerly k genoeg, hoewel het onze vaderlandsliefde spijt, de palm der eere voor deze weldadige regen digting" niet voor zijn committenten op te eischen, doch aan Engeland af te staan. Maar, er ig regendigting" n regendigtinij"! Wij bedoelden verder ie komen dan onze Voorgang en gebleven waren. Wij bedtelden te beginnen, waar zij geëindigd hadden, en daar te eindigen, waar zij even verre van ons zouden afzijn, als die genen van hun zijn verwijderd, welke nooit van eenige rigendigting gehooid hebben." Met deze koene woorden worden wij in geleid in de reeks van proefnemingen, die de aanvrage om octiooij vooraf gingen. Ook omdat de genomen proeven met de bereide stofien zoo weinig verschillen van de proeven zooals die heden ten dage nog in magazijnen voor heerenkleeding voor de ramen te zien zyn, volge hier een langer citaat. Een lap laken op een bierglas gezet, fijn linnen, neteldoek, zoo ijl dat men door hetzelve, ja door het dubbel de courant kan lezen, water daar op gegoten, met spelden op vele plaatsen doorstoken, en zonder doorsiepering bevonden, voldeed ons niet, schoon het water op het laken en linnen vele dagen, en op het neteldoek vele uren staan bletj. Met WARM water op linnen, en KOKEND, op laken, dezelfde proeven, en wel met denzelfden gunstigen uitilag herhaald, scheen ons, ofschoon zulks dan ook aller verwondering ten top moet voeren, echter niet te zijn, hetgeen het zijn moest. Op een lap laken tien pond water gtzet met een colom van vier a vijf duim, in de buitenlucht zeer lang laten staan, met dat gevolg, dat 'r niets doorliep, maar al het water door de zon opdroogde; deze'en ontelbare proe ven van gelijken aard, overtuigden on» wel van de groote tracht onzer bereiding, maar waren niet overeenkomstig aan den regen..." Dan de klap op den vuurpijl: Wij hebben dus ten laatste onzen toevlugt genomen tot den Gieter, den gewonen Tuingieter, die, ofschoon met de kleinste gaatje» voorzien, zoowel om de hoeveelheid derzelve, al» omdat zij stralen, maar geen drup geven, echter nog Schets plattegrond van het ontwerp motto Place Royal bekroond met een vierden prijs. IMtlllllllllllllllllllMnilllllMltlllllllMIIIIIIIIIIIIMIIIIIMHIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllltnilllllltlllllllllllllllllllllllil oneindig sterker werken doet dan de zwaarste regens. Wij hebben de kop van zulk een Gieter in een ton vastgemaakt, en deze op eene hoogte gezet. En onze regendigte Lakens, een man op de schouder» als een mantel omgehangen, en op twee & drie voeten afstands onder deze gieting gesteld, hebben, naar hunne onderscheidene kwaliteiten, HONDERD, DRIE HONDEBD, VIJF HONDERD tot ZEVEN HONDERD EMMERS WOter, op deze wijze ui'-gegoten, ontvangen en wederitaan, zonder eenen drup door te laten..." Nietwaar, wij worden langzamerhand be nieuwd naar de namen der uit vinders-geoc troyeerden dezer verbluffende ontdekking. Slaan wy het Register der resolutiën van Hun Hoog Mogenden, vertegenwoordigende het Bataafsche Gemeenebest" over 1805 op, zoo vernemen wy op blz. 48, dat in de ver gadering van 10 Juli een aanvrage om octrooy voor eene regendigting" is ingekomen, en dat in diezelfde vergadering aan de heeren Busch, Van Hengst, De Crane, Cremers en Six opgedragen is geworden, de aanvrage nader te onderzoeken. Reeds den Hen Juli werd conform de ge dane commissoiiale voordracht besloten: (blz. 72) dat aan de Supplianten PIETEB VKEEDB, DANIEL CRAANKN en CHARLES MOKK, wonende te Leijden, derzelver Erven of regt verkrijgende, zal worden verleend Octroij, om gedurende den tijd van twaalf eerstkomende en achtereenvolgende jaren, allén en met uitsluiting van alle andere, binnen de Bataafsche Republiek Lokenen, en andere Wollen stoffen, grove Linnen en Hoeden op zoodanige wijze als zij zullen goedeinden regendigt te maken, of te doen maken, mits echter de Supplianten ook hier van laten jouisseren de Hoeden Fabrijk van PRONKERT AERTS en Comp tot dusverre geëtablissetrd te Amers foort, en wel in dier vo gen als zij ten nutte van derzelver Hoeden Fabrijk 'met Docter 3. A. BENNET zijn overeengekomen"; enz. enz. De verleening van het octrooy zelf is 16 Juli 1805 