Historisch Archief 1877-1940
No. 1623
DE A M S T K U D A M M E ii \V E E K B L A l) VOO R N E L) K U L A N I).
A en Y, ontwerp van den heer W. van Boven.
Place Royal, ontwerp van den heer H. v. d. Vijgh.
Schets plattegrond van het ontwerp motto A en Y (monogram)
bekroond met een vierden prys.
thans voor onteigening aangevraagde
huizenkomplexen daarvoor uit te kiezen
en over hetgeen het resultaat van deze
prijsvraag hieromtrent te leeren zou kun
nen geven, willen wij thans niet verder
ingaan.
Alleen zij de wensen uitgesproken, dat
dit initiatief van het gemeentebestuur,
het Damvraagstuk een groote schrede
nader tot zij a oplossing zal hebben ge
bracht.
Ten slotte willen wij er aan herinneren,
dat de heer v. d. Meij is de ontwerper
van het ontwerp Forum Amstelodamum
en de heeren Gebrs. v. Gendt, Ed.
Cuypers, W. van Boven en H. v. d. Vijgh
respectievelijk van: In 't hartje der stad,
Gysbrecht v. Aemstel, A en Y (mono
gram) en Place Royal.
Am er s f. 29 Juli 1908. T. SANDERS.
<4imttmiiiiiiiiiiititHmiiiiiiiHiiiiiiMiumriiHmitiiHiHiiiiHHMiinmmiimiMM
IIIIIHIUMHIHIIIIIimillimiHIIIMIIMIIIIMHIHIIIIIMHIIIIIIIHIII
RottertamseBe Knnstlrini (Notitie:).
Deze tentoonstelling ia een mengeling van
schilderyen uit collecties, en uit de eigen
dommen van kunsthandelaars. Het is m. i.
een eigenaardige mengeling; ook in anderen
zin. Ze bevat veel dat de moeite waard is,
zonder n standaardwerk te toonen; andere
?dingen zjjn eigenlyk zonder belang in het
geheele werk van d-»n maker. Het portretje
?van A. Allebéuit 1863 is uit hetzelfde jaar
?la het gezonken vaartuig: een uitvinder die
alle berekeningen ziet mislukken. In beide
vindt ge, gelijke kleurtjes een blauwend groen,
?een rood, een bruin opnieuw ia er de
vraag: wat is de psychische waarde der
?kleuren'? Een Baner uit 1884 een vrouwen.
.figuurtje is zoet gerypt: de andere: Tanger,
«n de Pateis-ingang zijn van het meer be
kende gedeelte van zijn werk; bij de Paleis
ingang hindert het ie décorachtige van het
.gedeelte, de poort vooraan. Suze Robertsen
bly'kt te donker in beide, in bet Figuur, in
het Stilleven. Haar groote stilleven met de
Jtimkommer bljjft een der beste werken in
?de herinnering en niet dikwijls
overtroSen. De De Bock is niet belangrijk.
Bosboom's schilderijen blijken de geringere
?te zijn, gezien, en doordacht tegenover zjjn
aquarellen en zijn teekeningen. Van Oe
schilderijen hier (jaat de bekoring niet uit
?die de andere hebben: ze missen de noodige
bewogen doorschijnendheid. Het kanonschot
van de Breitner's blykt het beste. In de
Kaaiwerkers hindert de groep der twee
mannen op den voorgrond; het beste gedeelte
is de ophaalbrug; het Japansch mei-je''kon
meer kamer atmospheer hebben. Daalhoft's
kleuren zy'n zonder diepte.
Er zijn 6 (Jabriël's. No. 26 de Waterval?
mist de eigenschappen juist van dezen
schilder: klaarheid, en doorscbynendheid,
-diepte. Het dunkt me in andere opzichten
niet belangrijk.
Eigenaardig, met bekoring, is de Morgen
nevel uit 1866. Niet zoo groot als later, maar
met een bewogen, melodisch iets er in dat
hy in een andren ochtend, m 3t den meerkoet,
in klaarder kleur zou geren. De compositie
is ryk, en ontroerd. De Weilanden, het Pol
derlandschap, en bet Dijkje, zijn bekender
soort; het landachapje met Molen, met het
bedaagde groen, is een oud schilderijtje met
een klare vi ede-volheid. In al Gabriël's
(Schilderyen it echtheid, puntigheid teeeren;
ze zijn buiten de modes, hoewel niet van den
eersten rang. Als bij veel schilderwerk zijn
%y hem ook de voorgronden te groot. Ik
begrijp niet waarom de Vincent van Gogh's
nooit beter ingelijst worden. Ik weet dat de
schilder die witte lijsten zocht zooals menig
een dat een tyd deed maar er zijn veel
werkeu die door een gouden lijst aan
werklyke rijkheid, zouden winnen. Daarenboven
is het zeer wel mogelijk dat de schilder
van die theorie dier witheid lang ware
teruggekomen. Deze quaestie der lijsten trof
me eveneens toen ik bij Van Gogh (den
Haag) een collectie zag. De schilderijen van
hem leken alle op een koopje gelijst toch
zijn de prijzen niet meer laag. Ik noem van
het werk hier 't landschap te A r Ie s. De Rijn,
1907, van 'Hart Nibbrig met den voorgrond
waarachter boomen nog vooraan over de
heele breedte van het werk, is een eigenaardig
werk als samenstel. De kleur moest voller.
Haverman, Jozef Israëls, Isaac Israëls geven
geen aanleiding tot opmerkingen. Kamerlingh
?Onnes portret van het jongetje (No. 42) is te
uiterlijk chic. Vooral het lichaampje zit niet
genoeg gegeven in de kleeren.
Het stadsgezicht van J. Maria heeft een
gouden rijkdom in zyn rustig kleurgeheel;
over de diepte-werking in zijn schilderijen
mocht ik een andermaal uitvoeriger schrijven.
Verder zijn hier de badende vrouwen, een
onderwerp dat hij rijker schilderde. Van M.
Maria een kop uit '57. Van W. Maria naast
het oude, Drielscbe Veer, een schilderij
Koeien aan de Vaart, dat het getijde volop
geeft. Van A. Ma ,ve is de studie Koe in de
Weide, rechts op zij gezien van achter een
goede studie. P. Meiners 2 stillevens, dik
wijls door mij geprezen, zijn weer te prijzen :
No. 61 om de grootheid, No. 62 om de
innigheid. De Moor's kleur overtreft zijn
bouw en zijn vorm; ze moest meer diepte
hebben. Neuhuys is, met gedeelten, een zeer
ry'pe schildering. Toorop'g Broek in Water
land ('89) mist voldoende constructie, terwijl
de stemming niet zoo vol is, als ik hoopte;
de stillevens van Van der Valk zjjn licht-loos,
Verster's Rozen, en Tomaten zyn te roemen
(No. 79 en No. 83), de Doove Boek mist vorm,
is te plat. J. H. Weissenbuch's Boerenwi ning
in het duin, is fijn en vast van kleur; de
Poldervaart kon doorvoelder zijn in zijn
weliger kleur. Wig«ers Stillevens zijn stijf,
zonder meening; die van de Zwart zwaar in
zijn kleut etc.
PLASSCHAERT.
Een enkel woord ov«r Reproductie"; tot
slot. Ik bad het erbij gelaten zoo het ant
woord van den heer R W. P. de Vries Jr.
zonder draaierijen ware gebleven. Hij begon
eerst met ongeveer het sponningverlies"; ik
zie met genoegen dat hij dat heeft laten
varen. Hij begint nu met een mislukte photo
waarnaar geen reproductie te maken is,
natuurlijk. Ten laatste: ik had mij niet tot
de redactie van E. te wenden: zy beging de
fout want zy ig tot en met het verschijnen ver
antwoordelijk.
uit Onie Dooztn."
i.
BERIGT AANGAANDE EENE REGENDIGTIXH".
Men zal, zoo op het allereerste gezicht,
niet dadelijk weten waar het om gaat. Ik be
twijfel zelfs, of ieder zonder spellen en tellen
direkt den j uiaten klemtoon op het zonder
linge woord regendigting" zal weten te
leggen
Een gedicht op den regen? Op den
Meiregen, waarin we allen gelpopen hebben, om
gróóter te worden ? Op den regen, den zegen,
die vier boerinnetjes ten val bracht?
Toch niet.
Laat ik dan zeggen, dat lang reeds vóór
De Gen eet et zijn boutade op het land van
mest en mist", met zyn konden, natten
regen" dichtte, er een nog oudere regen
digting" ons kleumend vaderland is aange
boden. Zooals De Genestet eenmaal zingen
zou: trek overschoenen aan, gewijde grond
der Vad'ren ...", zeiden toenmaals, het
was in 1805 de Geoctroyeerden" van de
regendigting": trekt onze waterdichte regen
jassen aan, gij vaderlanders, die uw leven
en uw gezondheid lief hebt als u zelven ..."
***
Een zekere heer J. Maryt, wonende te
Boscoop, die namens de geoctroyeerden de
regendigting" exploiteeren zou, verspreidde
in het jaar 1805 een curieus en thans waar
schijnlijk allerzeldzaamst reklameboekje, waar
uit we niet na kunnen laten het een en
ander aan te halen.
Wy lezen dan op de eerste bladzijden den
lof der Wetenschap. Niet echter der Weten
schap van klassieken bodem, met uil en epeer
en Medusa-schild; niet de Wetenschap met
kap en degen en lauwertak voor den jongen
doctor theologiae".
O lieve neen! Het is hier de Wetenschap in
dienst van den productor sapiens", den wijzen
producent, die beslag legt op de werkkracht
en het vindingsgeluk vanden stillen vorecher
naar de geheimen der Natuur: kortom, het
is de lof die hier, in den dageraad van de
negentiende eeuw gezongen wordt in een
reklameboekje, op de toegepaste wetenschap,
«Ie nuttige wetenschap in dienst der industrie,
in dienst der nieuwe productie-vormen
Ook op haar heeft de industrieel beslag
gelegd, of, zooals het daar fraaier te lezen
staat; het oog des Beleerden heeft zich mede
gaan vestigen op de bezigheden zijner nijvere
medeburgeren, tfitt meer geheel in af gelrokken
beipiegelingen weggezonken, of bij uitsluiting alleen
aan hoogere bedoelingen vastgehecht, hebben zij
t.r naauwemood een blik geslagen op de
bedrijvtn der arbeidende nijverheid, of de
verbazendste verbeteringen zijn der Fabrijken en
Tiafijken ah in etn oogwenk toegevoegd."
De regendigting" is mede een dier ver
bazende verbeteringen, waaraan de nijvere
geleerdheid stof en leven gaf; en wel het
vak der opgehelderde scheikunde".
Men bedenke, dat wy' hier in een tyd
verkeeren, die zich zeer serieus inliet met het
vraagstuk, hoe menschen langs chemischen
weg te maken; een tyd, die de eerste lucht
ballons zag opstijgen; een tijd, die het dierlijk
magnetisme, de phrenologie en dergelijke, als
wetenschappelijke sport beoefende. Wij
verkeeren hier, kortom, in de idealistische jeugd
der natuurwetenschappen....
***
Doch thans de reklame.
Het spreekt wel van zelf, dat men niet
kan volstaan met de mededeeling, dat de
regendigting" nuttig ie, uiterst weldadig voor
elk ende een, voor menscb ende vee. De lezer
blij?e gespaard voor de opsomming der
diverse groepen, klassen, standen van de
samenleving en van het bestiaal, welke alle
gebaat zullen zijn met een waterdicht kleed.
Wij volstaan met het summa snmmarnm van
de alinea, die de reklame-episode besluit:
in n woord, dtze, en koe vele andere volks
klassen meert zal een regendigte jas, of rok, of
buis voor vele ongemakken en ziekten behoeden,
waardoor nu zoo velen met vrouw en kinderen
ongelukkig worden, en de hospitalen van het
gejammer van ellendigen weergalmen, tot
«erachtering van 's lands dienst en bezwair zijner
finantien."
Men leert hieruit, dat het sociale en poli
tieke vraagstuk eigenlyk tot een kwestie
van klimaat behoort te worden teruggebracht.
De heer Maryt te Boscoop is eerly k genoeg,
hoewel het onze vaderlandsliefde spijt, de
palm der eere voor deze weldadige regen
digting" niet voor zijn committenten op te
eischen, doch aan Engeland af te staan.
Maar, er ig regendigting" n regendigtinij"!
Wij bedoelden verder ie komen dan onze
Voorgang en gebleven waren. Wij bedtelden
te beginnen, waar zij geëindigd hadden, en daar
te eindigen, waar zij even verre van ons zouden
afzijn, als die genen van hun zijn verwijderd,
welke nooit van eenige rigendigting gehooid
hebben."
Met deze koene woorden worden wij in
geleid in de reeks van proefnemingen, die
de aanvrage om octiooij vooraf gingen. Ook
omdat de genomen proeven met de bereide
stofien zoo weinig verschillen van de proeven
zooals die heden ten dage nog in magazijnen
voor heerenkleeding voor de ramen te zien
zyn, volge hier een langer citaat.
Een lap laken op een bierglas gezet, fijn
linnen, neteldoek, zoo ijl dat men door hetzelve,
ja door het dubbel de courant kan lezen, water
daar op gegoten, met spelden op vele plaatsen
doorstoken, en zonder doorsiepering bevonden,
voldeed ons niet, schoon het water op het laken
en linnen vele dagen, en op het neteldoek vele
uren staan bletj. Met WARM water op linnen,
en KOKEND, op laken, dezelfde proeven, en wel
met denzelfden gunstigen uitilag herhaald, scheen
ons, ofschoon zulks dan ook aller verwondering
ten top moet voeren, echter niet te zijn, hetgeen
het zijn moest. Op een lap laken tien pond
water gtzet met een colom van vier a vijf duim,
in de buitenlucht zeer lang laten staan, met dat
gevolg, dat 'r niets doorliep, maar al het water
door de zon opdroogde; deze'en ontelbare proe
ven van gelijken aard, overtuigden on» wel van
de groote tracht onzer bereiding, maar waren
niet overeenkomstig aan den regen..."
Dan de klap op den vuurpijl:
Wij hebben dus ten laatste onzen toevlugt
genomen tot den Gieter, den gewonen Tuingieter,
die, ofschoon met de kleinste gaatje» voorzien,
zoowel om de hoeveelheid derzelve, al» omdat
zij stralen, maar geen drup geven, echter nog
Schets plattegrond van het ontwerp motto Place Royal
bekroond met een vierden prijs.
IMtlllllllllllllllllllMnilllllMltlllllllMIIIIIIIIIIIIMIIIIIMHIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllltnilllllltlllllllllllllllllllllllil
oneindig sterker werken doet dan de zwaarste
regens. Wij hebben de kop van zulk een Gieter
in een ton vastgemaakt, en deze op eene hoogte
gezet. En onze regendigte Lakens, een man op
de schouder» als een mantel omgehangen, en
op twee & drie voeten afstands onder deze gieting
gesteld, hebben, naar hunne onderscheidene
kwaliteiten, HONDERD, DRIE HONDEBD, VIJF
HONDERD tot ZEVEN HONDERD EMMERS WOter,
op deze wijze ui'-gegoten, ontvangen en
wederitaan, zonder eenen drup door te laten..."
Nietwaar, wij worden langzamerhand be
nieuwd naar de namen der uit vinders-geoc
troyeerden dezer verbluffende ontdekking.
Slaan wy het Register der resolutiën van
Hun Hoog Mogenden, vertegenwoordigende
het Bataafsche Gemeenebest" over 1805 op,
zoo vernemen wy op blz. 48, dat in de ver
gadering van 10 Juli een aanvrage om octrooy
voor eene regendigting" is ingekomen, en
dat in diezelfde vergadering aan de heeren
Busch, Van Hengst, De Crane, Cremers en
Six opgedragen is geworden, de aanvrage
nader te onderzoeken.
Reeds den Hen Juli werd conform de ge
dane commissoiiale voordracht besloten: (blz.
72) dat aan de Supplianten PIETEB VKEEDB,
DANIEL CRAANKN en CHARLES MOKK, wonende
te Leijden, derzelver Erven of regt verkrijgende,
zal worden verleend Octroij, om gedurende den
tijd van twaalf eerstkomende en achtereenvolgende
jaren, allén en met uitsluiting van alle andere,
binnen de Bataafsche Republiek Lokenen, en
andere Wollen stoffen, grove Linnen en Hoeden
op zoodanige wijze als zij zullen goedeinden
regendigt te maken, of te doen maken, mits
echter de Supplianten ook hier van laten
jouisseren de Hoeden Fabrijk van PRONKERT AERTS
en Comp tot dusverre geëtablissetrd te Amers
foort, en wel in dier vo gen als zij ten nutte van
derzelver Hoeden Fabrijk 'met Docter 3. A.
BENNET zijn overeengekomen"; enz. enz.
De verleening van het octrooy zelf is 16
Juli 1805 gedateerd.
Wie waren de genoemde heeren ? De
eerstonderteekenaar PIETER VREEOE (geb. 8 Oct.
1750 te Leiden) was de bekende patriotische
politicus, daarenboven, en het zal meer
in deze kwaliteit zyn, dat hy zich bij de
regendigting" geïnteresseerd voelde, ?
lakenfabrikant te Tilburg. Omstreeks 1805 had
hij eenige proeven" over de verheffing van
de inlandsche industrie uitgegeven.
Den tweeden onderteekenaar, DANIEL
CRAANEN ontmoeten wij straks nader. De derde
onderteekenaar, CHARLES MOKE schijnt niet
tot Neérlands illustere mannen te bebooren.
Docter J. A, BENNBT daarentegen is de zeer
bekende natuurkundige uit den aanvang der
19e eeuw, die door de Leidsche en Geldersche
Hoogeechool voor een professoraat tot
tweemalen toe werd aangezocht en ten slotte over
gehaald een leerstoel te Leiden te aanvaarden
in de landhuishoudkunde.
De uitvinder der regendigting schijnt echter
DANIEL GRAAN EN te zyn geweest, blijkens het
volgende:
In hetzelfde jaar 1805, waarin het octrooij
door de Hoogmogenden aan J. Maryt c.s,
wordt verleend, loofde de welbekende
haarlemsche Nationale Nederlandsche Huis
houdelijke Siaatschappye", thans de Maat
schappij van Nijverheid", een premie uit van
de 2e gouden medalje en 25 dueaten, of 50
ducaten baar, voor dengeen, die het
engelsche middel van het waterdichten praktisch
wist toe te passen op inlandsche lakens enz.
En slaat men de Resolntiën" op van
bovengenoemde Maat schappij e, onderwijl ver.
noemd tot Hollandsche Huishoudelijke",
dan vindt men onder het jaartal 1807, dat
zich een inzender heeft aangemeld onder
de zinspreuk Application de la chemie aux
arts", die behalve het gevraagde, ook linnen
en papier aanbiedt te waterdichten.
En een eind verder leest men, dat de ge
lukkige bekroonde is: DANIEL CRAANKN, lid
van het Collegium eheinico pharmaceuticnm
te Parijs en Medicinae Studiosus te Leiden;
N. B. thans doctor in de geneeskunde te
Rotterdam, lid dezer Maatschappij e."
De zinspreuk van den bekroonden inzender
klopt, wat wereld- en wetenschap-beschou
wing betreft, wonderwel met de ontvouwde
reklame-rhetoriek in den aanhef der curiense
brochure. Ook CBAANEN was een ijverig be
oefenaar der natuur- en scheikunde.
Hoe lang echter duurt aardsche roem ? In
het onderhavige geval kan men zeggen: slechts
voor den tyd, dat er octrooy op is verleend.
In 1817 liep het twaalfjarig octrooy af.
Slaan we nu de geelgeworden bladzijden van
onze eerwaarde Staatscourant" van 23 Augus
tus 1818 (no. 198) op, dan vinden we daar,
alsof er geen regendigting" en geen Daniel
Craanen bestaan hadden, en alsof er nooit
een 2e gouden medalje ware uitgereikt door
een Hollandsche Huishoudelijke Maatschap
pij" (toen, in 1815 alweer van naam veran
derd ; als Nederlandsche Huishoudelijke'):
ik zeg, dan vinden we daar een Berigt,
betrekkelijk de informatien, welke kunnen
bekomtn worden, nopens zeker geheim om stoffen
en papier voor water ondoordringbaar te maken.'1
Het is onze zuidelijke broeder, vijandiger
nagedachtenisse, de heer J. B. MONS te Brussel,
die daartoe een geheim middel heet te heb
ben uitgevonden; een middel, dat ditmaal
door de Koninklijke Maatschappij van Weten
schappen en Fraaye Letteren te Brussel
onderzocht en voldoende bevonden werd.
Inlichtingen waren voor belanghebbenden te
bekomen bij h«t Ministerie voor het Publiek
Onderwijs, de Nationale Nijverheid en Kolo
niën".
De waterdichting schijnt in deze jaren veel
aanlokkelijks te hebben bezeten.
6 Juli 1818 wordt een octrooy van 5 jaren
verleend aan Mr. DE REIFFENBKRO te Brussel,
op het vervaardigen van voor het water
ondoordringbare hoeden.
15 October 1822 aan den heer A. N.
VANHANSWIJK te Amsterdam een octrooy van
5 jaren op de uitvinding van een verbeterd
behangselpapier, bestand tegen water en
ander vocht...
Wat leert dit alles anders, dan dat zelfs
onze huidige waterproofs" en ons sanitair
behang" óók al niets nieuws zyn onder den ...
regen? G.
Van ien splinter en de balt
Uit Met Louis Bouwmeester naar Keulen",
feuilleton in het Algemeen Handelsblad van
26 Februari L908, geschreven door Jan Feith :
CIPRIANO ('ASTRO, President van Venezuela.