gedateerd. Wie waren de genoemde heeren ? De eerstonderteekenaar PIETER VREEOE (geb. 8 Oct. 1750 te Leiden) was de bekende patriotische politicus, daarenboven, en het zal meer in deze kwaliteit zyn, dat hy zich bij de regendigting" geïnteresseerd voelde, ? lakenfabrikant te Tilburg. Omstreeks 1805 had hij eenige proeven" over de verheffing van de inlandsche industrie uitgegeven. Den tweeden onderteekenaar, DANIEL CRAANEN ontmoeten wij straks nader. De derde onderteekenaar, CHARLES MOKE schijnt niet tot Neérlands illustere mannen te bebooren. Docter J. A, BENNBT daarentegen is de zeer bekende natuurkundige uit den aanvang der 19e eeuw, die door de Leidsche en Geldersche Hoogeechool voor een professoraat tot tweemalen toe werd aangezocht en ten slotte over gehaald een leerstoel te Leiden te aanvaarden in de landhuishoudkunde. De uitvinder der regendigting schijnt echter DANIEL GRAAN EN te zyn geweest, blijkens het volgende: In hetzelfde jaar 1805, waarin het octrooij door de Hoogmogenden aan J. Maryt c.s, wordt verleend, loofde de welbekende haarlemsche Nationale Nederlandsche Huis houdelijke Siaatschappye", thans de Maat schappij van Nijverheid", een premie uit van de 2e gouden medalje en 25 dueaten, of 50 ducaten baar, voor dengeen, die het engelsche middel van het waterdichten praktisch wist toe te passen op inlandsche lakens enz. En slaat men de Resolntiën" op van bovengenoemde Maat schappij e, onderwijl ver. noemd tot Hollandsche Huishoudelijke", dan vindt men onder het jaartal 1807, dat zich een inzender heeft aangemeld onder de zinspreuk Application de la chemie aux arts", die behalve het gevraagde, ook linnen en papier aanbiedt te waterdichten. En een eind verder leest men, dat de ge lukkige bekroonde is: DANIEL CRAANKN, lid van het Collegium eheinico pharmaceuticnm te Parijs en Medicinae Studiosus te Leiden; N. B. thans doctor in de geneeskunde te Rotterdam, lid dezer Maatschappij e." De zinspreuk van den bekroonden inzender klopt, wat wereld- en wetenschap-beschou wing betreft, wonderwel met de ontvouwde reklame-rhetoriek in den aanhef der curiense brochure. Ook CBAANEN was een ijverig be oefenaar der natuur- en scheikunde. Hoe lang echter duurt aardsche roem ? In het onderhavige geval kan men zeggen: slechts voor den tyd, dat er octrooy op is verleend. In 1817 liep het twaalfjarig octrooy af. Slaan we nu de geelgeworden bladzijden van onze eerwaarde Staatscourant" van 23 Augus tus 1818 (no. 198) op, dan vinden we daar, alsof er geen regendigting" en geen Daniel Craanen bestaan hadden, en alsof er nooit een 2e gouden medalje ware uitgereikt door een Hollandsche Huishoudelijke Maatschap pij" (toen, in 1815 alweer van naam veran derd ; als Nederlandsche Huishoudelijke'): ik zeg, dan vinden we daar een Berigt, betrekkelijk de informatien, welke kunnen bekomtn worden, nopens zeker geheim om stoffen en papier voor water ondoordringbaar te maken.'1 Het is onze zuidelijke broeder, vijandiger nagedachtenisse, de heer J. B. MONS te Brussel, die daartoe een geheim middel heet te heb ben uitgevonden; een middel, dat ditmaal door de Koninklijke Maatschappij van Weten schappen en Fraaye Letteren te Brussel onderzocht en voldoende bevonden werd. Inlichtingen waren voor belanghebbenden te bekomen bij h«t Ministerie voor het Publiek Onderwijs, de Nationale Nijverheid en Kolo niën". De waterdichting schijnt in deze jaren veel aanlokkelijks te hebben bezeten. 6 Juli 1818 wordt een octrooy van 5 jaren verleend aan Mr. DE REIFFENBKRO te Brussel, op het vervaardigen van voor het water ondoordringbare hoeden. 15 October 1822 aan den heer A. N. VANHANSWIJK te Amsterdam een octrooy van 5 jaren op de uitvinding van een verbeterd behangselpapier, bestand tegen water en ander vocht... Wat leert dit alles anders, dan dat zelfs onze huidige waterproofs" en ons sanitair behang" óók al niets nieuws zyn onder den ... regen? G. Van ien splinter en de balt Uit Met Louis Bouwmeester naar Keulen", feuilleton in het Algemeen Handelsblad van 26 Februari L908, geschreven door Jan Feith : CIPRIANO ('ASTRO, President van Venezuela.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl